KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum - 1
Artikel 4 Centrum - 2
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Verkeer - Verblijf
Artikel 10 Water
Artikel 11 Wonen
Artikel 12 Waarde - Archeologie 1
Artikel 13 Waarde - Archeologie 2
Artikel 14 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
Artikel 15 Waarde - Landschap
Artikel 16 Waterstaat - Waterhuishoudkundige En Waterstaatkundige Functie
Artikel 17 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Antidubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 24 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel
1.2 Bestaande Situatie
1.3 Planbeschrijving
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.4 Conclusie Beleid
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
3.1 Inleiding
3.2 Archeologie
3.3 Cultuurhistorie
3.4 Bedrijven En Milieuzonering
3.5 Bodem
3.6 Externe Veiligheid
3.7 Duurzaamheid
3.8 Flora En Fauna
3.9 Geluid
3.10 Kabels En Leidingen
3.11 Luchtkwaliteit
3.12 Verkeer En Parkeren
3.13 M.e.r.
3.14 Water
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Algemeen
4.2 Inleidende Regels
4.3 Bestemmingsregels
4.4 Algemene Regels
4.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Horeca Categorieën Horecabeleid Zuidplas
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Zienswijzen En Wijzigingen

Dorpskern Moordrecht

Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas

Vastgesteld op 07-07-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Dorpskern Moordrecht met identificatienummer NL.IMRO.1892.BpDorpskernMrd-Va01 van de gemeente Zuidplas.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding:

de plankaart van het bestemmingsplan 'Dorpskern Moordrecht'.

1.4 aanbouw:

een uitbreiding van het hoofdgebouw waarbij een andere ruimte wordt gecreëerd of een bestaande ruimte wordt vergroot en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan-huis-verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, alsmede kappers, schoonheidssalons, hondentrimsalons en pedicures die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.8 aan-huis-verbonden beroep:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied, die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.9 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.10 achtergevelbouwgrens:

de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn aan de van de weg gekeerde zijde van het perceel, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.11 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.12 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bed&breakfast

een aan of in de nabijheid van de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.15 bestaand

bestaand op het tijdstip van vaststelling van de desbetreffende regel.

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zoals geldend op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

1.19 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimte in een gebouw, uitgezonderd kelders, zolders en vlieringen;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 carport:

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit maximaal 2 gesloten wanden, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen en toegankelijk vanaf de openbare weg.

1.28 dakkapel:

Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap die bepalend kan zijn voor het straatbeeld. Dakkapellen zijn een ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak.

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek dat al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen.

1.31 erf:

de grond deel uitmakende van een bouwperceel behorende bij een hoofdgebouw.

1.32 erker:

een uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een woning.

1.33 garagebox:

een gebouw dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig en opslag.

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.36 horeca(bedrijf):

een horeca-inrichting als bedoeld in de bij dit bestemmingsplan in de bijlage bij de regels behorende lijst van horeca-categorieën (bijlage 1).

1.37 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.

1.38 kelder:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen, gesitueerd onder hoofdgebouw.

1.39 kunstwerk:

bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw.

1.40 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting.

1.41 ondersteunende horeca:

horecavoorzieningen binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van niet alcoholische drank en etenswaren.

1.42 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-. water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen.

1.43 overkapping:

een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand.

1.44 peil:

  1. a. voor hoofdgebouwen: het bouwkundig peil dat maximaal 0,1 m1 boven of onder de wegkruin van de voorliggende weg ligt;
  2. b. voor aan - en uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
  3. c. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  4. d. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
  5. e. indien in of aan een dijklichaam wordt gebouwd: daar waar de voordeur gelegen is het gemiddelde tussen de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw en de wegkruin van de voorliggende weg.

1.45 perifere detailhandel

detailhandel die vanwege hun aard en omvang over het algemeen niet in de traditionele winkelcentra (binnenstad, buurt- en wijkcentra) gevestigd kunnen worden. Het betreft detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.46 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.47 souterrain

een verdieping die gedeeltelijk onder het maaiveld ligt.

1.48 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage van deze regels deel uitmaakt.

1.49 stacaravan:

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.50 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen en/of kampeermiddel, waarop voorzieningen aanwezig zijn, die op het leidingnet van de nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten, kunnen worden aangesloten.

1.51 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.52 voorgevel:

de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.53 voorgevelbouwgrens:

de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.54 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn.

1.55 webwinkel:

een vorm van detailhandel waarbij goederen via internet verkocht worden, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte, baliefunctie of showroom.

1.56 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.57 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

1.58 zijgevel:

een gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die voor- en achtergevel met elkaar verbindt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met uitzondering van dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met daaraan ondergeschikt aan-huis-verbonden beroep en aan huis verbonden bedrijf tot gezamenlijk maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
  2. b. detailhandel;
  3. c. kantoren;
  4. d. dienstverlening;
  5. e. bedrijven in maximaal milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zoals opgenomen in bijlage 2);
  6. f. horeca met een maximale horecacategorie 2 (zoals opgenomen in bijlage 1);
  7. g. maatschappelijke dienstverlening;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. niet overdekte terrassen;

met de daarbij behorende:

  1. j. tuinen;
  2. k. parkeervoorzieningen;
  3. l. groenvoorzieningen en water;
  4. m. kunstwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Centrum - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met daaraan ondergeschikt aan-huis-verbonden beroep en aan-huis-verbonden bedrijf tot gezamenlijk maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
  2. b. detailhandel;
  3. c. kantoren;
  4. d. dienstverlening;
  5. e. bedrijven in maximaal milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zoals opgenomen in bijlage 2);
  6. f. horeca met een maximale horecacategorie 2 (zoals opgenomen in bijlage 1) is toegestaan;
  7. g. maatschappelijke dienstverlening;
  8. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen;
  2. j. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  3. k. groenvoorzieningen en water;
  4. l. kunstwerken

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. b. wegen en voet- en fietspaden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. water;
  5. f. objecten van beeldende kunst;
  6. g. speelvoorzieningen;
  7. h. kunstwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. een jongerenontmoetingsplaats.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke dienstverlening ;
  2. b. woonzorgcentrum;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' een begraafplaats.

met de daarbij behorende:

  1. d. ondersteunende horeca;
  2. e. tuinen;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. fiets- en voetpaden;
  5. h. speeltoestellen;
  6. i. water;
  7. j. kunstwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. seksinrichtingen;
  2. b. zelfstandige horeca;
  3. c. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin bij het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw;
  2. b. water;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. toegangspaden en in- en uitritten;
  5. e. parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;

met de daarbij behorende:

  1. b. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  2. c. voet- en fietspaden;
  3. d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  4. e. nutsvoorzieningen;
  5. f. straatmeubilair;
  6. g. water;
  7. h. kunstwerken.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. opslag van gevaarlijke stoffen/materialen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), waaronder begrepen consumentenvuurwerk;
  4. d. reclame-uitingen.

Artikel 9 Verkeer - Verblijf

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;

en de daarbij behorende:

  1. b. voet- en fietspaden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. speelvoorzieningen;
  5. f. nutsvoorzieningen;
  6. g. straatmeubilair;
  7. h. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
  8. i. terrassen;
  9. j. water;
  10. k. objecten van beeldende kunst;
  11. l. kunstwerken.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. opslag van gevaarlijke stoffen/materialen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), waaronder begrepen consumentenvuurwerk;
  4. d. reclame-uitingen.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterhuishouding;
  2. b. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van waterafvoer en waterberging;
  4. d. bermen en groenvoorzieningen;
  5. e. extensief recreatief medegebruik;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. ter plaatse van de Hollandsche IJssel voor de afvoer en berging van water, ijs en sediment en voor scheepvaartverkeer;
  8. h. lichtmasten en apparatuur ter beveiliging en geleiding van het verkeer te water.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. woonschepen en drijvende woningen als ligplaats.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroep en aan-huis-verbonden bedrijf tot gezamenlijk maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn garageboxen toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. d. tuinen;
  2. e. kunstwerken;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. fiets- en voetpaden;
  6. i. speeltoestellen;
  7. j. water.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen, met uitzondering van mantelzorg;
  2. b. horeca;
  3. c. webwinkel;
  4. d. seksinrichtingen;
  5. e. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  7. g. reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan voertuigen in garageboxen.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Waarde - Archeologie 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 3.6), de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1' op één of meerdere locaties te wijzigen door het verwijderen van deze dubbelbestemming ter plaatse indien:

  1. a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  2. b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 3 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 3.6), de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2' op één of meerdere locaties te wijzigen door het verwijderen van deze dubbelbestemming ter plaatse indien:

  1. a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  2. b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 14 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig de ten tijde van de vastselling van dit plan bestaande:
    1. 1. voorgevelrooilijnen;
    2. 2. de indeling van de voorgevel van gebouwen;
  2. b. voor kappen en daken (binnen de bestemming Centrum - 1) gelden de volgende regels:
    1. 1. ieder hoofdgebouw moet worden afgedekt door een kap met ten minste twee hellende dakvlakken met dien verstande, dat gedeeltelijke platte afdekking en bestaande platte afdekking zijn toegestaan;
    2. 2. de dakhelling van de onder a bedoelde hellende dakvlakken zal ten minste 300 en ten hoogste 700 bedragen;
    3. 3. de hoogte van een kap mag niet meer bedragen dan 5 meter, gemeten vanaf de goothoogte.

