2e Herziening Aansluiting A20 Moordrecht
Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas
Vastgesteld op 30-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 2e Herziening Aansluiting A20 Moordrecht van de gemeente Zuidplas.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.BP2eherzA20-Va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 verbeelding
de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 kaartblad, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.
1.4 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.5 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.6 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.7 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.11 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.12 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.13 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.14 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.15 horecabedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.16 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.17 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.18 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.19 voorzieningen van openbaar nut
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een horecabedrijf met horeca uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen, kunstwerken, voorzieningen van openbaar nut, waterlopen en waterpartijen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, alsmede opstelstroken, voet- en fietspaden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer', tevens voor railverkeer;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals onderdoorgangen, waterlopen en waterpartijen, oeververbindingen (bruggen), duikers, straatmeubilair, voorzieningen van openbaar nut, geluidswerende voorzieningen, kunstwerken, bermen en beplantingen, groenvoorzieningen en voorzieningen gericht op het tegengaan van lichthinder.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
- c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 20 m;
- d. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt ten hoogste 10 m;
- e. de bouwhoogte van bouwwerken voor de wegaanduiding bedraagt ten hoogste 10 m;
- f. de bouwhoogte van het straatmeubilair bedraagt ten hoogste 4 m;
- g. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de spoorweginfrastructuur bedraagt ten hoogste 10 m;
- h. de maximale doorrijhoogte van de tunnel bedraagt ten hoogste 3,5 m;
- i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2 sub b, ten behoeve van een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
4.4 Specifieke gebruiksregel
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen en waterpartijen;
- d. oeververbindingen en bruggen;
- e. duikers;
- f. kunstwerken;
- g. bermen en beplantingen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. infiltratievoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
5.3 Specifieke gebruiksregel
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 6 Leiding - Gas
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste40 bar.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (artikel 6.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Leiding - Riool
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een afvalwatertransportleiding met een diameter van ten hoogste 500 mm.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Bestaande afstanden en andere maten
- a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dat in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. ingeval van herbouw is het bepaalde in a uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van hoogtematen met ten hoogste 10%, met uitzondering van de reclamemast als bedoeld in artikel 3.2.2 sub d.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Bestemmingsgrenzen
12.2 Leidingen
12.3 Waarde archeologie
Artikel 13 Werking Wettelijke Regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 2e Herziening Aansluiting A20 Moordrecht'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Voor de nieuwe aansluiting van Moordrecht op de rijksweg A20 is het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' opgesteld. Hierin is de verplaatsing van afslag 18 van de A20 mogelijk gemaakt. In het technisch wegontwerp (zie figuur 2.1) is voor fietsverkeer en (beperkt) autoverkeer een tunnel onder het spoor opgenomen. Bij de nadere uitwerking van de plannen is het ontwerp van de tunnel aangepast. Hierbij is de tunnel rechtgetrokken ten opzichte van het eerdere ontwerp. Hierdoor ontstaat enerzijds een betere aansluiting op de Middelweg en anderzijds meer ruimte voor het wegrestaurant Pleisterplaats Moordrecht. Op het terrein van het wegrestaurant wordt tevens een MacDonalds gerealiseerd met een bijbehorende reclamemast. Deze reclamemast wordt gerealiseerd aan de noordzijde van het parkeerterrein van het wegrestaurant. Het nieuwe fastfoodrestaurant past binnen het bestaande bouwvlak en het maximum bebouwd oppervlak zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Restveen en Groene Waterparel, de reclamemast van de MacDonalds past daar niet in.
