KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Werking Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Plangebied
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Inleiding
4.2 Verkeer En Vervoer
4.3 Milieuaspecten
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Inleiding
5.2 Opzet Van De Regeling
5.3 Inleidende Regels
5.4 Bestemmingsregels
5.5 Algemene Regels
5.6 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Nota Zienswijzen

3e herz. Aansluiting A20 Moordrecht

Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas

Vastgesteld op 17-12-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.2 plan

het bestemmingsplan 3e herz. Aansluiting A20 Moordrecht als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.Bp3eherzA20-Va01 van de gemeente Zuidplas.

1.3 verbeelding

de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 kaartblad, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

1.4 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.6 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.17 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.18 kunstwerken

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.19 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.20 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.21 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.22 voorzieningen van openbaar nut

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, alsmede opstelstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals onderdoorgangen, waterlopen en waterpartijen, oeververbindingen (bruggen), duikers, straatmeubilair, voorzieningen van openbaar nut, geluidswerende voorzieningen, kunstwerken, bermen en beplantingen, groenvoorzieningen en voorzieningen gericht op het tegengaan van lichthinder.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  3. c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 20 m;
  4. d. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt ten hoogste 10 m;
  5. e. de bouwhoogte van bouwwerken voor de wegaanduiding bedraagt ten hoogste 10 m;
  6. f. de bouwhoogte van het straatmeubilair bedraagt ten hoogste 4 m;
  7. g. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de spoorweginfrastructuur bedraagt ten hoogste 10 m;
  8. h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

3.3 Specifieke gebruiksregel

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Bestaande afstanden en andere maten

  1. a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dat in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. ingeval van herbouw is het bepaalde in a uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor afwijkingen van hoogte-, breedte- en afstandsmaten met ten hoogste 10%,
  2. b. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

8.1 Bestemmingsgrenzen

8.2 Waarde archeologie

Artikel 9 Werking Wettelijke Regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 3e herz. Aansluiting A20 Moordrecht'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Voor de nieuwe aansluiting van Moordrecht op de rijksweg A20 is het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' opgesteld. Hierin is de verplaatsing van afslag 18 van de A20 mogelijk gemaakt. Bij de nadere uitwerking van deze plannen is ter bevordering van een goede verkeersdoorstroming de wenselijkheid gebleken de nieuwe aansluiting op de Middelweg aan te passen, waardoor deze aansluiting minder haaks wordt uitgevoerd dan in het vigerende bestemmingsplan voorzien. Ten gevolge hiervan dient echter het bestemmingsplan aangepast te worden.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied is gelegen ter hoogte van afslag 18 langs de A20 en heeft betrekking op de gronden ten westen van de huidige aansluiting. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.Bp3eherzA20-Va01_0001.jpg"

figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende Regeling

Ter plaatse van het bestemmingsplangebied van de 3e herziening vigeert momenteel het bestemmings Restveen en Groene Waterparel. Dit bestemmingsplan is op 16 december 2008 vastgesteld door de gemeenteraad. Dit bestemmingsplan is gericht op het consoliderend bestemmen van het buitengebied van de gemeente Zuidplas. De gronden hebben ter plaatse de bestemming Agrarisch, de sloten ter plaatse zijn bestemd als Water. De realisatie van de aansluiting is ter plaatse niet mogelijk in het bestemmingsplan Restveen en Groene Waterparel, daarom wordt deze herziening opgesteld.