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische waarden tevens nadere eisen stellen aan:

  1. a. de situering van bouwwerken;
  2. b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken;
  3. c. de maximale omvang van bouwwerken;
  4. d. de dakhelling van gebouwen;

De nadere eisen mogen worden gesteld voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden. Alvorens over gegaan wordt tot het stellen van nadere eisen wordt de gemeentelijke Monumentencommissie gehoord.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waarde - Landschap

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waterstaat - Waterhuishoudkundige En Waterstaatkundige Functie

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  2. b. het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  2. b. het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Toegestane overschrijding

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.

19.2 Toelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de vaststelling van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in het voorgaande lid van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

19.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  1. a. bestaande ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn nieuwe afvalinzamelpunten en randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding buiten bouwvlakken toegestaan binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijf';
  3. c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m¹ onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 m¹ onder peil gebouwd mag worden;
  4. d. bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn.

19.4 Afwijking ondergrondse bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.3 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m¹ onder peil onder de voorwaarde dat:

  1. a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. b. positief advies is ontvangen van de waterbeheerder;
  3. c. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

20.1 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 17 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.

20.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 Vrijwaringszone - dijk

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m1, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m1;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 50 m1;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels te wijzigen, ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 24 Overige Regels

24.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

24.2 Algemene parkeerregeling

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Dorpskern Moordrecht' van de gemeente Zuidplas.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Doel

Het primaire doel van het bestemmingsplan 'Dorpskern Moordrecht' is het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader waarbinnen de bestaande functies en bouwmogelijkheden mogelijk blijven. Daarnaast sluit het bestemmingsplan aan op de gemeentelijke doelstellingen in het kader van de actualisatie van bestemmingsplannen waarbij de belangrijkste doelen zijn:

  1. 1. het komen tot uniformiteit in regels en wijze van bestemmen;
  2. 2. het verkrijgen van een actuele ruimtelijk-juridische vertaling van de bestaande bebouwing en het gebruik (conserverende bestemmingsplannen) en het eventueel mogelijk maken van kleinschalige nieuwe ontwikkelingen (ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen);
  3. 3. het komen tot digitaal raadpleegbare en uitwisselbare bestemmingsplannen.

1.2 Bestaande Situatie


Vigerend bestemmingsplan

In het plangebied is momenteel het bestemmingsplan "Dorpskern 2005" te Moordrecht van kracht. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Moordrecht op 8 februari 2005 vastgesteld en op 22 juni 2006 onherroepelijk geworden.

Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt centraal in de kern van Moordrecht. In het zuidoosten volgt de plangrens van het bestemmingsplan via de achterzijde van de woningen aan het Westeinde richting het noordoosten de gemeentegrens (in de Hollandsche IJssel) van de gemeente Ouderkerk aan den IJssel. In het noordoosten loopt de plangrens langs de IJsbaan. Via de Molenlaan en de Kerklaan gaat de plangrens naar de Ringvaart, die vervolgens de noordwestelijke grens van het plangebied vormt. De zuidwestelijke grens van het plangebied wordt gevormd door de Schielandstraat, via het water aan de Drost IJsermansingel en de Prinses Beatrixstraat naar de Emmastraat. Zie figuur 'Ligging plangebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpDorpskernMrd-Va01_0001.jpg"

Ruimtelijke karakteristiek

Moordrecht is van oudsher een dijkdorp aan de Hollandsche IJssel op de route van Gouda naar Rotterdam. De historische kern omvat naast de Dorpsstraat op de dijk, ook de lager gelegen Oost- en

Westbuurtstraat. De ruimtelijke ontwikkelingen deden zich aanvankelijk voor in de zone direct aan de Hollandsche IJssel, met komvorming bij de huidige (Nederlands-)Hervormde kerk uit 1657.

Bebouwing

De kleinschalige verkaveling met een sterke variatie in grootte, breedte en hoogte is met name aanwezig in de oorspronkelijke T-vormige hoofdstructuur. De bebouwing is niet alleen zeer gevarieerd in afmetingen maar ook wat betreft de situering; hoewel sprake is van rooilijnen is er weinig "discipline" herkenbaar. Dit leidt tot een aantrekkelijk gevarieerd straatbeeld. Aan de achterzijde is het beeld nog gevarieerder. Er zijn pandjes met een diepte van nog geen 6 m naast gebouwen met een diepte van meer dan 30 m. Hier en daar komen fraaie tuinen voor van forse afmetingen; op andere plaatsen is sprake van vrijwel geheel bebouwde percelen hooguit met een bescheiden achterplaatsje. Aan het Westeinde bevinden zich villa’s uit de jaren twintig en dertig, met ruim bemeten voor- en achtertuinen. Samen met het voormalige raadhuis vormen zij de westelijke entree van de dorpskern. De voorgevelrooilijn aan de Dorpsstraat verspringt plaatselijk. De oudere, soms monumentale panden staan van oudsher overwegend direct aan de straat. Mede op gezag van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard heeft plaatselijk herbouw plaatsgevonden op enkele meters afstand tot de straat en op een hoger peil. Aan de West- en de Oostbuurtstraat zijn achterkanten van panden aan de Dorpsstraat aanwezig. Dat levert, in combinatie met het aanwezige hoogteverschil van de dijk, een markant straatbeeld op. In de loop van de tijd zijn daar ook panden toegevoegd, soms met een voorkant aan de West- of de Oostbuurtstraat.

De nieuwere bebouwing bevindt zich langs de Molenlaan, de Tuin van Bier, de Sluislaan, de Schielandstraat en het Kerkplein. Voorts zijn incidenteel nieuwe invullingen gepleegd.

Functionele karakteristiek

Naast de woonfunctie zijn er nog een aantal andere functies binnen het plangebied aanwezig.

Detailhandel

Van oorsprong lag de concentratie van de detailhandel aan de Dorpsstraat en het Kerkplein. Met de realisatie van de tweede supermarkt aan de Kerklaan heeft een verschuiving van de winkelconcentratie in de richting van de (nieuwe) woonbuurten aan de noordkant van Moordrecht plaatsgehad. Er heeft een herontwikkeling plaatsgevonden (Kerklaan-project) waarin de twee supermarkten zijn opgenomen en waarin enkele andere winkels (o.a. Primera, makelaar, drogist, bakker, Kruidvat) zijn gerealiseerd.

Naast het complete aanbod van dagelijkse goederen in de beide supermarkten, zijn in de dorpskern diverse andere winkels aanwezig.

Maatschappelijke functies

Binnen het plangebied zijn enkele maatschappelijke functies aanwezig. Centraal in het plangebied op het Kerkplein is de (Nederlands-)Hervormde dorpskerk gesitueerd. In de Koningin Julianalaan in het westen van het plangebied ligt de begraafplaats. Binnen het plangebied is ook een grafkelder gelegen. Deze ligt in het zuiden van het plangebied, aan het Westeinde. Het voormalige raadhuis op het adres Westeinde 1 is nu in gebruik als zorgvilla. Dit pand bevindt zich in het zuiden van het plangebied.

