KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden
Artikel 5 Agrarisch - Grondgebonden 2
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Leiding - Gas
Artikel 8 Leiding - Hoogspanning
Artikel 9 Leiding - Leidingstrook
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3
Artikel 12 Waarde - Archeologie 4
Artikel 13 Waarde - Archeologie 5
Artikel 14 Waarde - Archeologie 6
Artikel 15 Waarde - Archeologie 7
Artikel 16 Waarde - Gebiedsbestemming Beekdal Buiten De Kernen
Artikel 17 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Artikel 18 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed
Artikel 19 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 26 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
Artikel 28 Slotregel
Bijlage 1 Tabel Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis
Bijlage 3 Landschappelijk Inpassingsplan Hei 12 Baarlo
Bijlage 4 Landschappelijk Inpassingsplan Hoevenstraat 2 Beringe
Bijlage 5 Landschappelijk Inpassingsplan Korte Heide 11c
Bijlage 6 Landschappelijk Inpassingsplan Lange Heide 19 Maasbree
Bijlage 7 Landschappelijk Inpassingsplan Lorbaan 52 Grashoek
Bijlage 1 Onderbouwingen Per Locatie

Veegbestemmingsplan stoppers 2020

Bestemmingsplan - Gemeente Peel en Maas

Vastgesteld op 31-01-2023 - geheel in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Veegbestemmingsplan Stoppers 2020' van de gemeente Peel en Maas.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1894.BPL0288-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan ''Veegbestemmingsplan Stoppers 2020', bestaande uit de verbeelding NL.IMRO.1894.BPL0288-VG01 .

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 ABC-stalling

Inpandig gestalde auto's, boten, caravans, campers en vouwwagens

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.8 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

een met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw dan wel in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.9 abiotische waarden:

het geheel van waarden in verband met de abiotische of niet-levende natuur, in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van ontwikkelingsmogelijkheden voor een waardevolle biotische of levende natuur die wordt gevormd door organismen en leefgemeenschappen.

1.10 afdekfolie:

voorziening direct op de grond welke dient ter bescherming van de vollegrondsteelt tegen weersinvloeden.

1.11 agrarisch:

het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.12 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Hieronder valt ook een viskwekerij.

1.13 agrarisch bedrijfsmatig gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 12 NGE.

1.14 agrarisch gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.15 agrarisch hobbymatig gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met omvang van maximaal 12 NGE.

1.16 agrarisch loonbedrijf:

een bedrijf, dat uitsluitend dan wel overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met daaraan ondergeschikt onderhoudswerkzaamheden aan (openbare) groenvoorzieningen en grond-/onderhoudswerkzaamheden aan (infrastructurele) voorzieningen, met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur, alsmede het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud en reparatie van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur.

1.17 agrarisch verwant bedrijf:

een niet-industrieel bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten of producten aan particulieren of bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden en derhalve door de aard van de activiteiten nauw verbonden is met het buitengebied. De activiteiten hebben betrekking op bewerking, verwerking, opslag, overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten voor derden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn:

  1. 1. groencomposteringsbedrijven;
  2. 2. hoveniersbedrijven;
  3. 3. proefbedrijven;
  4. 4. agrarisch loonbedrijf;
  5. 5. bijenhouder.

1.18 agrarische waarden:

de waarden die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige agrarische bodem-, en/of bedrijfsexploitatie.

1.19 antennedrager:

een antennemast of andere constructie die is bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.20 antenne-installatie:

een installatie die bestaat uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.21 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

1.22 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.23 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.24 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.25 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.26 bebouwingslint:

een weg met aan weerszijden een op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'ontwikkelingszone bebouwingslinten' aangegeven zone waarbinnen ruimere mogelijkheden geboden worden voor verschillende ruimtelijke en functionele ontwikkelingen.

1.27 bebouwingsoppervlakte:

het oppervlak van het bouwvlak, bestemmingsoppervlak, dan wel van het bouwvlak, dat ten hoogste met gebouwen mag worden bebouwd.

1.28 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte of het percentage van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.29 bed en breakfast:

het bedrijfsmatig, ondergeschikt aan de woonfunctie en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders.

1.30 bedrijf:

een inrichting of instelling die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten - met uitzondering van beroepen aan huis -, daaronder niet begrepen een seksinrichting of een daaraan gerelateerde activiteit.

1.31 bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, welke zijn opgenomen in bijlage 2 Overzicht beroep of bedrijf aan huis.

1.32 bedrijfsmatig:

deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.

1.33 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.34 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één bedrijf.

1.35 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is.

1.36 beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.37 begane grond:

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

1.38 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, welke zijn opgenomen bijlage 2 Overzicht beroep of bedrijf aan huis.

1.39 bestaand:

situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.40 bestaande intensieve veehouderij:

een bestaande intensieve veehouderij ten tijde van inwerkingtreding van het Reconstructieplan Noord- en Midden Limburg, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van de gemeente Limburg op 5 maart 2004.

1.41 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.42 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.43 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.44 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, met uitzondering van een overkapping.

1.45 bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologisch) bodemarchief.

1.46 boomkwekerij:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt.

1.47 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel en/of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.48 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.49 bouwlaag:

een boven peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de kelder en de zolder.

1.50 bouwvlakgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.51 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten en waarbinnen silo's en waterbassins dienen en verhardingen en parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Indien twee of meer bouwvlakken middels de aanduiding 'relatie' op de verbeelding aan elkaar zijn gekoppeld gelden deze bouwvlakken gezamenlijk als één bouwvlak.

1.52 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.53 buitenopslag:

het opslaan van goederen anders dan in gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.54 caravanstalling:

een stallingsruimte voor caravans, campers en vouwwagens.

1.55 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.56 containerveld:

grond welke is afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

1.57 cultuur en ontspanning:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder:

  1. 1. ateliers;
  2. 2. attractieparken;
  3. 3. bioscopen;
  4. 4. bowlingbanen;
  5. 5. casino's;
  6. 6. creativiteitscentra;
  7. 7. dansscholen;
  8. 8. dierentuinen;
  9. 9. evenemententerreinen;
  10. 10. kinderboerderijen;
  11. 11. musea;
  12. 12. muziekscholen;
  13. 13. muziektheaters;
  14. 14. sauna;
  15. 15. speeltuinen;
  16. 16. sport- en spelvoorzieningen;
  17. 17. theater;
  18. 18. wellnesscentra.

1.58 cultuurhistorische waarde:

de waarde die aan een natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied is toegekend en wordt gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied.

1.59 dagrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.

1.60 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk c.q. gebouw.

1.61 dakhelling:

de hoek gemeten tussen het dakvlak en het horizontale vlak.

