KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 10 Water
Artikel 11 Wonen
Artikel 12 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 15 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregel
Artikel 21 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel

Oude Dorp

Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas

Vastgesteld op 30-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Bijlage Bij Toelichting

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
Plan:
het bestemmingsplan “Oude Dorp, Nieuwerkerk aan den IJssel” van de gemeente Zuidplas.
Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.BpOudedorpNWK-Va01.
Verbeelding:
de analoge c.q. digitale verbeelding behorende bij het bestemmingsplan “Oude Dorp”, bestaande uit de kaart waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.
Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar – ingevolge de regels – regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Aan huis verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, alsmede kappers, schoonheidssalons, hondentrimsalons en pedicures die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.
Aan huis verbonden beroep:
het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied, die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.
Archeologisch deskundige:
een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.
Archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
Archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bedrijf:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.
Bestaand (bebouwing en gebruik):
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan dan wel, zoals die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
Bouwaanduidingen:
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Carport:
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit maximaal drie gesloten wanden, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk is vanaf de openbare weg.
Cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door de tengevolge van een vroeger cultuur- of levenspatroon ontstane in het terrein waarneembare vormen van landschap, welke hetzij van waarde zijn voor de wetenschap, hetzij een zodanige zeldzaamheidswaarde bezitten dat het behoud van belang is te achten.
Dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Erf:
de grond deeluitmakende van een bouwperceel behorende bij een hoofdgebouw.
Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
Horeca (bedrijf):
een horeca-inrichting als bedoeld in de bij dit bestemmingsplan behorende lijst van horeca-categorieën Horecabeleid Zuidplas.
Kantoor:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.
Kunstwerk:
bouwwerken ten behoeve van weg- en/of waterbouw.
Landschapswaarde:
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
Maatschappelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting.
Overkapping:
een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand.
Peil:
a.
voor hoofdgebouwen: het bouwkundig peil dat maximaal 0,1 m1 boven of onder de wegkruin van de voorliggende weg ligt;
b.
voor aan - en uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
c.
in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
d.
indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
Seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater,een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon,al dan niet in combinatie met elkaar.
Standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen en/of kampeermiddel, waarop voorzieningen aanwezig zijn, die op het leidingnet van de nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten, kunnen worden aangesloten;
Vloerpeil:
de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw weergegeven ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP).
Voorgevel:
de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
Voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevellijn.
Voorziening van openbaar nut:
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
Woning:
een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1
Meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
a.
de afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling, alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
b.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
c.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
d.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
f.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf

3.1
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor “Bedrijf – Nutsvoorziening” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
voorzieningen van openbaar nut;
met daarbij behorend(e):
b.
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
c.
groenvoorzieningen;
d.
waterlopen- en partijen;
e.
kunstwerken.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ op de verbeelding is aangegeven.
3.2.2
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
b.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.
een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
b.
een goede woonsituatie;
c.
de verkeersveiligheid;
d.
de sociale veiligheid;
e.
de bescherming van de groenstructuur;
f.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Gemengd

4.1
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen;
b.
detailhandel, met ter plaatse van de aanduiding ‘su’ tevens een supermarkt;
c.
dienstverlening;
d.
aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
e.
maatschappelijke dienstverlening;
f.
ter plaatse van de aanduiding ‘pg’ tevens voor een parkeergarage;
g.
ter plaatse van de aanduiding ‘h≤2’ tevens voor horeca tot en met categorie 2;
h.
ter plaatse van de aanduiding ‘h≤3’ tevens voor horeca tot en met categorie 3;
i.
ter plaatse van de aanduiding ‘k’ tevens voor een kantoor.
met daarbij behorend(e):
j.
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
k.
erven en terreinen;
l.
groenvoorzieningen;
m.
waterlopen en -partijen;
n.
voorzieningen van openbaar nut;
o.
kunstwerken.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b.
de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ op de verbeelding is aangegeven;
c.
de maximale goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ op de verbeelding is aangegeven.
4.2.2
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
b.
het oppervlak van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 50 m².
4.2.3
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter;
b.
de hoogte van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 meter;
c.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.
een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
b.
een goede woonsituatie;
c.
de verkeersveiligheid;
d.
de sociale veiligheid;
e.
de bescherming van de groenstructuur;
f.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4
Afwijken van de bouwregels
4.4.1
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder b, voor het overschrijden van de maximaal toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
a.
burgemeester en wethouders tevens afwijken van de gebruiksregels, zoals bedoeld in 4.5.1;
b.
geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
c.
de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
d.
per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend;
e.
de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m² bedraagt en wordt gefaciliteerd met een pre-fab-woonunit.
4.5
Afwijking van de gebruiksregels
4.5.1
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19 onder g, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
a.
met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
b.
aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
c.
de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m² bedraagt;
d.
geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
e.
de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
f.
per woning niet meer dan één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.
4.6
Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de aanduidingen als bedoeld in 4.1 onder g, h en i te wijzigen in een andere al dan niet genoemde (functie)aanduiding, onder voorwaarde dat de nieuwe functie vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen genereert.

