Bedrijventerreinen Zwartewaterland
Bestemmingsplan - gemeente Zwartewaterland
Vastgesteld op 21-05-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het Bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zwartewaterland met identificatienummer NL.IMRO.1896.BP0043-VS01 van de gemeente Zwartewaterland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medische, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.4 aan- of uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 archeologische waarde:
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingsgrens:
een op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangewezen lijn, welke door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;
1.10 bebouwingspercentage:
de bebouwde oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van nader aangewezen gronden;
1.11 bebouwingsvlak:
een door bebouwingsgrenzen op de kaart omgeven oppervlak, binnen hetwelk volgens deze voorschriften bepaalde gebouwen mogen worden opgericht;
1.12 bed & breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.13 bedrijf aan huis:
een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijke bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.14 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan;
1.15 bedrijfswoning:
een woning bij een bedrijf waarvan in ieder geval een bewoner een functionele binding met het bedrijf heeft. Van functionele binding is sprake indien:
- 1. de persoon een dienstverband van minimaal 18 uur per week bij het bedrijf heeft, of;
- 2. in het geval er geen sprake is van een dienstverband, de bewoner zijn hoofdinkomen uit het bedrijf genereert;
1.16 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.17 bestaand:
- a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een vergunning;
- b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.18 bestaande bedrijven:
bedrijven die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel met deze bedrijven qua gebruik gelijk te scharen bedrijven met een vergelijkbare bedrijfsvoering;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.23 bouwperceel:
een stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bebouwing met één gebouw of bij elkaar behorende gebouwen is toegestaan;
1.24 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 bulkgoed:
lading die los in het ruim wordt gestort;
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
1.30 e-commerce:
een vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren, dat uitsluitend verloopt via e-mail, fax, internet, post of telefoon, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en geen klanten op het bedrijf worden ontvangen en waarbij het bedrijfspand en/of woning geen uitstraling heeft van een winkelpand, geen toonbank heeft en de goederen niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de bedrijvenfunctie (aan huis), zijnde een magazijn en/of de opslag van goederen;
1.31 erf:
de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;
1.32 extensieve dagrecreatie:
recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving;
1.33 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.34 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.35 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.36 gevaarlijke stoffen:
stoffen zoals gedefinieerd artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit;
1.37 havengebonden:
in overwegende mate afhankelijk van het vervoer over het water;
1.38 havenkantoor:
een gebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten gerelateerd aan havengebonden bedrijvigheid;
1.39 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.40 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van dranken en voedsel, overwegende ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;
1.41 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.42 kantoor:
een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, welke bestemd is of zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen;
1.43 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.44 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.45 landschapswaarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.46 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.47 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal twee wanden;
1.48 overslag:
handelingen zoals (be)laden, lossen, overladen, hevelen en dergelijke;
1.49 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang;
- c. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water: Nieuw Amsterdams Peil (NAP).
1.50 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd en/of gerepareerd, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.51 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.52 risicovolle inrichting:
een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.53 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.54 stukgoed:
lading die in verpakte of onverpakte vorm als eenheid kan worden behandeld;
1.55 supermarkt:
een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdszaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak;
1.56 vaartuig:
elk tuig dat als vervoermiddel te water gebruikt wordt of kan gebruikt worden;
1.57 volumineuze goederen:
goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, keukens, bruin- en witgoed, badkamers en sanitair e.d. alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen; onder rechtstreeks samenhangende artikelen wordt tevens begrepen inbouwapparatuur en tegels;
1.58 voorgevel:
de naar de weg, eventueel voetpad, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is, gekeerde gevel;
1.59 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.60 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.61 watergebonden bedrijvigheid:
bedrijvigheid dat in overwegende mate afhankelijk van het vervoer over het water dan wel dat dient plaats te vinden op of aan het water;
1.62 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;
1.63 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van een huishouding;
1.64 zend-/ontvanginstallatie:
inrichting voor draadloze transmissie van telecommunicatie of andere signalen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:
tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtbehandeling- en liftinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling van een bouwwerk:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of de buitenzijde van overige niet-ondergeschikte bouwonderdelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 algemene regels:
Alle maten zijn in meters (m) en voor:
- oppervlakten in vierkante meters (m2);
- inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
- verhoudingen in procenten (%);
- hoek en/hellingen in graden (°).
