Middelweg 12 Moordrecht
Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas
Vastgesteld op 26-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Middelweg 12 Moordrecht van de gemeente Zuidplas;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.BpMiddelweg12Mrd-Va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan huis gebonden beroep:
het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, die door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.4 aanbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn verschijningsvorm een toevoeging is aan het hoofdgebouw en ten opzichte hiervan een ondergeschikte bouwmassa vormt;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtergevel:
de gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die (bij benadering) evenwijdig loop aan de voorgevel en die niet als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 begane grondlaag:
de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een onderbouw;
1.10 beperkt kwetsbaar object:
objecten, niet zijnde een kwetsbaar of bijzonder kwetsbaar object bestemd voor regelmatig of vast verblijf van mensen;
1.11 bestaand:
- bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijgebouw:
een op zich zelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt ten opzichte van het hoofdgebouw;
1.15 bijzonder kwetsbaar object:
Een kwetsbaar object zijnde:
een gebouw met bijbehorende grond dat bestemd is voor gebruik door of verblijf van personen met lichamelijke of geestelijke beperkingen of voor het opsluiten van personen voor langere tijd, waardoor deze
personen geen of een gering vermogen hebben zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken voor dreigend gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof; een
kinderdagverblijf; een school voor basisonderwijs.
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwlaag:
een geheel van ruimten in een hoofdgebouw met gelijke of nagenoeg
gelijke vloerhoogte met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting
van de kelder, onderbouw, zolder en vliering;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.24 erker:
een bijgebouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een woning;
1.25 externe veiligheid:
een bepaalde overlijdenskans die de gebruikers afzonderlijk lopen door de gevolgen van het vrijkomen van een gevaarlijke stof bij een ongeval met de betreffende activiteit, als mede de kans dat een groep van
bepaalde omvang onder de gebruikers in één keer tegelijk dodelijk wordt getroffen door het bedoelde ongeval;
1.26 externe veiligheid relevante transportactiviteit:
transport van gevaarlijke stoffen over de weg of over het spoor waarvoor op grond van het Besluit transport externe veiligheid het plaatsgebonden risico dient te worden vastgesteld en/of waarvoor een verantwoording
van het groepsrisico nodig kan blijken. Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen waarvoor op grond van het Besluit buisleidingen het plaatsgebonden risico dient te worden vastgesteld en/of waarvoor een verantwoording groepsrisico nodig kan blijken;
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.29 kwetsbaar object:
- a. woningen (meer dan 2 per hectare);
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin grote aantallen van personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object;
- 2. complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar;
1.30 overkapping:
een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand;
1.31 peil:
- voor hoofdgebouwen: het vloerpeil is vastgesteld op 1,00 meter boven het hoogste betreffende polderpeil vanuit wateroverlastnormering overeenkomend met NAP -5,00 m;
- voor aan- en uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
- in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.32 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.33 uitbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn verschijningsvorm een uitbreiding vormt van het hoofdgebouw en ten opzichte hiervan een ondergeschikte bouwmassa vormt;
1.34 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;
1.35 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.36 Wet:
Wet ruimtelijke ordening als zodanig inwerking getreden op 1 juli 2008;
1.37 woning:
een complex van ruimte, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de breedte van een bouwwerk:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een
gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande dat indien de
zijgevels niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde
geldt van de kleinste en grootste breedte;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de diepte van een bouwwerk:
buitenwerks tussen de voorgevel en de achtergevel, met dien verstande
dat, indien een gevel niet evenwijdig loopt of verspringt, het gemiddelde
geldt van de kleinste en grootste diepte;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 peil:
- a. voor gebouwen:
de hoogte van de afgewerkte begane grondvloer ter plaatse van de
hoofdtoegang. De hoogte is 20 mm gelegen boven de aan de
hoofdtoegang aansluitende definitieve verharding;
- b. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
- c. voor alle andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
2.9 de vloeroppervlakte van een bouwwerk binnenwerks:
het totaal van alle horizontale oppervlaktes van alle ruimtes binnen dat
gebouw met inbegrip van eventuele binnenwanden, maar met
uitzondering van de onderbouw en van oppervlaktes waarboven geen
vrije hoogte van tenminste 1,5 meter aanwezig is;
2.10 uitzondering ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen
bebouwings- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte
bouwdelen van gebouwen, zoals plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, balkons, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en
kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
bebouwings- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt
overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep, met dien verstande dat maximaal 30% van het grondoppervlak van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen door tenminste één bewoner van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van aan-huis-gebonden beroep, met een maximum van 80 m ² op de begane grond;
alsmede voor: - b. tuinen;
- c. wegen en parkeervoorzieningen;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. duikers.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het bepaalde in lid 3.1, zodat:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatbelangen;
- b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of waterloop.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
- a. als seksinrichtingen;
- b. voor bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in 3.1 onder a, alsmede bedrijven die voorkomen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (geluidzoneringsplichtige inrichtingen);
- c. voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de
bestemming “Waarde-Archeologie” geheel of gedeeltelijk vervalt, als op
basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de
archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn
vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd dient vooraf een
advies verkregen te zijn van de gemeentelijk archeoloog.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de aanduidingen en de bepalingen in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen (huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, liftschachten, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 m bedraagt.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
7.1 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1 en 2
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Gevallen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:
- a. geringe afwijkingen van het plan indien blijkt dat uitsluitend ten gevolge van onnauwkeurigheden in de kaart of in de regels, deze geringe afwijkingen in het belang van een juiste verwerkelijking of toepassing van het plan gewenst of noodzakelijk zijn;
- b. afwijkingen ten aanzien van de voor de aanduidingen en in de regels gegeven oppervlakte- en hoogtematen, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- c. voor straatmeubilair, zoals lichtmasten en verkeersinstallaties e.d. met een hoogte van maximaal 10 m;
- d. voor abri's, reclame- en informatieobjecten, kunstwerken, vlaggenmasten e.d.;
- e. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassingen aan de werkelijke afmetingen in het terrein en aan het beloop van bepaalde gegevenheden, met dien verstande dat de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst of noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan.
8.2 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van:
- a. de situering en maatvoering van de in lid 8.1 onder d genoemde objecten ten einde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze objecten ten opzichte van de omgeving te waarborgen;
- b. ter waarborging van de verkeersveiligheid, de brandveiligheid, een adequate brand- en rampenbestrijding en zelfredzaamheid;
- c. de gewenste parkeer-, laad- en losruimte, van voldoende omvang, op eigen terrein.
8.3 Voorwaarden
De in 8.1 genoemde omgevingsvergunning mag slechts worden verleend indien:
- a. hiervoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan beschreven en te beschermen stedenbouwkundige structuur en/of ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
- c. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 9.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 met maximaal 10%.
9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
9.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
9.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Middelweg 12 Moordrecht te Moordrecht van de gemeente Zuidplas.
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 1 Archeologisch onderzoek
Bijlage 2 Flora En Fauna
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek En Oplegnotitie
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek en oplegnotitie