Artikel 5 Groen

5.1
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
groenvoorzieningen;
b.
bermen en beplanting;
c.
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
d.
speelvoorzieningen en -toestellen;
e.
voorzieningen van openbaar nut;
f.
waterlopen en -partijen;
g.
objecten van beeldende kunst;
h.
kunstwerken.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
toegestaan zijn gebouwen voor voorzieningen van openbaar nut, zoals gemaalgebouwtjes, transformatorhuisjes en dergelijke;
b.
de oppervlakte van een gebouw
mag niet meer bedragen dan 20 m²;
c.
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter.
5.2.2
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
b.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 meter.
5.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.
een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
b.
een goede woonsituatie;
c.
de verkeersveiligheid;
d.
de sociale veiligheid;
e.
de bescherming van de groenstructuur;
f.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
maatschappelijke voorzieningen;
met daarbij behorend(e):
b.
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
c.
erven en terreinen;
d.
groenvoorzieningen;
e.
waterlopen en -partijen;
f.
voorzieningen van openbaar nut;
g.
kunstwerken.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b.
de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ op de verbeelding is aangegeven;
c.
de maximale goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ op de verbeelding is aangegeven.
d.
de maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ op de verbeelding is aangegeven.
6.2.2
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter;
b.
de goothoogte van bijgehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
c.
het oppervlak van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 50 m².
6.2.3
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter;
b.
de hoogte van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 meter;
c.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
6.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.
een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
b.
een goede woonsituatie;
c.
de verkeersveiligheid;
d.
de sociale veiligheid;
e.
de bescherming van de groenstructuur;
f.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Tuin

7.1
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
tuinen;
b.
paden, opritten en parkeervoorzieningen.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Op de in lid 8.1 van dit artikel bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter;
b.
de bouwhoogte van pergola’s mag niet meer bedragen dan 3 meter;
c.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en/of geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 meter.

Artikel 8 Verkeer

8.1
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wegen, straten, voet- en fietspaden met (hoofdzakelijk) een gebiedsontsluitingsfunctie;
met daarbij behorend(e):
b.
ongebouwde parkeervoorzieningen
c.
groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
d.
voorzieningen van openbaar nut;
e.
Straatmeubilair;
f.
waterlopen en -partijen;
g.
kunstwerken.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
toegestaan zijn gebouwen voor voorzieningen van openbaar nut, zoals gemaalgebouwtjes, transformatorhuisjes en dergelijke;
b.
de oppervlakte van een gebouw
mag niet meer bedragen dan 20 m²;
c.
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter.
8.2.2
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
b.
de bouwhoogte van infrastructurele voorzieningen, zoals bouwwerken voor wegaanduiding en verkeersgeleiding, mag niet meer bedragen dan 10 meter;
c.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 meter.
8.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.
een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
b.
een goede woonsituatie;
c.
de verkeersveiligheid;
d.
de sociale veiligheid;
e.
de bescherming van de groenstructuur;
f.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor “Verkeer - Verblijfsgebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wegen, straten, voet- en fietspaden met (hoofdzakelijk) een gebiedsontsluitingsfunctie;
met daarbij behorend(e):
b.
ongebouwde parkeervoorzieningen
c.
groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
d.
speelvoorzieningen
e.
voorzieningen van openbaar nut;
f.
straatmeubilair;
g.
terrassen;
h.
standplaatsen;
i.
Objecten van beeldende kunst;
j.
waterlopen en -partijen;
k.
kunstwerken.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
toegestaan zijn gebouwen voor voorzieningen van openbaar nut, zoals gemaalgebouwtjes, transformatorhuisjes en dergelijke;
b.
de oppervlakte van een gebouw
mag niet meer bedragen dan 20 m²;
c.
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter.
9.2.2
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
b.
de bouwhoogte van infrastructurele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 7 meter;
c.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
9.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.
een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
b.
een goede woonsituatie;
c.
de verkeersveiligheid;
d.
de sociale veiligheid;
e.
de bescherming van de groenstructuur;
f.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Water