In het plan wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen.
3.2 Bouwregels
- a. Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan 10 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van gronden voor windenergie;
- b. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- a. het gebruik van de gronden ten behoeve van (co)mestvergisting.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanplanten of verwijderen van bossen en houtopstanden al dan niet ten behoeve van houtteelt;
- 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 1.000 m², anders dan kavel- en ontsluitingspaden, met uitzondering van het aanbrengen van kuilvoerplaten in directe relatie met het bouwvlak en tot een afstand van minimaal 100 m van een naburig bouwvlak of een woonbestemming en wanneer de opslag aan de wegzijde de verkeersveiligheid niet in gevaar breng;
- 3. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
- 4. het wijzigen van de grondsamenstelling of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van rijbakken;
- 5. het graven, vergraven of dempen, verdiepen of verbreden van sloten, niet zijnde dwarssloten, vijvers en poelen.
- b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- 1. het normale agrarische bedrijfsvoering betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- 3. vallen binnen de afspraken in het kader van Groen-Blauwe diensten.
- c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
- b. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij de regels behorende Staat vanbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
- c. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij de regels behorende Staat vanbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
- d. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 4.1 van de bij de regels behorende ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
- e. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 4.2 van de bij de regels behorende Staat vanbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
- f. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 5.1 van de bij de regels behorende Staat vanbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1';
- g. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 5.2 van de bij de regels behorende Staat vanbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2';
- h. bestaande bedrijven, voor zover deze niet passen in de ter plaatse geldende categorisering, zoals bedoeld onder a tot en met e;
- i. volumineuze detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak ten behoeve van volumineuze detailhandel niet meer bedraagt dan 4.500 m2 per bouwperceel;
- j. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- k. productiegebonden detailhandel en e-commerce;
- l. tapijt-, kokos en vloermattenfabrieken ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kantoor en tapijt';
- m. kantoren ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - kantoor en tapijt' en 'kantoor';
- n. een drukkerij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - drukkerij';
- o. benzineservicestation zonder LPG uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen';
- p. benzineservicestation met LPG uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG';
- q. vulpunt ten behoeve van LPG uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt LPG';
- r. sportcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
- s. wonen ten behoeve van het bedrijf;
met daaraan ondergeschikt:
- t. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
- u. wegen;
- v. parkeervoorzieningen;
- w. groenvoorzieningen en water;
- x. openbare nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
- risicovolle inrichtingen;
- vuurwerkbedrijven;
- geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
- m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen;
- zelfstandige kantoren, anders dan bedoeld onder j en k;
- detailhandel anders dan bedoeld onder g, h en i;
anders dan overeenkomstig de bestaande situatie.
Voor productiegebonden detailhandel geldt dat dit is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- de detailhandel dient ondergeschikt te zijn aan de bedrijfsfunctie;
- de verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m2, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20% van het totale bruto vloeroppervlak van het bedrijf mag bedragen.
Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal.
4.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen, geldt dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
- 2. de afstand tot bouwperceelgrenzen bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de perceelgrens indien deze minder bedraagt;
- 3. op ieder bouwperceel dient voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's te zijn aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke;
- 4. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 16 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
- 5. in afwijking van het bepaalde in lid 4 mogen de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven hoogte;
- 6. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 8 m, in afwijking hiervan mag de bouwhoogte van overkappingen die aan een gebouw vast worden gebouwd, ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van dat gebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m.
