KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Water
Artikel 5 Leiding - Water
Artikel 6 Waterstaat - Waterstaatswerk
3 Algemene Regels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel

Zuidelijke Dwarsweg 7a, Moordrecht

Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas

Vastgesteld op 23-01-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Zuidelijke Dwarsweg 7a, Moordrecht' van de gemeente Zuidplas;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.BpZdDwarswg7aMrd-Va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 verbeelding:
de plankaart van het bestemmingsplan 'Zuidelijke Dwarsweg 7a, Moordrecht' bestaande uit de verbeelding(en) met nummer NL.IMRO.1892.BpZdDwarswg7aMrd-Va01;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 bedrijfsgebouw:
een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat `blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;
1.8 beperkt kwetsbaar object:
objecten, niet zijnde een kwetsbaar of bijzonder kwetsbaar object bestemd voor regelmatig of vast verblijf van mensen;
1.9 bestaand:
voor bouwwerken:
bebouwing zoals legaal aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het plan, dan wel legaal mag worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Woningwet;
voor gebruik:
gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het plan met de daarbij behorende gebruiksregels;
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.13 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.14 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.15 buitenopslag/open opslag:
het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van het perceel;
1.16 bijzonder kwetsbaar object:
een kwetsbaar object zijnde:
  1. een gebouw met bijbehorende grond dat bestemd is voor gebruik door of verblijf van personen met lichamelijke of geestelijke beperkingen of voor het opsluiten van personen voor langere tijd, waardoor deze personen geen of een gering vermogen hebben zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken voor dreigend gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof;
  2. een kinderdagverblijf;
  3. een school voor basisonderwijs.
1.17 dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;
1.18 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.19 erf:
de grond deeluitmakende van een perceel;
1.20 erfafscheiding:
schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst;
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22. grootonderhoud van voertuigen en machines:
Onderhoud aan motoren, casco etc. waarbij hinder naar de omgeving niet is uit te sluiten,
1.23 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.24 geluidhinderlijke inrichting:
geluidhinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 derde lid van het Besluit omgevingsrecht en artikel 41, derde lid van de Wet geluidhinder
1.25 geluidzoneringsplichtige inrichting:
aangewezen categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
1.26 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;
1.27 kantoor:
een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;
1.28 kunstwerk:
bouwwerk ten behoeve van weg- en/of waterbouw;
1.29 kwetsbaar object:
  1. een gebouw waarbinnen zich gemiddeld meer dan 50 personen bevinden gedurende meer dan 8 uur per dag en meer dan 5 dagen van de week, gedurende een groot deel van het jaar; niet zijnde een kantoor of andersoortig gebouw dat hoort bij een externe veiligheid relevante inrichting;
  2. één of meerdere woningen in een gebied dat de bestemming wonen heeft;
  3. een water waar woonboten zijn toegestaan;
  4. een winkelcentrum, waarbij de begrenzing wordt gevormd door de gebouwen waarin de winkels zijn gevestigd, voor zover dat het gedeelte betreft dat toegankelijk is voor het publiek;
  5. gebouwen op een terrein dat specifiek bestemd is voor het concentreren van detailhandelsverkopen voor particuliere consumenten;
  6. gebouwen met onderwijsdoeleinden, niet zijnde scholen voor basisonderwijs;
  7. een terrein of gebouw dat bestemd is voor recreatieve of culturele doeleinden, waar zich gemiddeld grote aantallen mensen bevinden, gedurende meerdere aaneengesloten dagen of gedurende een aanmerkelijk deel van de dag als dit met regelmaat plaatsvindt gedurende een groot deel van het jaar.
objecten n.e.g. waarvan in redelijkheid is vast te stellen dat daar met regelmaat grote aantallen mensen verblijven, gedurende een aantal uren per dag tijdens een groot deel van het jaar;
1.30 ondersteunende horeca:
niet-zelfstandige horeca uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie die ten behoeve staat van die hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en uitstraling ondergeschikt aan is;
1.31 outdoor gerelateerde sportvoorzieningen:
gebouwde dan wel aangelegde sportvoorzieningen behorend bij de beoefening van sporten in de buitenlucht;
1.32 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt, bestaande uit een dakconstructie en voorzien van ten hoogste een wand;
1.33 paintball:
Dagrecreatieve activiteit voor groepen volwassen personen, waarbij men de tegenstander beschiet met paintballs, biologisch afbreekbare gevulde verfballetjes;
1.34 perceelsgrens:
grens van een perceel;
1.35 quad:
gemotoriseerd voertuig met vier wielen en zonder carrosserie, bestemd voor zwaardere onverharde terreinen;
1.36 risicovolle inrichting:
een inrichting welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
een AMVB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid;
1.37 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.38 speelvoorzieningen:
voorzieningen bestemd voor vermaak of ontspanning;
1.39 teambuilding:
Activiteiten die er op gericht zijn om te zorgen voor een goed samenwerkend team of ter vermaak en ontspanning en die passen binnen de beschikbare geluidsruimte. Hieronder worden onder andere verstaan: boogschieten, escaperoom, shooting-games, heldenfeestjes en paintball.