10.1
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
water;
b.
waterlopen en waterberging;
c.
de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen;
d.
oeververbindingen;
e.
groenvoorzieningen;
f.
voorzieningen van openbaar nut;
g.
kunstwerken.
10.2
Bouwregels
Op de in lid 10.1 van dit artikel bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterstaatkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen en dergelijke.
10.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.
een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
b.
een goede woonsituatie;
c.
de verkeersveiligheid;
d.
de sociale veiligheid;
e.
de bescherming van de groenstructuur;
f.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Wonen

11.1
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen;
b.
aan huis verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondoppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
c.
ter plaatse van de aanduiding ‘dh’ tevens voor detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
d.
ter plaatse van de aanduiding ‘gd’ tevens voor gemengde doeleinden, uitsluitend op de begane grond;
e.
ter plaatse van de aanduiding ‘m’ tevens voor maatschappelijke dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
f.
ter plaatse van de aanduiding ‘b’ tevens voor bedrijven
die vallen in milieucategorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
g.
ter plaatse van de aanduiding ‘pg’ tevens voor garageboxen;
met daarbij behorend(e):
h.
paden, opritten en parkeervoorzieningen;
i.
erven en terreinen;
j.
tuinen.
11.2
Bouwregels
11.2.1
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b.
de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ op de verbeelding is aangegeven;
c.
de maximale goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ op de verbeelding is aangegeven.
11.2.2
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste volledige bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m, tot een maximum van 4 meter;
b.
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
c.
de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter;
d.
de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50 m² per bouwperceel, dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
11.2.3
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de
hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter;
b.
de
hoogte van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 meter;
c.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
11.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.
een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
b.
een goede woonsituatie;
c.
de verkeersveiligheid;
d.
de sociale veiligheid;
e.
de bescherming van de groenstructuur;
f.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4
Afwijken van de bouwregels
11.4.1
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1, onder b, voor het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte, teneinde een dakopbouw te realiseren, met dien verstande dat:
a.
de toegelaten bouwhoogte met maximaal 0,8 m1 overschreden wordt;
b.
de dakopbouw niet breder is dan 80% van de breedte van het dakvlak.
11.4.2
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.2 onder d, voor het overschrijden van de maximaal toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
a.
burgemeester en wethouders tevens afwijken van de gebruiksregels, zoals bedoeld in 11.5.1;
b.
geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
c.
de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
d.
per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend;
e.
de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m² bedraagt en wordt gefaciliteerd met een pre-fab-woonunit.
11.5
Afwijking van de gebruiksregels
11.5.1
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19 onder g, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
a.
met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
b.
aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
c.
de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m² bedraagt;
d.
geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
e.
de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
f.
per woning niet meer dan één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.
11.6
Specifieke gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1, onder b, teneinde de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken, met dien verstande dat:
a.
uitsluitend afgeweken wordt van het bestemmingsplan voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die valt in milieucategorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
b.
de bedrijfsactiviteit de parkeerdruk op de openbare ruimten niet nadelig beïnvloedt;
c.
er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
d.
maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 50 m²;
e.
een seksinrichting niet toegestaan is.
11.7
Wijzigingsbevoegdheid
11.7.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de aanduidingen als bedoeld in 11.1 onder c tot en met f te wijzigen in een andere al dan niet genoemde (functie)aanduiding, onder voorwaarde dat de nieuwe functie vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen genereert.

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 1

12.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde – Archeologie - 1” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
12.2
Bouwregels
12.2.1
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
a.
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
b.
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
c.
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
12.3
Afwijking van de bouwregels
12.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 van dit artikel en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits:
a.
de aanvrager aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b.
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
c.
de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals bedoeld onder b, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. het doen van opgravingen;
3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
d.
vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een archeologisch deskundige.
12.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming "Waarde – Archeologie -1" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of bouwhoogte dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
b.
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
c.
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
d.
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
e.
het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur.
12.4.2
Het verbod als bedoeld in lid 12.4.1 van dit artikel is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a.
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b.
een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m2;
c.
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
d.
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in lid 12.2.1 van dit artikel;
e.
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
12.4.3
De in lid 12.4.1 van dit artikel genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:
a.
de aanvrager aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b.
de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
c.
de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals bedoeld onder b, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. het doen van opgravingen;
3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
d.
vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een archeologisch deskundige.