- b. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- 1. uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan op de bestaande locatie;
- 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag op een bouwperceel waar ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een bedrijfswoning aanwezig is de bedrijfswoning worden vervangen door een nieuwe bedrijfswoning, mits deze woning integraal deel uitmaakt van het hoofdgebouw waarin de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, zodanig dat de bedijfswoning en het bedrijfspand als één hoofdgebouw worden beschouwd;
- 3. de afstand van de bedrijfswoning tot de naar de weg gekeerde bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de perceelgrens indien deze minder bedraagt;
- 4. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m3;
- 5. in afwijking van het bepaalde onder 3 bedraagt de inhoud van een inpandige bedrijfswoning ten hoogste 750 m3;
- 6. de goot- en bouwhoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen bedragen respectievelijk maximaal 6 m en 10 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
- 2. de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt niet meer dan de bestaande hoogte;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 12 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid en brandveiligheid;
- parkeervoorzieningen;
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.2, sub a, onder 2:
met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m bedraagt;
- b. lid 4.2, sub a, onder 3:
met dien verstande dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen uitsluitend mag worden verhoogd indien er een investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt. Indien het bebouwing grenzend aan de randen van het bedrijventerrein betreft moet de bebouwing tevens goed landschappelijk worden ingepast aan de zijde(s) die vanaf omliggende woongebieden worden waargenomen;
- c. lid 4.2, sub c, onder 3:
voor de bouw van schoorstenen en antennes tot ten hoogste 30 m.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
- a. opslag buiten het bouwperceel;
- b. opslag van goederen voor de voorgevel van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - representatieve zone'.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.1 ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat naar aard en omvang gelijk is te stellen met de daar genoemde categorieën van bedrijven, mits dit bedrijf in vergelijking met de aangegeven categorieën bedrijven geen grotere en/of onevenredige afbreuk doet aan het woon-, werk- en leefmilieu door hinder en/of gevaar
- b. lid 4.1 ten behoeve van mer-beroordelingsplichtige inrichtingen, mits uit de mer-beoordeling blijkt dat het bedrijf niet mer-plichtig is.
Artikel 5 Bedrijf - Opslag
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Opslag' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
- a. opslag ten behoeve van bedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
- b. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
- c. wegen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen en water;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
- risicovolle inrichtingen;
- vuurwerkopslag.
5.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen, geldt dat:
- 1. de afstand tot bouwperceelgrenzen bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de perceelgrens indien deze minder bedraagt;
- 2. op het bouwperceel dient voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's te zijn aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke;
- 3. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 12 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
- 4. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 8 m, in afwijking hiervan mag de bouwhoogte van overkappingen die aan een gebouw vast worden gebouwd, ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van dat gebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 12 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid en brandveiligheid;
- parkeervoorzieningen;
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 5.2, sub a, onder 2:
met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m bedraagt.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
- a. opslag buiten het bouwperceel;
Artikel 6 Bedrijventerrein
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven industrieterreinen;
- b. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij de regels behorende Staat vanbedrijven industrieterreinen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
- c. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij de regels behorende Staat vanbedrijven industrieterreinen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
- d. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 4.1 van de bij de regels behorende Staat vanbedrijven industrieterreinen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
- e. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 4.2 van de bij de regels behorende Staat vanbedrijven industrieterreinen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
- f. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 5.1 van de bij de regels behorende Staat vanbedrijven industrieterreinen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1';
- g. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 5.2 van de bij de regels behorende Staat vanbedrijven industrieterreinen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2';
- h. bestaande bedrijven, voor zover deze niet passen in de ter plaatse geldende categorisering, zoals bedoeld onder a tot en met g;
- i. watergebonden bedrijvigheid, ook voor zover deze niet voldoet aan de ter plaatse aangegeven categorie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - watergebonden bedrijvigheid';
- j. metaal- en autoshredders, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaal- en autoshredders';
- k. volumineuze detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak ten behoeve van volumineuze detailhandel niet meer bedraagt dan 4.500 m2 per bouwperceel;
- l. productiegebonden detailhandel en e-commerce;
- m. kantoren ter plaatse van de aanduidingen 'kantoor' en 'overige zone - kantoor';
- n. sportcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
- o. gasontvangststation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation';
- p. volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
- q. wonen ten behoeve van het bedrijf;
met dien verstande dat:
- r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - uitsluitend watergebonden bedrijvigheid' uitsluitend watergebonden bedrijvigheid is toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- s. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
- t. wegen;
- u. parkeervoorzieningen;
- v. groenvoorzieningen en water;
- w. openbare nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
- risicovolle inrichtingen;
- vuurwerkbedrijven, met uitzondering van de vuurwerkverkoop ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkverkoop';
- m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen;
- zelfstandige kantoren, anders dan bedoeld onder m;
- detailhandel anders dan bedoeld onder k en l;
anders dan overeenkomstig de bestaande situatie.