Aangrenzend aan het bestemmingsplan vigeert momenteel het bestemmingsplan Aansluiting A20 Moordrecht. Dit bestemmingsplan is op 16 december 2008 vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de planologische regeling voor de nieuwe aansluiting van de rijksweg A20 bij Moordrecht.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding bevat hoofdstuk 2 de huidige situatie en de beoogde ontwikkeling. Vervolgens beschrijft hoofdstuk 3 een samenvatting van het relevante beleidskader. Hoofdstuk 4 gaat in op de sectorale onderzoeken. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de juridische regeling. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Aan de orde komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Het Plangebied

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied maakt deel uit van het gebied rondom afslag 18 Moordrecht van de rijksweg A20. Vanwege een slechte doorstroming op de A20 wordt deze afrit naar het noorden verplaatst en wordt een deel van de N456 hiervoor verlegd. De verlegde N456 kruist dan door middel van viaducten de A20 en het spoor. De N456 kruist de A20 tussen de huidige aansluiting Moordrecht en het viaduct in de A20 over de spoorlijn.

De bestaande onderdoorgang onder de A20 wordt gehandhaafd, met dien verstande dat de doorgaande verkeersverbinding van de Middelweg ter plaatse wordt verbroken. De verlegging van de afrit en de aanpassingen aan de N456 zijn mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht', het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht, reparatie' en het bestemmingsplan 2e herziening A20 Moordrecht.

Momenteel is de nieuwe aansluiting in voorbereiding en is de bestaande aansluiting nog open.

2.2 Toekomstige Situatie

In de toekomstige situatie wordt de afslag van de A20 bij de Middelweg afgesloten en wordt de doorgaande route van de N456 over de Middelweg omgelegd.

Bij de nadere uitwerking van het ontwerp daartoe is het ten behoeve van een goede verkeersdoorstroming wenselijk gebleken de bochtstraal van de nieuwe aansluiting op de Middelweg zodanig aan te leggen, dat deze wegen in elkaars verlengde komen te liggen. Hierdoor ontstaat voor het verkeer van en naar de Rijksweg A20 een doorgaande rijroute zonder kruispuntoponthoud. Voor het in aantal veel geringere verkeer, dat op de Middelweg wil blijven (van en naar de nabij de spoorlijn gevestigde horecabedrijven en de tussenliggende woningen en bedrijven), betekent dit dat zij een afslaande verkeersbeweging zullen moeten maken.

Deze aanpassingen zijn niet enkel in het belang van de verkeersdoorstroming op de doorgaande route maar zullen ook, door de snelheid remmende effecten vanwege de afslaande verkeersbewegingen, de verkeersveiligheid op het gedeelte van de Middelweg tussen de nieuwe aansluiting en de horecavestingen bevorderen.

In figuur 2.1 is het nieuwe ontwerp weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.Bp3eherzA20-Va01_0002.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit bestemmingsplan heeft betrekking de aanpassing van het knooppunt van N456 en de A20. In dit hoofdstuk worden deze ontwikkelingen getoetst aan het geldende beleid.

3.1 Rijksbeleid

Het realiseren van een nieuwe aansluiting en de daarmee gepaard gaande aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg is mede een uitvloeisel van het rijksbeleid dat is vastgelegd in de Nota Mobiliteit (2004) en het ZSM II Programma. Dit rijksbeleid is opgenomen in de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruime die is vastgesteld in 2012 en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening uit 2011.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In het Besluit geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau. Voor de ontwikkelingen in deze herziening zijn geen regels opgenomen in het Barro.

Nota Mobiliteit (2004)

De Nota Mobiliteit is op 21 februari 2006 in werking getreden. Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem binnen maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving.

ZSM II Programma

ZSM staat voor: Zichtbaar, Slim, Meetbaar. Dit programma van Rijkswaterstaat moet op korte termijn zorgen voor uitbreiding van de capaciteit van een aantal snelwegen, waaronder de A20.

Conclusie

Het beleid van het Rijk zet in op een beter bereikbaar Nederland. De aanpassing van de aansluiting van de A20 maakt hier deel van uit. De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt zijn een nadere uitwerking van deze aansluiting.

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

De voorgenomen realisering van de nieuwe aansluiting van de N456 op de A20 is op provinciaal en regionaal niveau verankerd en vastgelegd in het Streekplan Zuid-Holland Oost (2e partiële herziening Zuidplas d.d. 24 mei 2006) en het Intergemeentelijke Structuurplan Zuidplas (ISP, 2006).

Inmiddels zijn de provinciale Structuurvisie en Provinciale Verordening Ruimte in werking getreden.

Structuurvisie Zuid-Holland (2010)

In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. De visie is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Provinciale Verordening Ruimte (2010, herziening 2013)

In samenhang met de Structuurvisie is de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. In de provinciale verordening worden geen specifieke regels gesteld aan de locatie van het bestemmingsplan of de soort ontwikkeling.

3.3 Gemeentelijk Beleid

De voormalige gemeente Moordrecht (nu opgegaan in de gemeente Zuidplas) is nauw betrokken geweest bij de voorbereiding van de besluitvorming over het realiseren van een nieuwe aansluiting van de N456 op de A20. Hiervan is verslag gedaan in de toelichting van het bestemmingsplan Aansluiting A20 Moordrecht, dat is vastgesteld op 27 januari 2009. Op basis van een zorgvuldige belangenafweging heeft de gemeente Moordrecht vervolgens het bestemmingsplan Aansluiting A20 Moordrecht vastgesteld.

De aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg in de richting van de nieuwe op- en afrit van de A20 is een nadere uitwerking van de aansluiting en past daarmee ook binnen het beleid van de gemeente.

3.4 Conclusie

De voorgenomen aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg past binnen het huidige en voorgestelde beleid op de verschillende bestuursniveaus. Bij het ontwerp van deze aansluiting is rekening gehouden met de randvoorwaarden die voortvloeien uit het bovengenoemde beleid.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Inleiding

In het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is uitgebreid onderzoek gedaan naar de noodzaak van het verplaatsen en vernieuwen van de aansluiting van de N456 op de A20 en de gevolgen hiervan voor de verkeersafwikkeling. Tevens zijn voor de relevante milieuaspecten onderzoeken uitgevoerd. De wijzigingen die het voorliggende bestemmingsplan mogelijk maakt ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan zijn marginaal. In dit hoofdstuk wordt om die reden alleen ingegaan op de wijzigingen ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan.

4.2 Verkeer En Vervoer

De route van de N456 over de Middelweg in de richting van de nieuwe op- en afrit van de A20 vormt de doorgaande route voor het gemotoriseerd verkeer. In het ontwerp komt dit tot uiting doordat de aansluiting op de bestaande Middelweg naar het viaduct een duidelijke afslag op de doorgaande rijrichting krijgt.

Doordat het verkeer van en naar de op- en afrit van de A20 ongehinderd kan doorstromen leidt het nieuwe ontwerp tot een betere verkeersafwikkeling van de hoofdstroom. Aangezien het aandeel verkeer van en naar de bestaande Middelweg onder het viaduct door gering zal zijn zullen ook hier geen problemen in de verkeersafwikkeling optreden.

Ten opzichte van het eerdere ontwerp zal de doorgaande weg ook meer in de richting van de nieuwe op- en afrit komen te liggen. Hierdoor krijgt de weg een flauwer verloop wat leidt tot een hogere verkeersveiligheid. De nieuw aan te leggen verkeersstructuur zal volgens de principes van Duurzaam Veilig worden uitgevoerd.

Al met al kan geconcludeerd worden dat het aanpassen van het ontwerp niet leidt tot grote wijzigingen in de verkeerstructuur. Wel zullen door de aanpassing de doorstroming en de verkeersveiligheid verbeteren.

4.3 Milieuaspecten

4.3.1 Bodem

De aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg past niet in het vigerende bestemmingsplan. Er vindt een functiewijziging plaats van agrarische grond naar verkeer. Er dient dan ook inzicht te worden gegeven in de bodemkwaliteit ter plaatse.