Artikel 13 Waarde - Archeologie - 2

13.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde – Archeologie - 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
13.2
Bouwregels
13.2.1
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
a.
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
b.
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
c.
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
13.3
Afwijking van de bouwregels
13.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 van dit artikel en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits:
a.
de aanvrager aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b.
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
c.
de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals bedoeld onder b, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. het doen van opgravingen;
3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
d.
vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een archeologisch deskundige.
13.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming "Waarde – Archeologie - 1" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of bouwhoogte dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
b.
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
c.
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
d.
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
e.
het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur.
13.4.2
Het verbod als bedoeld in lid 13.4.1 van dit artikel is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a.
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b.
een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m2;
c.
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
d.
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in lid 15.2.1 van dit artikel;
e.
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
13.4.3
De in lid 13.4.1 van dit artikel genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:
a.
de aanvrager aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b.
de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
c.
de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals bedoeld onder b, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. het doen van opgravingen;
3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
d.
vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een archeologisch deskundige.

Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie

14.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundige waarden.
14.2
Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1 van dit artikel, met daarop beschermde rijksmonumenten, aangewezen ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988, en gemeentelijke monumenten, aangewezen ingevolge de gemeentelijke monumentenverordening, mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor inrichting en/of behoud en/of herstel van bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:
a.
de gevels in de aangegeven bouwgrenzen zullen worden gebouwd;
b.
geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in de aangegeven kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, zulks met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen, zoals vastgelegd in de aanwijzing tot beschermd monument ex artikel 6 van de Monumentenwet 1988.
14.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken
van het bepaalde in lid 14.2 van dit artikel ten aanzien van het aantal te realiseren woningen in rijks- en gemeentelijke monumenten, ten behoeve van het splitsen van woningen, mits:
a.
dit noodzakelijk is voor het herstel of de verbetering van de architectonische en cultuurhistorische waarden van het monument;
b.
de woningen na splitsing ieder afzonderlijk over een woonoppervlak van ten minste 100 m² beschikken.
14.4
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
14.4.1
Het is verboden op of in de lid 14.1 van dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.
14.4.2
Het bepaalde in lid 14.4.1 van dit artikel is niet van toepassing op:
a.
normale onderhoudswerkzaamheden;
b.
bouwwerken, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning mogen worden uitgevoerd.
14.4.3
De in lid 14.4.1 van dit artikel genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:
a.
de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijziging aan het pand kan worden hersteld;
b.
de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde in redelijkheid niet is te handhaven;
c.
het delen van panden of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;
d.
advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

15.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat - Waterkering” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a.
waterkeringen;
b.
waterstaatkundige voorzieningen;
c.
het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
d.
watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.
15.2
Bouwregels
15.2.1
Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals bedoeld in 15.1, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
15.2.2
Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3
Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
a.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
b.
het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
c.
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
15.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1
Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming “Waterstaat - Waterkering” zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a.
het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
b.
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
c.
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
d.
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
e.
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
15.4.2
Het verbod als bedoeld in 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
15.4.3
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 15.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
a.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering/het waterstaatsbelang;
b.
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

3 Algemene Regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene Bouwregels

17.1
Algemene bouwregels
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a.
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b.
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c.
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d.
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e.
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
f.
de ruimte tussen bouwwerken.
17.2
Toegestane overschrijding
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1.50 meter bedraagt.
17.3
Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
a.
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
b.
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in het voorgaande lid van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 18 Algemene Gebruiksregels

Tot een met de bestemmingsregels strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen voor
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen, materialen, emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b.
het gebruik of laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c.
het gebruik of het laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen;
d.
het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
e.
het gebruik of het laten gebruiken
van bijbehorende bouwwerken als logies voor tijdelijke werkkrachten of recreanten;
f.
het stallen en/of plaatsen en/of geplaatst hebben van stacaravans en recreatiewoningen;
g.
het gebruik of het laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
a.
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages;
b.
de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m1, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
c.
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m1;
d.
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 50 m1.

Artikel 20 Algemene Wijzigingsregel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van de bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.

Artikel 21 Overige Regels

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden, zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1
Overgangsrecht bouwwerken
22.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
22.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid en een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
22.1.3
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2
Overgangsrecht gebruik
22.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
22.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
22.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
22.2.4
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Oude Dorp, Nieuwerkerk aan den IJssel”, gemeente Zuidplas.