Woning Hub 6 en woning Hub ongenummerd
Bestemmingsplan - Gemeente Peel en Maas
Vastgesteld op 16-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Woning Hub 6 en woning Hub ongenummerd' van de gemeente Peel en Maas ;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1894.BPL0059-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afhankelijke woonruimte:
een onderdeel van het hoofdgebouw of aangebouwd bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de voor mantelzorg of inwonende ouders bedoelde huishouding is gehuisvest;
1.6 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. hieronder valt ook een viskwekerij;
1.7 agrarische bedrijfsuitoefening:
de bedrijfsmatige activiteiten op een agrarisch bedrijf die erop zijn gericht om producten voort te brengen door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.8 agrarisch bouwperceel:
een bouwperceel waarop een concentratie van bebouwing ten behoeve van één agrarisch bedrijf is toegestaan;
1.9 agrarisch gebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
een percentage dat in de regels en op de verbeelding is aangegeven en dat aangeeft hoeveel oppervlakte van het bouwvlak of van het bestemmingsvlak maximaal met bouwwerken mag worden bebouwd;
1.12 bed & breakfast (B&B):
het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofd- of bijgebouw) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders;
1.13 bedrijf aan huis:
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid van beperkte omvang die niet valt onder de vergunningplicht bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, door de bewoner(s) van de woning, geheel of overwegend door middel van handwerk en dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen die rechtstreeks verband houden met genoemde activiteiten. Onder bedrijf aan huis kunnen onder andere de volgende activiteiten worden verstaan:
- a. schoonheidssalon;
- b. nagelstudio;
1.14 beroep aan huis:
de uitoefening van een dienstverlenend beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten door de gebruik(st)er(s) van de woning, op het gebied van de juridische, therapeutische, administratieve, kunstzinnige, ontwerptechnische en medische dienstverlening of hiermee gelijk te stellen dienstverlening, dat met volledig behoud van de woonfunctie door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend;
1.15 beeldkwaliteit:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing rekening houdende met de karakteristieken van de locatie en de omgeving door middel van aandacht voor architectuur, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten;
1.16 bestaande bouwwerken:
de bouwwerken die bestaan op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.17 bestaande situatie:
bebouwing of gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van de terinzagelegging aangevraagde vergunning;
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met dak;
1.27 dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk c.q. gebouw;
1.28 dakhelling:
de hoek gemeten tussen het dakvlak en het horizontale vlak;
1.29 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 gevellijn:
de in de verbeelding aangegeven lijn waar een gevel van een hoofdgebouw op dient te worden georiënteerd en die niet door gebouwen mag worden overschreden;
1.31 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.32 intensieve veehouderij:
een bedrijf met in hoofdzaak een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op houden van dieren in stallen en/of hokken zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. Onder dit begrip vallen veehouderijen waar de volgende dieren worden gehouden:
- a. eenden
- b. ganzen
- c. kalkoenen
- d. kippen
- e. konijnen
- f. mestkalveren
- g. parelhoenders
- h. pelsdieren
- i. stieren voor de roodvleesproductie
- j. varkens
- k. vleeskalveren
- l. vleeskuikens
Melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd;
1.33 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
1.34 kampeermiddel:
een onderkomen dat of een voorziening die onder welke benaming ook uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot tijdelijk recreatief gebruik als logies-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen, niet zijnde een bouwwerk waarvoor bij of krachtens de Woningwet een bouwvergunning vereist is. Onder kampeermiddelen wordt onder andere verstaan: caravan, camper, kampeerauto, stacaravan inclusief voortent, tent met bijzettent, tentwagen of enig ander onderkomen of voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze kampeermiddelen geheel of ten dele blijvend zijn bedoeld of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor tijdelijk recreatief nachtverblijf. Een kleine bijzettent of een voortent worden niet als afzonderlijke kampeermiddelen beschouwd;
1.35 kampeerterrein:
terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf;
1.36 kleinschalig kampeerterrein:
terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 kampeermiddelen ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf;
1.37 kwaliteitskader:
het Kwaliteitskader buitengebied Peel en Maas, vastgesteld door de raad van de gemeente Peel en Maas d.d. november 2011;
1.38 landbouwontwikkelingsgebied (zoekgebied):
een zoekgebied zoals aangeduid in het reconstructieplan waarbinnen het primaat ligt bij intensieve veehouderij. Een zoekgebied landbouwontwikkelingsgebied voorziet geheel of gedeeltelijk in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij, of zal daar in voorzien in het kader van het reconstructieplan;
1.39 nok:
horizontale snijlijn van twee dakvlakken. Bovenste rand van een dak;
1.40 nutsvoorziening:
een voorziening voor het op het openbare net aangesloten voorziening van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer; alsmede containers voor glas, kleding, plastic etc;
1.41 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo;
1.42 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
1.43 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:
- a. bordeel;
- b. erotische-massagesalon;
- c. parenclub;
- d. prostitutiebedrijf;
- e. seksautomatenhal;
- f. seksbioscoop;
- g. sauna/seksinrichting;
- h. sekstheater.
