Bestemmingsplan Lanengebied - Winschoten
Bestemmingsplan - Gemeente Oldambt
Vastgesteld op 26-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan
het bestemmingsplan “Lanengebied - Winschoten ” van de Gemeente Oldambt ;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1895.02BP6001-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding
een op de kaart aangegeven of een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regeling regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden beroep
een (para) medisch, juridisch, administratief, therapeutisch ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede het beroep van schoonheidsspecialist en pedicure, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aan huis verbonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;
1.7 aan- of uitbouw
een gebouw, dat als een afzonderlijke ruimte is aangebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.8 achtererf
gedeelte van het perceel c.q. erf dat achter de achtergevel van het gebouw en/of het verlengde daarvan is gelegen;
1.9 achterperceelgrens
de grens van een bouwperceel die is gelegen langs het achtererf;
1.10 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren;
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingspercentage
een in de voorschriften aangegeven percentage dat de grootte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.13 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.15 bestaand
het gebruik dat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of bouwvergunning, tenzij er sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, beheersverordening of ontheffing als bedoeld was in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak
een op de kaart aangegeven of een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 bijgebouw
een opzichzelfstaand vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.25 cultuurgrond
grasland, akkerbouw of tuinbouwgronden
1.26 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen (exclusief vuurwerk) aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 gebruiksoppervlakte
gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580;
1.31 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau Ld in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet Geluidhinder;
1.32 geluidsgevoelige functies
bewoning of andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.33 geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.34 gevellijn
een langs de naar de weg gekeerde gevel als zodanig aangeduide lijn;
1.35 glastuinbouw
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
1.36 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.37 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;
1.38 horeca, categorie 1
een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat veroorzaakt wordt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en ‘s avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms, snackbars, cafetaria’s en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
1.39 horeca, categorie 2
een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés en bars;
1.40 horeca, categorie 3
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt, zoals discotheken, dancings en nachtclubs;
1.41 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;
1.42 indelingslijn
een als zodanig aangegeven lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
1.43 intensieve veehouderij
niet grondgebonden agrarische bedrijf dat zelfstandig of als nevenactiviteit geheel of nagenoeg geheel in gebouwen varkens, pluimvee, vleeskalveren en pelsdieren houden met uitzondering van het biologisch houden van dieren overeenkomstig de landbouwkwaliteitswet;
1.44 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
de in de bijlage (bedrijvenlijst ontleend aan de brochure “Bedrijven en milieuzonering” VNG) onder categorie 1 en 2 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.45 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.46 peil
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang en voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.47 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke een grenswaarde/richtwaarde voor het risico cq. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toegelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
1.48 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.49 verbeelding
de digitale, dan wel analoge, verbeelding van het bestemmingsplan met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
1.50 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.51 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet Geluidhinder;
1.52 de wet
de Wet ruimtelijke ordening;
1.53 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.54 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.55 zijdelingse perceelsgrens
de grens van een bouwperceel die is gelegen langs het zijerf;
1.56 zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals liftkokers, schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansarde kappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;
voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansarde kappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde:
- glastuinbouw;
- (intensieve) veehouderij.
- gebouwen ten behoeve van een bedrijfswoning;
- cultuurgrond;
- groenvoorzieningen;
- wegen, paden en verhardingen;
- waterlopen, waterpartijen en waterberging;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming van de gronden wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - zoutwinning’, mits:
- geen onevenredige aantasting de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- bodemonderzoek heeft uitgewezen dat geen sprake is van bodemverontreiniging;
- archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden;
- de totale oppervlakte maximaal 2250 m2 bedraagt.
Na wijziging zijn de regels van artikel 6 (Bedrijf - Zoutwinning) van dit bestemmingsplan van toepassing.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de in de bijlage opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
- ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’, tevens detailhandel in de vorm van de verkoop van keukens;
- ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’, tevens woningen op verdieping, niet zijnde een bedrijfswoning.
- ter plaatse van de aanduiding ‘weg’ een ontsluitingsweg;
- gebouwen ten behoeve van een bedrijfswoning;
- tuinen, erven en terreinen;
- paden;
- (gebouwen ten behoeve van) nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen en waterlopen;
- parkeervoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Onder de bedrijfsactiviteiten is het vervaardigen en/of de opslag en/of detailhandel van vuurwerk niet begrepen.