Voor productiegebonden detailhandel geldt dat dit is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- de detailhandel dient ondergeschikt te zijn aan de bedrijfsfunctie;
- de verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m2, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20% van het totale bruto vloeroppervlak van het bedrijf mag bedragen.
Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, in afwijking hiervan is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' 1 bedrijfswoning per bouwperceel toegestaan.
6.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen en gebouwen en overkappingen ten behoeve van de volkstuinen, geldt dat:
- 1. de afstand tot bouwperceelgrenzen bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de perceelgrens indien deze minder bedraagt;
- 2. op ieder bouwperceel dient voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's te zijn aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke;
- 3. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 16 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
- 4. in afwijking van het bepaalde in lid 3 mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven hoogte;
- 5. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 8 m, in afwijking hiervan mag de bouwhoogte van overkappingen die aan een gebouw vast worden gebouwd, ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van dat gebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m.
- b. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- 1. uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan op de bestaande locatie, in afwijking hiervan geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfswoning per bouwperceel mag worden gebouwd;
- 2. de afstand van de bedrijfswoning tot de naar de weg gekeerde bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de perceelgrens indien deze minder bedraagt;
- 3. de afstand van een bedrijfswoning tot de erfgrens die ook de grens vormt met een naastgelegen bedrijfserf bedraagt minimaal 2,5 m;
- 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag op een bouwperceel waar ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een bedrijfswoning aanwezig is de bedrijfswoning worden vervangen door een nieuwe bedrijfswoning, mits deze woning integraal deel uitmaakt van het hoofdgebouw waarin de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, zodanig dat de bedijfswoning en het bedrijfspand als één hoofdgebouw worden beschouwd;
- 5. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m3;
- 6. in afwijking van het bepaalde onder 5 bedraagt de inhoud van een inpandige bedrijfswoning ten hoogste 750 m3;
- 7. de goot- en bouwhoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen bedragen respectievelijk maximaal 6 m en 10 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
- c. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de volkstuinen gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2,5 m;
- 2. de oppervlakte bedraagt per kavel ten hoogste 5% van de kavel, met en maximum van 15m2 per eenheid.
- d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 12 m;
- 3. in afwijking van het bepaalde in lid 2 mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende hoogte' niet meer bedragen dan 20 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid en brandveiligheid;
- parkeervoorzieningen;
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.2, sub a, onder 2:
met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m bedraagt;
- b. lid 6.2, sub a, onder 3:
met dien verstande dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen uitsluitend mag worden verhoogd indien er een investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt. Indien het bebouwing grenzend aan de randen van het bedrijventerrein betreft moet de bebouwing tevens goed landschappelijk worden ingepast aan de zijde(s) die vanaf omliggende woongebieden worden waargenomen;
- c. lid 6.2, sub d, onder 2:
voor de bouw van schoorstenen en antennes tot ten hoogste 30 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen opslag buiten het bouwperceel.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.1 ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat naar aard en omvang gelijk is te stellen met de daar genoemde categorieën van bedrijven, mits dit bedrijf in vergelijking met de aangegeven categorieën bedrijven geen grotere en/of onevenredige afbreuk doet aan het woon-, werk- en leefmilieu door hinder en/of gevaar;
- b. lid 6.1 ten behoeve van mer-beroordelingsplichtige inrichtingen, mits uit de mer-beoordeling blijkt dat het bedrijf niet mer-plichtig is.