Om de verlegging van de tunnel en de uitbreiding van de locatie van het wegrestaurant mogelijk te maken wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen ter hoogte van afslag 18 langs de A20 en heeft betrekking op de gronden van het wegrestaurant Pleisterplaats Moordrecht en de gronden die nodig zijn voor de tunnel onder het spoor en de aansluiting op het oostelijk deel van de Middelweg. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
1.3 Vigerende Regeling
Voor het bestemmingsplan vigeren momenteel twee bestemmingsplannen. In de onderstaande tabel is een overzicht van deze plannen opgenomen.
bestemmingsplan | vaststelling gemeenteraad |
Restveen en Groene Waterparel | 16 december 2008 |
Aansluiting A20 Moordrecht | 27 januari 2009 |
Het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is gericht op de aanleg van de nieuwe aansluiting op de A20. Dit bestemmingsplan is voor een deel vernietigd door de Raad van State. Om tegemoet te komen aan het besluit van de Raad van State is een herziening vastgesteld 'Aansluiting A20 Moordrecht, reparatie'. Hierin is het vernietigde deel opnieuw onderbouwd en bestemd. Deze eerste herziening heeft geen betrekking op het plangebied van dit bestemmingsplan.
De gronden die nu deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Restveen en Groene Waterparel' hebben ter plaatse van het wegrestaurant een horecabestemming en zijn als zodanig bestemd, terwijl de gronden aan de zuidwestkant van de Middelweg agrarisch in gebruik zijn met een daarop afgestemde bestemming.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding bevat hoofdstuk 2 de huidige situatie en de beoogde ontwikkeling. Vervolgens beschrijft hoofdstuk 3 een samenvatting van het relevante beleidskader. Hoofdstuk 4 gaat in op de sectorale onderzoeken. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de juridische regeling. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Aan de orde komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Het Plangebied
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied maakt deel uit van het gebied rondom afslag 18 Moordrecht van de rijksweg A20. Vanwege een slechte doorstroming op de A20 wordt deze afrit naar het noorden verplaatst en wordt een deel van de N456 hiervoor verlegd. De verlegde N456 kruist dan door middel van viaducten de A20 en het spoor. De N456 kruist de A20 tussen de huidige aansluiting Moordrecht en het viaduct in de A20 over de spoorlijn.
De bestaande onderdoorgang onder de A20 wordt gehandhaafd, met dien verstande dat de doorgaande verkeersverbinding van de Middelweg ter plaatse wordt verbroken. Daarnaast wordt er een nieuwe tunnel onder het spoor gerealiseerd ten behoeve van het fietsverkeer en (beperkt) autoverkeer waaronder ten dele landbouwverkeer. De verlegging van de afrit en de aanpassingen aan de N456 zijn mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' en het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht, reparatie'.
Momenteel is de nieuwe aansluiting in voorbereiding en is de bestaande aansluiting nog open. Het plangebied wordt nog doorsneden door de provinciale weg N456. Deze kruist hier de spoorlijn Rotterdam-Gouda.
Nabij de afslag is het wegrestaurant Pleisterplaats Moordrecht gelegen. Deze is te bereiken via de Middelweg en de Eikenlaan.
2.2 Toekomstige Situatie
In de toekomstige situatie wordt de afslag van de A20 bij de Middelweg afgesloten en wordt de doorgaande route van de N456 over de Middelweg omgelegd. Hierbij blijft de huidige onderdoorgang onder de A20 ten behoeve van de aangelegen horecavoorzieningen open en wordt er voor fietsers, (beperkt) autoverkeer en landbouwverkeer een tunnel onder het spoor aangelegd. Bij de nadere uitwerking van het ontwerp is ervoor gekozen om de situering van de tunnel aan te passen en recht te trekken. Het oude ontwerp en het nieuwe ontwerp zijn weergegeven in figuur 2.1. In het nieuwe ontwerp is de tunnel haaks onder het spoor gelegd.
Door het verplaatsen van de tunnel ontstaat tussen de tunnel en het wegrestaurant Pleisterplaats Moordrecht ruimte om de parkeerplaats uit te breiden. Daarnaast wordt er op de locatie van het wegrestaurant een McDonalds gerealiseerd. Dit fastfoodrestaurant is ten noorden van het bestaande wegrestaurant geprojecteerd. De McDonalds kan worden gerealiseerd binnen de bestaande bouwmogelijkheden van het vigerend bestemmingsplan 'Restveen en Groene Waterparel'.
