Julianastraat 53-55, Moerkapelle
Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas
Vastgesteld op 15-07-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Wijze Van Meten
In deze regels wordt verstaan onder: |
Plan: |
het bestemmingsplan “Julianastraat 53 - 55” met identificatienummer NL.IMRO.1892.BpJulianastr5355-Va01 van de gemeente Zuidplas. |
Bestemmingsplan: |
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels. |
Verbeelding: |
de digitale verbeelding. |
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
Aan- en uitbouw: |
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat direct dan wel indirect verbonden is met het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. |
Aanduiding: |
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. |
Aanduidingsgrens: |
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. |
Aan huis verbonden beroep: |
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten. |
Bebouwing: |
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
Bestaand: | |
a. | bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan dan wel, zoals die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; |
b. | bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. |
Bestemmingsgrens: |
de grens van een bestemmingsvlak. |
Bestemmingsvlak: |
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming. |
Bevoegd gezag: |
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. |
Bijgebouw: |
een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw. |
Bouwen: |
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. |
Bouwgrens: |
de grens van een bouwvlak. |
Bouwvlak: |
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. |
Bouwwerk: |
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. |
Dak: |
iedere bovenbeëindiging van een gebouw. |
Erf: |
de grond deeluitmakende van een bouwperceel behorende bij een hoofdgebouw. |
Gebouw: |
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
Hoofdgebouw: |
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is. |
Mantelzorg: |
het bieden van zorg aan een persoon die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband en commercieel verband. |
Overig bouwwerk: |
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. |
Overkapping: |
een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk. |
Pand: |
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. |
Peil: | |
a. | voor hoofdgebouwen: het bouwkundig peil dat maximaal 0,2 meter is gelegen boven of onder de kruin van het binnen het plangebied gelegen dijklichaam; |
b. | voor aan - en uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw; |
c. | in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein; |
Seksinrichting: |
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. |
Vloerpeil: |
de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw weergegeven ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP). |
Voorgevel: |
de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. |
Voorgevellijn: |
de denkbeeldige lijn die loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen. |
Woning: |
een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. |
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 | Meten |
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: | |
a. | de afstand: |
de afstand tussen bouwwerken onderling, alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. |
b. | de dakhelling: |
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. |
c. | de goothoogte van een bouwwerk: |
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. |
d. | de bouwhoogte van een bouwwerk: |
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. |
e. | de inhoud van een bouwwerk: |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. |
f. | de oppervlakte van een bouwwerk: |
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. |
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Water
3.1 | Bestemmingsomschrijving |
De op de verbeelding voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | water; |
b. | waterlopen en waterberging; |
c. | de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen; |
met daarbij behorend(e): | |
d. | oeververbindingen; |
e. | groenvoorzieningen; |
f. | voet- en fietspaden; |
g. | voorzieningen van openbaar nut; |
h. | kunstwerken; |
i. | extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen; |
j. | vlonders en steigers. |
3.2 | Bouwregels |
3.2.1 | Op de in 3.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterstaatkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, vlonders, steigers en dergelijke. |
3.2.2 | Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: |
a. | de bouwhoogte van kunstwerken en infrastructurele voorzieningen mag niet meer dan 3 meter bedragen; |
b. | de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 meter bedragen. |
3.3 | Specifieke gebruiksregels |
3.3.1 | Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: |
a. | ligplaatsen voor woonschepen, woonarken of een caisson dat tot woonschip of woonark kan worden omgebouwd; |
Artikel 4 Wonen
4.1 | Bestemmingsomschrijving |
De op de verbeelding voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | wonen; |
b. | aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 50 m²; |
met daarbij behorend(e): | |
c. | tuinen, erven en terreinen; |
d. | parkeervoorzieningen; |
e. | fiets- en voetpaden; |
f. | opritten en ontsluitingswegen; |
g. | speeltoestellen; |
h. | water en waterhuishoudkundige voorzieningen. |
4.2 | Bouwregels |
4.2.1 | Algemeen |
Op of in de tot ‘Wonen’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: | |
a. | woningen; |
b. | aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen; |
c. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten. |
4.2.2 | Hoofdgebouwen |
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: | |
a. | hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd; |
b. | ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal; |
c. | de maximale goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen; |
d. | de maximale bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen; |
e. | de inhoud van een hoofdgebouw inclusief de daarbij behorende aan- en uitbouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen; |
f. | de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 meter. |
4.2.3 | Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden per hoofdgebouw de volgende regels: | |
a. | bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden; aan- en uitbouwen zijn alleen binnen het bouwvlak toegestaan; |
