KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Waarde - Landschap
Artikel 8 Waterstaat
3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel

Zelling Ver Hitland

Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas

Vastgesteld op 01-03-2011 - deels onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
Plan:
het bestemmingsplan “Zelling Ver Hitland” van de gemeente Zuidplas.
Aan- en uitbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar – ingevolge de regels – regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft.
Aan huis verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de hieronder omschreven "aan huis verbonden beroepen", gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie worden uitgeoefend, met uitzondering van seksinrichtingen.
Aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, cosmetisch, kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.BpZellingVH-Va01 met de bijbehorende regels.
Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
Bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Bouwaanduidingen:
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Carport:
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit maximaal 3 gesloten wanden, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk is vanaf de openbare weg.
Dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
Geluidwerende voorzieningen:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere voorzieningen ten behoeve van de demping van geluid, zoals een geluidwal of -scherm.
Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Hoofdgebouw:
een gebouw dat, door zijn constructie en/of afmeting, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
Kunstwerken:
bouwwerken ten behoeve van weg- en/of waterbouw.
Overkapping:
een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand.
Peil:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
Seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
Verbeelding:
de analoge c.q. digitale verbeelding het bestemmingsplan “Zelling Ver Hitland”, bestaande uit de kaart waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.
Voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn constructie dan wel gelet op de uitstralingervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
Voorziening van openbaar nut:
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
Woning:
een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
Woningwet:
de Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
Wet ruimtelijke ordening:
de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1
Meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
a.
de afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
b.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
c.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
d.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
e.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter.
f.
de breedte van een gebouw:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
g.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van scheidingslijnen, aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Groen” (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
groenvoorzieningen;
b.
bermen en beplanting;
c.
paden;
d.
speelvoorzieningen en -toestellen;
e.
voorzieningen van openbaar nut;
f.
kunstwerken;
g.
objecten van beeldende kunst;
h.
waterlopen en –partijen.
3.2
Bouwregels
Op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
a.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair,bruggen, duikers;
b.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter;
c.
de inhoud van kleine gebouwen voor openbaar nut, zoals gemaalgebouwtjes, telefooncellen, transformatiehuisjes en dergelijke, bedraagt maximaal 50 m³;
d.
in afwijking van het bepaalde onder b, bedraagt de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 9 meter.
3.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik voor de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b.
het gebruik voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c.
een jongerenontmoetingsplaats.

Artikel 4 Tuin

4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Tuin” (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
tuinen;
b.
opritten, parkeervoorzieningen en paden;
c.
speelvoorzieningen en -toestellen, uitsluitend aan de achterzijde van het hoofdgebouw en met uitzondering ter plaatse van de bestemming "Waarde - Landschap";
d.
geluidwerende voorzieningen, uitsluitend daar waar het bestemmingsvlak samenvalt met de noordelijke bestemmingsplangrens.
4.2
Bouwregels
Op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt;
b.
de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt minimaal 3 en maximaal 6 meter;
c.
de bouwhoogte van pergola's bedraagt maximaal 3 meter;
d.
de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 meter;
e.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en/of geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter.
4.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik van gronden als opslagplaats, anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
b.
een stallingplaats voor caravans langer dan 30 dagen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer - Verblijfsgebied” (V-Vb) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
b.
voet- en rijwielpaden;
c.
parkeervoorzieningen;
d.
groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
e.
voorzieningen van algemeen nut;
f.
speelvoorzieningen en –toestellen;
g.
objecten van beeldende kunst;
h.
waterlopen en waterpartijen;
i.
kunstwerken.
5.2
Bouwregels
Op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
a.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair,bruggen, duikers;
b.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter;
c.
de inhoud van kleine gebouwen voor openbaar nut, zoals gemaalgebouwtjes, telefooncellen, transformatiehuisjes en dergelijke, bedraagt maximaal 50 m³;
d.
in afwijking van het bepaalde onder b, bedraagt de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 9 meter.
5.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik voor de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b.
het gebruik voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c.
een jongerenontmoetingsplaats.

