Logiesgebouw Rijksweg 1 Kessel-Eik
Bestemmingsplan - Gemeente Peel en Maas
Vastgesteld op 30-01-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Logiesgebouw Rijksweg 1 Kessel-Eik' van de gemeente Peel en Maas, bestaande uit de verbeelding, onderhavige regels en een toelichting met verantwoording;
1.2 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan 'Logiesgebouw Rijksweg 1 Kessel-Eik', bestaande uit de verbeelding NL.IMRO.1894. BPL0049-VG01;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afhankelijke woonruimte:
een onderdeel van het hoofdgebouw of aangebouwd bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de voor mantelzorg of inwonende ouders bedoelde huishouding is gehuisvest;
1.6 beeldkwaliteit:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing rekening houdende met de karakteristieken van de locatie en de omgeving door middel van aandacht voor architectuur, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten;
1.7 bebouwing:
eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingspercentage:
een percentage dat in de regels en op de verbeelding is aangegeven en dat aangeeft hoeveel oppervlakte van het bouwvlak of van het bestemmingsvlak maximaal met bouwwerken mag worden bebouwd;
1.9 bed en breakfast (B&B):
het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders;
1.10 bedrijf aan huis:
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid van beperkte omvang die niet valt onder de vergunningplicht van de Wet milieubeheer, door de bewoner(s) van de woning, geheel of overwegend door middel van handwerk en dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen die rechtstreeks verband houden met genoemde activiteiten.
Onder bedrijf aan huis kunnen onder andere de volgende activiteiten worden verstaan:
- a. schoonheidssalon;
- b. nagelstudio.
1.11 beroep aan huis:
de uitoefening van een dienstverlenend beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten door de gebruik(st)er(s) van de woning, op het gebied van de juridische, therapeutische, administratieve, kunstzinnige, ontwerptechnische en medische dienstverlening of hiermee gelijk te stellen dienstverlening, dat met volledig behoud van de woonfunctie door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1894. BPL0049-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel en/of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten en waarbinnen verhardingen en waterbassins kunnen worden gerealiseerd;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden met inbegrip van de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van zaken aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van perifere en grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.26 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;
1.27 mantelzorg:
het buiten organisatorisch verband en op basis van vrijwilligheid aanbieden van zorg binnen de woning aan eenieder die zorg- en/of hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal maatschappelijk vlak;
1.28 nutsvoorziening:
een voorziening voor het op het openbare net aangesloten voorziening van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer; alsmede containers voor glas, kleding, plastic etc;
1.29 omgevingsvergunning:
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
1.30 ondergronds bouwen:
bouwen onder peil;
1.31 ondergronds bouwwerk - ondergrondse ruimte:
een (gedeelte van een) gebouw of ruimte, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op minimaal 1,75 meter beneden peil, verticaal gemeten straks langs de omtrek van het gebouw. Ondergrondse bouwwerken en ruimten moeten voldoen aan de elders in de planregels voorgeschreven afstanden tot de perceelgrenzen;
1.32 oppervlakte van een bouwwerk:
gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
1.33 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat is omsloten door maximaal één wand en is voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport en een luifel;
1.34 paardrijbak:
een omheind stuk land, bedoeld voor het trainen en africhten van paarden waarop met paarden wordt gereden voor bedrijfsmatig of recreatief gebruik;
1.35 peil:
- a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor andere gebouwen en ‘bouwwerken, geen gebouw zijnde': de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de bouw;
- d. voor bouwwerken in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het bouwwerk;
- e. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;
- f. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.36 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken;
1.37 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
1.38 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:
- a. bordeel;
- b. erotische-massagesalon;
- c. parenclub;
- d. prostitutiebedrijf;
- e. seksautomatenhal;
- f. seksbioscoop;
- g. sauna/seksinrichting;
- h. sekstheater.
1.39 voorgevel:
gevel aan de voorzijde van een gebouw gerelateerd aan de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;
1.40 structurele voorziening tijdelijke huisvesting tijdelijke arbeidskrachten
woningen en/of wooneenheden, logiesgebouw of ander gebouw, als zodanig als woning bestemd en tevens geschikt en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning.
1.41 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen en die de grens aangeeft van het bouwvlak tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;
1.42 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat blijkens indeling en inrichting uitsluitend is bestemd en bedoeld en geschikt is voor het voeren van een zelfstandige huishouding en/of voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Met woning wordt niet bedoeld recreatiewoning of structurele huisvesting van tijdelijke werknemers.
1.43 zwembad:
een private voorziening bij een woning waarin mensen voor hun plezier zwemmen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. een structurele voorziening voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logiesgebouw voor tijdelijke huisvesting van maximaal 40 tijdelijke werknemers';
- c. aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.2;
- d. paardrijbakken, uitsluitend ten behoeve van het hobby-matig houden van paarden;
met de daarbijbehorende:
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- f. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Ondergronds bouwen
5.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
.
5.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Het is verboden de in de voorgaande artikelen bedoelde gronden en / of bouwwerken te gebruiken en / of te doen en / of laten gebruiken en / of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van:
- a. het vergroten of verkleinen van de in de regels voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
- b. het toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot maximaal 10 meter;
- d. het vergroten van de bouwhoogte van bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot maximaal 40 meter.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
8.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan
Artikel 9 Algemene Procedureregels
9.1 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
9.2 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Overige wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan.
10.2 Overtreding
Overtreding van het bepaalde in artikel 6 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2 van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Logiesgebouw Rijksweg 1 Kessel-Eik'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 september 2012 | ||||||||
De voorzitter, | De griffier, | |||||||
………. | ……… | |||||||
Bijlage 1 Nota Van Zienswijzen
Bijlage 1 Nota van zienswijzen
Bijlage 2 Beheerplan Landschappelijke Inpassing
Bijlage 2 Beheerplan landschappelijke inpassing
Bijlage 3 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan