De Bonk Zevenhuizen
Bestemmingsplan - Zuidplas
Vastgesteld op 27-04-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan:
het Bestemmingsplan De Bonk Zevenhuizen van de gemeente Zuidplas overeenkomend met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het gml-bestand NL.IMRO.1892.De BonkZevenhuizen-0001 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.2 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.3 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.4 Ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.5 Archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;
1.6 Basisbestemming:
een bestemming die samenvalt met een of meer op dezelfde gronden liggende dubbelbestemming;
1.7 Bebouwing:
één of meerdere gebouwen en/of andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 Bestaand:
- voor bouwwerken: bebouwing zoals aanwezig en gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet;
- voor gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met de daarbij behorende gebruiksregels;
1.9 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 Bijgebouw:
een vrijstaand of met het hoofdgebouw niet verbonden gebouw dat door zijn ligging en verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt;
1.12 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.14 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15 Bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.16 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.17 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 Brug:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overkluizing van water ten behoeve van verkeer;
1.19 Buitenopslag/open opslag:
het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur, en dergelijke;
1.20 Dakopbouw:
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel;
1.21 Erfafscheiding:
grens tussen erven bestaande uit schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst;
1.22 Gebied met hoge archeologische verwachting:
een gebied waar belangrijke archeologische vindplaatsen worden verwacht;
1.23 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 Gebouwen van algemeen nut:
gebouw ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;
1.25 Hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen en functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.26 Landschap:
een complex van relatiestelsels, tezamen een herkenbaar deel aardoppervlak vormend, dat gemaakt is en in stand gehouden wordt door de wederzijdse beïnvloeding van levende en niet-levende natuur alsmede de wisselwerking met de mens;
1.27 Landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat geheel;
1.28 Noodwaterberging:
de incidentele, tijdelijke opvang van al dan niet gebiedsvreemd water in het plangebied door verhoging van het waterpeil teneinde wateroverlast of overstroming in het plangebied of elders te voorkomen;
1.29 Onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.30 Openbaar gebied:
het geheel van verhardingen, groen en water, bruggen, wegen en paden dat in overheidsbeheer is en ten dienste staat aan alle burgers;
1.31 Overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt, bestaande uit een dakconstructie en voorzien van ten hoogste twee wanden;
1.32 Perceelsgrens:
grens van een bouwperceel;
1.33 Peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen:
- 1. de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
1.34 Permanente bewoning:
het (al dan niet tijdelijk) gebruiken van een voor recreatie bestemd verblijf als hoofd(woon)verblijf;
1.35 Recreatieverblijf:
een verblijf dat bestemd is voor het houden van recreatief (nacht)verblijf door personen die hun vaste woon- en verblijfplaats elders hebben en bestemd om gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond; hieronder vallen al dan niet verplaatsbare (sta)caravans, kampeermiddelen, zomerhuisjes, chalets, recreatiewoningen;
1.36 Recreatiewoning:
een gebouw, al dan niet met een vaste fundering, bestemd voor verblijfsrecreatie, waarvan de gebruikers hun vaste woon- en verblijfplaats elders hebben en bestemd is om gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
1.37 Straatmeubilair:
het geheel van artefacten in het openbaar gebied waaronder masten, palen, armaturen, zitelementen en banken, schermen, afrasteringen en hekwerken, fietsenrekken en parkeerbeugels, speeltoestellen, afvalbakken, richtingaanwijzers en borden uitgezonderd reclameborden;
1.38 Steiger:
Vlonders met steunpunten in het water bij water met een breedte van minimaal 10 meter;
1.39 Vlonder (bij watergangen):
overkluizing van een watergang zonder steunpunten in het water, met een breedte van minimaal 3 meter, met een maximale breedte van 1 meter danwel 1/8 van de breedte van de watergang;
1.40 Voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.41 Voorgevelbouwgrens:
de lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
1.42 Voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.43 Voorzieningen van algemeen nut:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.44 Watergang/waterloop:
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.45 Weg:
een voor het openbaar verkeer openstaande weg en/of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand:
De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar de afstand het kleinst is.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte van een bouwwerk:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande dat indien de zijgevels niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte.
2.4 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 diepte van een bouwwerk:
buitenwerks tussen de voorgevel en de achtergevel, met dien verstande dat, indien een gevel niet evenwijdig loopt of verspringt, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste diepte.
2.6 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken, dakopbouwen en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 peil:
- a. voor gebouwen:
- de hoogte van de afgewerkte begane grondvloer ter plaatse van de hoofdtoegang, gelegen op een hoogte van ten minste - 0,50 meter NAP.
- 1. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde:
- de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
2.10 uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bebouwings- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bebouwings- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen, waterpartijen en plas- en draszones;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder collectieve voorzieningen voor afvalwaterverwerking;
- e. speelplaatsen, speelvoorzieningen en speeltoestellen;
- f. bruggen;
- g. dijken en taluds;
- h. hondenuitlaatplaatsen;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
met de daarbij behorende:
- k. bermen, bermsloten en greppels, dammen en/of duikers.
3.2 Dubbelbestemmingen
3.3 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
- c. de maximum bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
- d. de maximum gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 16 m².
3.4 Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. sexinrichtingen;
- d. woondoeleinden;
- e. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
- f. reclame-uitingen.
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Dubbelbestemmingen
4.3 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
- a. op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
- b. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 1 meter;
- c. de maximum gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 m².
4.4 Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
- a. sta-caravans en recreatiewoningen / permanente bewoning;
- b. kampeerterrein;
- c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- f. reclame-uitingen.
4.5 Aanlegvergunning
Artikel 5 Recreatie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen;
met de daarbij behorende:
- b. bijgebouwen, terrassen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. tuinen, erven, erfafscheidingen, brandgangen, in- en uitritten.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het bepaalde in 5.1 zodat:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatsbelangen;
- b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of waterloop.
5.4 Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder 5.2.1 onder f voor een onderlinge afstand tussen recreatiewoningen van ten minste 2,00 meter indien op grond van de bestaande situatie hiertoe aanleiding is.
5.5 Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
- a. sta-caravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
- b. kampeerterrein;
- c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- f. reclame-uitingen.
5.6 Aanlegvergunning
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- a. op de gronden mogen uitsluitend erfafscheidingen en terreinafscheidingen worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erfafscheidingen en terreinafscheidingen grenzend aan de bestemming 'Groen', de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' bedraagt maximaal 1 meter;
- c. de bouwhoogte van overige erfafscheidingen en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter;
- d. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 5,00 meter.
6.3 Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder 6.2 voor het bouwen van een bijgebouw mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. het bouwen van een bijgebouw zoals bedoeld in artikel 5.2.2 onder a niet mogelijk is binnen de bestemming 'Recreatie';
- b. het bouwen van maximaal 1 bijgebouw per recreatiewoning betreft;
- c. de oppervlakte van een bijgebouw maximaal 10 m² bedraagt;
- d. de maximum bouwhoogte van een bijgebouw 3 meter bedraagt;
- e. de afstand tot een watergang minimaal 2 meter bedraagt.
6.4 Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
- d. reclame-uitingen.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. bermen en groenvoorzieningen;
- e. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
- h. verbindingen ten behoeve van bruggen;
met de daarbij behorende:
- i. verhardingen, bermen, bermsloten en greppels, beplanting en overig groen, straatmeubilair, voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en voorzieningen ten behoeve van flora en fauna.
7.2 Dubbelbestemmingen
Waar de in dit artikel bedoelde gronden samenvallen met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn deze gronden primair bestemd voor waterkering en is het bepaalde in Artikel 11 van toepassing.
7.3 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende)kunstwerken;
- b. overkappingen zijn niet toegestaan;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal, voor:
- 1. lichtmasten 8 meter;
- 2. andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, kunstwerken en geluidwerende voorzieningen 6 meter;
- 3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.
7.4 Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
- d. reclame-uitingen;
- e. seksinrichtingen.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Dubbelbestemmingen
8.3 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die noodzakelijk zijn voor de waterbeheersing en oeververbindingen;
- b. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding steiger (ste) zijn aanlegsteigers toegestaan;
- c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1,50 meter;
- d. per recreatiewoning met het perceel grenzend aan de Rottekade is 1 oeververbinding naar de Rottekade toegestaan met een maximum breedte van 1,50 meter;
- e. ten behoeve van de aanleg van vlonders en steigers bij recreatiewoningen, gelden de volgende bepalingen (zie figuur 1 & 2):
- 1. steigers en vlonders hebben een breedte van maximaal 1 meter;
- 2. in watergangen gelegen buiten de dubbelbestemming 'Waarde - Natuuren Landschap' met een breedte van de watergang van minimaal 3 meter en maximaal 10 meter gemeten op de waterlijn, mogen geen steunpunten ten behoeve van steigers worden aangebracht;
- 3. in watergangen gelegen buiten de dubbelbestemming 'Waarde - Natuuren Landschap' met een breedte van de watergang van minimaal 10 meter gemeten op de waterlijn, mogen, bereikbaar vanaf het perceel, steigers worden aangelegd met een maximum lengte van 1/8 van de breedte van de watergang;
- 4. bij vlonders en steigers boven water dient de onderkant van de constructie minimaal 0,35 meter boven het vastgestelde maximum peil te worden aangebracht;
- 5. vlonders en steigers evenwijdig aan de beschoeiing hebben een lengte van maximaal 5 meter.
Figuur 1
Figuur 2
8.4 Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder 8.3 onder d voor een breedte van maximaal 5,00 meter indien sprake is van een auto-entree vanaf de Rottekade ten behoeve van parkeervoorzieningen op eigen terrein.
8.5 Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, permanent opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. reclame-uitingen;
- d. seksinrichtingen;
- e. woonschepen en drijvende woningen als ligplaats.