In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of risicovolle inrichtingen niet begrepen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken:
- gronden gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens van bedrijfsgebouwen als opslagterrein;
- voor een seksinrichting.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die weliswaar niet zijn genoemd, dan wel moeilijk inschaalbaar zijn in de krachtens dit artikel toelaatbare categorieën van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten of behoren tot een categorie anders dan de in artikel 4 lid 1 sub a genoemde, doch naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid niet bezwaarlijker zijn te achten dan de wel genoemde inrichtingen in de voornoemde categorieën, mits het geen inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder en geen risicovolle inrichtingen betreft.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “bedrijf – nutsvoorziening” aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Bedrijf - Zoutwinning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “bedrijf – zoutwinning” aangewezen gronden zijn bestemd voor bouwwerken ten behoeve van de zoutwinning.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “bos” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bos;
- ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' een waterzuiveringsinstallatie ten behoeve van een bodemsanering;
- ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’, een zend-/ontvangstinstallatie;
- groenvoorzieningen;
- bermen en beplanting;
- paden;
- voet- en fietspad;
- waterlopen, waterpartijen en waterberging;
- verhardingen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid of een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere regels stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het saneren van de grond is toegestaan.
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van detailhandel;
- bedrijf/dienstwoning;
- wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- waterlopen;
- tuinen, erven en terreinen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Onder de bedrijfsactiviteiten is het vervaardigen en/of de opslag en/of detailhandel van vuurwerk niet begrepen.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken voor een seksinrichting.
Artikel 9 Dienstverlening
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “dienstverlening” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van dienstverlening, waaronder begrepen een sportschool, beautysalon en een kapsalon;
- (bedrijfs/dienst)woningen;
- wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- waterlopen;
- tuinen, erven en terreinen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Onder de bedrijfsactiviteiten is het vervaardigen en/of de opslag en/of detailhandel van vuurwerk niet begrepen.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken voor een seksinrichting;
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- bermen en beplanting;
- speelvoorzieningen;
- paden;
- voet- en fietspad;
- waterlopen, waterpartijen en waterberging;
- verhardingen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1’ gebouwen ten behoeve van horeca, categorie 1;
- bedrijfswoningen;
- tuinen, erven en terreinen;
- wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken voor een seksinrichting.
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van sport, waaronder begrepen een tribune, kassahuisje, materialengebouw en dug-outs ;
- ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’, een wijkpost ten behoeve van het onderhoud van groenvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen;
- wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- waterlopen;
- tuinen, erven en terreinen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken voor een seksinrichting;
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen, straten en paden;
- voet- en fietspaden;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- tuinen, erven en terreinen;
- waterlopen;
- nutsvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een waterloop met een functie ten behoeve van waterberging en waterhuishouding;
- oevers met groenvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van (vaste) ligplaatsen voor (woon)boten.
Artikel 15 Wonen - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen 1” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van woningen al dan niet in combinatie met:
- ruimte voor een aan huis verbonden beroep tot ten hoogste 30% van de gebruiksoppervlakte en een maximum van 50 m2;
- ruimte voor een bedrijf aan huis tot ten hoogste 40% van de gebruiksoppervlakte met een maximum van 50 m2, uitsluitend voor zover het de uitoefening betreft van een bestaand bedrijf overeenkomstig de op de als bijlage bij deze regels opgenomen lijst van bestaande bedrijven aan huis;
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports;
- ter plaatse van de aanduiding ‘weg’ een ontsluitingsweg;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitkijktoren' een particuliere uitkijktoren;
- (gebouwen ten behoeve van) nutsvoorzieningen;
- tuinen, erven en terreinen;
- woonstraten en paden;
- groenvoorzieningen en waterlopen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, nadere regels stellen aan:
- de plaats van gebouwen of delen van gebouwen hoger dan 3 meter binnen een gebied bedoeld in artikel 15 lid 2.1 sub f
- de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
- de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 meter.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het samenhangende straatwand- en bebouwingsbeeld;
- een goede woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in:
- artikel 15 lid 2.1 sub a en artikel 15 lid 2.2 sub a en toestaan dat hoofdgebouwen (deels) buiten het bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat:
- hoofdgebouwen niet vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens mogen worden opgericht;
- hoofdgebouwen minimaal 10 meter uit de zijdelingse perceelsgrens en minimaal vijf meter uit de achterste perceelsgrens worden opgericht;
- hoofdgebouwen buiten het bouwvlak mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte, gelijk aan de maximaal toegestane bouwhoogte binnen het bouwvlak.