Ontsluiting
Moordrecht wordt ontsloten door de Middelweg naar de A20 richting Rotterdam en Gouda/Utrecht. In zuidelijke richting sluit de Middelweg aan over het Kerkplein, de Oost-Buurtstraat en de Schielandse Hogezeedijk die langs de Hollandsche IJssel richting Gouda leidt. De doorgaande route door Moordrecht wordt gevormd door de Middelweg, de Koningin Julianastraat, de Prins Bernhardstraat en het Westeinde en over de Schielandse Hoge Zeedijk richting Nieuwerkerk aan den IJssel en via een veerpont met Gouderak. De genoemde wegen zijn de belangrijkste ontsluitingswegen van (de dorpskern van) Moordrecht. Binnen de bebouwde kom van Moordrecht zijn alle wegen ingericht volgens de principes van landelijke Duurzaam Veilig en derhalve 30 km/uur. Enige uitzondering hierop is het laatste stukje Middelweg waar 50 km/uur van kracht is. Alle wegen buiten de bebouwde kom kennen een snelheidslimiet van 60 km/uur. Voor alle wegen binnen het plangebied geldt dat de verkeersregels voor wegen van 30 km/uur van kracht zijn.

1.3 Planbeschrijving

Grote nieuwe projecten zijn er binnen de grenzen van de dorpskern niet meer te verwachten. De focus zal liggen op het binnen de bestaande structuren, contouren, bebouwing en bestemming vorm geven aan het gene dat in bijvoorbeeld het Beschermd dorpsgezicht en de Structuurvisie is verwoord en past bij Moordrecht: het behoud van en daarbinnen ontwikkelen van de aanwezige karakteristiek.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van een toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. In de toelichting is een beschrijving van het plangebied opgenomen en zijn de aan het plan ten grondslag gelegen keuzes en beleidsuitgangspunten beschreven.

De toelichting bestaat uit 5 hoofdstukken. De voor het plan relevante beleidsuitspraken van Rijk, provincie en regio en het eigen gemeentelijke beleid zijn in hoofdstuk 2 beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de verschillende milieuaspecten. Hierbij vindt een toets aan de diverse milieu- en omgevingsaspecten plaats.

Een toelichting op de juridische systematiek, een omschrijving van de afzonderlijke bestemmingen, is beschreven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid


Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Barro

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. De doelen uit de structuurvisie en de genoemde belangen uit het Barro zijn wel van belang maar gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan hebben ze in het kader van dit bestemmingsplan vrijwel geen consequenties. Op basis van artikel 2.1.2 Barro is een vrijwaringszone van 25 meter opgenomen langs de vaarweg.

2.2 Provinciaal Beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.

Dit conserverende plan past binnen de doelstellingen van de Provinciale Structuurvisie.

Verordening Ruimte

In deze verordening zijn specifieke eisen gesteld waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit conserverende bestemmingsplan dat een aantal bestaande stedelijke functies toestaat, past binnen de Verordening Ruimte, aangezien deze functies binnen het stedelijk gebied zijn toegestaan. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Zuidplas 2030

De gemeenteraad van Zuidplas heeft op 27 november 2012 de "Structuurvisie Zuidplas 2030" vastgesteld. In deze Structuurvisie presenteert de gemeente Zuidplas op een compacte wijze de ruimtelijke visie tot 2030 en daarna. Thema's als wonen en voorzieningen, werken, groen en recreatie, verkeer en infrastructuur en milieu en duurzaamheid komen uitgebreid aan bod in deze structuurvisie. De Structuurvisie biedt een kader voor alle gebieds- en ruimtelijke opgaven die Zuidplas in de komende decennia wil realiseren. Het plangebied is in de Structuurvisie aangeduid als 'Dorp'. Hierover is in de Structuurvisie het volgende opgenomen:

"Wonen in de dorpen van Zuidplas

De dorpen in Zuidplas zijn levendige woongemeenschappen, waarvan het buitengebied ook vanuit het centrum goed bereikbaar is. De kleinschalige woonomgevingen in Moerkapelle, Moordrecht en Zevenhuizen zijn geleidelijk gegroeid tot de dorpen die we nu kennen. Ze kenmerken zich door een sterke sociale cohesie en rijk verenigingsleven. Nieuwerkerk aan den IJssel heeft de afgelopen decennia aanzienlijke groei van het aantal woningen en inwoners doorgemaakt en daardoor een groot-dorps karakter gekregen. Dit zie je terug in de sociale samenhang, die eerder zichtbaar is in wijken en buurten dan op dorpsniveau. Tegelijkertijd biedt het hogere aantal inwoners draagkracht voor een uitbreiding van voorzieningen, zoals detailhandel en zorg.

Sociale netwerken rondom onderwijs, sport en cultuur vergroten de leefbaarheid en levendigheid van een dorp. Het organiseren van die netwerken is iets dat vooral door inwoners van de dorpen zelf wordt gedaan. De gemeente faciliteert ontmoetingen in plekken als dorpshuizen, brede scholen en sportaccommodaties, maar ook in de openbare ruimte, zoals op dorpspleinen en in parken."

Voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend plan, de toekomstige ambities zijn hierin niet meegenomen.

Welstandsnota

In 2015 wordt het welstandsbeleid van Zuidplas gewijzigd. Zuidplas wordt welstandsvrij tenzij anders is aangegeven.

De Welstandsnota bevat twee welstandsniveaus. Kwetsbare gebieden zoals structuurbepalende elementen, landschappelijke waardevolle gebieden en historische dorpskernen blijven nadrukkelijk beschermd c.q. gestuurd met een zwaar welstandsregime. Het overgrote deel van het gebied dat overblijft, valt door het nieuwe welstandsbeleid onder welstandsvrij. Voor het grootste deel van het plangebied Dorpskern Moordrecht geldt een zwaar welstandsregime. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en is niet in strijd met de welstandsnota.

Overig gemeentelijk beleid

Gezien de conserverende aard van dit bestemmingsplan zijn de overige gemeentelijke beleidsstukken (o.a. Nota Parkeernormen, Mobiliteitsvisie, Beleidsregels uitwegen, Horecabeleid, Woonvisie, Economisch Beleid ) wel van belang, maar hebben deze geen rechtstreekse invloed op dit bestemmingsplan.

2.4 Conclusie Beleid

Gezien de conserverende aard van dit bestemmingsplan is er geen strijdigheid met beleidsstukken.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Inleiding

De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien steeds meer naar elkaar toe. In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) wordt gesproken over het belang van een duurzame ruimtelijke kwaliteit. In de jurisprudentie spelen milieuaspecten een belangrijke rol ter bepaling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Hoewel milieuregelgeving soms beperkingen kan opleggen aan de gewenste ruimtelijke besluiten, is het primair bedoeld om bij te dragen aan een goed woon- en leefklimaat. De doelen van de Wro en de Wet milieubeheer sluiten op deze wijze bij elkaar aan.

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke (on)mogelijkheden inzichtelijk gemaakt. Waar nodig dient een vertaling plaats te vinden naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende dient te borgen.

3.2 Archeologie

3.2.1 Gemeentelijke beleidsnota archeologie

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Wamz behelzen o.a. het integreren van archeologie in de RO-procedures (zoals vergunningen en Projectbesluiten) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen (art. 38 en 41 Wamz). De Wamz verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevings- en aanlegvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt.

De gemeente Zuidplas heeft per 23 november 2010 vastgesteld beleid en op 23 juni 2013 is een deel van de archeologische beleidsadvieskaart geëvalueerd. Aan de hand van de hiervan onderdeel uitmakende archeologische verwachtingenkaart en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. De evaluatie heeft er onder andere toe geleid dat de gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde niet meer met een dubbelbestemming in de bestemmingsplannen worden opgenomen.

3.2.2 Onderzoek

In het kader van het conserverend bestemmingsplan 'Dorpskern Moordrecht' wordt inzicht gegeven in de verwachtingswaarden en bijbehorend beleid in het bestemmingsplangebied. Hiervoor zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

  • de gemeentelijke verwachtingen- en beleidskaart en de gemeentelijke beleidsnota archeologie (november 2010/juni 2013);
  • het Archeologisch Informatie Systeem II (Archis2) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

In figuur 3.1 is de archeologische beleidskaart van de gemeente Zuidplas weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpDorpskernMrd-Va01_0002.jpg"

Figuur 3.1: uitsnede uit de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Zuidplas, de grens van het plangebied met een rode lijn aangeduid.

