Bestemmingsplan ‘Boerenbond Steenstraat 74’ te Panningen
Bestemmingsplan - Gemeente Peel en Maas
Vastgesteld op 13-09-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Boerenbond Steenstraat 74' van de gemeente Peel en Maas;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.NL.IMRO.1894.BPL0029-VG01 met bijbehorende regels (en bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten);
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.6 bebouwingspercentage
een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.7 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen en niet zijnde een seksinrichting;
1.8 bedrijf aan huis
het bedrijfsmatig verlenen van diensten cq. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;
1.9 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van een persoon (en diens huishouden), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is;
1.10 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.11 beroep aan huis
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijgebouw
1. aangebouwd bijgebouw
Een met het hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw (woonfuncties toegestaan). Er mogen geen nieuwe woningen ontstaan door het te realiseren aangebouwde bijgebouw.
2. Vrijstaand bijgebouw
Een van het hoofdgebouw vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw alsmede functioneel ondergeschikt is ten opzichte van het hoofdgebouw (geen woonfuncties toegestaan).
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23 detailhandel volumineus
detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling;
1.24 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;
1.25 garage
stalling voor een auto of ander voertuig;
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.28 geschakelde woning
woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen met elkaar zijn verbonden;
1.29 gevellijn
de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
1.30 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.31 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;
1.32 huishouden
een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in dagelijkse levensbehoeften;
1.33 kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
1.34 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.35 kelder
Dat gedeelte van een gebouw dat onder het maaiveld is gelegen.
1.36 maatschappelijk
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder:
- asielzoekerscentra; en/of
- begraafplaatsen; en/of
- bibliotheken; en/of
- crematorium; en/of
- dierenasiel; en/of
- dierenpension; en/of;
- drugsopvang; en/of
- gezondheidszorg; en/of
- jeugdopvang; en/of
- justitiële inrichtingen; en/of
- kazerne; en/of
- militair oefenterrein; en/of
- militaire zaken; en/of
- naschoolse opvang; en/of
- onderwijs; en/of
- openbare dienstverlening; en/of
- praktijkruimten; en/of
- religie; en/of
- uitvaartcentra; en/of
- verenigingsleven; en/of
- welzijnsinstellingen; en/of
- zorgboerderijen; en/of
- zorginstellingen;
1.37 nutsvoorziening
voorzieningen voor het op het openbare net aangesloten voorzieningen van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, plastic etc.;
1.38 ondergeschikt
gebruik waarbij maximaal 15% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt;
1.39 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.40 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.41 peil
- voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.42 perifere detailhandel
detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en goederen, auto's, boten en caravans, tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling;
1.43 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.44 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.45 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.46 twee- aaneen gebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneen gebouwde woningen;
1.47 verbaal bouwvlak
gedeelte van het bouwvlak zoals dit middels de bouwregels in de bestemming 'Wonen' beschreven wordt;
1.48 schuilgelegenheid
een open overkapping die aan maximaal één zijde is omsloten door wanden en waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang met als doel bescherming tegen weersomstandigheden gedurende het gehele jaar;
1.49 voorgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.50 wet/wettelijke regelingen
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.51 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of één huishouden plus maximaal drie personen of maximaal vier personen die geen huishouden vormen;
1.52 zolder
ruimte(n) onder een kap, voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten en vallen onder de werkingssfeer van het activiteitenbesluit (bijlage 1), met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen waarvoor een omgevingsvergunning voor het aspect milieu van de Wabo noodzakelijk is;
b. Het opslaan van producten en goederen, passende bij de milieucategorieën 1 en 2, in gebouwen welke worden gebruikt bij de dienstverlening aan particulieren en bedrijven;
c. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten welke niet genoemd worden in de lijst van bedrijfsactiviteiten bij de categorieën 1 t/m 2, maar naar de aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven als bedoeld in de categorieën 1 t/m 2 en vallen onder de werkingssfeer van het activiteitenbesluit;
d. ondergeschikte productiegebonden detailhandel (met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen);
e. één bedrijfswoning;
f. nutsvoorzieningen;
g. tuinen, erven en terreinen;
h. groenvoorzieningen;
i. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf of op nabij gelegen gronden waarbij eventuele bestaande parkeergelegenheden niet nadelig worden beïnvloed. De volgende parkeernormen dienen daarbij in acht genomen te worden:
1. 2 parkeerplaatsen per woning;
2. 1,2 parkeerplaats per 100 m2 bvo bedrijfsruimte;
j. buitenopslag of stalling van materieel van bedrijfsmatige stoffen/producten is niet toegestaan;
k. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde gelden de volgende regels:
a. bedrijfsgebouwen dienen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
c. de voorgevel dient georiënteerd te zijn op de naar de wegzijde gekeerde bouwgrens;
d. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat uitsluitend grondgebonden bedrijfswoningen zijn toegestaan, vrijstaand danwel geschakeld;
b. per bouwperceel is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een tweede bedrijfswoning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan als uitgangspunt;
c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 meter;
d. de dakhelling moet minimaal 30 en maximaal 60 graden bedragen;
d. de bebouwingsdiepte bedraagt maximaal 12 meter;
e. vrijstaande woningen worden gebouwd op minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
f. de inhoud van de bedrijfswoning (excl. bijgebouwen) mag niet meer bedragen dan 750 m³.