In het kader van het bestemmingsplan Aansluiting A20 Moordrecht is een milieukundig vooronderzoek uitgevoerd (Milieukundig vooronderzoek project locatie A20 te Moordrecht, IDDS, 07058806/CB/rap1, d.d. 31 oktober 2007). Daarbij is onderzocht of het voormalige, dan wel huidige, gebruik van de locatie mogelijk heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem. Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat het grootste deel van het gebied kan worden beschouwd als 'onverdacht'. Daarnaast blijkt uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) dat ter plaatse van het plangebied geen historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemverontreiniging ter plaatse. Op basis van deze aanwezige gegevens levert de bodemkwaliteit ter plaatse geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling. Wanneer de grond wordt geroerd is echter wel nader onderzoek noodzakelijk.

4.3.2 Water

Gedurende het proces van planvorming van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is op een aantal momenten overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Vervolgens is watertoetsoverleg gevoerd tussen de provincie Zuid-Holland, de voormalige gemeente Moordrecht en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De randvoorwaarden vanuit het waterbeheer voor de aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg zijn hierbij afgestemd. Met deze randvoorwaarden wordt ook bij de uitvoering van dit bestemmingsplan rekening gehouden. Door de aanpassing van de aansluiting zal er geen toename in verharding plaatsvinden ten opzichte van het vorige ontwerp.

4.3.3 Geluid

Door het verschuiven van de nieuwe doorgaande weg zal deze verder van de bestaande woningen af komen te liggen. Dit leidt dan ook niet tot een geluidstoename ten opzichte van de eerdere berekeningen die in het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' zijn uitgevoerd.

Wel zal de weg dichter bij woning 18b komen te liggen. Gezien de grote afstand van de weg tot deze woning zal de geluidsbelasting dan ook niet significant toenemen.

4.3.4 Luchtkwaliteit

In het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is onderzoek gedaan naar de concentraties stikstofdioxide en fijn stof op een aantal maatgevende punten langs de omliggende wegvakken. Uit dit onderzoek blijkt dat de Wet luchtkwaliteit de uitvoering van de aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg niet in de weg staat. De aanpassing van het ontwerp zorgt niet voor een toename in de concentratie luchtverontreinigende stoffen.

4.3.5 Externe veiligheid

Binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan zijn geen inrichtingen gelegen die uit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn. In het plangebied ligt een deel van de A20 en het spoor waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Tevens is er een aardgasleiding gelegen in het plangebied.

Uit de beleidsvisie Externe Veiligheid Zuidplas (maart 2011) blijkt dat de PR-10-6-contour van de A20, het spoor en de aardgasleiding niet buiten de as van de transportas is gelegen. Ook bedraagt het groepsrisico van de verschillende transportassen minder dan 0,1 maal de oriënterende waarden. De aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg heeft geen gevolgen voor het groepsrisico en het plaatsgebonden risico. De aanwezige transportassen leveren dan ook geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.

Op 12 februari 2013 is het bestemmingsplan Gasleiding A20 Moordrecht vastgesteld. Hierin wordt de verlegging van de aanwezige gasleiding mogelijk gemaakt. Door de verlegging komt de gasleiding verder van het plangebied af te liggen. Ook na de verlegging vormt de gasleiding dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat ook in de toekomstige situatie voldaan wordt aan de grenswaarden van het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde van het groepsrisico.

4.3.6 Archeologie

Er is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande verplaatsing van de aansluiting A20 Moordrecht (Archeologisch bureauonderzoek Becker & Van de Graaf, projectnummer 04920507, d.d. 9 oktober 2007). Daarbij is geconstateerd dat het onderzochte gebied waarschijnlijk op de Gouderak-stroomgordel ligt. Op deze stroomgordel zijn in de omgeving van het plangebied op verschillende plaatsen concentraties van houtskool aangetroffen. Deze houtskoolconcentraties liggen op een diepte van ongeveer 3 tot 3,5 m -mv en zijn mogelijk een aanwijzing voor antropogene activiteiten uit het mesolithicum.