Volgens de Verwachtingen- en Beleidsadvieskaart gelden er voor het plangebied drie typen archeologische verwachtingen (figuur 3.1):

  • Zeer hoge archeologische verwachting: deze verwachting geldt voornamelijk voor het centrale deel van het plangebied. Voor dit gebied moet in het bestemmingsplan een dubbelbestemming worden opgenomen. Bij de dubbelbestemming moet een onderzoeksplicht worden opgenomen voor verstoringen met een verstoringsoppervlakte groter dan 50 m2 en dieper dan 30 cm
  • Hoge archeologische verwachting: deze verwachting geldt voor met name het noordwestelijke deel van het plangebied. Voor dit gebied moet in het bestemmingsplan een dubbelbestemming worden opgenomen. Bij de dubbelbestemming moet op grond van de verwachtingenkaart een onderzoeksplicht worden opgenomen voor verstoringen met een verstoringsoppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm, in het onderstaande wordt hierop nader ingegaan.
  • Lage archeologische verwachting: deze verwachting geldt voor twee uiterst kleine gebiedjes in het noordoostelijke deel van het bestemmingsplan. Bij de evaluatie van de archeologische beleidsadvieskaart is besloten dat voor gebieden met een lage archeologische verwachting geen onderzoeksverplichting meer geldt, derhalve zijn de gebieden met een lage archeologische verwachtingenwaarde niet overgenomen in de dubbelbestemming.

Binnen dit bestemmingsplangebied zijn tot op heden geen archeologische resten bekend. In het plangebied komen zeer hoge en hoge archeologische verwachtingswaarden voor. Binnen de zone met een zeer hoge verwachtingswaarde kunnen archeologische waarden vanaf de Middeleeuwen verwacht worden. Sporen en resten kunnen direct onder het maaiveld voorkomen. De hoge archeologische verwachting is gebaseerd op het voorkomen van de zandige en kleiige afzettingen van een fossiele rivier (Gouderak stroomgordel) waarop archeologische resten uit de prehistorie verwacht worden. Uit recent onderzoek blijkt echter dat deze afzettingen dieper liggen dan 4 m onder het maaiveld. De vrijstellingsgrens van de archeologische beleidsadvieskaart zou, wat diepte betreft, voor dit plangebied dan ook bijgesteld kunnen worden van 30 cm naar 3 m. Aan de dubbelbestemming voor de hoge archeologische verwachtingswaarde moet dan een onderzoeksplicht worden opgenomen voor verstoringen met een verstoringsoppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 3 m onder het maaiveld.

In het zuidelijke deel van het bestemmingsplan is ook een zone aanwezig met de aantekening bodem verstoord. Hier worden geen archeologische resten meer verwacht en voor dit gebied hoeft geen dubbelbestemming archeologie te worden opgenomen.

3.2.3 Conclusie

Er is een dubbelbestemming opgenomen voor de gronden met een zeer hoge en hoge archeologische verwachting zodat bij eventuele werkzaamheden de archeologische waarden zijn beschermd. Voor de hoge archeologische verwachting geldt tevens dat de oorspronkelijke vrijstellingsgrens van 30 cm verruimd kan worden naar 3 m onder het maaiveld. Voor de gronden met een lage archeologische verwachting en voor de gronden met een verstoorde bodem wordt geen dubbelbestemming nodig geacht.

Als uit aanvullend onderzoek blijkt dat de gebieden met de dubbelbestemming geen archeologische waarde meer hebben (of een lagere waarde), wordt de mogelijkheid geboden deze waarde binnenplans te verwijderen dan wel te wijzigingen.

Met inachtneming van het bovenstaande zijn er geen belemmeringen als gevolg van het aspect 'archeologie' voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.3 Cultuurhistorie

Bij besluit van 15 februari 2008 is Moordrecht aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988. Op 24 oktober 2008 is de Aanwijzing herzien aangezien er percelen waren opgenomen die geen deel uitmaakten van de Aanwijzing.

Als meest waardevolle hoofdkenmerken kunnen de - nog zeer goed herkenbare, in oorsprong uit de late Middeleeuwen stammende en sindsdien regelmatig verhoogde - IJsseldijk, met de Veerstoep en verder de wegverbinding naar de vroegere dochternederzettingen in het veen genoemd worden. De in samenhang met deze dwarsas ontwikkelde benedendijkse kom met de beide Buurtstraatjes en het karakteristieke, nog grotendeels intacte, 18e- en 19eeeuwse profiel en bebouwingsbeeld van het dorp betekenen tezamen dat Moordrecht een vrij zeldzaam en tamelijk gaaf voorbeeld is van dit type dijknederzettingen.

Begrenzing Dorpsgezicht

Aan de zuidzijde volgt de begrenzing voor het grootste deel het midden van de Hollandsche IJssel. Ter hoogte van de nieuwbouw loopt de begrenzing over de achterzijde van de perceelsgrenzen van de bebouwing aan de Dorpsstraat en het Westeinde. De Waal vormt de westelijke grens. Aan de noordzijde wordt de begrenzing gevormd door de voormalige Wetering en de Oostbuurtstraat.

Rechtsgevolg van de aanwijzing

Ter effectuering van de aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht moet ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 een bestemmingsplan worden opgesteld. De toelichting op de aanwijzing kan daarbij voor wat het beschermingsbelang betreft als uitgangspunt dienen. Doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de toekomstige ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te bieden voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruikmaakt en daarop voortbouwt. In het aanwijzingsbesluit is bepaald in welke mate de vigerende bestemmingsplannen aan het beschermingsvereiste voldoen.

In dit bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht' opgenomen. Met deze bestemming is de bescherming van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden geborgd.

Zo zijn de gevellijnen uit de aanwijzing overgenomen als bouwvlakken en is geregeld dat uitsluitend gebouwd mag worden overeenkomstig de bestaande voorgevelrooilijnen en de indeling van de bestaande voorgevel van de gebouwen. Daarnaast is een regeling opgenomen voor kappen en daken.

3.4 Bedrijven En Milieuzonering

3.4.1 Wet- en regelgeving

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De te beoordelen situaties zijn in te delen in drie groepen met bijbehorende aanpak, te weten:

  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven
    In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven. Deze beoordeling is met name gebaseerd op de Wet Milieubeheer en bijbehorende AMvB's. Daarnaast zal moeten worden meegewogen of ter plaatse van de nieuwe milieugevoelige functies bij eventuele vestiging van een nieuw bedrijf op het bestaande bedrijfsperceel een probleemsituatie ontstaat. Deze afweging vindt met name plaats op basis van Bedrijven en Milieuzonering.
  • Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies
    In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2) of 50 meter (cat. 3.1), etc. tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd. In het geval de bestemmingswijziging wordt gerealiseerd ten bate van de vestiging van een specifiek bedrijf, kunnen de omstandigheden van dit bedrijf worden meegewogen. In elk geval dient te worden beoordeeld of aan de Wet milieubeheer zal kunnen worden voldaan.
  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen
    In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2) of 50 meter (cat. 3.1), etc. tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd.

De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

3.4.2 Onderzoek en resultaten

Uit een inventarisatie van het bedrijvenbestand van de ODMH is gebleken dat in het plangebied naast detailhandel en maatschappelijke functies, enkel bedrijven zijn gevestigd die behoren tot milieucategorie 1 en 2. Verder is gebleken dat bedrijven uit het plangebied geen invloed hebben op gevoelige functies binnen het plangebied.

In het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied is voornamelijk een verdeling gemaakt in woongebied, centrumgebied I en centrumgebied II. Het conserverend bestemmen van de geïnventariseerde functies leidt niet tot conflictsituaties.

3.4.3 Conclusie

Er zijn geen belemmeringen als gevolg van het aspect 'bedrijven en milieuzonering' voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.5 Bodem

3.5.1 Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

3.5.2 Onderzoek

Van het plangebied is met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) alle bij de Omgevingsdienst bekende informatie verzameld over de onderwerpen:

  • Voormalige bedrijven (HBB);
  • Huidige bedrijven;
  • Tanks;
  • (Sloot)dempingen (Bio-s);
  • Bodemonderzoekslocaties;
  • Toepassing grond (grondwerken);
  • Bodemkwaliteitskaart en grondstromenbeleid.

Binnen het plangebied 'Dorpskern Moordrecht' is sprake van een conserverend bestemmingsplan. Met betrekking tot de bodemkwaliteit is het daarom voornamelijk van belang om te bepalen of er knelpunten zijn met betrekking tot de huidige functie van het plangebied.