1.40 veiligheidszone 1:
gebied rond een risicobron (externe veiligheid relevant) waarin geen bijzonder kwetsbare bestemmingen gerealiseerd mogen worden en waar de omvang van het groepsrisico vanwege een ruimtelijk besluit moet worden bepaald en verantwoord;
1.41 veiligheidszone 2:
terrein rond een risicobron (externe veiligheid relevant) waar de omvang van het groepsrisico vanwege een ruimtelijk besluit moet worden bepaald en verantwoord;
1.42 Verkeersoefen- en –behendigheidscentrum:
locatie waar met voertuigen geoefend wordt op verkeerssituaties en behendigheid, zowel educatief als recreatief.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2.bedrijfsvloeroppervlakte
Alle inpandige ruimte die voor de bedrijfsvoering benodigd is.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de breedte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 geluidbelasting:
de geluidbelasting voor een geluidgevoelig gebouw wordt bepaald op de naar de geluidbron gekeerde gevel(s) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder; de geluidbelasting van een geluidgevoelig terrein wordt bepaald op de naar de geluidbron gekeerde grens of grenzen van het terrein, voor zover (dat deel van) het terrein ingevolge het bestemmingsplan ook als geluidgevoelig terrein gebruikt mag worden;
2.8 peil:
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Dagrecreatie;
  2. Verkeersoefen- en -behendigheidscentrum;
  3. Ondersteunende horeca;
  4. quads;
  5. paintball;
  6. teambuilding;
  7. outdoor gerelateerde sportvoorzieningen;
  8. parkeren ten behoeve van de genoemde functie, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
  9. groen;
  10. kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
met bijbehorende
  1. gebouwen,
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
  3. wegen en paden,
  4. speelvoorzieningen en
  5. erven.
3.2 Bouwregels
3.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming:
  2. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  3. de hoogte van gebouwen mag niet hoger zijn dan op de verbeelding is gegeven;
3.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  2. voor de afscherming voor paintball mag een afscherming conform artikel 3.3.1 worden geplaatst met een maximale hoogte van 5 m;
  3. Niet-mechanische sport- en speltoestellen met een maximale hoogte van 4 m zijn toegestaan;
  4. Vlaggenmasten met een maximale hoogte van 5 m zijn toegestaan.
3.3. Specifieke gebruiksregels 3.3.1. Paintball
Paintball mag uitsluitend worden beoefend indien de locatie zodanig is afgeschermd van de omgeving dat geen paintballs of andere objecten buiten het terrein kunnen komen. Een dergelijke afscherming kan bestaan uit een fijnmazig net, tentdoek of andere afscherming die de paintballs niet doorlaten.
3.3.2. Onderhoud
Aan de ten behoeve van de bestemming aanwezige voertuigen en machines mag klein onderhoud worden verricht zoals het verwisselen van banden, uitvoeren van kleine reparaties en het reinigen van de gebruikte middelen. Grootonderhoud is niet toegestaan.
3.3.3 Vluchtroutes en brandveiligheidsvoorzieningen
Het terrein dient naast de ontsluitingsweg een tweede vluchtroute mogelijkheid te krijgen in zuidoostelijke richting. De vluchtroute en brandveiligheidsvoorzieningen dienen conform bijlage 1 en 2 te worden aangelegd.
3.3.4 Gebruiksbeperkingen
Ten aanzien van het toegestane gebruik zoals bepaald in artikel 3.1 geldt de volgende aanvullende bepaling:
  1. de krachtens artikel 3.1 toegestane activiteiten dienen om 23:00 uur beëindigd te zijn.
3.3.5 Beperking stofvorming
Er dienen voorzieningen te worden getroffen om stofvorming tegen te gaan. De hoeveelheid stof die buiten het terrein kan komen dient tot een minimum beperkt te worden.
3.4. Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
  1. de uitoefening van enige tak van handel, een risicovolle inrichting, of een bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 3.1 is toegestaan, waaronder begrepen de verkoop van motorbrandstoffen al dan niet met verkoop van lpg;
  2. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd voor en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik;
  5. grootonderhoud van de bij de bestemming aanwezige voertuigen en machines;
  6. risicovolle inrichtingen alsmede een externe veiligheid relevante inrichting;
  7. een geluidszoneringsplichtige inrichting;
  8. verkooppunten van brandstoffen;
  9. seksinrichtingen;
  10. het gebruik als kampeerterrein;
  11. de opslag en verkoop van vuurwerk.
  12. het in gebruik hebben of geven van gebouwen behorende bij de bedrijfsvoering als logies;
  13. het bouwen en gebruiken van gebouwen ten behoeve van bewoning.
3.4.1 Gebruik ten behoeve van levende muziek
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Gemengd ' aangewezen gronden voor het spelen van levende muziek is alleen toegestaan op voorwaarde dat:
  1. levende muziek uitsluitend inpandig wordt gespeeld;
  2. het bepaalde in artikel 8.2 in acht wordt genomen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1. voor het (tijdelijk ) gebruik van gronden mits:
  1. is aangetoond dat er geen nadelige gevolgen zijn voor het milieu of de omgeving;
  2. voldoende parkeergelegenheid wordt gecreëerd.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterberging, waterwegen, de waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding ’specifieke vorm van water - noodbrug’: een noodbrug.
4.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'noodbrug' gelden de volgende regels:
  1. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m.
4.3. Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 5 Leiding - Water