- artikel 15 lid 2.2 sub b en toestaan dat tot een hoogte van ten hoogste 8 meter wordt gebouwd;
15.5 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken:
- voor een seksinrichting;
- als zelfstandige woning, voor wat betreft van de bestaande woning vrijstaande gebouwen;
- als zelfstandige woning, voor wat betreft gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitkijktoren'.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15 lid 1 sub a ten behoeve van het gebruik voor nieuwe kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de gerealiseerde gebouwen op het bijbehorende bouwperceel, mits:
- het bedrijvigheid betreft die valt onder categorieën 1 of 2 van de in de bijlage opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
- er geen zodanig verkeersaantrekkende werking plaatsvindt dat extra parkeervoorzieningen in de openbare ruimte noodzakelijk zijn en er, uitzonderingen in de beroepsuitoefening daargelaten, geparkeerd kan worden op eigen erf;
- er geen vergunningsplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer plaatsvinden;
- de bedrijfsuitoefening of activiteiten ten behoeve daarvan (aan- en toelevering) geen zodanige (geluid)hinder voor de woonomgeving opleveren dat het woongenot op naburige erven met een zekere regelmaat in belangrijke mate wordt verstoord;
- geen detailhandel plaatsvindt;
- het karakter van de woonomgeving behouden blijft in die zin dat reclame-uitingen beperkt blijven tot aan de gevel gemonteerde naamborden met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 m2 en gevelveranderingen ten behoeve van bedrijfsuitoefening niet plaatsvinden.
Artikel 16 Wonen - 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen 2” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van woningen al dan niet in combinatie met
- ruimte voor een aan huis verbonden beroep tot ten hoogste 30% van de gebruiksoppervlakte en een maximum van 50 m2;
- ruimte voor een bedrijf aan huis tot ten hoogste 40% van de gebruiksoppervlakte met een maximum van 50 m2, uitsluitend voor zover het de uitoefening betreft van een bestaand bedrijf overeenkomstig de als bijlage bij deze regels opgenomen lijst van bestaande bedrijven aan huis;
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports;
- (gebouwen ten behoeve van) nutsvoorzieningen;
- tuinen, erven en terreinen;
- woonstraten en paden;
- groenvoorzieningen en waterlopen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, nadere regels stellen aan:
- de plaats van gebouwen of delen van gebouwen hoger dan 3 meter binnen een gebied bedoeld in artikel 16 lid 2.1 sub f;
- de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
- de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 meter.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het samenhangende straatwand- en bebouwingsbeeld;
- een goede woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in:
- artikel 16 lid 2.1 sub a en artikel 16 lid 2.2 sub a en toestaan dat hoofdgebouwen (deels) buiten het bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat:
- hoofdgebouwen niet vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens mogen worden opgericht;
- hoofdgebouwen minimaal 10 meter uit de zijdelingse perceelsgrens en minimaal vijf meter uit de achterste perceelsgrens worden opgericht;
- hoofdgebouwen buiten het bouwvlak mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte, gelijk aan de maximaal toegestane bouwhoogte binnen het bouwvlak.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken:
- voor een seksinrichting;
- als zelfstandige woning, voor wat betreft van de bestaande woning vrijstaande gebouwen.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16 lid 1 sub a ten behoeve van het gebruik voor nieuwe kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de gerealiseerde gebouwen op het bijbehorende bouwperceel, mits:
- het bedrijvigheid betreft die valt onder categorieën 1 of 2 van de in de bijlage opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
- er geen zodanig verkeersaantrekkende werking plaatsvindt dat extra parkeervoorzieningen in de openbare ruimte noodzakelijk zijn en er, uitzonderingen in de beroepsuitoefening daargelaten, geparkeerd kan worden op eigen erf;
- er geen vergunningsplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer plaatsvinden;
- de bedrijfsuitoefening of activiteiten ten behoeve daarvan (aan- en toelevering) geen zodanige (geluid)hinder voor de woonomgeving opleveren dat het woongenot op naburige erven met een zekere regelmaat in belangrijke mate wordt verstoord;
- geen detailhandel plaatsvindt;
- het karakter van de woonomgeving behouden blijft in die zin dat reclame-uitingen beperkt blijven tot aan de gevel gemonteerde naamborden met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 m2 en gevelveranderingen ten behoeve van bedrijfsuitoefening niet plaatsvinden.
Artikel 17 Wonen - 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen 2” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van woningen al dan niet in combinatie met
- ruimte voor een aan huis verbonden beroep tot ten hoogste 30% van de gebruiksoppervlakte en een maximum van 50 m2;
- ruimte voor een bedrijf aan huis tot ten hoogste 40% van de gebruiksoppervlakte met een maximum van 50 m2, uitsluitend voor zover het de uitoefening betreft van een bedrijf voorkomend op de als bijlage bij deze regels opgenomen lijst van bestaande bedrijven aan huis;
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports;
- (gebouwen ten behoeve van) nutsvoorzieningen;
- tuinen, erven en terreinen;
- woonstraten en paden;
- groenvoorzieningen en waterlopen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, nadere regels stellen aan:
- de plaats van gebouwen of delen van gebouwen hoger dan 3 meter binnen een gebied bedoeld in artikel 17 lid 2.1 sub f;
- de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
- de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 meter.
17.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het samenhangende straatwand- en bebouwingsbeeld;
- een goede woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in:
- artikel 17 lid 2.1 sub a en artikel 17 lid 2.2 sub a en toestaan dat hoofdgebouwen (deels) buiten het bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat:
- hoofdgebouwen niet vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens mogen worden opgericht;
- hoofdgebouwen minimaal 10 meter uit de zijdelingse perceelsgrens en minimaal vijf meter uit de achterste perceelsgrens worden opgericht;
- hoofdgebouwen buiten het bouwvlak mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte, gelijk aan de maximaal toegestane bouwhoogte binnen het bouwvlak.
- artikel 17 lid 2.2 sub b en toestaan dat tot een hoogte van ten hoogste 9 meter wordt gebouwd;
17.5 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken:
- voor een seksinrichting;
- als zelfstandige woning, voor wat betreft van de bestaande woning vrijstaande gebouwen.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17 lid 1 sub a ten behoeve van het gebruik voor nieuwe kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de gerealiseerde gebouwen op het bijbehorende bouwperceel, mits:
- het bedrijvigheid betreft die valt onder categorieën 1 of 2 van de in de bijlage opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
- er geen zodanig verkeersaantrekkende werking plaatsvindt dat extra parkeervoorzieningen in de openbare ruimte noodzakelijk zijn en er, uitzonderingen in de beroepsuitoefening daargelaten, geparkeerd kan worden op eigen erf;
- er geen vergunningsplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer plaatsvinden;
- de bedrijfsuitoefening of activiteiten ten behoeve daarvan (aan- en toelevering) geen zodanige (geluid)hinder voor de woonomgeving opleveren dat het woongenot op naburige erven met een zekere regelmaat in belangrijke mate wordt verstoord;
- geen detailhandel plaatsvindt;
- het karakter van de woonomgeving behouden blijft in die zin dat reclame-uitingen beperkt blijven tot aan de gevel gemonteerde naamborden met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 m2 en gevelveranderingen ten behoeve van bedrijfsuitoefening niet plaatsvinden.
Artikel 18 Woongebied
18.1 Bestemmingsomschrijving
Bestemmingsomschrijving De voor “woongebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van woningen al dan niet in combinatie met
- ruimte voor een aan huis verbonden beroep tot ten hoogste 30% van de gebruiksoppervlakte en een maximum van 50 m2;
- ruimte voor een bedrijf aan huis tot ten hoogste 40% van de gebruiksoppervlakte met een maximum van 50 m2, uitsluitend voor zover het de uitoefening betreft van een bedrijf voorkomend op de als bijlage bij deze regels opgenomen lijst van bestaande bedrijven aan huis;
- ter plaatse van de aanduiding ‘weg’ een ontsluitingsweg;
- ter plaatse van de aanduiding ‘garage’, garageboxen;
- gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden;
- (gebouwen ten behoeve van) nutsvoorzieningen;
- tuinen, erven en terreinen;
- woonstraten en paden;
- groenvoorzieningen en waterlopen;
- parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
Het bestaande systeem van ontsluiting door middel van wegen en paden, behoudens verbetering met het oog op een betere verkeersdoorstroming, de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast, blijft gehandhaafd met uitzondering van de toepassing van eventuele wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheden.
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, nadere regels stellen aan:
- de plaats van gebouwen of delen van gebouwen hoger dan 3 meter binnen een gebied bedoeld in artikel 18 lid 2.1 sub e ;
- de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
- de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 meter.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken:
- voor een seksinrichting;
- als zelfstandige woning, voor wat betreft van de bestaande woning vrijstaande gebouwen.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18 lid 1 sub b ten behoeve van het gebruik voor nieuwe kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de gerealiseerde gebouwen op het bijbehorende bouwperceel, mits:
- het bedrijvigheid betreft die valt onder categorieën 1 of 2 van de in de bijlage opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
- er geen zodanig verkeersaantrekkende werking plaatsvindt dat extra parkeervoorzieningen in de openbare ruimte noodzakelijk zijn en er, uitzonderingen in de beroepsuitoefening daargelaten, geparkeerd kan worden op eigen erf;
- er geen vergunningsplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer plaatsvinden;
- de bedrijfsuitoefening of activiteiten ten behoeve daarvan (aan- en toelevering) geen zodanige (geluid)hinder voor de woonomgeving opleveren dat het woongenot op naburige erven met een zekere regelmaat in belangrijke mate wordt verstoord;
- geen detailhandel plaatsvindt;
- het karakter van de woonomgeving behouden blijft in die zin dat reclame-uitingen beperkt blijven tot aan de gevel gemonteerde naamborden met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 m2 en gevelveranderingen ten behoeve van bedrijfsuitoefening niet plaatsvinden.