Artikel 9 Waarde - Archeologie
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
Alvorens in het gebied met archeologisch verwachtingen een bouwvergunning wordt verleend, dient de aanvrager van de bouwvergunning een rapport van archeologisch onderzoek over te leggen waaruit, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, blijkt dat het archeologisch belang in het gebied van het (bouw)plan niet wordt geschaad, dan wel op welke wijze dit belang kan worden gewaarborgd bij de uitvoering van het bouwplan.
Het overleggen van een rapport van archeologisch onderzoek is echter niet vereist:
- a. indien er naar het oordeel van burgemeester en wethouders al voldoende onderzoeksresultaat beschikbaar is;
- b. indien met de bouw geen bodemingreep gepaard gaat;
- c. indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de andere bouwwerken.
9.4 Aanlegvergunning
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' (geheel of gedeeltelijk) vervalt, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd dient vooraf een advies verkregen te zijn van de provinciaal archeoloog van Zuid-Holland.
Artikel 10 Waarde - Natuur En Landschap
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die noodzakelijk zijn voor de waterbeheersing en oeververbindingen;
- b. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding steiger (ste) zijn aanlegsteigers toegestaan;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1,50 meter.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zodat:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatsbelangen;
- b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of waterloop.
10.4 Aanlegvergunning
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Bouwregels
13.1 Vloerpeilen
Ter bescherming van nieuwe gebouwen gelden, tenzij in Hoofdstuk 2 afwijkende bepalingen zijn opgenomen, de volgende bepalingen:
- a. ter voorkoming van wateroverlast dient het vloerpeil van de bebouwing te liggen op een hoogte van ten minste - 0,50 meter NAP;
- b. in afwijking van het bepaalde in sub a kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor een afwijkende normering mits de waterveiligheid is gewaarborgd en vooraf het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard schriftelijk heeft ingestemd met een afwijkende normering.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de in artikel 3 tot en met 11 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsdoeleinden.
Artikel 15 Algemene Ontheffingsregels
15.1
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van het plan ten behoeve van:
- a. geringe afwijkingen van het plan indien blijkt dat uitsluitend ten gevolge van onnauwkeurigheden in de verbeelding of in de regels, deze geringe afwijkingen in het belang van een juiste verwerkelijking of toepassing van het plan gewenst of noodzakelijk zijn;
- b. afwijkingen ten aanzien van de op de aanduidingen en in de regels gegeven oppervlakte- en hoogtematen, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- c. de oprichting van niet voor bewoning bestemde bouwwerken en andere bouwwerken voor algemeen nut, zoals openbare toiletten, telefooncellen, wachthuisjes, (afval)inzamelcontainers, gasreduceerstations, rioolgemalen en transformatorstations, en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere (goot)hoogte dan 4 meter hebben en geen grotere inhoud hebben dan 60 m3;
- d. straatmeubilair, zoals lichtmasten en verkeerslichtinstallaties e.d. met een hoogte van maximaal 10 meter;
- e. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van telecommunicatiesignalen rondom infrastructuur dan wel in bebouwd gebied op gebouwen van 15 meter of hoger met uitzondering van plaatsing op of zeer nabij gebouwen waar mensen permanent dan wel veelvuldig verblijven (zoals woongebouwen, scholen en dergelijke), tenzij plaatsing buiten een woongebouw redelijkerwijs onmogelijk is.
15.2
Burgemeester en wethouders kunnen bij de verlening van de ontheffing voorwaarden stellen ten aanzien van:
- a. de situering en maatvoering van de in lid 15.1 onder c en d genoemde objecten ten einde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze objecten ten opzichte van de omgeving te waarborgen;
- b. ter waarborging van de verkeersveiligheid, de brandveiligheid, een adequate brand- en rampenbestrijding en zelfredzaamheid;
- c. de gewenste parkeer-, laad- en losruimte, van voldoende omvang, op eigen terrein.
15.3
De in lid 15.1 genoemde ontheffingen mogen slechts worden verleend indien:
- a. hiervoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan beschreven en te beschermen stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
- c. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
Artikel 16 Algemene Procedureregels
16.1 Ontheffing
Bij toepassing van een ontheffing, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
16.2 Aanlegvergunning
Bij het verlenen van een aanlegvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.16 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
16.3 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisenregeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.2 Overgangsrecht gebruik
17.3 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 17.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels bestemmingsplanDe Bonk Zevenhuizen'
Vastgesteld door de gemeenteraad van Zuidplas op 27 april 2010.
………………………
De griffier, De voorzitter,
………. ………
P. van Vugt A.F. Bonthuis
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording En Wijziging Inspraakreacties En Vooroverlegreacties
Bijlage 1 Nota van beantwoording en wijziging inspraakreacties en vooroverlegreacties
Bijlage 2 Nota Van Beantwoording En Wijziging Zienswijzen En Overlegreacties
Bijlage 2 Nota van beantwoording en wijziging zienswijzen en overlegreacties