KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel

Zuidplasweg 15 Zevenhuizen

Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas

Vastgesteld op 16-05-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan 'Zuidplasweg 15, Zevenhuizen' van de Gemeente Zuidplas;

1.2 de verbeelding:

de verbeelding behorend bij het bestemmingsplan 'Zuidplasweg 15, Zevenhuizen'

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, bepalingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf of ambachtelijk bedrijfsactiviteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.6 aan-huis-verbonden beroep:

het in een woning (met inbegrip van bijbehorende bouwwerken) beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens begrepen de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;

1.7 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.8 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;

1.9 architectonische waarde:

de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik eventueel in samenhang met de omgeving;

1.10 as van de weg:

het midden van de verhardingsstrook, dan wel bij een onverharde weg het midden van de door het verkeer gebruikte strook;

1.11 basisbestemming:

een bestemming die samenvalt met een of meer op dezelfde gronden liggende dubbelbestemming;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage:

het percentage van de voor de desbetreffende bestemming aangewezen gronden, dat per bouwperceel en/of bouwvlak mag worden bebouwd;

1.14 begane grondbouwlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.15 bed & breakfast:

een overnachtingaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf en het serveren van een ontbijt, niet zijnde de uitoefening van een hotel, pension of ander bedrijf. Hieronder wordt niet verstaan het overnachten, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.16 beeldkwaliteitplan:

geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de het college van burgemeester en wethouders of de raad vastgesteld plan;

1.17 beperkt kwetsbaar object:

objecten, niet zijnde een kwetsbaar of bijzonder kwetsbaar object bestemd voor regelmatig of vast verblijf van mensen;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0567.00201-On01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met éénzelfde bestemming;

1.21 bestaand:

  1. voor bouwwerken:
    bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet;
  2. voor gebruik:
    gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met de daarbij behorende gebruiksregels;

1.22 Bevi-inrichting:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.24 bouwgrens:

een aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.25 bouwlaag:

het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de kelder, onderbouw, zolder en vliering;

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak:

een door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop (primair) hoofdgebouwen zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.30 brug:

een vaste (of beweegbare) verbinding voor het verkeer tussen twee punten die door water gescheiden zijn;

1.31 bruto vloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van horecagelegenheden, kantoren, winkels, bedrijven of instellingen met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.32 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.33 bijzonder kwetsbaar object:

een kwetsbaar object zijnde:
  1. een gebouw met bijbehorende grond dat bestemd is voor gebruik door of verblijf van personen met lichamelijke of geestelijke beperkingen of voor het opsluiten van personen voor langere tijd, waardoor deze personen geen of een gering vermogen hebben zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken voor dreigend gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof;
  2. een kinderdagverblijf;
  3. een school voor basisonderwijs;

1.34 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.35 duiker:

een gesloten constructie onder een weg, spoorweg kade, dijk enzovoorts ten behoeve van het afvoeren van water;

1.36 ecologische waarde:

waarde betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu;

1.37 ecovoorziening:

een civieltechnische installatie of installatie in/of onder de infrastructuur die een functie ten behoeve van de natuur vervult;

1.38 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.39 erfafscheiding:

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst;

1.40 erker:

een uitbouw aan de voorzijde van een gebouw, niet zijnde een entree en aansluitend op een verblijfsruimte van het betreffende gebouw, waarvan de naar de openbare weg toegekeerde zijde en nog minimaal één andere zijde transparant is;

1.41 extensief recreatief medegebruik:

een extensief recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatieve gebruik is toegestaan, zoals die vormen van dagrecreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, te weten wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een daarmee naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik, waarbij recreanten in relatief geringe aantallen mede gebruik maken van al dan niet aangelegde voorzieningen zoals wegen, paden, water en wateroevers;

1.42 extensieve recreatie:

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving;