1.62 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.63 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden met inbegrip van de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van zaken aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca-activiteiten.

1.64 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.65 egaliseren:

het vlak of gelijk maken van de grond.

1.66 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.67 erfafscheiding:

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.

1.68 evenement:

elk voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven.

1.69 evenemententerrein:

een terrein dat is bedoeld voor en dat qua ligging, toegankelijkheid, ondergrond en omvang geschikt is voor het houden van eenmalige dan wel periodiek terugkerende tijdelijke evenementen die een grote verkeersaantrekkende werking kunnen hebben.

1.70 extensief agrarisch grondgebruik:

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en / of vergroting van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

1.71 extensieve dagrecreatie:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals fietsen, vissen, wandelen, paardrijden, roeien en fietsen.

1.72 extensiveringsgebied:

een gebied waarbinnen de woonbestemming of de natuurbestemming het primaat heeft en waarbinnen uitbreiding, hervestiging, nieuwvestiging en omschakeling niet mogelijk is.

1.73 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.74 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar het gebruik van paarden voorop staat, dat wil zeggen ten behoeve van recreatie en sport.

1.75 geluidzoneringsplichtige inrichting/ terrein:

een inrichting of terrein waarbij een op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rond de betrokken inrichting/ terrein gelegen zone in het bestemmingsplan moet worden vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.76 gestapelde woning:

een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat waarbij per woning een zelfstandige toegang, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, is gewaarborgd.

1.77 glastuinbouw:

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in glazen (schuur)kassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt.

1.78 glastuinbouwconcentratiegebied:

een gebied waar het primaat ligt bij glastuinbouw. Een glastuinbouwconcentratiegebied voorziet geheel of gedeeltelijk in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van glastuinbouw, of zal daar in voorzien.

1.79 groepsaccommodatie:

een (gedeelte) van een gebouw dat bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf en dat qua doel, omvang, toegankelijkheid en bereikbaarheid geschikt is voor tijdelijk (nacht)verblijf van groepen.

1.80 grondgebonden bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de open grond die bij het bedrijf hoort en waaronder ook begrepen grond met tijdelijke tunnels of andere teeltondersteunende voorzieningen, waaronder:

  1. 1. akkerbouwbedrijf;
  2. 2. boomkwekerij;
  3. 3. melkveehouderij;
  4. 4. productie gebonden paardenhouderij.

1.81 hartlijn:

het midden van een leiding.

1.82 hemelwaterbassin:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van de retentie van regenwater.

1.83 hervestiging:

de vestiging van een bestaand agrarisch bedrijf op een agrarisch bouwvlak als gevolg van het verplaatsen van dat bedrijf.

1.84 hervestiging van een intensieve veehouderij:

de vestiging op een agrarisch bouwvlak van een bestaande intensieve veehouderij op een agrarisch bouwvlak als gevolg van het verplaatsen van dat bedrijf.

1.85 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.86 hoofdverblijf:

het centrum van iemands sociaal maatschappelijk leven.

1.87 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.88 horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar, naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.

1.89 horeca van categorie 2:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse kunnen worden genuttigd, waaronder:

  1. 1. cafetaria/snackbar;
  2. 2. fastfood en broodjeszaken;
  3. 3. lunchroom;
  4. 4. ijssalon, ijswinkel;
  5. 5. koffie- en/of theeschenkerij;
  6. 6. afhaalcentrum;
  7. 7. eetwinkels;
  8. 8. restaurant,

1.90 horeca van categorie 3:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede de gelegenheid bieden tot dansen, waaronder:

  1. 1. café;
  2. 2. bar;
  3. 3. grand-café;
  4. 4. eetcafé;
  5. 5. danscafé;
  6. 6. pubs.

1.91 horeca van categorie 4:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak, ontspanning, entertainment en/of het geven van gelegenheid tot dansen en het geven van feesten al dan niet met live muziek en waarbij alcoholische en niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren en voedingsmiddelen ter plaatse kunnen worden versterkt en ter plaatse worden genuttigd, waaronder:

  1. 1. dancing;
  2. 2. danscafé;
  3. 3. dans- en zalencentra met nachtvergunning;
  4. 4. discotheek;
  5. 5. party- of zalencentrum met regulier gebruik voor feesten, muziek en dansevenementen.

1.92 horeca van categorie 5:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies en nachtverblijf waarbij niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren en voedingsmiddelen ter plaatse kunnen worden verstrekt en ter plaatse worden genuttigd, waaronder:

  1. 1. hotel;
  2. 2. motel;
  3. 3. pension.

1.93 huishouden:

een of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.94 inrichting:

een op grond van de Wet milieubeheer als volgt gedefinieerd begrip: "elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht".

1.95 intensieve veehouderij:

een niet grondgebonden agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, waaronder een rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.

1.96 internetverkoop:

verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuis bezorgd.

1.97 inwoning:

het bewonen van een gedeelte van een woning welke door een ander huishouden in gebruik is genomen.

1.98 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.99 kampeerboerderij:

een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw dat is ingericht als groepsaccommodatie.

1.100 kampeermiddel:

een onderkomen dat of een voorziening die onder welke benaming ook uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot tijdelijk recreatief gebruik als logies-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen, niet zijnde een bouwwerk waarvoor bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunning vereist is, waaronder een stacaravan/chalet, camper, kampeerauto, stacaravan inclusief voortent, tent met bijzettent, tentwagen of enig ander onderkomen of voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze kampeermiddelen geheel of ten dele blijvend zijn bedoeld of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.101 kampeerplaats:

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal een kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.102 kampeerterrein:

terrein met daarbij behorende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.103 kelder:

een ruimte in een gebouw welke geheel of in overwegende mate ondergronds gelegen is.

1.104 kleinschalig kampeerterrein:

terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 kampeermiddelen.

1.105 landschappelijke waarde:

een waarde die aan een gebied is toegekend op grond van de bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid, identiteit en diversiteit bestaande uit abiotische, geologische, bodemkundige, biologische elementen en cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden afzonderlijk of in onderlinge samenhang die in dat gebied voorkomen.

1.106 logies:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.

1.107 maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het bouwwerk.

1.108 maatschappelijk:

het uitoefenen van activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder:

  1. a. asielzoekerscentra;
  2. b. begraafplaatsen;
  3. c. bibliotheken;
  4. d. crematorium;
  5. e. dierenasiel;
  6. f. dierenpension;
  7. g. hondensport
  8. h. drugsopvang;
  9. i. gezondheidszorg;
  10. j. jeugdopvang;
  11. k. gemeenschapshuizen;
  12. l. justitiële inrichtingen;
  13. m. naschoolse opvang;
  14. n. onderwijs;
  15. o. openbare dienstverlening;
  16. p. praktijkruimten;
  17. q. religieuze voorzieningen;
  18. r. uitvaartcentra;
  19. s. verenigingsleven;
  20. t. welzijnsinstellingen;
  21. u. zorgboerderijen;
  22. v. zorginstellingen.