De verplaatsing van de aansluiting van de A20 heeft een negatief effect op de zichtbaarheid van het wegrestaurant Pleisterplaats Moordrecht en het nieuwe fastfoodrestaurant vanaf de A20. Ter bevordering van de zichtbaarheid wordt aan de noordzijde van het terrein van het wegrestaurant een reclamemast gebouwd. Deze reclamemast is door middel van een aparte omgevingsvergunning mogelijk gemaakt en in dit bestemmingsplan opgenomen. De maximum toelaatbare hoogte is hierbij bepaald op 35 m. Voor zover nodig zal met de nieuw aan te brengen beplanting met de aanwezigheid van de mast rekening worden gehouden, waardoor een goede waarneembaarheid van de mast door het verkeer op de A20 gegarandeerd is.
In het voorliggende bestemmingsplan worden binnen de bestaande maatvoering, flexibelere bouwmogelijkheden geboden door het bouwvlak te vergroten. De bebouwing zal niet dichter op de bestaande woning aan de noordzijde worden gerealiseerd dan in het vigerend bestemmingsplan mogelijk is. Ook worden geen extra bouwmogelijkheden geboden.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de verlegging van de tunnel ten behoeve van fietsverkeer en (beperkt) autoverkeer en de uitbreiding van de gronden van het wegrestaurant Pleisterplaats Moordrecht. In dit hoofdstuk worden deze ontwikkelingen getoetst aan het geldende beleid.
3.1 Rijksbeleid
Het realiseren van een nieuwe aansluiting van de N456 op de A20 is mede een uitvloeisel van het rijksbeleid dat is vastgelegd in de Nota Mobiliteit (2004) en het ZSM II Programma. Naar verwachting wordt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in het 1e kwartaal van 2012 vastgesteld. Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Deze beleidsstukken worden hieronder samengevat.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In het Besluit geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau. Voor de ontwikkelingen in deze herziening zijn geen regels opgenomen in het Barro.
Nota Mobiliteit (2004)
De Nota Mobiliteit is op 21 februari 2006 in werking getreden. Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem binnen maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving.
ZSM II Programma
ZSM staat voor: Zichtbaar, Slim, Meetbaar. Dit programma van Rijkswaterstaat moet op korte termijn zorgen voor uitbreiding van de capaciteit van een aantal snelwegen, waaronder de A20.
Conclusie
Het beleid van het Rijk zet in op een beter bereikbaar Nederland. De aanpassing van de aansluiting van de A20 maakt hier deel van uit. De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt zijn een nadere uitwerking van deze aansluiting.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
De voorgenomen realisering van de nieuwe aansluiting van de N456 op de A20 is op provinciaal en regionaal niveau verankerd en vastgelegd in het Streekplan Zuid-Holland Oost (2e partiële herziening Zuidplas d.d. 24 mei 2006) en het Intergemeentelijke Structuurplan Zuidplas (ISP, 2006).
Inmiddels zijn de provinciale Structuurvisie en Provinciale Verordening Ruimte in werking getreden.
Structuurvisie Zuid-Holland (2010)
In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. De visie is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Provinciale Verordening Ruimte (2010)
In samenhang met de Structuurvisie is de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het bestemmingsplan:
Contouren
Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met en de reeds vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie reeds mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.
Conclusie
De verplaatsing van de aansluiting van de N456 op de A20 past binnen het beleid van de provincie dat inzet op een sterkere concurrentiepositie. Bereikbaarheid is daarbij van groot belang. De aanpassing van de tunnel onder het spoor is een detailuitwerking en past ook binnen het beleid van de provincie.
Het plangebied is gelegen buiten de stedelijke contouren. Omdat hier geen sprake is van uitbreiding van bouwmogelijkheden, is het bestemmingsplan in overeenstemming met het beleid zoals is opgenomen in de provinciale beleidskaders.
3.3 Gemeentelijk Beleid
De voormalige gemeente Moordrecht (nu opgegaan in de gemeente Zuidplas) is nauw betrokken geweest bij de voorbereiding van de besluitvorming over het realiseren van een nieuwe aansluiting van de N456 op de A20. Hiervan is verslag gedaan in de toelichting van het bestemmingsplan Aansluiting A20 Moordrecht, dat is vastgesteld op 27 januari 2009. Op basis van een zorgvuldige belangenafweging heeft de gemeente Moordrecht vervolgens het bestemmingsplan Aansluiting A20 Moordrecht vastgesteld.