1.43 externe veiligheid:

een ruimtelijke situatie waar activiteiten plaatsvinden of mogelijk worden gemaakt op daartoe bestemde gronden die voor de gebruikers van de ruimte buiten die gronden een specifiek risico inhoudt. Het specifieke risico betreft een bepaalde overlijdenskans die de gebruikers afzonderlijk lopen door de gevolgen van het vrijkomen van een gevaarlijke stof bij een ongeval met de betreffende activiteit, als mede de kans dat een groep van bepaalde omvang onder de gebruikers in één keer tegelijk dodelijk wordt getroffen door het bedoelde ongeval. Beide kansen hebben betrekking op het direct of op korte termijn overlijden door de effecten die worden veroorzaakt door bij het ongeval vrijkomende gevaarlijke stof. De bedoelde overlijdingskans die de gebruikers afzonderlijk lopen is het Plaatsgebonden risico (PR). De kans dat een groep burgers in één keer wordt getroffen heeft betrekking op het Groepsrisico;

1.44 externe veiligheid relevante transportactiviteit:

  1. transport van gevaarlijke stoffen over de weg of over het spoor waarvoor, op grond van het Besluit transport externe veiligheid, het plaatsgevonden risico dient te worden vastgelegd en/of waarvoor een verantwoording van het groepsrisico nodig kan blijken;
  2. transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen waarvoor, op grond van het Besluit buisleidingen, het plaatsgevonden risico dient te worden vastgelegd en/of waarvoor een verantwoording groepsrisico nodig kan blijken;

1.45 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.46 gebruiken:

het gebruiken, doen en laten gebruiken;

1.47 geluidbelasting vanwege het wegverkeer:

de geluidsbelasting in Lden(zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.48 geluidgevoelige functies:

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.49 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.50 geluidgevoelige objecten:

geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.51 geluidniveau Lden:

gemiddelde equivalente geluidbijdrage over de dag-, avond- en nachtperiode;

1.52 geluidsreducerende maatregelen:

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs- of wegverkeerslawaai op geluidgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op zijn gericht, doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of –schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en geluidsbelasting afneemt;

1.53 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (stb. 1993, nr. 50), bij welke ingevolge van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.54 geprojecteerd kwetsbaar project:

een kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is maar dat in de feitelijke situatie nog niet aanwezig is en waarvoor nog geen omgevingsvergunning is aangevraagd of afgegeven;

1.55 geprojecteerd bijzonder kwetsbaar object:

een bijzonder kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is maar dat in de feitelijke situatie nog niet aanwezig is en waarvoor nog geen omgevingsvergunning is aangevraagd of afgegeven;

1.56 GPR gebouw:

Gemeentelijke Praktijkrichtlijn Gebouw: maatlat waarmee gebouwontwerpen op kwaliteitsthema's energie, materialen, water, gezondheid, woonkwaliteit en afval worden beoordeeld met rapportcijfers (maximaal dus 10);

1.57 grondgebonden woningen:

een woning, niet zijnde een gestapelde woning, die direct grenst aan en toegankelijk is vanaf de weg;

1.58 hindergevoelige functie:

geluidgevoelige functies en / of objecten van verblijfsrecreatie;

1.59 hindergevoelige gebouwen:

geluidgevoelig gebouw;

1.60 hindergevoelige objecten:

hindergevoelige gebouwen en/of hindergevoelige functies;

1.61 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval is vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder voor of bij vaststelling van het plan;

1.62 hoofdgebouw:

een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;

1.63 huishouden:

één persoon een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een zelfstandige woning of een recreatiewoning de daar aanwezige essentiële woonvoorzieningen deelt;

1.64 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel gelegen is;

1.65 kwetsbaar object:

  1. een gebouw waarbinnen zich gemiddeld meer dan 50 personen bevinden gedurende meer dan 8 uur per dag en meer dan 5 dagen van de week, gedurende een groot deel van het jaar; niet zijnde een kantoor of andersoortig gebouw dat hoort bij een externe veiligheid relevante inrichting;
  2. één of meerdere woningen in een gebied dat de bestemming wonen heeft;
  3. een water waar woonboten zijn toegestaan;
  4. een winkelcentrum, waarbij de begrenzing wordt gevormd door de gebouwen waarin de winkels zijn gevestigd, voor zover dat het gedeelte betreft dat toegankelijk is voor het publiek;
  5. gebouwen op een terrein dat specifiek bestemd is voor het concentreren van detailhandelsverkopen voor particuliere consumenten;
  6. gebouwen met onderwijsdoeleinden, niet zijnde scholen voor basisonderwijs;
  7. een terrein of gebouw dat bestemd is voor recreatieve of culturele doeleinden, waar zich gemiddeld grote aantallen mensen bevinden, gedurende meerdere aaneengesloten dagen of gedurende een aanmerkelijk deel van de dag als dit met regelmaat plaatsvindt gedurende een groot deel van het jaar.
  8. objecten n.e.g. waarvan in redelijkheid is vast te stellen dat daar met regelmaat grote aantallen mensen verblijven, gedurende een aantal uren per dag tijdens een groot deel van het jaar;

1.66 kunstwerk;

een civieltechnische constructie of installatie in de infrastructuur die een of meer functies vervult;

1.67 landschap:

een complex van relatiestelsels, tezamen een herkenbaar deel aardoppervlak vormend, dat gemaakt is en in stand gehouden wordt door de wederzijdse beïnvloeding van levende en niet-levende natuur alsmede de wisselwerking met de mens;

1.68 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat geheel;

1.69 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, aan de openbare zijde, al of niet ondersteund;

1.70 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.71 meervoudig ruimtegebruik:

omvat alle vormen van grondgebruik waarbij meerdere functies tezamen één kavel delen en er sprake is van het intensiveren van functies, combinatie van functies en functies in de hoogte en ondergrond;

1.72 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.73 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:

werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;

1.74 ondergeschikte functie:

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn;

1.75 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.76 onderdoorgang:

een verbinding voor het verkeer onder een weg of spoorlijn niet zijnde een viaduct of brug aan weerszijden begrensd door een grondlichaam, bestaande uit een (betonnen) bovenbouw en eventueel een (betonnen) onderbouw;

1.77 openbaar gebied:

de gronden die voor eenieder toegankelijk zijn en die in eigendom, beheer en onderhoud zijn bij een overheidsinstelling;

1.78 openbare ruimte:

rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van de daarbij behorende voorzieningen van algemeen nut, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen;

1.79 parkeervoorzieningen:

elk al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:
  1. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
  2. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein, voor eigen werknemers;

1.80 parkeren:

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

1.81 perceelsgrens:

grens van een bouwperceel;

1.82 plaatsgebonden risico:

  1. op de grens van of op een plaats buiten een inrichting aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval binnen die inrichting, waarbij deze kans is bepaald op grond van regels die daarvoor gelden als vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. op een locatie buiten een buisleiding, weg of spoorweg aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval door getransporteerde gevaarlijke stoffen;

1.83 PM10:

fijn stof met een deeltjesgrootte > 10 µm;

1.84 reclame-object:

bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uitingen;

1.85 recreatief medegebruik:

vormen van recreatie (zoals wandelen en fietsen) waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn;

1.86 referentie-maaiveld:

  1. bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen:
    het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
  2. bij bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
  3. bij bestaande gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer;

1.87 richtwaarde:

een richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1. derde lid van het besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico;

1.88 risicozone 1:

een gebied rond een risicobron (externe veiligheid relevant) waarin geen bijzonder kwetsbare bestemmingen gerealiseerd mogen worden en waar de omvang van het groepsrisico vanwege een ruimtelijk besluit moet worden bepaald en verantwoord;

1.89 risicozone 2:

een gebied rond een risicobron (externe veiligheid relevant) waar de omvang van het Groepsrisico vanwege een ruimtelijk besluit moet worden bepaald en verantwoord;

1.90 ruimtelijke kwaliteit:

wordt gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare)ruimte en gebouwde elementen;

1.91 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.92 stedenbouwkundige kwaliteit:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied;