Artikel 7 Bedrijventerrein - Jachthaven
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een jachthaven;
- b. verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;
- c. watergebonden bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven;
- d. horeca in de vorm van een restaurant, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- e. water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen;
- f. oeverstoken en onderhoudspaden;
- g. verkeer te water;
- h. steigers;
met daaraan ondergeschikt:
- i. nutsvoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- 2. de goot- bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 6 m en 9 m.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. openbare nutsvoorzieningen;
- c. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- d. fiets- en voetpaden;
- e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten' geen parkeervoorzieningen zijn toegestaan;
- f. speelvoorzieningen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. een bestaande zend- en ontvangstinrichting ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'.
8.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. er worden uitsluitend gebouwen gebouwd ten behoeve van openbaar nut of verkeer en verblijf;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 3 m;
- 2. de bouwhoogte van zend- of ontvangstmasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', mag ten hoogste 40 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
Artikel 9 Maatschappelijk - Molen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Molen' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
- a. een molen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen en water;
- e. openbare nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan overeenkomstig de bestaande situatie;
- 2. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte.
- b. Voor bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m;
- 2. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 10 Recreatie - Dagrecreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatieve voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van een zwembad;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. water en groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 375 m2;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
Artikel 11 Recreatie - Verenigingsleven
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verenigingsleven' aangewezen gronden zijn bestemd voor clubgebouwen voor verenigingsleven.
11.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 4 m en 7 m.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten;
- b. voet- en rijwielpaden;
met daaraan ondergeschikt:
- c. nutsvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen en water;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. straatmeubilair.
12.2 Bouwregels
- a. Op of in deze gronden is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
Artikel 13 Verkeer - Verblijf
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. nutsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen en water;
- f. speelvoorzieningen;
- g. straatmeubilair.
13.2 Bouwregels
- a. Op of in deze gronden is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen;
- b. oeverstoken en onderhoudspaden;
- c. verkeer te water;
- d. steigers;
- e. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij de regels behorende Staat vanbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
- f. watergebonden bedrijvigheid, ook voor zover deze niet voldoet aan de ter plaatse aangegeven categorie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - watergebonden bedrijvigheid';
met daaraan ondergeschikt:
- g. nutsvoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- 2. de goot- bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het aanleggen van schepen bedraagt ten hoogste 6 m;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
Artikel 15 Water - Industriehaven
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Industriehaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging (waaronder begrepen groene en/of natuurlijke oevers);
- b. waterhuishouding;
- c. scheepvaart;
- d. industriehaven;
- e. bruggen, duikers, kaden, aanlegsteigers, en andere kunstwerken;
- f. bouwwerken ten dienste van de bestemming.
15.2 Bouwregels
- a. Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste +NAP 3,6 m bedragen.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in verband met de veiligheid op het water nadere eisen te stellen ten aanzien van de maatvoering en situering van de in lid 15.2 genoemde bouwwerken.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits instemmend advies is verkregen van Rijkswaterstaat.
Artikel 16 Water - Waterstaat
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Waterstaat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
- b. waterhuishouding;
- c. beheer en het onderhoud van de waterkeringen;
- d. havengebonden laad- en losactiviteiten met tijdelijke opslag en overslag van stukgoed, bulkgoed en containers ter plekke van de aanduiding 'laad- en losplaats;
- e. een havenkantoor ter plekke van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - havenkantoor'.
met daarbij behorende:
- f. wegen en paden;
- g. waterlopen en waterpartijen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. bruggen, duikers, kaden, aanlegsteigers, en andere kunstwerken;
- j. gebouwen en bouwwerken ten dienste van de bestemming.