De aanpassing van de tunnel onder het spoor is een nadere uitwerking van de verplaatsing van de aansluiting en past daarmee ook binnen het beleid van de gemeente.
3.4 Conclusie
De voorgenomen verplaatsing van de aansluiting van N456 op de A20 past binnen het huidige en voorgestelde beleid op de verschillende bestuursniveaus. Bij het verplaatsen van deze aansluiting is rekening gehouden met de randvoorwaarden die voortvloeien uit het bovengenoemde beleid.
Het verleggen van de tunnel onder het spoor door en het vergroten van de locatie van het wegrestaurant zijn beperkte veranderingen ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met het vigerend beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Inleiding
In het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is uitgebreid onderzoek gedaan naar de noodzaak van het verplaatsen en vernieuwen van de aansluiting van de N456 op de A20 en de gevolgen hiervan voor de verkeersafwikkeling. Tevens zijn voor de relevante milieuaspecten onderzoeken uitgevoerd. De wijzigingen die het voorliggende bestemmingsplan mogelijk maakt ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan zijn marginaal. In dit hoofdstuk wordt om die reden alleen ingegaan op de wijzigingen ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan.
4.2 Verkeer En Vervoer
Hoofdwegenstructuur
De ontsluiting van het terrein van het wegrestaurant wijzigt niet ten opzichte van de eerdere ontwerpen. De situering van de nieuwe tunnel onder het spoor wordt wel aangepast. Deze tunnel is voornamelijk bedoeld voor fietsverkeer, maar kan ook worden gebruikt voor (beperkt) autoverkeer en landbouwverkeer. Landbouwverkeer is toegestaan voor zover dit verkeer niet de maximale doorrijhoogte van de tunnel van 3,5 m overschrijdt.
De aansluiting van de tunnel op de Middelweg lag in het eerdere wegontwerp tegenover het bedrijf aan de Middelweg 24. In het nieuwe wegontwerp wordt deze een aantal meters naar het zuidoosten verplaatst. Hierdoor wordt de opstelstrook voor de aansluiting op de Middelweg verlengd. Tevens komt de aansluiting tegenover de in- en uitrit van het agrarisch bedrijf te liggen, waardoor deze ook op een goede manier van de tunnel gebruik kan maken.
Duurzaam veilig
Om het aantal verkeersslachtoffers terug te dringen is in Nederland het concept 'Duurzaam Veilig' geïntroduceerd. De nieuw aan te leggen verkeersstructuur voldoet hieraan.
Conclusie
De verplaatsing van de tunnel leidt niet tot grote wijzigingen in de verkeersstructuur. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt leveren geen belemmeringen op voor de verkeersstructuur.
4.3 Milieuaspecten
Het bestemmingsplan maakt de verlegging van de tunnel mogelijk en maakt op de tussengelegen gronden aan de noordzijde van de spoorlijn de bestemming Horeca mogelijk. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening zijn in het kader van het vigerend bestemmingsplan diverse onderzoeken uitgevoerd. Omdat het hierbij om een kleine wijziging gaat ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is niet voor elk milieuaspect aanvullend onderzoek noodzakelijk. Wel wordt voor elk milieuaspect kort ingegaan op de beoogde ontwikkeling.
4.3.1 Bodem
Voor de gronden die deel uit maken van het plangebied van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is een milieukundig vooronderzoek uitgevoerd (Milieukundig vooronderzoek project locatie A20 te Moordrecht, IDDS, 07058806/CB/rap1, d.d. 31 oktober 2007). Daarbij is onderzocht of het voormalige, dan wel huidige, gebruik van de locatie mogelijk heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem. Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat het grootste deel van het plangebied kan worden beschouwd als 'onverdacht'. Er zijn wel enkele aandachtspunten voor vervolgonderzoek zoals de gedempte en te dempen sloten in het gebied. De locatie die in het bestemmingsplan wordt bestemd ten behoeve van de Pleisterplaats is niet aangemerkt als een verdachte locatie, nader onderzoek is voor deze locatie dan ook niet nodig.