1.109 manege:

een zelfstandig dagrecreatief bedrijf voor het beoefenen van de paardensport dat derden de mogelijkheid biedt om op het manegeterrein of in de omgeving ervan te rijden en/of te trainen (dressuur) met manegepaarden, die gestald worden op het manegeterrein.

1.110 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.111 mestbassin:

reservoir bestemd voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal.

1.112 natuurbegraafplaats:

een begraafplaats binnen de natuurbestemming waar grafmonumenten uitsluitend bestaand uit natuurlijke materialen in de vorm van een boom, een zwerfkei of een houten bordje.

1.113 natuurwaarde:

een waarde die aan een gebied is toegekend in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhang en structuren van dat gebied.

1.114 Nederlandse grootte eenheden (nge's):

een economische maatstaf waarin de omvang van een agrarisch bedrijf en de afzonderlijke productierichtingen binnen een bedrijf worden uitgedrukt. Een nge is gebaseerd op de saldi per dier of per hectare gewas.

1.115 niet-agrarisch verwant bedrijf:

een niet-industrieel bedrijf of inrichting in het buitengebied, gericht op het verlenen van diensten of producten aan particulieren of bedrijven, dat door de aard van de activiteiten niet verbonden is met het buitengebied en in de regel vooral voorkomt op bedrijventerreinen of in de bebouwde kom.

1.116 niet-grondgebonden bedrijf:

een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf, waarvan de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in gebouwen of los van het voortbrengend vermogen van de open grond, waaronder:

  1. a. champignonkwekerij;
  2. b. viskwekerij.

1.117 nok:

horizontale snijlijn van twee dakvlakken/ bovenste rand van een dak.

1.118 nutsvoorziening:

een voorziening voor het op het openbare net aangesloten voorziening van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, afval, plastic etc.

1.119 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.120 ondergeschikt:

een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.

1.121 ondergronds bouwen:

bouwen onder peil.

1.122 ondersteunend glas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden voornamelijk bestaan uit glas of een ander vergelijkbaar materiaal dienend tot het (op)kweken, vermeerderen of overwinteren van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen. Hoge teeltondersteunende voorzieningen, zoals (boog)kassen en daarmee visueel vergelijkbare voorzieningen welke langer dan 6 maanden aanwezig zijn worden tevens beschouwd als ondersteunend glas. Indien de oppervlakte van deze bedrijfsgebouwen inclusief hoge teeltondersteunende voorzieningen, zoals boogkassen en daarmee visueel vergelijkbare voorzieningen meer bedraagt dan 1/3e van het totale bestemmingsvlak en/of aan de bedrijfskavel aansluitende bouwland, met een maximum van 3 hectare, dan wordt ondersteunend glas beleidsmatig niet meer beschouwd als 'ondersteunend glas' maar als glastuinbouw.

1.123 openbaar zwembad:

een voor publiek toegankelijk zwembad ten behoeve van recreatie- en sportvoorzieningen.

1.124 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat is omsloten door maximaal één wand en is voorzien van een gesloten dak.

1.125 omschakeling:

de algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand agrarisch bedrijf naar een andere volwaardige agrarische bedrijfsvorm.

1.126 paardrijbak:

een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's.

1.127 peil:

  1. a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de bouw;
  4. d. voor bouwwerken in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het bouwwerk;
  5. e. voor gebouwen die zijn gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed': de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld verhoogd met 1 meter;
  6. f. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;
  7. g. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld na egalisatie.

1.128 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of eenzelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken.

1.129 permanente chalet:

een permanent bouwwerk, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen.

1.130 permanente teeltondersteunende voorziening:

een teeltondersteunende voorziening die permanent, dat wil zeggen gedurende een periode van meer dan zes maanden per jaar aanwezig is, waaronder:

  1. a. kassen in de vorm van ondersteunend glas bij een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. containervelden.

1.131 plat dak:

een dak zonder dakhelling.

1.132 plattelandswoning:

een voormalige bedrijfswoning waarvan het voorheen bijbehorende bedrijf de bedrijfsactiviteiten heeft gestaakt.

1.133 productie gebonden paardenhouderij:

een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voorbrengen (fokken), africhten en trainen en verhandelen van paarden.

1.134 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.135 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.136 recreatief medegebruik:

medegebruik houdt in dat de recreatieve activiteiten ondergeschikt dienen te zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.137 recreatief nachtverblijf:

een (deel van een) gebouw dat dient als verblijf gedurende de nachtperiode voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.138 recreatiewoning:

woning die blijkens de bestemming is bedoeld voor tijdelijk recreatief verblijf.

1.139 risicovolle inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

1.140 riviergebonden activiteiten:

Onder riviergebonden activiteiten wordt verstaan:

  1. a. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
  2. b. de verwezenlijking van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- of recreatievaart;
  3. c. de verwezenlijking en het beheer van natuurterreinen;
  4. d. de verwezenlijking van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
  5. e. de verwezenlijking van voorzieningen van groot openbaar belang die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
  6. f. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
  7. g. activiteiten van een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
  8. h. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing.

1.141 schuilgelegenheid:

een open overkapping die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden en waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang met als doel bescherming tegen weersomstandigheden gedurende het gehele jaar, met dien verstande dat opslag niet is toegestaan.

1.142 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, waaronder:

  1. a. bordeel;
  2. b. erotische-massagesalon;
  3. c. parenclub;
  4. d. prostitutiebedrijf;
  5. e. seksautomatenhal;
  6. f. seksbioscoop;
  7. g. sekssauna;
  8. h. sekstheater.

1.143 serviceshop:

een gebouw, of een gedeelte van een gebouw bij een benzinestation waar behalve auto gerelateerde artikelen bij wijze van serviceverlening ook artikelen als bijvoorbeeld lectuur, dranken, ijs, en daarmee vergelijkbare versnaperingen en artikelen worden verkocht.

1.144 stacaravan/chalet:

een kampeermiddel onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. L vormige en dubbele kampeermiddelen zijn ook toegestaan met dien verstande dat de verschillende onderdelen van het kampeermiddel afzonderlijk, dan wel in zijn geheel verrijdbaar is.

1.145 supermarkt:

een gebouw of een ruimte in een gebouw, welke door zijn inrichting of indeling bedoeld is voor detailhandel in (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening.