3.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a.de goothoogte mag niet meer dan 3,3 meter bedragen;
b.de bouwhoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen;
c.ze dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning geplaatst te worden, tenzij het een garage betreft in welk geval de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 5 meter mag bedragen;
d.de totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m².
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de maximale bouwhoogte mag 15 meter bedragen met uitsluiting van erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel niet meer dan 1 meter mag bedragen;
b. de maximale bouwhoogte van vlaggen-, reclame en lichtmasten mag 10 meter bedragen;
c. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen;
d. per bouwperceel is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan;
e. de maximale goothoogte van een overkapping mag 3 meter bedragen en de oppervlakte per overkapping mag niet meer dan 30 m² bedragen, met dien verstande dat een overkapping achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw gerealiseerd dient te worden.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2.4 sub e voor het plaatsen van een overkapping voor de voorgevel van het hoofdgebouw en buiten het bouwvlak, mits:
a. de afstand tot de bestemmingen 'Verkeer' tenminste 3,50 meter bedraagt;
b. de overkapping niet tegen de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
a. detailhandel, met uitzondering van detailhandel als bedoeld in 3.1sub d;
b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
c. seksinrichtingen;
d. opslag van goederen en materialen voor de voorgevel;
e. horecadoeleinden.
3.5.2 Beroep of bedrijf aan huis
a. het gebruik van woonbebouwing voor bedrijven aan huis en beroepen aan huis, als genoemd in bijlage 2 of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven en beroepen, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is derhalve rechtstreeks toegestaan, mits:
- de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
- de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de Bouwverordening;
- de woonfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft
- degene die gebruiker van de woning is, ook degene is die het aan huisverbonden beroep of bedrijf uitoefent;
- maximaal 40% van de begane grondvloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bijgebouwen mogen worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven met een maximum van 25 m² bij bouwpercelen tot 750m², 35 m² bij bouwpercelen van 750 m² tot 1500 m² en 45 m² bij bouwpercelen vanaf 1500 m²;
- het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren c.q. geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
- het gebruik mag geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
b. bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, is niet toegestaan tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet aantast;
c. activiteiten die in de regel worden uitgeoefend in winkelpanden of op een industrieterrein zijn niet toegestaan in woningen;
d. internetverkoop is slechts dan toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
e. er mag geen verstoring plaatsvinden in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur;
f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
g. indien niet aan voornoemde voorwaarden wordt voldaan, dan is de activiteit niet rechtstreeks toegestaan in woonbebouwing en zal beoordeeld dienen te worden of er anderszins medewerking aan verleend kan worden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.1 sub a ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 sub a. en b. indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 sub a en sub b;
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
3.6.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van het uitoefenen van hobbymatige activiteiten waarvoor een bedrijfsruimte en een bedrijfswoning wenselijk is.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. bermen en beplanting;
c. paden en verharding ten behoeve van ontsluiting van bedrijfsgebouwen;
d. speelvoorzieningen;
e. hondenuitlaatplaatsen;
f. nutsvoorzieningen;
g. kunstwerken;
h. evenementen;
i. waterlopen en waterpartijen;
j. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
c. de maximale oppervlakte mag per gebouw 15 m² bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de hoogte van lichtmasten maximaal 12 meter bedragen;
c. er zijn geen bouwwerken ten behoeve van de terrassen, jongerenontmoetingsplaatsen en overkappingen toegestaan.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
4.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) van Burgemeester en Wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, met uitzondering van verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van bedrijfsgebouwen;
b. het ontginnen, het bodemverlagen, het afgraven, het ophogen en het egaliseren;
c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
d. het vellen en/ of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben.
4.4.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in 4.4.1. is niet van toepassing:
a. voor normale onderhoudswerkzaamheden;
b. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik
d. voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd.
e. voor het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden;
f. voor het periodiek kappen van hakhout voor zover betreffende de normale uitoefening van het, op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, bestaande bodemgebruik.