Artikel 6 Wonen

6.1
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep/bedrijf;
met de daarbij behorende:
b.
opritten, parkeervoorzieningen en paden;
c.
bergings- en stallingsruimte;
d.
tuinen en erven;
e.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
de volgende woningtypen mogen worden gebouwd, met in achtneming van het maximum aantal woningen, zoals op de verbeelding is aangegeven middels de aanduiding "maximum aantal wooneenheden":
· gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gs';
· vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrij'
· vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'tae';
b.
gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘gs’ mogen zowel plat als met een kap worden afgedekt;
c.
de dakhelling van gebouwen bedraagt ten minste 45 graden;
d.
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven goothoogte bedragen;
e.
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte bedragen;
f.
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt maximaal de hoogte van de eerste volledige bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m, met een maximum van 4 meter;
g.
de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter;
h.
de inhoud van een woning mag maximaal 800 m3 bedragen met uitzondering van de woningen ter plaatse van de aanduiding 'gs';
i.
de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot
de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw
bedraagt minimaal 3 meter;
j.
de oppervlakte van hoofd-, bij en aanbouwen ter plaatse van de bouwaanduiding [vrij] bedraagt maximaal 35% van de oppervlakte van een bouwperceel;
k.
de oppervlakte van hoofd-, bij en aanbouwen ter plaatse van de bouwaanduiding [tae] bedraagt maximaal 40% van de oppervlakte van een bouwperceel;
l.
ter plaatse van de aanduiding “Maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” mag de maximaal te bebouwen oppervlakte niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangegeven percentage;
m.
de minimale maaiveldhoogte voor gebouwen bedraagt NAP + 3 meter.
6.2.2
Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
b.
in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de maximale bouwhoogte van overkappingen die zijn aangebouwd aan een aan- of uitbouw maximaal de bouwhoogte zoals aangegeven in artikel 6.2.1 onder d;
c.
de totale oppervlakte van een overkapping bedraagt maximaal 30 m2 per kavel.
6.2.3
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt;
b.
de bouwhoogte van pergola’s en speeltoestellen bedraagt maximaal 3 meter;
c.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter.
6.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder i, voor een toevoeging van het maximale oppervlak aan gebouwen met 25 m2. Deze afwijkingsregel wordt uitsluitend toegepast indien zulks noodzakelijk is met het oog op inwoning van niet tot het gezin behorende personen in verband met de zorg voor die personen, mits:
a.
met een medische verklaring en/of een sociale indicatie de noodzaak van inwoning wordt aangetoond;
b.
er geen twee zelfstandige woningen ontstaan;
c.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
d.
per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend.
e.
niet meer dan een oppervlak van 75 m2 van hoofd- en bijgebouwen voor inwoning in gebruik is.
6.4
Specifieke gebruiksregels
6.4.1
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.
het wonen in vrijstaande bijgebouwen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6.3;
b.
horeca;
c.
seksinrichtingen.
6.4.2
Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf toegestaan van een hoofd- en bijgebouw als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a.
de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de gebouwen, met een maximum van 40 m2;
b.
de woning er als woning uit blijft zien (reclame-uitingen aan onder andere de gevel en dakrand zijn niet toegestaan);
c.
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
d.
detailhandel (behalve als ondergeschikt onderdeel van de beroeps-/bedrijfsactiviteiten) en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
e.
de activiteit moet uitgevoerd worden door een bewoner.

Artikel 7 Waarde - Landschap

7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Landschap” (WR-L) aangewezen gronden zijn, behalve de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a.
behoud en de ontwikkeling van de aan de rivier gebonden landschapswaarden in de vorm van:
· de identiteit van de rivier als een samenhangend gebied met bijzondere kwaliteiten;
· de landschappelijke herkenbaarheid van de zoetwatergetijderivier;
· de visueel-ruimtelijke belevingswaarde (beeldkwaliteit) van de rivier vanaf het water en de dijken;
· het realiseren van een met de zoetwatergetijderivier samenhangende inrichting van oevers;
b.
gebruik ten behoeve van de bescherming van de oevers.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Ten behoeve van de bestemming “Waarde – Landschap” mag niet worden gebouwd.
7.2.2
Ten behoeve van andere bestemmingen mag in afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen niet worden gebouwd.
7.3
Afwijking van de bouwregels
7.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 en toestaan dat damwanden worden gebouwd, mits:
a.
deze technisch noodzakelijk zijn;
b.
de bouwhoogte hiervan maximaal NAP + 0,3 meter bedraagt;
c.
de landschapswaarden hierdoor niet onevenredig worden aangetast.
7.3.2
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits:
a.
de landschapswaarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
b.
vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij Rijkswaterstaat.
7.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming "Waarde - Landschap" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a.
het afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
b.
het aanleggen van oppervlakteverhardingen.
7.4.2
Het verbod als bedoeld in artikel 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a.
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b.
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.4.3
De in artikel 7.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:
a.
de landschapswaarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad; van onevenredige schade is in elk geval geen sprake indien de helling van de oever ten minste 30° en ten hoogste 45° bedraagt;
b.
vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een landschapsdeskundige, indien de de helling van de oever minder dan 30° of meer dan 45° bedraagt.

Artikel 8 Waterstaat

8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat” (WS) aangewezen gronden zijn, behalve de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a.
waterhuishouding;
b.
duikers;
c.
waterkering;
d.
taluds, oevers en onderhoudsstroken.
8.2
Bouwregels
8.2.1
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming “Waterstaat”:
8.2.2
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming “Waterstaat” geen gebouwen worden gebouwd.
8.3
Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.1 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:
a.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatsbelangen;
b.
vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterloop en de beheerder van de waterkering.

3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

1.
Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.
2.
Ingeval noch de regels, noch de verbeelding informatie verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

1.
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijkenvan de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane goothoogte, bouwhoogte, afstands-, oppervlakte- en inhoudsmaten met ten hoogste 10 %.
2.
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijkenvan de regels van dit bestemmingsplan voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van de bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1
Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid en een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
13.1.3
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2
Overgangsrecht gebruik
13.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.2.4
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Zelling Ver Hitland”, gemeente Zuidplas.