1.146 teeltondersteunende voorziening:

voorziening of constructie welke dient ter ondersteuning van de teelt van een agrarisch bedrijf met als doel het gewas te forceren tot meer groei, de oogst te spreiden en meer opbrengsten te genereren, met uitzondering van afdekfolie. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen om een kwalitatief beter product te verkrijgen. Deze constructies of voorzieningen kunnen zowel hoog als laag zijn, met dien verstande dat:

  1. a. een lage teeltondersteunende voorziening een hoogte heeft van maximaal 1,50 m;
  2. b. een hoge teeltondersteunende voorziening een hoogte heeft van minimaal 1,50 m of hoger.

1.147 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:

een teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 al dan niet aaneengesloten maanden per jaar aanwezig is, waaronder:

  1. a. acryldoek;
  2. b. hagelnetten;
  3. c. insectengaas;
  4. d. plastic tunnels;
  5. e. regenkappen;
  6. f. schaduwhallen.

1.148 tijdelijke huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten:

voor een periode van maximaal 9 maanden per jaar huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten van agrarische bedrijven die in een periode van grote arbeidsbehoefte enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering. De te huisvesten tijdelijke werknemers hoeven niet in dienst te zijn van de desbetreffende agrariër, maar kunnen daar ook via een uitzendbureau of een bemiddelaar werkzaam zijn.

1.149 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtgebruik centraal staat.

1.150 verkoopvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van het gedeelte van de bedrijfsvloeropppervlakte waarin de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank zich bevinden.

1.151 verwevingsgebied:

een gebied dat is gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur. In een verwevingsgebied is hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of de functies van het gebied zich daartegen niet verzetten.

1.152 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht en waarvan het behoud en het voortbestaan ook op lange termijn in voldoende mate is verzekerd. Daaronder wordt verstaan een bedrijfseconomische en milieuhygiënische en -technische verantwoorde bedrijfsvoering. Een agrarisch bedrijf is volwaardig als het samenstel van de economische waarde van de agrarische productie tenminste 70 NGE betreft.

1.153 voorgevel:

gevel aan de voorzijde van een gebouw die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.154 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.155 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een van het hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.156 waterbassin:

een voorziening bij een (agrarisch) bedrijf, geen bouwwerk zijnde, bedoeld voor het opvangen van regenwater.

1.157 waterberging:

gebieden die integraal deel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen.

1.158 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.159 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.

1.160 wet/wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wetten of wettelijke regelingen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.161 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

1.162 woningsplitsing:

het treffen van voorzieningen in bestaande al dan niet gedeeltelijk of geheel te vernieuwen woningen, zodanig dat binnen de bestaande of te vernieuwen of te vergroten bouwmassa meerdere zelfstandige woningen ontstaan. De zelfstandigheid blijkt uit de aanwezigheid per woning van een eigen toegang, keuken, badkamer, woon- en slaapkamers. In de bouwmassa is /zijn één of meer geheel gesloten woningscheidende wand(-en) aanwezig.

1.163 zelfvoortgebrachte en streekeigen producten:

producten die zijn geproduceerd op een functionerend agrarisch bedrijf en zowel qua grondstoffen als qua productieproces afkomstig zijn uit noord- of midden Limburg of zuidoost Noord-Brabant, met uitzondering van mest.

1.164 zolder:

ruimte(n) onder een kap, voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.

1.165 zwembad:

een private voorziening behorende bij een woning waarin mensen voor hun plezier zwemmen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de bouwvlakgrens

tussen de grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de afstand tussen hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken:

tussen de grens van het hoofdgebouw en een bepaald punt van het bijbehorend bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

2.4 de oppervlakte van een bouwvlak/bestemmingsvlak

de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een bouwvlak/bestemmingsvlak. Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, als bedoeld in artikel 7.2.

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de lengte, breedte en hoogte van een bouwwerk:

buitenwerks, dit is de afstand gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.10 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 de oppervlakte van een bodemingreep:

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het (archeologisch) bodemarchief.

2.13 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.14 de vloeroppervlakte van een bouwwerk:

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  2. b. agrarisch hobbymatig gebruik;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Hei 12 Baarlo' de landschappelijke inpassing van de woning, overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in bijlage 3 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.2;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  2. e. groenvoorzieningen
  3. f. paden- en ontsluitingsvoorzieningen;
  4. g. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een grondgebonden bedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit een niet-grondgebonden bedrijfstak;
  2. b. wonen in een bedrijfswoning;
  3. c. een plattelandswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' is uitsluitend het gebruik als tuin en erf toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. kleinschalig kamperen, bestaande uit maximaal 25 kampeermiddelen met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen, met uitzondering van stacaravans, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1';
  2. f. mest verwerking van mest afkomstig van het eigen bedrijf;
  3. g. caravanstalling;
  4. h. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.3;
  5. i. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.4;
  6. j. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.2;
  7. k. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  8. l. tuinen, erven en terreinen;
  9. m. groenvoorzieningen;
  10. n. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  11. o. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 5 Agrarisch - Grondgebonden 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor De voor 'Agrarisch - Grondgebonden 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een grondgebonden bedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit;
    1. 1. een niet-grondgebonden bedrijfstak;
    2. 2. een gebruiksgerichte paardenhouderij als nevenactiviteit bij een bestaande productie gebonden paardenhouderij;
  2. b. wonen in een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. mestverwerking van afkomstig van het eigen bedrijf;
  2. d. caravanstalling;
  3. e. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.3;
  4. f. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.4;
  5. g. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.2;
  6. h. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  7. i. tuinen, erven en terreinen;
  8. j. groenvoorzieningen;
  9. k. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  10. l. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de

bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  3. c. statische opslag voor derden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - statische opslag voor derden';
  4. d. caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  5. e. een abc-stalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ABC stalling';
  6. f. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  7. g. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.6.3;
  8. h. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.6.2;
  9. i. bestaande mantelzorgvoorzieningen;
  10. j. groenvoorzieningen;
  11. k. tuinen, erven en terreinen;
  12. l. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  13. m. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Hei 12 Baarlo' de landschappelijke inpassing van de woning, overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in bijlage 3 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.6.4;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Hoevenstraat 2' de landschappelijke inpassing van de woning, overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in bijlage 4 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.6.5;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Korte Heide 11c' de landschappelijke inpassing van de woning, overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in bijlage 5 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.6.6;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Lange Heide 19' de landschappelijke inpassing van de woning, overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in bijlage 6 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.6.7;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Lorbaan 52 Grashoek' de landschappelijke inpassing van de woning, overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in bijlage 7 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.6.8;

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke bouwaanduiding - bodemonderzoek

6.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

6.5 Afwijken van de bouwregels

6.6 Specifieke gebruiksregels

6.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
  2. b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaarobject wordt toegelaten.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Leiding - Hoogspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor: de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse 150-kV / 380-kV hoogspanningsverbinding;