4.3.2 Water
Gedurende het proces van planvorming van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is op een aantal momenten overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Vervolgens is watertoetsoverleg gevoerd tussen de provincie Zuid-Holland, de gemeente Moordrecht en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De randvoorwaarden vanuit het waterbeheer voor het verplaatsen van de aansluiting van de N456 op de A20 zijn hierbij afgestemd. Met deze randvoorwaarden wordt ook bij de uitvoering van dit bestemmingsplan rekening gehouden. Hiervoor wordt de bestaande sloot langs het spoor verder doorgetrokken en wordt ten zuiden van de nieuwe tunnel een nieuwe waterpartij aangelegd.
4.3.3 Geluid
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die geluidsgevoelig zijn. De verschuiving van de aansluiting van de tunnel op de Middelweg heeft geen gevolgen ten aanzien van het geluid.
4.3.4 Luchtkwaliteit
In het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is onderzoek gedaan naar de concentraties stikstofdioxide en fijn stof op een aantal maatgevende punten langs de omliggende wegvakken. Uit dit onderzoek blijkt dat de Wet luchtkwaliteit de uitvoering van de verlegging van de aansluiting niet in de weg staat. De verlegging van de tunnel heeft geen invloed op de resultaten van dit onderzoek.
4.3.5 Externe veiligheid
Binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan zijn geen inrichtingen gelegen die uit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn. In het plangebied ligt de A20 en het spoor waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Tevens is er een aardgasleiding gelegen in het plangebied.
Uit de beleidsvisie Externe Veiligheid Zuidplas (maart 2011) blijkt dat de PR-10-6-contour van de A20, het spoor en de aardgasleiding niet buiten de as van de transportas is gelegen. Ook bedraagt het groepsrisico van de verschillende transportassen minder dan 0,1 maal de oriënterende waarden.
De verlegging van de tunnel onder het spoor door en de beperkte uitbreiding van het terrein van de horecavestiging hebben geen gevolgen voor het groepsrisico ) en het plaatsgebonden risico.
Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat ook in de toekomstige situatie voldaan wordt aan de grenswaarden van het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde van het groepsrisico.
4.3.6 Archeologie
Er is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande verplaatsing van de aansluiting A20 Moordrecht (Archeologisch bureauonderzoek Becker & Van de Graaf, projectnummer 04920507, d.d. 9 oktober 2007). Daarbij is geconstateerd dat het onderzochte gebied waarschijnlijk op de Gouderak-stroomgordel ligt. Op deze stroomgordel zijn in de omgeving van het plangebied op verschillende plaatsen concentraties van houtskool aangetroffen. Deze houtskoolconcentraties liggen op een diepte van ongeveer 3 tot 3,5 m -mv en zijn mogelijk een aanwijzing voor antropogene activiteiten uit het mesolithicum.
Het plangebied ligt voor het grootste gedeelte buiten deze stroomgordel. In het bestemmingsplan is voor de gebieden waar een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.
4.3.7 Ecologie
Uit onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' blijkt dat de Natuurbeschermingswet de voorgenomen realisering van de nieuwe aansluiting niet in de weg staat. Ook de nabijgelegen beoogde verbindingszones van de PEHS worden door de ingreep niet beïnvloed.
Voor de Flora- en faunawet (Ffw) geldt dat de aanlegwerkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) opgestart dienen te worden.
Voor de kleine modderkruiper (categorie 2) dient ontheffing in het kader van de Ffw te worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw in Innovatie, tenzij de initiatiefnemer beschikt over een door het Ministerie goedgekeurde gedragscode.
Voor de zwaar beschermde ringslang (categorie 3) kan niet volstaan worden met een goedgekeurde gedragscode en dient ontheffing te worden aangevraagd.
Aantasting van het leefgebied van de ringslang en van groeiplaatsen van plantensoorten van de Rode Lijst dienen gecompenseerd te worden.
Met inachtneming van de genoemde maatregelen en voorwaarden zal de Ffw de uitvoering niet in de weg staan.