Het plangebied ligt voor een deel binnen deze stroomgordel. In het bestemmingsplan is voor de gebieden waar een middelhoge archeologische verwachtingswaarde geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.

4.3.7 Ecologie

Uit het onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' blijkt dat de Natuurbeschermingswet 1998 de voorgenomen realisering van de nieuwe aansluiting niet in de weg staat. Ook de EHS en de nabijgelegen beoogde verbindingszones worden niet door de ingreep beïnvloed.

Ten behoeve van de aansluiting van het nieuwe knooppunt op de Middelweg is demping van een stuk sloot noodzakelijk. Uit onderzoek voor het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' blijkt dat in de watergangen de kleine modderkruiper voorkomt. Voor het totale project is reeds een ontheffing aangevraagd of wordt gewerkt met een door het Ministerie goedgekeurde gedragscode. Voor de Flora- en faunawet (Ffw) geldt verder dat de aanlegwerkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) opgestart dienen te worden. Met het totale project is overigens reeds gestart.

De Ffw zal de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg staan.

4.3.8 Kabels en leidingen

In de omgeving van het plangebied zijn twee planologisch relevante leidingen gelegen. Ten zuidwesten van het plangebied is een gasleiding gelegen. De relatie tussen deze leiding en het bestemmingsplan is besproken in paragraaf 4.3.5. Langs de spoorlijn Rotterdam-Gouda is een afvalwatertransportleiding van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard gelegen. Beide leidingen liggen buiten het plangebied en vormen dan ook geen belemmering.

In de omgeving van het plangebied liggen verder geen planologisch relevante hoogspanningsleidingen, straalpaden of telecomverbindingen. Geconcludeerd wordt dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 5 Juridische Regeling

5.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 zijn de huidige situatie en de beoogde ontwikkeling beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het relevante beleid. In hoofdstuk 4 is ingegaan op het onderzoek. In dit hoofdstuk wordt de uiteindelijke juridische regeling (regels en verbeelding) nader toegelicht.

5.2 Opzet Van De Regeling

De regels zijn als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 van de regels komen de inleidende regels aan bod. Het betreft hier de begrippen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn de regels, behorende bij de verschillende bestemmingen, opgenomen (artikel 3 en 4). Hoofdstuk 3 Algemene regels, bevat verschillende algemene regels die van toepassing zijn (artikel 5 tot en met 9). Tot slot zijn de overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4 (artikel 10 en 11).

Hierna wordt allereerst ingegaan op de verschillende bestemmingen. Vervolgens wordt ingegaan op een aantal van de overige regels. Bij het opstellen van de regels en de verbeelding is aansluiting gezocht bij de vigerende bestemmingsplannen, rekening houdend met actuele vereisten van de SVBP en de WABO.

5.3 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel (hoofdstuk 1, artikel 1) zijn de in de regels gehanteerde begrippen verklaard.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.4 Bestemmingsregels

Per (hoofd)functie is een bestemmingsregeling opgenomen, bestaande uit (voor zover relevant):

  1. 1. bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden worden gebruikt;
  2. 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
  3. 3. afwijken van de bouwregels: bevoegdheid van het bevoegd gezag;
  4. 4. specifieke gebruiksregels: regels ten aanzien van strijdig gebruik van gronden;
  5. 5. afwijken van de gebruiksregels: bevoegdheid van het bevoegd gezag;
  6. 6. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (indien noodzakelijk): werken en werkzaamheden die aan een omgevingsvergunning zijn verbonden;
  7. 7. wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden (indien noodzakelijk): mogelijkheden om het bestemmingsplan te wijzigen of af te wijken van het bepaalde in eerdere regels.

Artikel 3 Verkeer

Aan de gronden waarop de aanpassing van het nieuwe knooppunt op de Middelweg wordt gerealiseerd is, conform de regeling in het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht', de bestemming Verkeer toegekend. Binnen deze bestemming wordt ook ruimte geboden voor groenvoorzieningen en water. Binnen deze bestemming is uitwisselbaarheid van verschillende functies in het openbare gebied toegestaan.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

Conform de regeling in het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' en 'Restveen en Groene Waterparel', hebben de gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. De eventueel in het plangebied aanwezige archeologische verwachtingswaarden worden hiermee beschermd.