16.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van een havenkantoor en een gebouw ten behoeve van een losinstallatie;
- 2. de oppervlakte van het havenkantoor bedraagt maximaal 50 m2 en de maximale bouwhoogte van het gebouw bedraagt 4 m;
- 3. voor het bouwen van gebouwen ten aanzien van een losintallatie geldt dat uitsluitend mag worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij de oppervlakte van het gebouw maximaal 100 m2 en de bouwhoogte van het gebouw maximaal 20 m bedraagt.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' ten hoogste 10 m bedragen.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de maatvoering en situering van de in lid 16.2 genoemde bouwwerken, ten behoeve van:
- a. het bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. veiligheid op het water;
- d. het beheer en onderhoud van de waterkering;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- a. niet havengebonden op- en overslag;
- b. op- en overslag van goederen anders dan stukgoed, bulkgoed en containers;
- c. permanente opslag goederen;
- d. opslag van goederen met een (stapel)hoogte hoger dan 8 m;
- e. op- en overslag van gevaarlijke stoffen.
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met:
- 1. een beroep aan huis;
- 2. bed & breakfast;
met daaraan ondergeschikt:
- b. nutsvoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen en water;
- d. wegen en paden;
- e. speelvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen.
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal per bouwperceel.
17.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- 2. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten minste 3,5 m en ten hoogste 6 m, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte, indien deze meer bedraagt, dan wel ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven hoogte ;
- 3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 10 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, of de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven hoogte;
- 4. de dakhelling bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°.
- b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
- 2. de afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 1 m, tenzij op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 70 m2, mits niet meer dan 50% van het zij- en achtererf wordt bebouwd;
- 4. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m;
- 5. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag nooit meer bedragen dan 1,5 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- 6. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m;
- 7. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m, in afwijking hiervan mag de bouwhoogte van overkappingen die aan een gebouw vast worden gebouwd, ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van dat gebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m.
- c. Voor bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel en het verlengde daarvan ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m;
- 2. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkeheden van aangrenzende gronden;
door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2:
- a. sub a, onder 2 en toestaan dat de goothoogte wordt verlaagd;
- b. sub a, onder 4 en toestaan dat de dakhelling geheel of gedeeltelijk wordt verminderd tot 0 graden;
- c. sub b, onder 1 en toestaan dat een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
- d. sub b, onder 1 ten behoeve van de bouw van een bijgebouw vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, mits het bijgebouw in architectonisch opzicht onderdeel uitmaakt van het bijbehorende hoofdgebouw en het bouwen daarvan ruimtelijk gezien verantwoord is.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- a. aan huis verbonden beroepen, anders dan als ondergeschikte activiteit bij het wonen met in achtneming van de volgende regels:
- 1. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte bedraagt maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 2. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
- 3. er mag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie;
- 4. detailhandel en/of horeca, anders dan een bed & breakfast, zijn niet toegestaan;
- 5. de activiteiten zijn niet vergunningplichtig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- b. bedrijf aan huis;
- c. bewoning indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
- d. een hoofdgebouw voor meer dan 1 woning.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkeheden van aangrenzende gronden;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.4 sub b ten behoeve van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:
- a. er geen onevenredige milieu- of verkeershinder mag ontstaan;
- b. de activiteiten niet vergunningsplichtig mogen zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- c. er geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie mag worden gedaan;
- d. het bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
- e. detailhandel, met uitzondering van e-commerce, en horeca niet zijn toegestaan;
- f. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen mag beslaan met een maximum van 100 m²;
- g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.
Artikel 18 Wonen - Woonwagen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het plaatsen van woonwagens, tot ten hoogste het ter plaatse aangegeven 'aantal', met daarbij behorende gebouwen, andere-bouwwerken en terreinen.
18.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. de oppervlakte van een woonwagen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
- 2. per woonwagen is ten hoogste één vrijstaand of aangebouwd bijgebouw toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 18 m2;
- 3. de hoogte ten hoogste bedraagt 2,5 m.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte ten hoogste bedraagt 2,5 m met uitzondering van lichtmasten waarvan de hoogte ten hoogste 6 m bedraagt.