1.93 straat- en bebouwingsbeeld:

het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;

1.94 verblijfsruimte:

besloten ruimte, bestemd voor het verblijven van mensen;

1.95 verdieping(en):

de bouwlaag, respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;

1.96 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.97 voorgevel:

een naar openbaar gebied toegekeerde gevel (buitenmuur) van een hoofdgebouw;

1.98 voorgevelbouwgrens:

de lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.99 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.100 voorgevelrooilijn:

  1. bestaand gebied:
    de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging heeft ten opzichte van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen bouwpercelen;
  2. nieuw gebied:
    de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoegd regelmatige ligging heeft en evenwijdig of nagenoeg evenwijdig loopt met de as van de weg;

1.101 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het besluit geluidhinder;

1.102 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.103 vrijstaande woning:

een woning die hoogstens door middel van de bijgebouwen met een andere woning verbonden is en waarvan geen van beide zijgevels in de zijdelingse perceelgrens staan;

1.104 wagenschuur

het meest zuidelijk gelegen bestaande gebouw binnen het bouwvlak op de verbeelding, e.e.a. zoals omschreven in de toelichting.

1.105 watergang/waterloop:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.106 weg:

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.107 werk:

grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of werk, geen bouwwerk zijnde;

1.108 werken:

alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;

1.109 woning/wooneenheid:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling geschikt, bestemd en bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.110 woon-werkcombinatie:

het wonen in combinatie met aan de woonfunctie ondergeschikte kantoor- en werkfuncties in de vorm van aan huis verbonden beroepen alsmede kleinschalige bedrijfs- en dienstverleningsactiviteiten;

1.111 zoneplichtige weg:

een weg die een zone heeft conform artikel 74 van de Wet geluidhinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en gerekend:

2.1 bebouwd oppervlakte:

de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen;

2.2 breedte van een bouwperceel:

tussen de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel, in de naar de zijde van de weg gekeerde perceelsgrens;

2.3 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

2.4 de afstand tot de weg:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot het hart van de weg;

2.5 lengte en breedte van een gebouw:

tussen de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het aanliggende afgewerkte bouwterrein;

2.6 de inhoud van een gebouw:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;

2.8 de goot- (of boeibordhoogte) van een gebouw:

  1. tussen het referentiemaaiveld en de bovenkant van de goot, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel met de gevel, waarin gemeten wordt;
  2. bij meerdere (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeibordhoogten wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten bij dat dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
  3. bij een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak dat loopt over de volledige breedte, lengte of diepte van een gebouw, wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel; onder de gevel wordt tevens verstaan het hart van scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel;

2.9 de bouw-/nokhoogte van een gebouw:

het hoogste punt van het gebouw, gemeten van het referentie-maaiveld; hierbij worden niet meegerekend bouwdelen van ondergeschikte betekenis als schoorstenen, antennes, balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede lichtkoepels en lichtstraten;

2.10 de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein;

2.11 de oppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het aanliggend afgewerkt bouwperceel;

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

de gezamenlijke verticale neerwaartse projectie van alle onderdelen van het bouwwerk op het gemiddelde niveau van het aanliggende afgewerkte bouwterrein;

2.13 de oppervlakte van een overkapping:

de verticale projectie van het dakvlak;

2.14 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.15 peil:

  1. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdingang;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.16 referentiemaaiveld:

  1. bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen:
    het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
  2. bij bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
  3. bij bestaande gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer;

2.17 de geluidsbelasting:

  1. de geluidsbelasting voor een geluidgevoelig gebouw wordt bepaald op de naar de geluidsbron gekeerde gevel(s) zoals bedoeld in de wet geluidhinder van het geluidgevoelig gebouw;
  2. de geluidsbelasting van een geluidgevoelig terrein wordt bepaald op de naar de geluidsbron gekeerde grens of grenzen van het terrein, voor zover (dat deel van) het terrein ingevolge het bestemmingsplan ook als geluidgevoelig terrein gebruikt mag worden;