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 8.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. geen onevenredige schade aan de andere aan de gronden gegeven bestemmingen wordt of kan worden toegebracht;
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Leiding - Leidingstrook

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een buisleidingenstrook.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 9.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:

  1. a. de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
  2. b. geen onevenredige schade aan de andere aan de gronden gegeven bestemmingen wordt of kan worden toegebracht;
  3. c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant;
  4. d. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en AMK-terreinen met een (hoge) archeologische verwachtingswaarde.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 4

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 5

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 6

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde waar een diepere grondbewerking heeft plaatsgevonden.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 7

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde waar een diepere grondbewerking heeft plaatsgevonden.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 16 Waarde - Gebiedsbestemming Beekdal Buiten De Kernen

16.1 Toegestane activiteiten

Op de Op de voor 'Waarde - Gebiedsbestemming beekdal buiten de kernen' aangewezen gronden is het plan mede gericht op gebruiks- en bouwactiviteiten die bijdragen aan de landschappelijke koers en functionele ontwikkelingsmogelijkheden zoals opgenomen in 16.2 en 16.3.

16.2 Landschappelijke koers

Het beekdal buiten de kernen bestaat uit vier gebieden; de twee langgerekte randen van het beekdal grenzend aan de lintbebouwing van Eindt en Zandberg en het gebied Soeterbeek. Het beekdal ten noordoosten van Baarlo behoort ook tot het beekdal buiten de kernen. Het plangebied beperkt zich echter tot het water en de oever van de beek.

Het zijn overwegend relatief laaggelegen gebieden. Het gebied is door de hoeveelheid aan erven kleinschalig, waarbij tussen het lint van Eindt en de Kwistbeek het landschap open is. Het grondgebruik is overwegend agrarisch grondgebonden, de functies zijn gevarieerd met een nadruk op wonen en een spectrum aan agrarische bedrijven. Met name in de kenmerkende lange linten op de grens van het beekdal is bebouwing aanwezig. Tussen de bebouwing en de erven zijn doorzichten naar het achterland. In Soeterbeek is het lint sterk verdicht en komt achter het lint glastuinbouw voor. De geschiktheid als ecologische verbindingszone is door plaatselijke verstedelijking en gebrek aan ruimte beperkt.

We koersen in dit deelgebied op de volgende doelen:

  1. 1. Het realiseren van een gezond waterecosysteem: een robuust en veerkrachtig beekdal dat bijdraagt aan een goede waterkwaliteit en wateroverlast en verdroging zo veel mogelijk voorkomt.
  2. 2. Het behoud en waar mogelijk versterking van de kenmerken en herkenbaarheid van het beekdal.
  3. 3. Het herstel van de natuurwaarde van de beek, bescherming en ontwikkeling van inheemse flora en fauna, versterking van de biodiversiteit en de functie als ecologische verbindingsstructuur.
  4. 4. Het behoud van voorkomende cultuurhistorische waarden.
  5. 5. We streven naar een leefbaar platteland, dat voor eenieder een prettig woon- en leefklimaat biedt. Economische doelen moeten er in balans zijn met de doelen voor water, landschap en natuur.
  6. 6. We streven naar een efficiënt gebruik van bestaande bebouwing.

16.3 Functionele ontwikkelingsmogelijkheden

De volgende functionele ontwikkelingsmogelijkheden worden nagestreefd:

  • Grondgebruik ten behoeve van voorkomen van wateroverlast, zoals aanleg van waterberging en een natuurlijke inrichting van de beek.
  • Bestaande agrarische bedrijven kunnen zich ontwikkelen met in achtname van de algemene voorwaarden voor vergunningverlening (artikel 26.3).
  • Vrijkomende agrarische bebouwing kan benut worden voor andere functies, hier ligt tevens ontwikkelruimte voor de functie wonen.
  • Recreatief medegebruik is in de gehele gebiedsbestemming mogelijk.
  • Het huidige agrarisch grondgebruik kan worden voortgezet.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat zij per saldo, ook qua landschappelijke koers, kwaliteitswinst moeten opleveren.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat ze moeten passen in en bij de doelen die we nastreven voor water, natuur en landschap.

16.4 Verbod zonder omgevingsvergunning

Voordat de in lid 16.1 genoemde gebruiksactiviteiten mogen worden uitgevoerd is een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist.

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26.3.

Voor zover de in lid 16.1 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de andere ter plaatse voorkomende bestemming is een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels van de betreffende bestemming vereist. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26.3.

Artikel 17 Waterstaat - Beschermingszone Watergang

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de watergang met inachtneming van de Keur van het Waterschap.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 17.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, mits:

  1. a. de veiligheid en het functioneren van de watergang niet wordt geschaad;
  2. b. voldaan wordt aan regels behorende bij de ter plaatse geldende andere bestemming(en);
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van riviergebonden activiteiten en voor het waarborgen van een veilige afvoer en berging van het rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden.

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 18.2.1 ten behoeve van het bouwen van:

  1. a. riviergebonden bouwwerken, mits:
    1. 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd wordt;
    2. 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    3. 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk, dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    4. 4. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
    5. 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het waterbergend waterbed;
    6. 6. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen Rijkswaterstaat.
  2. b. niet riviergebonden bouwwerken, mits:
    1. 1. het een functieverandering binnen de bestaande bebouwing betreft of een activiteit betreft die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;
    2. 2. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk, dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    3. 3. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    4. 4. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    5. 5. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn. De zekering van financiering en tijdige realisering is niet van toepassing voor niet-riviergebonden activiteiten die per saldo meer ruimte die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;
    6. 6. het een groot openbaar belang betreft en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    7. 7. er een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang is voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    8. 8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het waterbergend waterbed;
    9. 9. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen Rijkswaterstaat.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van het waterbergend waterbed.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 19.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:

  1. a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd wordt;
  2. b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  3. c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk, dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
  4. d. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
  5. e. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap en bij Rijkswaterstaat. .

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

21.1 Ondergronds bouwen

21.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen maximaal 1 meter bedraagt.

21.3 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

22.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

22.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  2. b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  3. c. straatprostitutie;
  4. d. mantelzorg en inwoning;
  5. e. nieuwvestiging van een intensieve veehouderij;
  6. f. nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf;
  7. g. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

23.1 agrarisch landschap

23.2 bebouwingsconcentratie

23.3 bolle akkers

23.4 concentratiegebied glastuinbouw 1

23.5 provinciale ontwikkelingszone groen

23.6 geluidzone

23.7 geluidzone - industrie

23.8 kernrandzone

23.9 milieuzone - geurzone

23.10 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied roerdalslenk zone 3

23.11 ontwikkelingszone bebouwingslinten

23.12 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

23.13 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

23.14 vrijwaringszone - molenbiotoop

23.15 wro - zone - wijzigingsgebied 1 ob

23.16 wro - zone - wijzigingsgebied 2 ko

23.17 wro - zone - wijzigingsgebied 3 bd

23.18 wro - zone - wijzigingsgebied 4 go

23.19 wro - zone - wijzigingsgebied 5 gv

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

24.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. b. van de desbetreffende bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de goot- en bouwhoogten met ten hoogste 10%;
  3. c. van de bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de afstand van 5 meter van de bouwvlakgrens tot maximaal 1 meter van de bouwvlakgrens, met dien verstande dat landschappelijke inpassing in voldoende mate is verzekerd;
  4. d. van de bepalingen omtrent voorgevelrooilijn ten behoeve van het bouwen van (bedrijfs)woningen en/of bedrijfsgebouwen voor of achter de bestaande voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand tot de bestemming 'Verkeer', 'Water', 'Water - Rivier' of 'Natuur' minimaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. geen aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de milieusituatie;
      • de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
      • de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

24.2 Afwijken ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in het plan ten aanzien van en toestaan dat de bestaande inhoud van de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken éénmalig met 100 m³ wordt vergroot, met dien verstande dat:

  1. a. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  2. b. geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    5. 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

24.3 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5.1 en 5.5.1 ten behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

  1. a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  2. b. het gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf niet mag worden vergroot;
  3. c. dagrecreatie is toegestaan tot maximaal 100 m²
  4. d. een educatiefunctie is toegestaan tot maximaal 100 m²;
  5. e. verblijfsrecreatie is toegestaan:
    1. 1. tot maximaal 25% van het bouwvlak, dan wel tot maximaal 30 bedden/slaapplaatsen, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de hiervoor benodigde gebouwen maximaal 100 m² bedraagt;
    2. 2. ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2 is toegestaan tot maximaal 100 m²;
  6. f. aan het agrarisch bedrijf verbonden zorgfuncties zijn toegestaan in de bestaande bebouwing;
  7. g. de voorzieningen onder c., e. en f. niet zijn toegestaan indien de voorzieningen zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1';
  8. h. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard, wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten het maximum van 100 m² niet mag worden overschreden. Zorgfuncties zijn van de cumulatie uitgesloten;
  9. i. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  10. j. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  11. k. geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    5. 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  12. l. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

24.4 Afwijken ten behoeve van tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 en 5.2 ten behoeve van het bouwen en gebruiken van het bestemmingsvlak voor tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen, mits:

  1. a. de voorzieningen niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding, 'bolle akkers', 'wro - zone - wijzigingsgebied 3 bd' en 'wro - zone - wijzigingsgebied 5 gv';
  2. b. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  3. c. de oppervlakte aan teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,5 ha bedraagt inclusief de reeds aanwezige tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen in het bestemmingsvlak;
  4. d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden;
  5. e. de teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn;
  6. f. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.

24.5 Afwijken ten behoeve van kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1, 4.5.1 en 5.5.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen, mits:

  1. a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1';
  2. b. het kleinschalig kampeerterrein mag uitsluitend als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf;
  3. c. het kleinschalig kampeerterrein mag uitsluitend in een bouwvlak, dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak met dien verstande dat in dit laatste geval aangetoond wordt dat binnen het bouwvlak geen reële mogelijkheden zijn voor realisering van het kleinschalig kampeerterrein.
  4. d. het totaal aantal kampeermiddelen op het kleinschalig kampeerterrein maximaal 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans/chalets niet zijn toegestaan;
  5. e. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
  6. f. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  7. g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  8. h. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden.

24.6 Afwijken ten behoeve van bed en breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van (bedrijfs)woningen ten behoeve van bed en breakfast, mits:

  1. a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1';
  1. a. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de (bedrijfs)woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  2. b. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de (bedrijfs)woning;
  3. c. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de (bedrijfs)woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  4. d. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  5. e. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  6. f. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning;
  7. g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  8. h. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  9. i. overnachting en of logies in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden arbeid valt niet binnen de omschrijving bed en breakfast;
  10. j. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  11. k. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
  12. l. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de parkeerbalans in de directe omgeving;
    4. 4. de milieusituatie;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

24.7 Afwijken ten behoeve van mantelzorg en inwoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van mantelzorg en inwoning in de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken, mits:

  1. a. mantelzorg en inwoning slechts is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat mantelzorg en inwoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken slechts is toegestaan indien het vrijstaande bijbehorend bouwwerk betreft welke gelegen is op een afstand van maximaal 15 meter van het hoofdgebouw en de vloeroppervlakte maximaal 60 m² bedraagt;
  2. b. er geen tweede woning ontstaat;
  3. c. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
  4. d. er geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mogen worden getroffen;
  5. e. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte, op eigen terrein;
  6. f. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  7. g. geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  8. h. de omgevingsvergunning na beëindiging van de situatie zal worden ingetrokken en het bijbehorend bouwwerk niet meer mag worden gebruikt voor bewoning/mantelzorg.

24.8 Afwijken ten behoeve van schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2, 5.2 en 6.2 voor het bouwen van schuilgelegenheden in het bouw-/bestemmingsvlak ten behoeve van een aangrenzend agrarisch perceel, mits:

  1. a. per aangrenzend kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare maximaal één schuilgelegenheid wordt gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  3. c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal bedraagt:
    1. 1. 25 m² bij een aangrenzend kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;
    2. 2. 40 m² bij een aangrenzend kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;
  4. d. de noodzaak van de schuilgelegenheid uit oogpunt van dierenwelzijn is aangetoond;
  5. e. de schuilgelegenheid inpasbaar is ten opzichte van de ter plaatse aanwezige natuurlijke, landschappelijke, abiotische, archeologische en/of cultuurhistorische waarde van de gronden;
  6. f. de schuilgelegenheid niet mag worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  7. g. de schuilgelegenheid zoveel mogelijk wordt geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
  8. h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

24.9 Sloopbonusregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. het wijzigen van de in bijlage 1 opgenomen lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  3. c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan worden gewijzigd.

Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels

25.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. het wijzigen van de in bijlage 1 opgenomen lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  3. c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan worden gewijzigd.

25.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid naar 'Natuur', 'Water', 'Water - Rivier'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur', 'Water´ of 'Water - Rivier' conform bestemmingsplan "Buitengebied peel en Maas" (d.d. 24 december 2014); , mits:

  1. a. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuur- of bosgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  2. b. de regels van de bestemmingen 'Natuur', 'Water', danwel 'Water - Rivier; worden van overeenkomstige toepassing verklaard, met dien verstande dat wanneer gewijzigd wordt in de bestemming 'Water´, dit uitsluitend ten behoeve van de beekdalontwikkeling mag geschieden.

25.3 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroten/verkleinen dubbelbestemming Leiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dubbelbestemming 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanning', 'Leiding - Leidingstrook' en 'Leiding - Riool' te vergroten of verkleinen, mits:

  1. a. de noodzaak van de aanleg/verplaatsing van leidingen is aangetoond;
  2. b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doelen van de betreffende bestemming;
  3. c. bij de keuze van een traject rekening wordt gehouden met de (externe) veiligheid van andere nabijgelegen bestemmingen.

25.4 Algemene wijzigingsbevoegdheid archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Archeologie 6', ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

25.5 Wijziging in de bestemming ' Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Agrarisch - Grondgebonden' en 'Agrarisch - Grondgebonden 2' met een bouwvlak en de bestaande bedrijfswoning te wijzigen in:

  1. a. de bestemming 'Wonen';
  2. b. de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond;

mits:

  1. a. wijziging niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' en 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  2. b. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of 'maximum aantal wooneenheden 0';
  3. c. de woonfunctie slechts is toegestaan in de hoofdbebouwing;
  4. d. aangetoond wordt dat het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/ de huidige voorziening niet meer mogelijk is;
  5. e. het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/ van de huidige voorziening dient te zijn beëindigd;
  6. f. het aantal woningen mag niet toenemen;
  7. g. in voldoende mate wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dan wel in een andere vorm van kwaliteitsverbeterende maatregelen;
  8. h. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, tenzij deze bebouwing valt onder de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie';
  9. i. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
  10. j. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het woon- en leefklimaat;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    4. 4. gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  11. k. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  12. l. voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 6.

25.6 Wijziging in de bestemming 'Wonen' en woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Agrarisch - Grondgebonden' en 'Agrarisch - Grondgebonden 2' met een bouwvlak en de bestaande bedrijfswoning te wijzigen in:

  1. a. de bestemming 'Wonen';
  2. b. de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond;

mits:

  1. a. wijziging niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' en 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  2. b. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of 'maximum aantal wooneenheden 0';
  3. c. de woonfunctie slechts is toegestaan in de hoofdbebouwing;
  4. d. aangetoond wordt dat het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/ de huidige voorziening niet meer mogelijk is;
  5. e. het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/ van de huidige voorziening dient te zijn beëindigd;
  6. f. het een pand betreft met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' ofwel aangetoond wordt dat het gaat om een pand met cultuurhistorische waarde;
  7. g. de maatvoering van de woning niet wordt vergroot en daartoe een aanduiding wordt opgenomen;
  8. h. hoofdgebouwen tot een inhoud van 1.000 m³ kunnen worden gesplitst in maximaal 2 woningen en hoofdgebouwen die groter zijn dan 1.000 m³ kunnen worden gesplitst in maximaal 3 woningen;
  9. i. de inhoud per woning minimaal 350 m³ bedraagt en er twee aparte bouwvlakken worden toegekend;
  10. j. de bouw- en goothoogte bedraagt maximaal de bestaande bouw- en goothoogte;
  11. k. de bestaande (agrarische) verschijningsvorm gehandhaafd blijft;
  12. l. de cultuurhistorische waarde van de woning behouden blijft en/of versterkt wordt;
  13. m. ter plaatse van de woningen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' met de nadere aanduiding 'karakteristiek' wordt opgenomen;
  14. n. indien van toepassing dient overtollige bedrijfsbebouwing te worden gesloopt, behalve wanneer het een monument betreft;
  15. o. per woning mag maximaal 60 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig zijn;
  16. p. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
  17. q. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het woon- en leefklimaat;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
  18. r. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden.

25.7 Wijziging in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' of 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Agrarisch - Grondgebonden' en 'Agrarisch - Grondgebonden 2' met een bouwvlak en de bestaande bedrijfswoning te wijzigen in:

  1. a. de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' en Bedrijf - Niet agrarisch verwant' met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing' ten behoeve van de vestiging van een niet-agrarisch verwant bedrijf van categorie 1 en 2 conform de lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 1 en de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond, mits:
    1. 1. aangetoond wordt dat het gebruik als (agrarisch) bedrijf redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
    2. 2. het (agrarisch) bedrijf dient te zijn beëindigd;
    3. 3. uitsluitend het deel van het perceel met de voor het bedrijf benodigde bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning en bijbehorend erf/tuin mag worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant' of 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant'. De resterende grond moet gelijktijdig worden gewijzigd in en de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond;
    4. 4. de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'ontwikkelingszone bebouwingslinten' en ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone';
    5. 5. de nadere aanduiding aantal toegestane bedrijfswoningen mag niet wordt gewijzigd;
    6. 6. het hergebruik zich uitsluitend beperkt tot de voormalige (agrarische) bedrijfslocatie;
    7. 7. hergebruik uitsluitend plaatsvindt in de bestaande bebouwingsmassa;
    8. 8. overtollige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
    9. 9. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    10. 10. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
    11. 11. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
    12. 12. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het woon- en leefklimaat;
      • de milieusituatie;
      • de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
    13. 13. voldaan wordt aan de voorwaarden van de bestemming 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant' conform bestemmingsplan "Buitengebied peel en Maas" (d.d. 24 december 2014);
  2. b. de bestemming 'Wonen' met de nadere aanduiding 'opslag' ten behoeve van het gebruik van de bestaande gebouwen voor opslag, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. het hergebruik zich uitsluitend beperkt tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie en binnen de bestaande bebouwingsmassa;
    2. 2. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
    3. 3. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
    4. 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het woon- en leefklimaat;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

25.8 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Agrarisch - Grondgebonden' en 'Agrarisch - Grondgebonden 2' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met de nadere aanduiding 'recreatiewoning' ten behoeve van de vestiging van vakantieappartementen en/of een kleinschalig kampeerterrein, mits:

  1. a. er maximaal 5 vakantieappartementen mogen worden gerealiseerd van maximaal 50 m2 per appartement;
  1. a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' of 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  2. b. het totaal aantal kampeermiddelen op het kleinschalig kampeerterrein maximaal 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan;
  3. c. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein.
  4. d. aangetoond wordt dat het gebruik als (agrarisch) bedrijf redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  5. e. het (agrarisch) bedrijf dient te zijn beëindigd;
  6. f. uitsluitend het deel van het perceel met de voor de recreatievoorziening benodigde bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning en bijbehorend erf/tuin mag worden gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. De resterende grond moet gelijktijdig worden gewijzigd in en de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond;
  7. g. de nadere aanduiding aantal toegestane bedrijfswoningen mag niet wordt gewijzigd;
  8. h. het hergebruik zich uitsluitend beperkt tot de voormalige (agrarische) bedrijfslocatie;
  9. i. hergebruik uitsluitend plaatsvindt in de bestaande bebouwingsmassa;
  10. j. overtollige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  11. k. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  12. l. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
  13. m. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  14. n. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het woon- en leefklimaat;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
  15. o. voldaan wordt aan de voorwaarden van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' conform bestemmingsplan "Buitengebied Peel en Maas" (d.d. 24 december 2014).