3.5.3 Resultaten

In figuur 3.2 is de bij de Omgevingsdienst bekende bodeminformatie van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpDorpskernMrd-Va01_0003.jpg"

Figuur 3.2: bodeminformatie plangebied, de grens van het plangebied is met rood aangegeven

Onderstaande tabel geeft een toelichting op de in figuur 3.2 afgebeelde informatie.

Tabel 3.1: toelichting op bodeminformatiekaart

Voormalige bedrijven (HBB)
De voormalige bedrijfsactiviteiten komen uit het HBB bestand (historisch bedrijven bestand). Op basis van de voormalige activiteiten (UBI) worden er meerdere categorieën onderscheiden waar risico op bodemverontreiniging aanwezig zijn: locaties die potentieel ernstig zijn en locaties die potentieel ernstig en urgent (spoedeisend) zijn. In de regio Midden-Holland zijn de potentieel spoedeisende locaties over het algemeen al onderzocht. De locaties die hieruit als humaan spoedeisend naar voren zijn gekomen zijn reeds bekend en in het BIS weergegeven. Wanneer een dergelijke locatie binnen het plangebied valt wordt dit aangegeven in de tekst.
Bodemonderzoekslocaties
In de legenda is opgenomen of op de locatie waar het bodemonderzoek is uitgevoerd vervolgonderzoek plaats moet vinden (rood) of niet (groen). Indien is aangegeven dat geen vervolgonderzoek meer nodig is, betekent dit dat de locatie voldoende is onderzocht in het kader van de Wet bodembescherming. In een ander kader kan wel een vervolgactie noodzakelijk zijn. Daarnaast zijn de spoedlocaties (paars) aangegeven. Dit zijn locaties waar op basis van onderzoeken sprake is van humane risico's en waar een spoedeisende sanering noodzakelijk is.

N.b. 1: In figuur 3.2 is de bij de Omgevingsdienst beschikbare bodeminformatie samengevat weergegeven. Meer gedetailleerde informatie kan worden opgevraagd bij de Omgevingsdienst.

N.b. 2: Indien er op een locatie van een of meerdere items geen informatie op de kaart is afgebeeld, wil dat niet zeggen dat er op die locatie nooit een bodembedreigende activiteit heeft plaatsgevonden. Een vooronderzoek conform NEN 5725 kan hierover duidelijkheid verschaffen.

Uit de uitgevoerde BIS-toets blijkt dat er binnen het plangebied geen gedempte sloten bekend zijn bij de Omgevingsdienst.

Bodemonderzoekslocaties

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen of overlappend met het plangebied op circa 30 locaties onderzoeken naar de bodem zijn uitgevoerd. Op sommige locaties daarvan is een vermoeden van bodemverontreiniging en moet nog een historisch of nader bodemonderzoek plaatsvinden op basis van de voormalige verdachte activiteit of voorgaand onderzoek. Dit onderzoek kan plaatsvinden bij een ruimtelijke ontwikkeling of in het kader van de vigerende milieuwetgeving (vergunning).

Voor enkele locaties geldt dat deze voldoende zijn onderzocht danwel voldoende zijn gesaneerd.

Grondverzet

De gemiddelde bodemkwaliteit op onverdachte percelen binnen het plangebied 'Dorpskern Moordrecht' is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart. Het plangebied is gelegen in zone 3 (historische bebouwing Zuidplas) en zone 6 (uitbreidingen 2).
Grondverzet dient altijd te worden gemeld bij de Omgevingsdienst. De Omgevingsdienst kan dan tevens als grondstromenmakelaar optreden, zodat grondverzet zo (kosten)efficiënt mogelijk kan plaatsvinden.

Voor het toepassen van grond van buiten het plangebied wordt op deze plaats verwezen naar de toepassingswaarden zoals deze zijn af te leiden van www.odmh.nl/bkk.

3.5.4 Conclusie

Er zijn geen belemmeringen als gevolg van het aspect 'bodem' voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Onacceptabele humane risico's als gevolg van de in de bodem aan te treffen verontreinigingen in combinatie met een gevoelig gebruik worden niet verwacht.

3.6 Externe Veiligheid

3.6.1 Kader / wetgeving

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vormt het wettelijk kader voor het omgaan met risico's ten gevolge van bedrijven (inrichtingen) met gevaarlijke stoffen.

Het wettelijk kader voor de risico's ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door:

  1. a. de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS), het laatst gewijzigd op 1 januari 2010 en medio 2015 te vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev);
  2. b. het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Plaatsgebonden risico (PR)

Als “harde” afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.

De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verantwoord.

Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.

3.6.2 Onderzoek

Voor het bestemmingsplan 'Dorpskern Moordrecht' is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die op het plangebied van invloed zijn. Hierbij is de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Zuidplas gebruikt, die in april 2011 is vastgesteld.

3.6.3 Resultaten

Inrichtingen

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen EV-relevante inrichtingen gelegen.

Transport over de weg

Nabij het plangebied zijn geen wegen gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Transport over het spoor

Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen spoorwegen gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Transport per buisleiding

Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen EV relevante buisleidingen gelegen.

Transport over het water

Het plangebied valt voor een deel over de Hollandsche IJssel. In het “Definitief ontwerp Basisnet Water”, (januari 2008) is de Hollandsche IJssel als “groene vaarweg” aangeduid. Voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij groene vaarwegen geldt dat er geen beperkingen zijn ten aanzien van het plaatsgebonden risico. Ook is er geen verantwoording van het groepsrisico nodig.

3.6.4 Conclusie

Er zijn geen belemmeringen voor het aspect 'Externe Veiligheid' voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.7 Duurzaamheid

Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden.

Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw. Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. In dit besluit is voor nieuwbouw van woningen de Energieprestatie Normering (EPN) opgenomen. De EPN houdt in dat eisen worden gesteld aan het maximale energieverbruik van het gebouw. Dit is vastgelegd in een getal: de Energieprestatie Coefficient (EPC). Sinds 1995 is het verplicht een EPC---berekening in te dienen in het kader van het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Voor alle nieuw te realiseren bouwwerken zullen zodoende EPC--- berekeningen moeten worden uitgevoerd, op welke wijze de aspecten 'energie' en 'duurzaamheid' bij het bouwen betrokken worden. De EPC voor woningen is per 1 januari 2015 aangescherpt naar 0,4 en in 2020 moeten woningen energieneutraal zijn (EPC van 0).

Voor nieuwe woningen geldt, dat deze minimaal moeten voldoen aan de in het Bouwbesluit gestelde eisen met betrekking tot duurzaamheid en energie. Het treffen van een verdere uitwerking op het gebied van duurzaamheid en energie zal door de initiatiefnemer zelf worden bepaald.

3.8 Flora En Fauna

3.8.1 Wettelijk kader

Om natuurwaarden in Nederland te beschermen geldt een viertal landelijke wetten en beleidsplannen: de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998, het Natuurbeleidsplan 1990 en de Nota Ruimte met daarin de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Daarnaast geldt provinciaal beleid, te weten: Visie Ruimte en Mobiliteit 2014; Natuurbeheerplan 2014 en Provinciaal Compensatiebeginsel 2013.

De handreiking bestemmingsplan en natuurwetgeving (ministerie EZ, 2011) geeft aan dat: “gemeenten op grond van de Wro rekening moeten houden met een goede ruimtelijke ordening”. Dat betekent op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel dat er rekening moet worden gehouden met doorwerking van het nationaal en provinciaal natuurbeleid en aanpalende wetgeving op grond van de uitvoerbaarheid van plannen (art. 9 Besluit ruimtelijke ordening).

3.8.2 Onderzoek

Voor dit bestemmingsplan is gekeken welke natuurwetgeving op het plan van toepassing is. Ter plekke van het plangebied is geen verkennend ecologisch veldonderzoek verricht omdat het een conserverend plan betreft. Op basis van het literatuuronderzoek is een inschatting gemaakt van de eventuele effecten van het plangebied op mogelijk aanwezige beschermde gebieden. Daar het een conserverend bestemmingsplan betreft zijn effecten op beschermde soorten (Flora- en faunawet) niet volledig getoetst omdat er geen veldinventarisatie heeft plaatsgevonden.

Geraadpleegde bronnen:

www.zuid-holland.nl, geraadpleegd 6-8-2014

www.rijksoverheid.nl, geraadpleegd 6-8-2014

Soortbescherming

Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft is geen veldbezoek aan het plangebied gebracht. Ook zijn de verspreidingsgegevens van beschermde soorten niet bestudeerd. Door het conserverende karakter van het plan is een overtreding van de Flora- en faunawet als gevolg van het vaststellen van het plan uit te sluiten.