4.3.8 Kabels en leidingen
In het plangebied zijn twee planologisch relevante leidingen gelegen. In het oosten van het plangebied is een gasleiding gelegen. De relatie tussen deze leiding en het bestemmingsplan is besproken in paragraaf 4.3.5.
Langs de spoorlijn Rotterdam-Gouda is een afvalwatertransportleiding van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard gelegen.
Beide leidingen worden in het bestemmingsplan beschermd door middel van een dubbelbestemming.
In de omgeving van het plangebied liggen verder geen planologisch relevante hoogspanningsleidingen, straalpaden of telecomverbindingen.
Wel liggen in het plangebied nog leidingen ten behoeve van watertransport. Deze leidingen zijn echter niet planologisch relevant.
Geconcludeerd wordt dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Inleiding
In hoofdstuk 2 zijn de huidige situatie en de beoogde ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 4 is ingegaan op het onderzoek. In dit hoofdstuk wordt de uiteindelijke juridische regeling (regels en verbeelding) nader toegelicht.
5.2 Opzet Van De Regeling
De regels zijn als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 van de regels komen de inleidende regels aan bod. Het betreft hier de begrippen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn de regels, behorende bij de verschillende bestemmingen, opgenomen (artikel 3 tot en met 8). Hoofdstuk 3 Algemene regels, bevat verschillende algemene regels die van toepassing zijn (artikel 9 tot en met 13). Tot slot zijn de overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4 (artikel 14 en 15).
Hierna wordt allereerst ingegaan op de verschillende bestemmingen. Vervolgens wordt ingegaan op een aantal van de overige regels. Bij het opstellen van de regels en de verbeelding is aansluiting gezocht bij de vigerende bestemmingsplannen, rekening houdend met actuele vereisten van de SVBP en de WABO.
5.3 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel (hoofdstuk 1, artikel 1) zijn de in de regels gehanteerde begrippen verklaard.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
5.4 Bestemmingsregels
Per (hoofd)functie is een bestemmingsregeling opgenomen, bestaande uit (voor zover relevant):
- 1. bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden worden gebruikt;
- 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
- 3. afwijken van de bouwregels: bevoegdheid van het bevoegd gezag;
- 4. specifieke gebruiksregels: regels ten aanzien van strijdig gebruik van gronden;
- 5. afwijken van de gebruiksregels: bevoegdheid van het bevoegd gezag;
- 6. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (indien noodzakelijk): werken en werkzaamheden die aan een omgevingsvergunning zijn verbonden;
- 7. wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden (indien noodzakelijk): mogelijkheden om het bestemmingsplan te wijzigen of af te wijken van het bepaalde in eerdere regels.
Artikel 3 Horeca
Aan de locatie van de Pleisterplaats is in het bestemmingsplan de bestemming Horeca toegekend. De regeling is conform de regeling uit het vigerend bestemmingsplan 'Restveen en Groene Waterparel'. Om de nieuwbouw van een fastfoodrestaurant bij het wegrestaurant mogelijk te maken, is gekozen voor een meer globale regeling met een ruimer bouwvlak. Wel is het vigerende maximaal te bebouwen oppervlak van 1.880 m²gehandhaafd. Binnen deze bestemming is de realisatie van één reclamemast met een maximale hoogte van 35 m toegestaan.
Artikel 4 Verkeer
Aan de gronden waarop de nieuwe tunnel wordt gerealiseerd is, conform de regeling in het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht', de bestemming Verkeer toegekend. Binnen deze bestemming wordt ook ruimte geboden voor groenvoorzieningen en water. Binnen deze bestemming is uitwisselbaarheid van verschillende functies in het openbare gebied toegestaan.
Artikel 5 Water
De hoofdwatergangen en de watergangen ten behoeve van de watercompensatie zijn bestemd als Water. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Artikel 6 Leiding - Gas en Artikel 7 Leiding - Riool
De in het plangebied gelegen gasleiding en afvalwatertransportleiding hebben een specifieke dubbelbestemming gekregen inclusief regels ter bescherming van de leidingen en de bijbehorende vrijwaringszone.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
Conform de regeling in het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' en 'Restveen en Groene Waterparel', hebben de gronden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. De eventueel in het plangebied aanwezige archeologische verwachtingswaarden worden hiermee beschermd.
