KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk - Militaire Zaken
3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
Artikel 6 Slotregel

Bestemmingsplan Marechausseepost

Bestemmingsplan - Gemeente Oldambt

Vastgesteld op 23-03-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Bijlage Bij Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1. het plan
het bestemmingsplan Marechausseepost, 1e herziening van de gemeente Oldambt;
2. bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1895.18BP0003-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;
3. aanduiding
een op de verbeelding aangegeven of een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels wordt voorgeschreven wat is toegestaan ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4. aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5. achtererf
gedeelte van het perceel c.q. erf dat achter de achtergevel van het gebouw en/of het verlengde daarvan is gelegen;
6. achterperceelsgrens
de grens van een bouwperceel die is gelegen langs het achtererf;
7. bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
8. bebouwingspercentage
een in de voorschriften aangegeven percentage dat de grootte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
9. bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
10. bestemmingsvlak
een op de verbeelding aangegeven of een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
11. bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
12. bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
13. bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
14. bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel;
15. bouwvlak
een op de verbeelding aangegeven of een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
16. bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
17. dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
18. dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
19. gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
20. geluidsbelasting vanwege het wegverkeer
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet Geluidhinder;
21. geluidsgevoelige functies
bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet Geluidhinder;
22. geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet Geluidhinder;
23. gevellijn
een lijn die de naar de weg gekeerde gevel aanduidt;
24. hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet Geluidhinder;
25. indelingslijn
een als zodanig aangegeven lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
26. peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
27. de verbeelding
de digitale en/of analoge weergave met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
28. voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet Geluidhinder;
29. zijdelingse perceelsgrens
de grens van een bouwperceel die is gelegen langs het zijerf.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1. dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
3. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
4. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
6. de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens: vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, rookkanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.
Voor zover in de regels een goothoogte is voorgeschreven, is het bepaalde onder 2 niet van toepassing op dakkapellen en op dakvlakken die niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk - Militaire Zaken

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Militaire zaken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen ten behoeve van militaire zaken, waaronder gerekend een marechausseekazerne en met uitzondering van een militair oefenterrein;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘groen’ groenvoorzieningen en bos;
  3. waterlopen;
  4. wegen en paden;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in de Wet Geluidhinder en/of risicovolle inrichtingen niet begrepen.

3.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    2. het realiseren van geluidsgevoelige gebouwen is niet toegestaan;
    3. gebouwen dienen te worden voorzien van een platte afdekking, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
    4. maximaal 20% van het bouwperceel mag worden bebouwd.
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
    2. overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht tot een maximum oppervlakte van 350 m²;
    3. overkappingen dienen te worden voorzien van een platte afdekking, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
    4. de hoogte van reclamemasten bedraagt niet meer dan 6 meter;
    5. de hoogte van antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Bevoegd gezag kan afwijken van:
    1. het bepaalde onder artikel 3 lid 2 sub 1 onder a en toestaan dat buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat tenminste 9 meter uit de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 lid 2 sub 1 onder d;
    2. het bepaalde onder artikel 3 lid 2 sub 1 onder c en toestaan dat gebouwen worden voorzien van een kap, waarbij de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 respectievelijk 9 meter, dan wel de bestaande hoogtes indien deze meer bedragen;
    3. het bepaalde onder artikel 3 lid 2 sub 2 onder b en toestaan dat overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat tenminste 9 meter uit de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 lid 2 sub 1 onder d;
    4. het bepaalde onder artikel 3 lid 2 sub 2 onder c en toestaan dat overkappingen worden voorzien van een kap, waarbij de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 respectievelijk 9 meter, dan wel de bestaande hoogtes indien deze meer bedragen;
    5. het bepaalde onder artikel 3 lid 2 sub 2 onder e en toestaan dat antennemasten mogen worden opgericht tot een hoogte van maximaal 40 meter, met dien verstande dat:
      1. een op te richten antennemast zoveel mogelijk op of bij bestaande verticale elementen wordt geplaatst;
      2. aanbieders zoveel en zo onopvallend mogelijk gebruik moeten maken van elkaars opstelpunten.
  2. De in artikel 3 lid 3 sub 1 genoemde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld of de verkeersveiligheid.

3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

5.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Marechausseepost, 1e herziening van de gemeente Oldambt