Artikel 19 Leiding - Gas
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'leiding - gas' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen, inclusief voorzieningen, met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande gebouwen;
- b. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd;
- c. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad.
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande gebruik;
- b. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goe-deren ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van de gastrans-portleiding.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
- 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in elk geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
- b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- 4. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
- c. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
- d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
- e. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
Artikel 20 Waarde - Archeologie
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde - archeologie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
De regels van de dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee de dubbelbestemming samenvalt.
20.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waterstaat - waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de verbetering van een primaire waterkering, alsmede een waterkering.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van waterstaatkundige doeleinden worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 2,5 m bedraagt.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2, indien en voor zover uit overleg met het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de waterstaatkundige functies geen bezwaar bestaat.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
- b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterkering wordt of kan worden aangetast.
Artikel 22 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
- a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sedimenten en ijs;
- b. het vergroten van de afvoercapaciteit;
- c. de waterhuishouding,
waarbij de regels van deze bestemming voorrang hebben op de andere daar voorkomende bestemming(en).
22.2 Bouwregels
Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterstaatkundige functie toegestaan.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2, ten behoeve van een onderliggende bestemming, mits:
- a. de belangen van de waterstaatsdoeleinden voldoende zijn gewaarborgd;
- b. de waterbeheerder vooraf positief heeft geadviseerd omtrent de gevraagde bouwactiviteiten.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het storten van puin- en afvalstoffen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, zand, grond en bodem specie, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- e. het gebruik van de gronden voor de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en/of vaartuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
25.1 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' geldt dat een op grond van de bestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, slechts nieuwe bebouwing mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de geluidszoneringplichtige inrichtingen van de gevels van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
25.2 Veiligheidszone - bedrijf
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - bedrijf' de volgende regels:
- a. er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel worden gevestigd;
- b. de bouw of vestiging van beperkt kwetsbare objecten is niet toegestaan binnen een afstand van 4 m vanaf de aanduidingsgrens 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation'.
25.3 Veiligheidszone - bevi
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' de volgende regels:
- a. er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;
- b. de bouw van beperkt kwetsbare objecten is toegestaan mits:
- 1. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
- 2. is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
25.4 Vrijwaringszone - dijk
25.5 Vrijwaringszone - molenbiotoop
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de beheersverordening gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte wordt verhoogt tot maximaal 10 m;
- d. de regels ten behoeve van de bouw van een zend-, ontvangst- en/of sirenemast, met een maximale bouwhoogte van 30 m;
- e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing zal bedragen;
- 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
- f. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte;
- 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
- g. het bepaalde in het plan ten behoeve van de bouw van nutsvoorzieningen (niet geschikt voor bewoning) met een maximale inhoud van 50 m³ (voor gasdruk- en meetstations geldt een maximale inhoud van 15 m³) en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
- h. het bepaalde in het plan ten behoeve van windmolens op daken van gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 10 m gerekend vanaf het dak.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van lid 27.1 onder a en een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 27.1 onder a met maximaal 10%.
- c. Lid 27.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 27.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 27.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 27.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 28 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zwartewaterland.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Staat Van Bedrijven Industrieterreinen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.1.1 Actualisatie
De gemeente Zwartewaterland is de laatste jaren intensief bezig geweest met het actualiseren van de bestemmingsplannen binnen de gemeente. De afgelopen tijd is gewerkt aan het voorliggende bestemmingsplan voor de drie grote bedrijventerreinen (Hasselt, Genemuiden en Zwartsluis). Voor het bedrijventerrein Meppelerdiep in Zwartsluis, een klein deel van het bedrijventerrein in Hasselt (bedrijvenpark) en de bedrijventerreinen in Genemuiden zijn onlangs beheersverordeningen vastgesteld. Het is echter gewenst dat voor de bedrijventerreinen een planologisch kader gaat gelden, dat aansluit bij de huidige ruimtelijke inzichten en de beleidsintenties zoals vastgelegd in onder meer de Bedrijventerreinenvisie en de beleidsregel E-commerce. Daarom heeft de gemeente voorliggend bestemmingsplan opgesteld welke aansluit bij de beleidsintenties.