Artikel 19 Leiding - Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Water" aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van water, met een diameter van ten hoogste 20 inch en een gemiddelde druk van ten hoogste 3 bar met de daarbij bijbehorende belemmeringenstrook.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen bouwwerken zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5m;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouwregels)- uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een afwijking van een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Leiding - Water" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, van het bevoegd gezag, het onderstaande uit te voeren:
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het permanent opslaan van goederen.
Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
- die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
- die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en de belemmeringstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
- welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringstrook.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 1
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
- Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2, moet alvorens een omgevingsgunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
- Indien uit het in lid 1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 2, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
- het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden dieper dan 40 centimeter;
- het graven of dempen van watergangen;
- het dempen van kolken;
- het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 40 cm;
- het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 100 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het permanent verlagen van het waterpeil.
- Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 1 wordt slechts verleend indien:
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
- één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
- een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
- een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
- Het verbod als bedoeld in lid 1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een aanlegvergunning welke is verleend vóór 01-10-2010.
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde (Waarde – archeologie 1 (WR-a 1)) te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde (Waarde – archeologie 2 (WR-a 2)) te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 3
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
22.2 Bouwregels
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde (Waarde – archeologie 3 (WR-a 3)) te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
24.1 Geluidszone - spoor
- De ter plaatse van de gebiedsaanduiding “geluidszone – spoor” aangewezen gronden zijn bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege spoorweglawaai op geluidsgevoelige gebouwen.
- Voor het bouwen van gebouwen geldt dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw of een uitbreiding van een geluidsgevoelig gebouw niet mag worden gebouwd.
- Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b en toestaan dat nieuwe geluidsgevoelige gebouwen of uitbreidingen van geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidsbelasting vanwege de spoorweg van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
- Het is verboden niet-geluidsgevoelige gebouwen te gebruiken als geluidsgevoelige gebouwen.
- Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder d en toestaan dat niet-geluidsgevoelige gebouwen worden gebruikt als geluidsgevoelig gebouw, mits de geluidsbelasting vanwege de spoorweg van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
24.2 Geluidszone - weg
- De ter plaatse van de gebiedsaanduiding “geluidszone – weg” aangewezen gronden zijn bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege weglawaai op geluidsgevoelige gebouwen.
- Voor het bouwen van gebouwen geldt dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw of een uitbreiding van een geluidsgevoelig gebouw niet mag worden gebouwd.
- Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b en toestaan dat nieuwe geluidsgevoelige gebouwen of uitbreidingen van geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
- Het is verboden niet-geluidsgevoelige gebouwen te gebruiken als geluidsgevoelige gebouwen.
- Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in onder d en toestaan dat niet-geluidsgevoelige gebouwen worden gebruikt als geluidsgevoelig gebouw, mits de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
24.3 Overig - bodemsanering
- De ter plaatse van de gebiedsaanduiding “Overig – bodemsanering” aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen tevens bestemd voor milieuvoorzieningen ten behoeve van een bodemsanering, waaronder pompputten en een ondergronds leidingstelsel of daarmee gelijk te stellen (bouw)werken:
- In afwijking van het bepaalde voor de andere voorkomende bestemming(en) mogen binnen de gebiedsaanduiding “Overig – bodemsanering” de gronden worden gebruikt ten behoeve van een bodemsanering, waarbij geldt dat eventuele gebouwen binnen een op grond van de basisbestemming aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht;
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
- Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 meter mag bedragen, mits:
- de noodzaak wordt aangetoond;
- plaatsing op een bestaande mast of op een bestaand bouwwerk niet mogelijk is;
- de plaatsing aansluit bij bestaande verticale elementen en;
- de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord.
- het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kiosken, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, lichtmasten, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouw niet meer dan 100 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 meter bedraagt, met dien verstande dat voor reclamemasten geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 6 meter mag bedragen.
- De bedoelde afwijking van een omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld of de verkeersveiligheid.
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen, in die zin dat aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1' (WR-a 1) en/of 'Waarde – Archeologie 2' (WR-a 2) en/of 'Waarde – Archeologie 3' (WR-a 3) wordt toegekend indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht ten aanzien van het gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoelt in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te doen hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 28 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan "Lanengebied - Winschoten” van de Gemeente Oldambt".