2.18 Meting op de verbeelding:

Voor zover op de verbeelding niet anders is aangegeven, worden afmetingen en afstanden bepaald door middel van meting op de verbeelding, met dien verstande dat:
  1. gemeten dient te worden vanuit het hart van de op de verbeelding getekende lijnen, en;
  2. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuin, gazon of open terrein;
alsmede ook voor:
  1. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  2. kunstwerken;
  3. groenvoorzieningen;
  4. toegangspaden, in- en uitritten;
  5. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. (boom)beplanting en overig groen;
  2. verhardingen;
  3. bouwwerken, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, al dan niet in combinatie met het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden bedrijf tot maximaal 70 m²;
alsmede voor:
  1. parkeervoorzieningen;
  2. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. duikers en/of dammen;
met de daarbij behorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. tuinen, gazons en erven;

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

6.2 Ondergrondse werken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, die niet aangemerkt kunnen of zullen worden als woonruimten/-vertrekken, gelden voor zover in de bestemmingsregels als bedoeld in hoofdstuk 2 hieraan geen basiseisen zijn geformuleerd, de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassin) tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden;
  4. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen;
  5. in aanvulling op het bepaalde in sub a en sub b is maximaal één niet–overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. een zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of achtergevellijn en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen in acht wordt genomen;
    3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
    5. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
    6. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

6.3 Afwijking ondergrondse bouwwerken

6.4 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

6.5 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens de volgende voorwaarden ten aanzien van parkeren:
  1. De parkeerbehoefte dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid
  2. bij de beoordeling van de benodigde parkeervoorzieningen worden volgende parkeernormen gehanteerd: (zie Nota Parkeernormen, te vinden via www.zuidplas.nl)
  3. Indien de beleidsnota Parkeernormen gedurende de planperiode wordt gewijzigd, dient rekening gehouden te worden met die wijziging;
  4. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub b, indien:
    1. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte redelijkerwijs niet kan worden verlangd of
    2. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.

6.6 Aanleghoogte woonbebouwing

Ter bescherming van nieuwe gebouwen gelden, tenzij in hoofdstuk 2 afwijkende bepalingen zijn opgenomen, de volgende bepalingen:
  1. ter voorkoming van wateroverlast dient het vloerpeil van de bebouwing te liggen op een hoogte van 1,20 meter boven zowel het door het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard gehanteerde zomerpeil als toekomstige peil in het/de peilgebied(en) binnen dit plan;
  2. in het belang van de waterveiligheid binnen het plangebied mag de aanleghoogte van woonbebouwing niet minder bedragen dan NAP - 5,00;
  3. in afwijking van het bepaalde in sub b mogen ruimten die volgens de wettelijke regelingen niet aangemerkt kunnen of zullen worden als woonruimten/-vertrekken zich onder het NAP –5,00 meter niveau bevinden;
  4. in afwijking van het bepaalde in sub b kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen voor een afwijkende normering mits de waterveiligheid is gewaarborgd en vooraf het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard schriftelijk heeft ingestemd met een afwijkende normering.

6.7 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en de bepalingen in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,50 meter bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

6.8 Ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits:
  1. de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,50 meter bedraagt;
  2. de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Geluidzone langs verkeerswegen

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - risicozone 1

8.2 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - risicozone 2

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Afwijking algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van de regels een afwijking kan worden verleend, kunnen burgemeester en wethouders middels een omgevingsvergunning een afwijking verlenen van:
  1. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de vorm van het bouwvlak voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer dan 10% bedragen;
  2. de maten en eigenschappen van gebouwen ten behoeve van een welstandtechnisch beter verantwoord gebouw of gebouwenensemble, indien zonder de afwijking niet of moeilijk aan redelijke eisen van welstand zou kunnen worden voldaan;
  3. de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met het bouwen op een hoger peil met ten hoogste 1 meter, teneinde:
    1. de hoogte van de begane grondvloer in overeenstemming te brengen met de omringende bebouwing;
    2. voldoende drooglegging te creëren ten opzichte van de grondwaterspiegel;
  4. Wat betreft zend- en ontvang- en/of sirenemasten geldt dat installaties op of aan een gebouw alleen zijn toegestaan wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten;
  5. het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur alsmede de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie, waaronder in elk geval begrepen (riool)gemalen;