Een aantal beschermde soorten, zoals vogels (gierzwaluw en huismus) en vleermuizen (vooral gewone dwergvleermuis) zijn zeer waarschijnlijk in het plangebied aanwezig. Het plangebied kan beschermde functies hebben zoals vaste verblijfplaatsen of belangrijke foerageergebieden. Bij alle in de toekomst voorziene ruimtelijke ontwikkelingen moet hiermee rekening worden gehouden. Dit geldt ook voor ontwikkelingen die mogelijk zijn binnen het conserverende plan. Daarbij moet in acht worden genomen dat ook kleine ruimtelijke wijzigingen zoals slopen, bouwen, kappen en snoeien van groen, plaatsen van straatverlichting en profielwijziging van watergangen een overtreding van de Flora- en faunawet kunnen betekenen. In dergelijke gevallen moet altijd een natuurtoets worden uitgevoerd voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt buiten een Natura 2000-gebied. Directe effecten op Natura 2000-gebieden worden daarom uitgesloten. Op een afstand van circa 6 kilometer van het plangebied liggen de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden 'Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein' en 'Donkse Laagten' (zie figuur 3.3). Gezien het feit dat het bestemmingsplan conserverend van aard is en het plangebied in zijn huidige vorm (met woonblokken en sportvelden) niet of nauwelijks geschikt is voor aangewezen vogelsoorten voor de Natura 2000-gebieden, worden externe effecten met zekerheid uitgesloten. Ook een toename van stikstof door een grotere verkeersintensiteit wordt uitgesloten. Externe effecten op aangewezen habitattypen worden dan ook eveneens uitgesloten. Bij dit conserverende plan hoeft geen rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet 1998.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpDorpskernMrd-Va01_0004.png"

Figuur 3.3: Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied (rode contour, globale ligging). De gearceerde gebieden zijn onderdeel van de Natura 2000-gebieden 'Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein' (paars), 'Uiterwaarden Lek' (groen), 'Boezems Kinderdijk' (donkerblauw) en 'Donkse Laagten' (lichtblauw).

In het zuiden van het plangebied ligt het EHS-gebied met de naam 'Moordrecht-Zuid', behorende bij het EHS-gebied 'Oevers Hollandsche IJssel Noord'. Het plangebied ligt op een afstand van circa 700 meter van de dichtstbijzijnde ecologische verbindingszone (evz), onderdeel van de EHS (zie figuur 3.4). Omdat het bestemmingsplan conserverend is, blijft de huidige situatie gehandhaafd. Effecten op de EHS worden daarom uitgesloten.

Andere provinciaal beschermde gebieden, zoals belangrijke weidevogelgebieden, zijn niet aanwezig binnen of nabij het plangebied. Het dichtstbijzijnde belangrijke weidevogelgebied is gelegen op circa 1600 meter afstand (zie figuur 3.4). Op basis van deze afstand en het feit dat het bestemmingsplan conserverend van aard is, worden effecten hierop uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpDorpskernMrd-Va01_0005.png"

Figuur 3.4: EHS-gebieden in de omgeving van het plangebied (rode contour, globale ligging). De roze gebieden zijn ecologische verbindingszones (evz), onderdeel van de EHS. De lichtgroene gebieden zijn aangewezen EHS-gebieden, terwijl de donkergroene locaties zijn aangewezen als weidevogelgebied (zuidoosten en noorden).

3.8.3 Conclusie

Er zijn geen belemmeringen voor het aspect 'ecologie' voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.9 Geluid

Het plangebied ligt buiten de geluidszone van railverkeer, zoals deze is vastgesteld middels de Geluidregister Spoor van 7 maart 2014 en buiten de geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Onderzoek naar railverkeer- en industrielawaai is daarmee niet noodzakelijk.

In het kader van de Wet geluidhinder hoeft vanwege het conserverend karakter geen onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatieve geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai in beeld gebracht.

3.9.1 Wegverkeerslawaai

Omdat industrielawaai en spoorweglawaai niet relevant zijn voor dit plangebied is ter onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening de cumulatieve geluidsbelasting van de relevante wegen in beeld gebracht. Bij de beoordeling van een goede ruimtelijke ordening is gebruik gemaakt van de Miedema methode.

De rekenresultaten zijn weergegeven door middel van contouren.

De berekeningen zijn uitgevoerd met Geomilieu versie 2.21. De gevolgde rekenmethode voor het bepalen van de geluidsbelasting is conform de Standaard Rekenmethode II van het Reken- en Meetvoorschrift geluid 2012.

Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de RVMH versie 2.2 van de gemeente Zuidplas.

In figuur 3.5 zijn de geluidscontouren als gevolg van de wegen binnen het plangebied weergegeven. Deze geluidscontouren geven de gecumuleerde geluidsbelasting weer van alle wegen en zijn zonder aftrek artikel 110g Wgh. Er is gerekend op een hoogte van 5 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpDorpskernMrd-Va01_0006.png"

Figuur 3.5: resultaten wegverkeerslawaai Lden excl. aftrek 110g Wgh, grens plangebied in blauw aangeven.

Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidsbelasting alleen op korte afstand tot de Koningin Julianastraat, Sluislaan, Dorpsstraat, Kerkplein, Kerklaan, Burgemeester Brandtstraat en de Oost Buurtstraat hoog is. In het overgrote deel van het plangebied is het leefklimaat redelijk tot goed. Omdat het een conserverend plan betreft hebben deze conclusies geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

3.9.2 Conclusie

Er zijn geen belemmeringen voor het aspect 'geluid' voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.10 Kabels En Leidingen

3.10.1 Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

3.10.2 Onderzoek

In het plangebied zijn geen planologisch relevante hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in de ruimtelijke onderbouwing geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

3.11 Luchtkwaliteit

3.11.1 Wettelijk kader

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.

Titel 5.2I van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Tabel 4-I: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

stof jaargemiddelde uurgemiddelde 24-uursgemiddelde Opmerkingen
NO2 40 µg/m3 200 µg/m3 n.v.t. Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden
PM10 40 µg/m3 n.v.t. 50 µg/m3 24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden

3.11.2 Onderzoek

Omdat het plan geen nieuwe ontwikkelingen toelaat worden ter illustratie van de luchtkwaliteit in het plangebied hieronder de concentraties van NO2 en PM10 in de huidige situatie in 2012 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpDorpskernMrd-Va01_0007.jpg"

Figuur 3.6: NO2 concentraties plangebied, globale grens plangebied in rood aangeduid (www.nsl-monitoring.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpDorpskernMrd-Va01_0008.jpg"

Figuur 3.7: PM10 concentraties plangebied, globale grens plangebied in rood aangeduid (www.nsl-monitoring.nl)

Uit de figuren blijkt dat de concentraties van NO2 en PM10 in 2012 voldoen aan de grenswaarden. Dit geldt ook voor het aantal overschrijdingsdagen voor PM10 (24-uursgemiddelde).

3.11.3 Conclusie

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat ter hoogte van het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden voor NO2 en PM10. Er zijn geen belemmeringen voor het aspect 'luchtkwaliteit' voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.12 Verkeer En Parkeren

Het gebied kent een vrij hoge parkeerdruk mede vanwege de daar aanwezige winkelvoorzieningen, maar vooral ook doordat het een grotendeels historisch gebied betreft waar bij de bouw geen rekening is gehouden met het huidige autogebruik/bezit. Voor ontwikkelingen/herontwikkelingen in het gebied geldt dat deze getoetst zullen worden aan de CROW parkeerkencijfers uit 2012. De gemeenteraad heeft besloten voor heel Zuidplas als uitgangspunt de hoge parkeerkencijfers te hanteren als parkeernorm. Daarnaast zullen plannen getoetst worden op verkeersveiligheid en op verkeersaantrekkende werking.

3.13 M.e.r.

Er worden binnen het plangebied geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Derhalve is het Besluit M.E.R. niet van toepassing.