5.5 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Het doel van de antidubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens het bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 10 Algemene bouwregels
Bestaande afstanden en andere maten
In de planregels zijn diverse regelingen opgenomen die aangeven wat maximaal of minimaal toelaatbaar is. Deze regelingen kunnen betrekking hebben op hoogten, breedten, diepten, oppervlakten, afstanden of aantallen. Ruimtelijke overwegingen hebben bepaald welke maat als maximum of minimum is aangegeven. Lang niet alle bestaande situaties voldoen echter aan de betrokken maten.
Met betrekking tot de bestaande maten is als peildatum gekozen voor het moment waarop het bestemmingsplan in werking is getreden. Qua gebruik is dit het eerste moment waarop de gebruiksregels van het bestemmingsplan van toepassing zijn. Wat bouwen betreft, is dit het eerste moment waarop nog uitsluitend conform het geldende bestemmingsplan, in casu de daarin vastgelegde maxima en minima, kan worden gebouwd.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre bij omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan voor geringe afwijkingen van de bouwregels, voor zover al niet elders in de regels in afwijkingen is voorzien. Hiermee kan in specifieke situaties maatwerk worden geboden. Het is zeker niet de bedoeling dat dit artikel algemeen wordt toegepast om de maten te vergroten. Het is uitsluitend bedoeld om aan praktische problemen het hoofd te kunnen bieden.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor geringe overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. Daarnaast zijn in de wijzigingsregels regels opgenomen ten behoeve van de verlegging en verwijdering van de dubbelbestemmingen Leiding - Gas - 1, Leiding - Riool en Waarde - Archeologie.
Artikel 13 Werking wettelijke regelingen
In de regels bij bestemmingsplannen wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Zo ook in dit bestemmingsplan.
Sinds jaar en dag mag van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABvRS) een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd en heeft de Afdeling er bezwaren tegen dat een plan impliciet kan worden gewijzigd, zoals het geval kan zijn als zonder verdere aanduiding een van-toepassingverklaring van een wettelijke regeling in de regels is opgenomen.
Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Wordt dit nagelaten, dan bestaat het risico dat de ABvRS een eventueel vaststellingsbesluit van de raad alsnog vernietigt.
5.6 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Artikel 15 Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderhavige bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Ter realisering van de in dit bestemmingsplan opgenomen infrastructuur, is op 9 juni 2005 een convenant gesloten tussen de minister van Verkeer en Waterstaat, de provincie Zuid-Holland, Railinfrabeheer B.V. (ProRail) en de gemeente Moordrecht. Daarbij is overeengekomen dat de gelden, verbonden aan de realisering van de plannen, in een overeengekomen verdeelsleutel ten laste komen van respectievelijk het Rijk, de provincie en ProRail. Op 26 januari 2009 is door partijen een uitvoeringsovereenkomst gesloten. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd.
In het bestemmingsplan is geen sprake van aangewezen bouwplannen. Daarom is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen of een anterieure overeenkomst te sluiten met de grondeigenaren.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro heeft overleg met de overlegpartners plaatsgevonden. Gezien de beperkte ruimtelijke consequenties is ervoor gekozen geen inspraakprocedure op basis van de gemeentelijke inspraakverordening te laten plaatsvinden.
Het voorontwerpbestemmingsplan d.d. 24 februari 2012 is op 28 februari 2012 verstuurd naar de verschillende overlegpartners. Voor drie van de partners was het bestemmingsplan aanleiding tot het geven van een reactie. Deze reacties zijn hieronder samengevat en beantwoord.
Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard (brief d.d. 14 maart 2012)
Het Hoogheemraadschap geeft in haar reactie aan dat ze geen bezwaar heeft tegen de uitvoering van het plan. Wel dient er rekening mee te worden gehouden dat voor het uitvoeren van werken een vergunningsplicht geldt.