9.2 Voorwaarden

Een afwijking als bedoeld in artikel 9 lid 1 mag slechts worden verleend als daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. het landschapsbeeld;
  3. de woonsituatie;
  4. de milieusituatie
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de afwijking als bedoeld in artikel 9 lid 1 voorwaarden stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen, ten aanzien van:
  1. de situering van bouwwerken;
  2. de situering van parkeervoorzieningen;
  3. de hoogte van bouwwerken;
  4. de situering, aard en omvang van werken, geen bouwwerken zijnde.

9.4 Afwijking - Bed&Breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning een afwijking verlenen van de regels om Bed&Breakfast toe te staan in (burger)woningen en (agrarische)bedrijfswoningen binnen de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2, indien dit niet op grond van een andere bepaling in dit plan toegestaan is, met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd dient te blijven;
  2. de woning door de hoofdgebruiker dient te worden bewoond;
  3. de Bed&Breakfast voorziening binnen de ter plaatse, op grond van de bouwregelgeving, toegestane bebouwing (hoofdgebouw met de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen) gerealiseerd dient te worden;
  4. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag (kunnen) functioneren als een zelfstandige woning;
  5. de ruimten binnen de woning waarin Bed&Breakfast wordt aangeboden dienen te voldoen aan de geldende bouwregelgeving, waaronder begrepen de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
  6. het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, waarbij als parkeernorm geldt 1 parkeerplaats per kamer, tenzij blijkt dat het parkeren binnen het openbaar gebied niet leidt tot een onevenredige hinder voor de woonomgeving;
  7. de Bed&Breakfast voorziening geen onevenredige afbreuk mag veroorzaken aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  8. permanente bewoning niet is toegestaan;
  9. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven;
  10. Bed&Breakfast eigenaren een nachtregister moeten bijhouden, als bedoeld in de APV.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Wijziging – Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
    De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en/of andere grenslijnen en aanduidingen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of indien de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
  3. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, bouwzones, bouwgrenzen en/of andere aangeduide zones, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat de verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
met dien verstande dat:
  • de verwerkelijking van de in het plan begrepen gronden dient gewaarborgd te zijn. Dit betekent dat de bestemmingen door de wijziging niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • de wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.2 Wijziging – Leidingenzone

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen voor het aanbrengen van de bestemming 'Leidingenzone' met een daarbij behorende vrijwaringszone en een daarop afgestemde set aan bestemmingsregels met betrekking tot de bestemmingsomschrijving, de bouwregels, de afwijkingen en het aanlegvergunningstelsel, ten behoeve van de aanleg en instandhouding van leidingen, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (externe) veiligheid, de gevolgen voor het landschap, het reliëf en het agrarisch gebruik van de gronden, en er geen belemmeringen optreden voor overige functies en er geen verstoring optreedt van telecommunicatie en radarontvangst.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Wettelijke regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken

Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.2 afwijking vergroting

Eenmalig kan afwijking worden verleend van het bepaalde in artikel 12 lid 1, voor het vergroten van de oppervlakte of inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde in artikel 12 lid 1, met maximaal 10%.

12.3 Uitzonderingen op het overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken

Het bepaalde in artikel 12 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Overgangsrecht ten aanzien van het gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.5 Verandering strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in artikel 12 lid 4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.6 Onderbreking strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12 lid 4, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.7 Uitzonderingen op het overgangsrecht

Het bepaalde in artikel 12 lid 4 is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijking verlenen.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam:
Regels deel uitmakend van het bestemmingsplan 'Zuidplasweg 15, Zevenhuizen ' van de gemeente Gemeente Zuidplas.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van Gemeente Zuidplas d.d. ...............................
De griffier, De voorzitter,
………. ………