25.9 Wijziging ten behoeve van vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van de wijziging van de vorm van een bouwvlak en/of een bestemmingsvlak met de bestemmingen 'Agrarisch - Grondgebonden' en 'Agrarisch - Grondgebonden 2, mits:

  1. a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering moet worden aangetoond;
  2. b. de oppervlakte van het bouwvlak en/of het bestemmingsvlak niet toeneemt;
  3. c. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  4. d. de gronden die buiten het bouwvlak en/of het bestemmingsvlak komen te liggen gelijktijdig worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch';
  5. e. de nadere aanduiding aantal toegestane bedrijfswoningen mag niet wordt gewijzigd;
  6. f. gebouwen mogen door de wijziging niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  7. g. het bouwvlak en/of bestemmingsvlak dient voor tenminste 50% dezelfde gronden te bevatten als aangegeven op de verbeelding;
  8. h. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
  9. i. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  10. j. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  11. k. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het woon- en leefklimaat;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  12. l. voldaan wordt aan de voorwaarden van de bestemming waarin gewijzigd wordt.

Artikel 26 Overige Regels

26.1 Wetten/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

26.2 Parkeerregels

26.3 Algemene vergunningsvoorwaarden bij gebiedsbestemmingen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit en/of het afwijken van de bouwregels, beiden als bedoeld in de gebiedsbestemmingen van artikel 16, dient naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate te zijn aangetoond dat:

Ten aanzien van landschap, natuur en milieu:

  1. a. de activiteit landschappelijk wordt ingepast op basis van de landschappelijke koers zoals omschreven in de betreffende bestemming (artikel 16) en het Kwaliteitskader buitengebied Peel en Maas;
  2. b. ten aanzien van natuur:
    1. 1. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
    2. 2. geen onevenredige aantasting van natuurwaarden plaatsvindt;
  3. c. de activiteit geen onevenredige overlast voor omliggende functies veroorzaakt op het gebied van geur, stof, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid;
  4. d. geluidgevoelige objecten, voor zover gelegen binnen de geluidzone van een gezoneerde weg, voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, of indien hier niet aan voldaan wordt een hogere waardenbesluit is genomen;
  5. e. omliggende bedrijven niet onevenredig in hun activiteiten en/of ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast;
  6. f. het groepsrisico is verantwoord als de activiteit binnen de invloedssfeer voor het groepsrisico van een risicobron plaatsvindt;
  7. g. geen sprake is van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen een PR 10-6 contour van een risicobron;
  8. h. de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor een goede en veilige afwikkeling van de eventuele verkeerstoename;
  9. i. de bodemkwaliteit geschikt is;
  10. j. de activiteit waterneutraal wordt gerealiseerd en de waterkwaliteit niet nadelig beïnvloedt;

Ten aanzien van agrarische bedrijven:

  1. k. in geval van uitbreiding van grondgebonden agrarische bedrijven:
    1. 1. het agrarisch bedrijfscomplex mag na uitbreiding niet groter zijn dan 1,5 ha;
    2. 2. uitbreiding van de bestaande nevenactiviteit intensieve veehouderij niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', 'kernrandzone' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 bd';
  2. l. in geval van uitbreiding van niet-grondgebonden agrarische bedrijven:
    1. 1. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' of 'provinciale ontwikkelingszone groen';
    2. 2. het agrarisch bedrijfscomplex mag na uitbreiding niet groter zijn dan 1,5 ha met dien verstande dat dit ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 bd' ten hoogste 1 ha bedraagt;
  3. m. in geval van uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijbedrijven:
    1. 1. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied';
    2. 2. na uitbreiding mag het agrarisch bedrijfscomplex niet groter worden dan:
      • ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en specifiek ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' ten hoogste 1,5 ha bedraagt;
      • ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied ' en specifiek ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 ob', 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2 ko' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4 go' ten hoogste 2,5 ha bedraagt, met dien verstande dat de ontwikkeling is gericht verbetering, dan wel behoud van de milieukwaliteit;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 bd' eenmalig een uitbreiding met ten hoogste 15% van het agrarisch bedrijfscomplex uit het oogpunt van dierenwelzijn en het dierenaantal niet toeneemt;
    4. 4. het gebruik ten behoeve van een intensieve veehouderij is uitsluitend toegestaan op de begane grond;
  4. n. in geval van uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf:
    1. 1. de gronden niet tevens zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'provinciale ontwikkelingszone groen' en 'kernrandzone';
    2. 2. het agrarische bedrijfscomplex mag na uitbreiding ten hoogste 5 ha bedragen, met dien verstande dat dit ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 ob', 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2 ko', 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 bd' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4 go' ten hoogste 10 ha mag bedragen indien de gronden tevens zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 bd' het beekdal open dient te blijven;
  5. o. in geval van uitbreiding van alle agrarische bedrijven als bedoeld onder k t/m o:
    1. 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
    2. 2. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
    3. 3. geen uitbreiding van het aantal bedrijfswoningen is toegestaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

27.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Veegbestemmingsplan Stoppers 2020'.

Bijlage 1 Tabel Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Tabel bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis

Bijlage 2 Overzicht beroep of bedrijf aan huis

Bijlage 3 Landschappelijk Inpassingsplan Hei 12 Baarlo

Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan Hei 12 Baarlo

Bijlage 4 Landschappelijk Inpassingsplan Hoevenstraat 2 Beringe

Bijlage 4 Landschappelijk inpassingsplan Hoevenstraat 2 Beringe

Bijlage 5 Landschappelijk Inpassingsplan Korte Heide 11c

Bijlage 5 Landschappelijk inpassingsplan Korte Heide 11c

Bijlage 6 Landschappelijk Inpassingsplan Lange Heide 19 Maasbree

Bijlage 6 Landschappelijk inpassingsplan Lange Heide 19 Maasbree

Bijlage 7 Landschappelijk Inpassingsplan Lorbaan 52 Grashoek

Bijlage 7 Landschappelijk inpassingsplan Lorbaan 52 Grashoek

Bijlage 1 Onderbouwingen Per Locatie

Bijlage 1 Onderbouwingen per locatie