3.14 Water

Waterbeheer en watertoets

Bij een voorgenomen ontwikkeling dient de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over dit ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK). Rijkswaterstaat is water- en vaarwegbeheerder van de Hollandsche IJssel. Rijkswaterstaat zit toe op een vlotte en veilige doorstroming van scheepvaartverkeer en draagt zorg voor het waarborgen van het functioneren van de vaarweg nu en in de toekomst (nautisch beheer) en ziet toe op een veilig en ongehinderde afvoer van water, ijs en sediment (waterbeheer). Het beheer van Rijkswaterstaat betreft de rivier alsmede het gehele buitendijkse gebied van de Hollandsche IJssel.


Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's.

Voor het plangebied is van belang dat de Hollandsche IJssel een Hoofdvaarweg is, CEMT klasse Va en druk wordt bevaren. Om de functionaliteit te waarborgen en te zorgen voor een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer, geldt voor deze rivieren de Waterwet, de Richtlijn Vaarwegen 2011 en het Binnenvaartpolitiereglement. Verder is voor het plangebied het beleid van het HHSK van belang. Dit beleid wordt nader behandeld.


Hoogheemraadschapsbeleid

Het beleid van het HHSK is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers (Rijkswaterstaatswerken). Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert het HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzame wijze met het stedelijke waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijke waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging (waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd), het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • de waterkwaliteit voldoet ten minste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.


Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 van het HHSK van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 is beschreven hoe het HHSK omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het HHSK vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het HHSK haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.

Rijksbeleid

In deze gebieden zijn ook de Waterwet en de Beleidsregels grote rivieren (Bgr) van kracht. Het maken van werken is dus vergunningplichtig. De Bgr kent binnen het plangebied het zogenaamde bergende regiem. Dit kan betekenen dat ontwikkelingen alleen mogelijk zijn, wanneer het verlies aan bergend vermogen van de rivier, binnen het plangebied gecompenseerd kan worden. Ook dient bij ontwikkelingen in het bestemmingsplan rekening gehouden te worden met het waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek.


Plangebied

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit veengrond. Er is sprake van grondwater trap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand van nature op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de laagste grondwaterstand van nature varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld. Het plangebied heeft een maaiveldhoogte van circa NAP -5,5 m.

Het plangebied ligt binnen het peilbesluit Ringvaart in peilgebied RV1 met een vast peil van NAP -2,20 m.

Waterkwantiteit

In het plangebied is een deel van de Ringvaart (Ringvaart oost) gelegen. De Ringvaart is een boezem. De boezem wordt gebruikt om water naar de omliggende polders aan te voeren via inlaten, en overtollig water uit te slaan (via gemaal A. Kroes) op de Hollandsche IJssel.

De Ringvaart heeft geen bergende functie. De uitmalingscapaciteit vanuit de polders is gelijk aan de afvoercapaciteit naar de Hollandsche IJssel (Bron: Peilbesluit Ringvaart). Het deel van de Ringvaart dat in het plangebied is gelegen heeft een vast peil van NAP -2,15 m.

Ook een deel van de Hollandsche IJssel ligt in het plangebied. Het peil in de Hollandsche IJssel varieert sterk doordat het getij vanuit de zee tot aan Gouda doordringt. Het verschil tussen eb en vloed varieert van 1,8 m in de zomer tot 3,3 m in de winter.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

In een groot deel van het plangebied komt brak grondwater omhoog dat zorgt voor een afnemende waterkwaliteit. Het welwater bevat nabij Moordrecht gemiddeld 1350 mg chloride per liter (Bron: Peilbesluit Zuidplaspolder).

In de Ringvaart wordt op acht locaties de waterkwaliteit periodiek gemonitord. Het chloridegehalte in de Ringvaart oost lag in 2001 en 2002 boven de norm van 200 mg/l. Deze verhoogde waardes worden verklaard door de zoute kwel in de Zuidplaspolder, die via het gemaal Zuidplas door de polder wordt afgevoerd. De MTR-normen voor totaal-fosfaat (0,15 mg/l) en totaal-nitraat (2,2 mg/l) worden ook overschreden. De Ringvaart is dus erg voedselrijk, wat soms leidt tot een overmatige algengroei (Bron: Peilbesluit Ringvaart).

De Hollandsche IJssel heeft lange tijd bekend gestaan als de meest vervuilde rivier in Nederland. In oktober 1996 tekenden 13 overheden het Startcontract Hollandsche IJssel. Dit uitvoeringsprogramma werd in juni 1999 gevolgd door het Uitvoeringscontract Hollandsche IJssel 1999-2010. Sindsdien werken 9 overheden samen met bewoners en bedrijven aan een bloeiende toekomst voor de Hollandsche IJssel en omgeving. Door dit project is bereikt dat de Hollandsche IJssel nu voldoet aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water voor 2015. De rivier is schoon met karakteristieke kenmerken zoals riet, slik, biezen en wilgen (op de oever).


Veiligheid en waterkeringen

In het plangebied zijn langs de Hollandsche IJssel en de Ringvaart waterkeringen gelegen. Hierdoor liggen delen van het plangebied binnen de kern- en beschermingszone van de waterkering.


Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel. Als ontwikkelingen plaatsvinden of onderhoud aan de openbare ruimte wordt verricht (rioolvervanging), wordt onderzocht of de aanleg van een gescheiden stelsel of verbeterd gescheiden stelsel tot de opties behoort. Dit conform de beleidslijnen van het HHSK.


Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Gezien de conserverende aard van het plan wordt er momenteel niet concreet op verbeteringsmaatregelen ingegaan, voor zover deze noodzakelijk zijn. In overleg met de waterbeheerder kan in de nabije toekomst altijd gezocht worden naar mogelijkheden om het watersysteem te verbeteren. Kansrijke locaties worden benut en huidige knelpunten zoveel mogelijk aangepakt als daarom gevraagd wordt.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkelingen diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.


Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het HHSK vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het HHSK gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.


Water en Waterstaat

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.

Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' en de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' (25 meter, zie ook 2.1).

Gelet op het belang dat de rivier en het buitendijks gelegen gebied hebben voor de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functies waaronder de afvoer en berging van oppervlaktewater, sediment en ijs, is voor deze gebieden de dubbelbestemming Waterstaat- Waterstaatkundige functie opgenomen.


Conclusie

Er zijn geen belemmeringen voor het aspect 'Water' voor het vaststellen van het bestemmingsplan, omdat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting

4.1 Algemeen

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels (zogenaamde planregels). De regels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat verbeelding en regels ten alle tijde in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.

Verbeelding

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is deze uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de kaart (bijvoorbeeld topografische gegevens). De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en overheid bindende deel van het bestemmingsplan.

Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

Toelichting

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Door de grote flexibiliteit, of beter vrijheid in de regels, kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het gedrang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot het toekomstig grondgebruik. De toelichting heeft echter géén rechtstreeks burgers bindende werking.

4.2 Inleidende Regels

Begrippen

In dit artikel (hoofdstuk 1, artikel 1) zijn de in de regels gehanteerde begrippen verklaard.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

4.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum - 1

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met daaraan ondergeschikt aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, detailhandel, kantoren, dienstverlening, bedrijven in maximaal milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zoals opgenomen in bijlage 2), horeca (maximale horecacategorie 2), maatschappelijke dienstverlening en nutsvoorzieningen.

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogte op de verbeelding zijn aangeduid. Daarnaast zijn specifieke regels opgenomen voor aan-, uit en bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Via afwijking is (onder voorwaarden) een hogere bedrijfs- en horecacategorie toegestaan.

Artikel 4 Centrum - 2

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met daaraan ondergeschikt aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, detailhandel, kantoren, dienstverlening, bedrijven (maximaal milieucategorie 1 en 2), horeca (maximaal horecacategorie 2), maatschappelijke dienstverlening en nutsvoorzieningen.

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogte op de verbeelding zijn aangeduid. Daarnaast zijn specifieke regels opgenomen voor aan-, uit en bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Via afwijking is (onder voorwaarden) een hogere bedrijfscategorie toegestaan.

Artikel 5 Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, (ondergrondse) afvalinzamelpunten en een jop, met de daarbij behorende wegen en voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, objecten van beeldende kunst, speelvoorzieningen en kunstwerken.

Op of in de gronden mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

Artikel 6 Maatschappelijk

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke dienstverlening, woonzorgcentrum, ondersteunende horeca en ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' een begraafplaats met de daarbij behorende voorzieningen.

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogte van hoofdgebouwen op de verbeelding is aangeduid. Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' mag het totale grondoppervlak van de gebouwen niet meer bedragen dan 200 m2 met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter.