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding.
5.2 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van wegen, paden of andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  3. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
5.3 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 5.2. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  2. normaal onderhoud en beheer betreffen.
5.4. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien vooraf toestemming wordt gegeven door de leidingbeheerder.

Artikel 6 Waterstaat - Waterstaatswerk

6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterstaatswerk’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:
  1. waterkeringen;
  2. waterstaatkundige voorzieningen;
  3. het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  4. watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1. Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals bedoeld in 6.1, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
6.2.2. Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels uitsluitend
worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
6.2.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  2. het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
  3. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1. Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming Waterstaat -Waterstaatswerk zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werk of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
  1. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  5. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Het verbod als bedoeld in 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.4.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.4.1 zin slecht toelaatbaar, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering/het waterstaatsbelang;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

3 Algemene Regels

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 Veiligheidszone - leiding 1
De voor 'veiligheidszone – leiding 1' aangeduide gronden zijn – naast voor de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – aangewezen om:
  1. de vestiging van bijzonder kwetsbare objecten tegen te gaan;
  2. (beperkt) kwetsbare objecten aan het plaatsgebonden risico te toetsen;
  3. een toename van het groepsrisico beperkt te houden.
7.1.2 Bouwregels
Milieugevoelige nieuwe bijzonder kwetsbare objecten zijn niet toegestaan op de gronden aangewezen als 'veiligheidszone - leiding 1'.
Milieugevoelige nieuwe beperkt kwetsbare objecten, niet zijnde kwetsbare objecten, mogen slechts worden gerealiseerd na het toetsen aan het plaatsgebonden risico en het verantwoorden van het groepsrisico.
7.1.3 Wijziging 'veiligheidszone - leiding 1'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het plan te wijzigen, door:
  1. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding 1 ' te verkleinen of te verwijderen.
  2. de bepalingen in dit artikel aan te passen;
indien:
  1. dit gewenst is in verband met een gewijzigde situering van de bijbehorende leiding en/of andere fysieke maatregelen die een aanpassing/bijstelling van de veiligheidszone rechtvaardigt;
  2. nieuwe regelgeving inzake veiligheidsaspecten in zones aan weerszijden van de leidingen hiertoe aanleiding geeft.
De zone mag alleen worden verwijderd als de voor de externe veiligheid (EV) relevante leiding als zodanig blijvend buiten gebruik is gesteld of vaststaat dat binnen een periode van twee jaar na vaststelling van de wijziging de leiding verwijderd zal worden.
De zone mag alleen worden verkleind:
  1. als door risicoreducerende maatregelen of veranderingen in de gesteldheid van de omgeving die van invloed zijn op de spreiding van het risico het risico zodanig verandert dat de veiligheidszone niet meer de werkelijke situatie representeert of zal representeren;
  2. om de veiligheidszone met de nieuwe werkelijke situatie in overeenstemming te brengen;
  3. als uit onderzoek blijkt dat na aanpassing van de zone het groepsrisico niet significant zal kunnen toenemen door de mogelijkheid van extra (beperkt) kwetsbare objecten te realiseren als gevolg van verkleining van de zone.
Alvorens toepassing te geven aan de bepaling 7.1.3. winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij onder meer de leidingbeheerder en de Omgevingsdienst Midden Holland.
7.2. Veiligheidszone - leiding 2 7.2.1.Veiligheidszone
De gronden binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding - 2' zijn – naast voor de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – tevens aangewezen om toename van het groepsrisico beperkt te houden.
7.2.2. Bouwregels
Milieugevoelige nieuwe bijzonder kwetsbare objecten zijn niet toegestaan op de gronden aangewezen als 'veiligheidszone – leiding 2’.
Milieugevoelige nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, mogen slechts worden gerealiseerd na het toetsen aan het plaatsgebonden risico en het verantwoorden van het groepsrisico.