1.44 voorgevel:
gevel aan de voorzijde van een gebouw gerelateerd aan de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;
1.45 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen en die de grens aangeeft van het bouwvlak tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;
1.46 vrijstaand bijgebouw:
een van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.47 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat blijkens indeling en inrichting uitsluitend is bestemd en bedoeld en geschikt is voor het voeren van een zelfstandige huishouding en/of voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Met woning wordt niet bedoeld recreatiewoning;
1.48 woningsplitsing:
onder het splitsen van woningen wordt verstaan het treffen van voorzieningen in bestaande al dan niet gedeeltelijk of geheel te vernieuwen woningen, zodanig dat binnen de bestaande of te vernieuwen of te vergroten bouwmassa meerdere zelfstandige woningen ontstaan. De zelfstandigheid blijkt uit de aanwezigheid per woning van een eigen toegang, keuken, badkamer, woon- en slaapkamers. In de bouwmassa is /zijn één of meer geheel gesloten woningscheidende wand(-en) aanwezig;
1.49 wooneenheid:
een tot bewoning bestemd gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning door een particulier huishouden. Het voldoet aan alle criteria die van toepassing zijn op woningen, behalve aan het hebben van een keukeninrichting die bestemd is voor het bereiden van complete maaltijden en/of het hebben van een toilet. Wel moet de ruimte gelegen zijn in een gebouw dat ter compensatie van deze aan de wooneenheid ontbrekende elementen gemeenschappelijke voorzieningen bevat;
1.50 zijdelingse perceelsgrens:
de zijdelingse perceelsgrens is de grens tussen twee percelen, die voor-en achterzijde van een perceel verbindt;
1.51 zolder:
ruimte in een (gedeelte van een) gebouw onder een dak die geheel is afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht geheel deel uitmaakt van de daaronder gelegen bouwlaag voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de bouwperceelsgrens:
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 peil:
- 1. voor bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
- 2. indien in of op het water wordt gebouwd dient het plaatselijk peil, dan wel het afgewerkte maaiveld aangehouden te worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
- b. agrarisch hobbymatig gebruik,
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – landschappelijke, de landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen, zoals hagen en gebiedseigen bomen, een en ander overeenkomstig het landschapsplan- en beplantingsplan zoals weergegeven in bijlagen 1a en 1b bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.2.
met daaraan ondergeschikt:
- d. groenvoorzieningen;
- e. paden en ontsluitingsvoorzieningen;
- f. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Wonen-1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van vrijstaande woningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding'specifieke vorm van groen – landschappelijke, de landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen, zoals hagen en gebiedseigen bomen, een en ander overeenkomstig het landschaps- en beplantingsplan zoals weergegeven in bijlage 1a en 1b bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.2.
met daaraan ondergeschikt:
- c. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
- d. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.3;
- e. groenvoorzieningen;
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- h. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Wonen-2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor'Wonen - 2'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van vrijstaande woningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – landschappelijke, de landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen, zoals hagen en gebiedseigen bomen, een en ander overeenkomstig het landschaps- en beplantingsplan zoals weergegeven in bijlage 1a en 1b bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4.2.
met daaraan ondergeschikt:
- c. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
- d. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4.3;
- e. groenvoorzieningen;
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- h. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor'Waarde - Archeologie 5'aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a,b,c Wabo afwijken van deze regels voor:
- a. het afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. het afwijken van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. het afwijken van de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- d. het afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. het afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
- f. het afwijken van het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen mogelijk is.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 'Overig - landschappelijke inpassing'
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overig - landschappelijke inpassing' zijn de gronden tevens bestemd voor de landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen, zoals hagen en gebiedseigen bomen, een en ander overeenkomstig het landschaps- en beplantingsplan zoals weergegeven in bijlage 1 bij de regels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Woning Hub 6 en woning Hub ongenummerd'.
Bijlage 1 Landschapsplan 1a Beplantingsplan 1b
Bijlage 1 Landschapsplan 1a Beplantingsplan 1b
Bijlage 2 Beroep- En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 2 Beroep- en bedrijf aan huis
Bijlage 1 Landschapsplan 1a En Beplantingsplan 1b
Bijlage 1 Landschapsplan 1a en Beplantingsplan 1b
Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 2 Quickscan Flora en fauna
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 4 Infiltratie Onderzoek
Bijlage 4 Infiltratie onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek
Bijlage 6 Milieu Onderzoek
Bijlage 7 Vooroverleg Provincie Limburg
Bijlage 7 Vooroverleg Provincie Limburg