4.4.3 Toelaatbaarheid
Voor zover het bepaalde in 4.4.2. niet van toepassing is, zijn de werken of werkzaamheden als bedoeld onder 4.4.1. slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in 4.1. genoemde waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
b. voet- en rijwielpaden;
d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
d. nutsvoorzieningen;
e. verkeersborden;
f. kunstwerken;
g. waterlopen en waterpartijen;
h. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
i. evenementen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
c. de maximale oppervlakte mag per gebouw 15 m² bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van:
1.lichtmasten maximaal 12 meter bedragen;
2.een antenne-installatie maximaal 15 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergronds bouwen
7.1.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
7.1.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
a.ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
b.het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
c.de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
d.bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte en inhoud van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.
7.1.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 7.1.2 onder c. voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
1.de waterhuishouding niet wordt verstoord;
2.geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
7.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
7.3 Algemene regel over bestaande afstanden en andere maten
7.3.1 Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.3.2 Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.3.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 7.3.1 en 7.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Algemene afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen middels omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:
a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
- buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
- binnen de bebouwde kom op bedrijventerrein en sportparken;
2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
- op bebouwing met een bouwhoogte groter dan 10 meter; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie.
8.2 Bewoning als afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen middels omgevingvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
b. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van de inwoningsregeling;
c. een eigen voordeur aan de voor- of zijgevel is niet toegestaan;
d. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
e. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
f. na beëindiging van de situatie dient de vergunning te worden ingetrokken;
g. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.
8.3 Bed & Breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen middels omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van het gebruik als bed & breakfast als ondergeschikte nevenactiviteit, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de woning waarin het bed & breakfast wordt aangeboden dient een voor wonen bestemd hoofdgebouw te zijn;
b. de exploitanten van het bed & breakfast moeten hoofdbewoner zijn en er daadwerkelijk wonen;
c. de kamers waarin bed & breakfast wordt aangeboden maken deel uit van het hoofdgebouw niet zijnde een bergzolder of een niet-benoemde ruimte;
d. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
e. overnachting en of logies in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden arbeid valt niet binnen de omschrijving bed & breakfast;
f. de woning dient minimaal een inhoud te hebben van 450 m3 en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m2;
g. maximaal 25% van het bewoonde oppervlak mag ingericht worden voor deze voorziening;
h. er mogen maximaal vier slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers zijn;
i. bed & breakfast valt onder het regime voor toeristenbelasting;
j. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
k. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
l. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
m. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed & breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning;
n. de maximale verblijfsduur is 5 dagen per geboekt verblijf;
o. ter voorkoming van permanente bewoning wordt met de initiatiefnemer van het bed & breakfast een overeenkomst gesloten met daarin opgenomen een kettingbeding en een boeteclausule.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen voor:
a. het overschrijden van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
b. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
9.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met dien verstande dat:
a. het aantal woningen ter plaatse niet mag toenemen;
b. de burgerwoning, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor wat betreft de bouwregels voldoen aan hetgeen beschreven is in onderhavig artikel 3.2.2 'Bedrijfswoningen';
c. de milieu-invloed afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden voor deze bedrijven niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast;
d. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
e.aan wordt gesloten bij de zowel kwantitatieve als kwalitatieve uitgangspunten van de regionale woonvisie;
f. uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming;
g. voldaan moet worden aan de Wet geluidhinder en de Wet luchtkwaliteit, alsmede het Besluit externe veiligheid inrichtingen en bijbehorende circulaires;
h. aangetoond is dat er geen belemmeringen aanwezig zijn wat betreft archeologie;
i. de afkoppeling van het hemelwater op eigen terrein dient plaats te vinden, waarbij geen wateroverlastsituaties voor derden mogen ontstaan;
j. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
k. aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan;
l. kostenverhaal plaatsvindt in die zin dat een exploitatieovereenkomst met de ontwikkelende partij wordt gesloten, dan wel bij vaststelling van het wijzigingsplan een exploitatieplan wordt vastgesteld.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
10.1 Procedure afwijking
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
10.2 Wijzigingsbevoegdheid
Bij het wijzigen van het plan ingevolge de in deze regels opgenomen wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, worden de procedureregels van artikel 3.9a, van de Wet ruimtelijke ordening in acht genomen en indien van toepassing wordt daaraan voorafgaand de inspraakprocedure als bedoeld in de gemeentelijke Inspraakverordening gevolgd.
10.3 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrechtvan toepassing.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Bij het toepassen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in deze regels geldt de procedure zoals vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijke worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.3 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 11.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Boerenbond Steenstraat 74' van de gemeente Peel en Maas.