7.2.3. Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 7.2.2. voor de toename van het groepsrisico binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – leiding –2' indien op grond van technische, planologische en economische belangen de toename van het groepsrisico binnen de in 7.2.1. bedoelde zone gewenst of noodzakelijk is.
7.2.4 Wijziging – 'veiligheidszone - leiding - 2'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het plan te wijzigen, door:
  1. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – leiding - 2' te verkleinen of te verwijderen;
  2. de bepalingen in dit artikel aan te passen;
indien:
  1. dit gewenst is in verband met een gewijzigde situering van de bijbehorende leiding en/of andere fysieke maatregelen die een aanpassing/bijstelling van de veiligheidszone rechtvaardigt;
  2. nieuwe regelgeving inzake veiligheidsaspecten in zones aan weerszijden van de leidingen hiertoe aanleiding geeft.
Alvorens toepassing te geven aan de bepaling 7.2.3. en 7.2.4. winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij onder meer de leidingbeheerder en de omgevingsdienst Midden Holland.
7.3.Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1 7.3.1. Veiligheidszone
De voor 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen 1' aangeduide gronden zijn – naast voor de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – aangewezen om:
  1. de vestiging van bijzonder kwetsbare objecten tegen te gaan;
  2. (beperkt) kwetsbare objecten aan het plaatsgebonden risico te toetsen;
  3. een toename van het groepsrisico beperkt houden.
7.3.2 Bouwregels
Milieugevoelige nieuwe bijzonder kwetsbare objecten zijn niet toegestaan op de gronden aangewezen als 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1'.
Milieugevoelige nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, niet zijnde kwetsbare objecten, mogen slechts worden gerealiseerd na het toetsen aan het plaatsgebonden risico en het verantwoorden van het groepsrisico.
7.3.3. Wijzigingsbevoegdheid 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 1'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het plan te wijzigen, door:
  1. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen 1 ' te verkleinen of te verwijderen.
  2. de bepalingen in dit artikel aan te passen;
indien:
  1. dit gewenst is in verband met een gewijzigde situering van de bijbehorende leiding en/of andere fysieke maatregelen die een aanpassing/bijstelling van de veiligheidszone rechtvaardigt;
  2. nieuwe regelgeving inzake veiligheidsaspecten in zones aan weerszijden van de leidingen hiertoe aanleiding geeft.
De zone mag alleen worden verwijderd als de voor de externe veiligheid (EV) relevante leiding als zodanig blijvend buiten gebruik is gesteld of vaststaat dat binnen een periode van twee jaar na vaststelling van de wijziging de leiding verwijderd zal worden.
De zone mag alleen worden verkleind:
  1. als door risicoreducerende maatregelen of veranderingen in de gesteldheid van de omgeving die van invloed zijn op de spreiding van het risico het risico zodanig verandert dat de veiligheidszone niet meer de werkelijke situatie representeert of zal representeren;
  2. om de veiligheidszone met de nieuwe werkelijke situatie in overeenstemming te brengen;
  3. als uit onderzoek blijkt dat na aanpassing van de zone het groepsrisico niet significant zal kunnen toenemen door de mogelijkheid van extra (beperkt) kwetsbare objecten te realiseren als gevolg van verkleining van de zone.
Alvorens toepassing te geven aan de bepaling 5.3.3. winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij onder meer de leidingbeheerder en de Omgevinsdienst Midden Holland.
7.4 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2 7.4.1. Veiligheidszone
De voor 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen 2' aangeduide gronden zijn – naast voor de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – aangewezen om een toename van het groepsrisico beperkt te houden.
7.4.2. Bouwregels
Milieugevoelige nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, mogen slechts worden gerealiseerd na het verantwoorden van het groepsrisico.
7.4.3. Wijzigingsbevoegdheid 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het plan te wijzigen, door:
  1. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen - 2' te verkleinen of te verwijderen;
  2. de bepalingen in dit artikel aan te passen;
indien:
  1. dit gewenst is in verband met een gewijzigde situering van de bijbehorende leiding en/of andere fysieke maatregelen die een aanpassing/bijstelling van de veiligheidszone rechtvaardigt;
  2. nieuwe regelgeving inzake veiligheidsaspecten in zones aan weerszijden van de leidingen hiertoe aanleiding geeft.
Alvorens toepassing te geven aan de bepaling 7.4.2. winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij onder meer de leidingbeheerder en de omgevingsdienst Midden Holland.