Artikel 7 Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor een tuin bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, toegangspaden en in- en uitritten en parkeervoorzieningen.

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden enkele specifieke bepalingen

Artikel 8 Verkeer en Artikel 9 Verkeer - Verblijf

De voor 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie met de daarbij behorende voorzieningen. Het verschil tussen beide bestemmingen zit in de toegestane functies.

Artikel 10 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishouding, watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, bermen en groenvoorzieningen, extensief recreatief medegebruik, kunstwerken, ter plaatse van de Hollandsche IJssel voor de afvoer en berging van water, ijs en sediment en voor scheepvaartverkeer en lichtmasten en apparatuur ter beveiliging en geleiding van het verkeer te water.

Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming .

Artikel 11 Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven. Uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'garagebox' zijn garageboxen toegestaan.

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogte op de verbeelding is aangeduid. Voor overkappingen en carports zijn specifieke regels opgesteld.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 1 en Artikel 13 Waarde - Archeologie 2

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. In deze regels in een beperking opgenomen voor het bouwen van bouwwerken met een bepaalde oppervlakte en benodigde diepte voor graafwerkzaamheden. Zie ook paragraaf 3.2.

Artikel 14 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

De voor 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht ' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden, zoals bedoeld in artikel 36 van de Monumentenwet 1988. Zie paragraaf 3.3.

Artikel 15 Waarde - Landschap

De dubbelbesteming 'Waarde - Landschap' is bedoeld ter bescherming en behoud van de aan de Hollandsche IJssel gebonden landschapswaarden. Deze bestemming ligt over de bestemming 'Verkeer' en voorkomt dat hier enige bebouwing is toegestaan, al kan hiervan in bepaalde situaties en na verkregen advies worden afgeweken.

Artikel 16 Waterstaat - Waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de afvoer en berging van oppervlaktewater, sediment en ijs, de waterhuishouding, verkeer te water, aanleg, beheer en onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit.

Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. In de regeling zijn uitzonderingen en afwijkingen opgenomen voor het bouwen binnen deze bestemming.

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkeringen, waterstaatkundige voorzieningen, het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.

Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. In de regeling zijn uitzonderingen en afwijkingen opgenomen voor het bouwen binnen deze bestemming.

4.4 Algemene Regels

Artikel 18 Antidubbeltelregel
Het doel van de antidubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens het bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 19 Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels zijn algemene bepalingen opgenomen ten aanzien van (beperkte) overschrijdingen van bouwgrenzen en toegelaten bouwwerken met afwijkende maten. Daarnaast is een regeling opgenomen over ondergrondse bouwwerken.

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

In dit artikel wordt aangegeven dat een gebruik strijdig met de bestemming verboden is.

Artikel 21 algemene aanduidingsregels

In dit artikel is conform artikel 2.1.2 van het Barro een vrijwaringszone langs de vaarweg opgenomen.

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre bij omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan voor geringe afwijkingen van de bouwregels, voor zover al niet elders in de regels in afwijkingen is voorzien. Hiermee kan in specifieke situaties maatwerk worden geboden. Het is zeker niet de bedoeling dat dit artikel algemeen wordt toegepast om de maten te vergroten. Het is uitsluitend bedoeld om aan praktische problemen het hoofd te kunnen bieden.

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor geringe overschrijdingen van bestemmingsgrenzen.

Daarnaast zijn in de wijzigingsregels regels opgenomen om de Staat van bedrijfsactiviteiten te wijzigen

Artikel 24 Overige regels

Werking wettelijke regelingen
In de regels bij bestemmingsplannen wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Zo ook in dit bestemmingsplan.

Sinds jaar en dag mag van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd en heeft de Afdeling er bezwaren tegen dat een plan impliciet kan worden gewijzigd, zoals het geval kan zijn als zonder verdere aanduiding een van toepassingverklaring van een wettelijke regeling in de regels is opgenomen. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Wordt dit nagelaten, dan bestaat het risico dat de ABRS een eventueel vaststellingsbesluit van de raad alsnog vernietigt.

Parkeerregeling

In het vigerende bestemmingsplan werd voor de toetsing van de parkeerbehoefte verwezen naar de gemeentelijke bouwverordening. Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de bouwverordening voor dit bestemmingsplan niet meer van toepassing. De regeling van parkeerbepaling in de bouwverordening is daarom materieel overgenomen in dit bestemmingsplan. Een en ander leidt niet tot een inhoudelijke wijziging van de beoogde toetsing. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is mede in verband met het intrekken van toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was.

4.5 Overgangs- En Slotregels

Artikel Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Bro (artikel 3.2.1 Bro).

Artikel Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderhavige bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid


Exploitatieplan

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f Bro onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12, eerste lid Wro is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop aangewezen bouwplannen zijn voorgenomen. In afwijking van het eerste lid kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  1. a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  2. b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is; en
  3. c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is.


Kostenverhaal

Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter waarbinnen de bebouwing reeds aanwezig is. Aangezien geen sprake is van aangewezen bouwplannen conform artikel 6.2.1 Bro, bestaat er geen verplichting om tegelijkertijd met het bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen. De kosten die zijn verbonden aan het opstellen van het bestemmingsplan worden door de gemeente bekostigd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Voorbereidingsfase

Op grond van artikel 1.3.1. Bro dient voorafgaand aan een procedure van een bestemmingsplan waarin een ruimtelijke ontwikkeling wordt gefaciliteerd, een vooraankondiging te worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden. Deze vooraankondiging is op 16 januari 2014 gepubliceerd in Hart van Holland.

Overleg

Conform artikel 3.1.1 Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de wettelijke overlegpartners.Echter gezien het feit dat het karakter van dit bestemmingsplan conserverend is en er dus geen ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, zullen de overlegpartners gedurende de formele procedure in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op onderhavig bestemmingsplan.

Inspraak

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening is inspraak mogelijk, dit is echter niet verplicht. De gemeente kan op basis van haar gemeentelijke inspraakverordening beslissen het bestemmingsplan voor inspraak vrij te geven. Besloten is om in dit geval geen inspraakprocedure te voeren, eventuele reacties kunnen ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend in de vorm van zienswijzen.

Op dinsdag 10 februari 2015 is er een informele inloopavond gehouden voor alle belangstellenden van onze gemeente. Tijdens deze avond zijn de aanwezigen in de gelegenheid geweest om in gesprek te gaan over dit plan met de medewerkers van de gemeente.

5.2.2 Ontwerpfase

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan moet in de Staatscourant worden geplaatst alsmede in een huis-aan-huis-blad (i.c. Hart van Holland). Tevens dient de kennisgeving langs elektronische weg te geschieden.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt met ingang van donderdag 27 februari 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegd en tevens langs elektronische weg beschikbaar gesteld. Gedurende de termijn van terinzagelegging kan een ieder schriftelijk en/of mondeling zienswijzen kenbaar maken.

Tijdens de termijn van ter inzage legging zijn 4 zienswijzen ingediend die nader beschreven worden in de Nota van beantwoording zienswijzen en wijziging bestemmingsplan Dorpskern Moordrecht (bijlage 1).

5.2.3 Vaststellingsfase

Het bestemmingsplan zal binnen 12 weken na de termijn van terinzagelegging door de gemeenteraad worden vastgesteld. Vaststelling van het bestemmingsplan is voorzien in de raad van 7 juli 2015. Het vaststellingsbesluit en het bestemmingsplan worden vervolgens voor zes weken ter inzage gelegd. Gedurende de ter inzagelegging kan beroep tegen het plan worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit kan uitsluitend wanneer ook een zienswijze tegen het ontwerp is ingediend of tegen die onderdelen die de gemeenteraad gewijzigd heeft vastgesteld.

Bijlage 1 Horeca Categorieën Horecabeleid Zuidplas

categorie soort toelichting

0
Buurthuizen, sport- en recreatie-instellingen, sociaal-culturele instellingen Horeca-achtige activiteiten in instellingen anders dan in categorie 1-5 (paracommerciële horeca)

1
Koffie en/of theeschenkerij gelegen in een 's avonds en 's nachts afgesloten winkelcentrum. Een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen. In het bedrijf worden overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank verstrekt.


2
Cafetaria/ snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkel, restaurant Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden dan wel afgehaald kunnen worden.

3
Café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigde plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen

4
Discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning) Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren
5 Hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Zienswijzen En Wijzigingen

Bijlage 1 Nota van beantwoording zienswijzen en wijzigingen