b. | de gronden behorende tot een bouwperceel mogen voor maximaal 50% worden bebouwd met een maximum van 50 m². Voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² mag het oppervlakte van 50 m² vermeerderd worden met 10% van het oppervlak dat het bouwperceel groter is dan 500 m², tot een maximum van 120 m²; |
c. | de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen; |
d. | de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen; |
e. | de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 meter bedragen; |
f. | de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter, in geval van een doorgetrokken dakvlak van het hoofdgebouw. In alle andere gevallen is de maximale bouwhoogte gelijk aan de maximale goothoogte; |
g. | voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen geldt dat de afstand tot de voorgevellijn van het hoofdgebouw niet minder dan 2 meter mag bedragen. |
4.2.4 | Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: |
a. | de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen; |
b. | de hoogte van pergola's mag niet meer dan 3 meter bedragen; |
c. | de hoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 3 meter bedragen; |
d. | de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen. |
4.3 | Afwijken van de bouwregels |
4.3.1 | Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder b, voor het overschrijden van de maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat: |
a. | het college tevens afwijkt van de gebruiksregels, zoals bedoeld in 4.4.1; |
b. | geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt; |
c. | de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt; |
d. | per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend; |
e. | de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m² bedraagt en wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit. |
4.4 | Afwijking gebruiksregels |
4.4.1 | Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1.1 onder g, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat: |
a. | met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond; |
b. | aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is; |
c. | de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m² bedraagt; |
d. | geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt; |
e. | de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt; |
f. | per woning niet meer dan één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend. |
Artikel 5 Leiding - Hoogspanning
5.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: | |
a. | het ondergrondse transport van elektrische energie door een hoogspanningsleiding; |
met daarbij behorend(e): | |
b. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
5.2 | Bouwregels |
5.2.1 | In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanning’. |
5.2.2 | Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen. |
5.3 | Afwijken van de bouwregels |
5.3.1 | Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd. |
5.3.2 | De in 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien: |
a. | geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsverbinding; |
b. | de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht; |
c. | vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder. |
5.4 | Specifieke gebruiksregels |
Tot een met deze bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend: | |
a. | een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de hoogspanningsverbinding en de risico’s die ermee verbonden zijn; |
b. | het hebben van beplantingen die door hun hoogte de goede werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding in gevaar kunnen brengen. |
5.5 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
5.5.1 | Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanning’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren: |
a. | het aanbrengen van diep wortelende beplantingen en bomen; |
b. | het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; |
c. | het aanleggen van watergangen en -partijen; |
d. | het wijzigen van het maaiveldniveau; |
e. | het aanleggen van oppervlakteverhardingen; |
f. | het indrijven van voorwerpen. |
5.5.2 | Het verbod als bedoeld in 5.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: |
a. | het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; |
b. | reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. |
5.5.3 | De in 5.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien: |
a. | het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad; |
b. | vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent het bepaalde in sub a en de eventueel aan de vergunning te stellen voorwaarden. |
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1
6.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Waarde – Archeologie - 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. |
6.2 | Bouwregels |
6.2.1 | Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: |
a. | vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; |
b. | een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 50 m2; |
c. | een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst. |
6.3 | Afwijking van de bouwregels | |
6.3.1 | Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits: | |
a. | de aanvrager aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; | |
b. | de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; | |
c. | de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals bedoeld onder b, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op: | |
1. | het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; | |
2. | het doen van opgravingen; | |
3. | begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige; | |
d. | vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een archeologisch deskundige. |
6.4 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden | |
6.4.1 | Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie - 1’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren: | |
a. | het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of bouwhoogte dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; | |
b. | het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; | |
c. | het verlagen of verhogen van het waterpeil; | |
d. | het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; | |
e. | het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur. | |
6.4.2 | Het verbod als bedoeld in 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: | |
a. | het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; | |
b. | een oppervlakte beslaan van niet meer dan 50 m2; | |
c. | reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; | |
d. | noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 6.2.1; | |
e. | ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. | |
6.4.3 | De in 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien: | |
a. | de aanvrager aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; | |
b. | de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; | |
c. | de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals bedoeld onder b, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op: | |
1. | Het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; | |
2. | het doen van opgravingen; | |
3. | begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige; | |
d. | vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een archeologisch deskundige. |
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
7.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: | |
a. | waterkering; |
met de daarbij behorend(e): | |
b. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
7.2 | Bouwregels |
7.2.1 | In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’. |
7.2.2 | Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter. |
7.3 | Afwijken van de bouwregels |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits: | |
a. | geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterkerende functie; |
b. | vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder. |
7.4 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
7.4.1 | Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming “Waterstaat - Waterkering” zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te (laten) voeren: |
a. | het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; |
b. | het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage; |
c. | het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; |
d. | het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; |
e. | het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. |
7.4.2 | Het verbod als bedoeld in 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: |
a. | betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; |
b. | reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; |
c. | mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. |
7.4.3 | De werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits: |
a. | geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering/het waterstaatsbelang; |
b. | vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering. |
3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 | Ondergronds bouwen |
9.1.1 | Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen: |
a. | ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; |
b. | de ondergrondse bouwdiepte bedraagt niet meer dan 3,5 meter onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot niet meer dan 6 meter onder peil gebouwd mag worden; |
c. | indien in de planregels een maximale inhoud voor bovengrondse bouwwerken wordt gehanteerd, geldt dat het oppervlak van ondergrondse gebouwen, voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn, niet meer mag bedragen dan 15 m2. |
9.1.2 | Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 9.1.1 sub b, voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van niet meer dan 10 meter onder peil, onder de voorwaarde dat: |
a. | de waterhuishouding niet wordt verstoord; |
b. | geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden als bedoeld in 6.1 van deze regels. |
9.2 | Vloerpeil |
Voor het bouwen van nieuwe woningen geldt, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 het volgende: | |
a. | in het kader van waterveiligheid mag het vloerpeil van woonbebouwing niet minder bedragen dan de hoogte van NAP -4,7 meter; |
b. | ter voorkoming van wateroverlast wordt op basis van het waterbergend vermogen van het peilgebied, het te hanteren vloerpeil nader bepaald, met dien verstande dat het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard vooraf schriftelijk heeft ingestemd met de op te nemen normering. |
9.3 | Toegestane overschrijding |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,00 meter bedraagt. |
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 | Algemeen |
10.1.1 | Tot een met de bestemmingsregels strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend: |
a. | het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen, materialen, emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; |
b. | het gebruik of laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; |
c. | het gebruik of het laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen, met uitzondering van het bestaande verkooppunt van motorbrandstoffen; |
d. | het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; |
e. | het gebruik of het laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken als logies voor tijdelijke werkkrachten of recreanten ; |
f. | het stallen en/of plaatsen en/of geplaatst hebben van stacaravans en recreatiewoningen; |
g. | het gebruik of het laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; |
h. | het recreatief gebruik of het recreatief laten gebruiken van een woning ; |
i. | splitsing van een woning in twee of meerdere woningen. |
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 | Algemeen |
11.1.1 | Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane goothoogte, bouwhoogte, afstands-, oppervlakte- en inhoudsmaten met ten hoogste 10 %. |
11.1.2 | Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. |
11.1.3 | Een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.1.1 en 11.1.2 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. |
Artikel 12 Overige Regels
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden, zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan. |
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 | Overgangsrecht bouwwerken |
13.1.1 | Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, |
a. | gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
b. | na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. |
13.1.2 | Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde in 13.1.1 en een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. |
13.1.3 | Het bepaalde in 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
13.2 | Overgangsrecht gebruik |
13.2.1 | Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
13.2.2 | Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
13.2.3 | Indien het gebruik, bedoeld in 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
13.2.4 | Het bepaalde in 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Julianastraat 53-55, Moerkapelle”, gemeente Zuidplas. |