5.5 Algemene Regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Het doel van de antidubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens het bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 6 Algemene bouwregels

Bestaande afstanden en andere maten

In de planregels zijn diverse regelingen opgenomen die aangeven wat maximaal of minimaal toelaatbaar is. Deze regelingen kunnen betrekking hebben op hoogten, breedten, diepten, oppervlakten, afstanden of aantallen. Ruimtelijke overwegingen hebben bepaald welke maat als maximum of minimum is aangegeven. Lang niet alle bestaande situaties voldoen echter aan de betrokken maten.

Met betrekking tot de bestaande maten is als peildatum gekozen voor het moment waarop het bestemmingsplan in werking is getreden. Qua gebruik is dit het eerste moment waarop de gebruiksregels van het bestemmingsplan van toepassing zijn. Wat bouwen betreft, is dit het eerste moment waarop nog uitsluitend conform het geldende bestemmingsplan, in casu de daarin vastgelegde maxima en minima, kan worden gebouwd.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre bij omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan voor geringe afwijkingen van de bouwregels, voor zover al niet elders in de regels in afwijkingen is voorzien. Hiermee kan in specifieke situaties maatwerk worden geboden. Het is zeker niet de bedoeling dat dit artikel algemeen wordt toegepast om de maten te vergroten. Het is uitsluitend bedoeld om aan praktische problemen het hoofd te kunnen bieden.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor geringe overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. Daarnaast zijn in de wijzigingsregels regels opgenomen ten behoeve van de verlegging en verwijdering van de dubbelbestemmingen Leiding - Gas - 1, Leiding - Riool en Waarde - Archeologie.

Artikel 9 Werking wettelijke regelingen

In de regels bij bestemmingsplannen wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Zo ook in dit bestemmingsplan.

Sinds jaar en dag mag van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABvRS) een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd en heeft de Afdeling er bezwaren tegen dat een plan impliciet kan worden gewijzigd, zoals het geval kan zijn als zonder verdere aanduiding een van-toepassingverklaring van een wettelijke regeling in de regels is opgenomen.

Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Wordt dit nagelaten, dan bestaat het risico dat de ABvRS een eventueel vaststellingsbesluit van de raad alsnog vernietigt.

5.6 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Artikel 11 Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderhavige bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Ter realisering van de in dit bestemmingsplan opgenomen infrastructuur, is op 9 juni 2005 een convenant gesloten tussen de minister van Verkeer en Waterstaat, de provincie Zuid-Holland, Railinfrabeheer B.V. (ProRail) en de gemeente Moordrecht. Daarbij is overeengekomen dat de gelden, verbonden aan de realisering van de plannen, in een overeengekomen verdeelsleutel ten laste komen van respectievelijk het Rijk, de provincie en ProRail. Op 26 januari 2009 is door partijen een uitvoeringsovereenkomst gesloten. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd.

In het bestemmingsplan is geen sprake van aangewezen bouwplannen. Daarom is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen of een anterieure overeenkomst te sluiten met de grondeigenaren.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro heeft overleg met de overlegpartners plaatsgevonden. Gezien de beperkte ruimtelijke consequenties is ervoor gekozen geen inspraakprocedure op basis van de gemeentelijke inspraakverordening te laten plaatsvinden.

6.2.1 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 19 september 2013 tot 30 oktober 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn twee overlegreacties ontvangen van overlegpartners en één zienswijze. Deze reacties zijn samengevat en beantwoord in de nota Zienswijzen, deze is opgenomen in Bijlage 1. De binnengekomen reacties gaven geen aanleiding tot wijzigingen in het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Nota Zienswijzen

Bijlage 1 Nota Zienswijzen