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Verboden gebruik
Het is verboden de in de artikel 3 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
9.2 Maximale geluidsbelasting
In totaal mag ten gevolge van de bestemmingen 'Gemengd ', de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet meer bedragen dan hetgeen bij of krachtens de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit is toegestaan.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijking
Indien niet op grond van een andere bepaling van de regels bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan, kunnen burgemeester en wethouders middels een omgevingsvergunning afwijken van/voor:
  1. de bestemmingsbepalingen dat de vorm van het bouwvlak voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer dan 10% bedragen;
  2. de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met het bouwen op een hoger peil met ten hoogste 1 meter, teneinde:
    1. de hoogte van de begane grondvloer in overeenstemming te brengen met de omringende bebouwing;
    2. voldoende drooglegging te creëren ten opzichte van de grondwaterspiegel;
  3. de bestemmingsbepalingen voor de situering, aanleg of bouw van geluidwerende voorzieningen, tot maximaal de voorgeschreven hoogte zoals deze op basis van regelgeving is bepaald c.q. conform de daarop gebaseerde besluitvorming is vastgelegd;
  4. het realiseren van waterinnamepunten ten behoeve van brandweer en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
10.2 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.1 mag slechts worden verleend als daardoor naar oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. het landschapsbeeld;
  3. de woonsituatie;
  4. de milieusituatie
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning als bedoeld in 10.1 nadere eisen stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen, ten aanzien van:
  1. de situering van bouwwerken;
  2. de situering van parkeervoorzieningen;
  3. de hoogte van bouwwerken;
  4. de situering, aard en omvang van werken, geen bouwwerken zijnde.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Wettelijke regels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 3.2 met maximaal 10%.
12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het bepaalde in 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvóór geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
12.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Zuidelijke Dwarsweg 7a, Moordrecht van de gemeente Zuidplas.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van de gemeente Zuidplas d.d. ………………
De griffier, De voorzitter,
…………… ……………