Daarnaast verzoekt het Hoogheemraadschap om op de verbeelding de beschermingszone van de watergang (onder andere voor het uitvoeren van onderhoud) aan te geven middels de dubbelbestemming Waterstaat.
Reactie gemeente
De gemeente neemt de opmerking over de vergunningsplicht ter kennisgeving aan.
In het bestemmingsplan zijn binnen de zone voor onderhoud van de watergang geen gebouwen toegestaan. Daarnaast is de beschermingszone voor de watergang opgenomen in de Keur van het Hoogheemraadschap. Het is daarom niet noodzakelijk de beschermingszone ook in het bestemmingsplan op te nemen.
Gasunie (e-mailbericht d.d. 6 maart 2012)
De Gasunie geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan aanleiding geeft tot het maken van de volgende opmerkingen.
- a. Op de verbeelding is de bestemming Leiding - Gas slechts door middel van een enkele lijn aangegeven. De Gasunie verzoekt ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport de belemmeringenstrook van 4 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding op te nemen.
- b. De Gasunie is van mening dat het bevoegd gezag bij het afgeven van een omgevingsvergunning alleen een zorgvuldige afweging kan maken als de leidingbeheerder is betrokken in de besluitvorming, zoals ook is opgenomen in artikel 14 Bevb. Gevraagd wordt om artikel 6.4.3 aan te vullen met de volgende zinsnede: 'Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in lid 6.4.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermeld advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding'.
- c. Vanwege de aanpassingen van de rijksweg A20 is de Gasunie gevraagd om het huidige tracé van de gasleiding aan te passen. Hoewel de planning nog niet bekend is, zal het deel van de betreffende leiding dat in het plangebied is gelegen buiten bedrijf gesteld worden. De Gasunie stelt voor een wijzigingsbevoegdheid op te nemen om de dubbelbestemming te kunnen verwijderen. Van de wijzigingsbevoegdheid kan alleen gebruikgemaakt worden als de gasleiding buiten bedrijf is gesteld.
- d. Voor het realiseren van de toekomstige watergang boven de gasleiding, verwacht de Gasunie dat hierover onderling overleg wordt gevoerd wanneer de watergang wordt gerealiseerd.
Reactie gemeente
- a. Op de verbeelding zal de gasleiding worden voorzien van een dubbelbestemming in plaats van een hartlijn.
- b. In de regels is opgenomen dat vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder (zie artikel 6.4.3).
- c. In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, om de dubbelbestemming te kunnen verwijderen (zie artikel 12.2.2).
- d. De gemeente neemt deze opmerking voor kennisgeving aan en zal voor aanleg van de watergang in contact treden met de Gasunie.
Oasen (brief d.d. 12 maart 2012)
Waterbedrijf Oasen geeft aan dat binnen het plangebied een aantal waterleidingen ligt, waaronder een hoofdwatertransportleiding met een doorsnede van 900 mm. Deze waterleidingen dienen in het bestemmingsplan te worden voorzien van een beschermingszone. In de bijlagen van de reactie is op tekening aangegeven welke leidingen het betreft.
Reactie gemeente
Uit tekeningen, die als bijlagen bij de reactie zijn meegezonden, blijkt dat binnen het plangebied van dit bestemmingsplan alleen waterleidingen zijn gelegen met een doorsnede van 50 mm en 100 mm. Deze leidingen zijn niet planologisch relevant en worden om deze reden ook niet meegenomen in het bestemmingsplan. De hoofdwatertransportleiding van 900 mm waar in de reactie aan wordt gerefereerd is niet gelegen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan.
Provincie Zuid-Holland (brief d.d. 15 maart 2012)
De provincie geeft in de reactie aan dat het bestemmingsplan conform het beleid is dat is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de Provinciale Verordening Ruimte.
Reactie gemeente
De reactie van de provincie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Kamer van Koophandel (brief d.d. 13 maart 2012)
De Kamer van Koophandel geeft aan dat zij geen opmerkingen heeft op het bestemmingsplan.
Reactie gemeente
De reactie van de Kamer van Koophandel wordt voor kennisgeving aangenomen.