1.1.2 Systematiek
De beheersverordeningen bedrijventerrein Meppelerdiep (vastgesteld op 25 april 2014 en bedrijventerreinen Zwartewaterland (vastgesteld op 6 juni 2013) vormen het vertrekpunt voor het voorliggende bestemmingsplan. Hiermee wordt de bestaande legale situatie zoveel mogelijk gerespecteerd.
Het bestemmingsplan heeft enerzijds een beheerskarakter, in de zin dat de bestaande (legale) bedrijvigheid gerespecteerd wordt, maar is ook ontwikkelingsgericht. Voor deze ontwikkelingsmogelijkheden heeft de gemeente gekozen voor instrumenten als wijzigingsbevoegdheden en flexibilisering.
Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Wet ruimtelijke ordening die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Het plan sluit aan bij de nieuwe eisen die voortkomen uit de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.
1.1.3 Voorbereidingstraject
Aan het opstellen van het bestemmingsplan bedrijventerreinen Zwartewaterland is een aantal ontwikkelingen voorafgegaan die invloed hebben op het bestemmingsplan. Het totstandkomingsproces van het bestemmingsplan bedrijventerreinen Zwartewaterland ziet er globaal als volgt uit:
- concept nota van uitgangspunten;
- overlegronde nota van uitgangspunten;
- vaststelling nota van uitgangspunten door de gemeenteraad;
- opstellen definitief voorontwerpbestemmingsplan;
- inspraak- en overlegronde;
- verwerken resultaten inspraak- en overlegronde;
- ontwerpbestemmingsplan ter visie;
- vaststelling bestemmingsplan door de gemeenteraad.
Als eerste stap in het vervaardigen van het bestemmingsplan is de 'Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zwartewaterland opgesteld, waarin onder andere de uitgangspunten voor de verschillende functies en de effecten op de omgevingsaspecten zijn opgenomen. De nota is op 13 maart 2014 vastgesteld door de gemeenteraad en vormt de basis voor het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zwartewaterland.
Het nieuwe bestemmingsplan gaat de navolgende plannen vervangen:
- de beheersverordening Bedrijventerreinen Zwartewaterland;
- de beheersverordening Bedrijventerrein Meppelerdiep Zwartsluis;
- het bestemmingsplan Industriehaven Genemuiden;
- het bestemmingsplan Bedrijventerrein Zwarte Water;
- het bestemmingsplan Het Bosch;
- het projectbesluit Veldman - van den Berg.
1.2 Leeswijzer
In Hoofdstuk 2 komt het relevante provinciale en gemeentelijke beleid aan bod. Hoofdstuk 3 gaat in op de uitgangssituatie en de planuitgangspunten. De onderwerpen die in dit hoofdstuk worden beschreven, zijn: ruimtelijk-functionele structuur, bevolking en wonen, bedrijvigheid en voorzieningen, recreatie en toerisme, infrastructuur en groen, voor zover van toepassing. In hoofdstuk 4 is een beschrijving van de onderzoeken die ten aanzien van verschillende milieu- en omgevingsaspecten zijn verricht. Het betreft de volgende onderwerpen: water, archeologie, ecologie, wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit, externe veiligheid, duurzaamheid en bodem. In hoofdstuk 5 volgt de planbeschrijving in de vorm van een toelichting op de systematiek en een toelichting op de bestemmingen. Ten slotte verwoordt hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Provinciaal Beleid
De Omgevingsvisie (juli 2013) bevat samen met de Omgevingsverordening (12 september 2013) het ruimtelijke beleid van de provincie Overijssel. Het navolgende beleid is van toepassing op de bedrijventerreinen van de gemeente Zwartewaterland.
2.1.1 Omgevingsvisie
Ontwikkelingsperspectieven
De bedrijventerreinen liggen binnen de stedelijke omgeving en hebben hierbinnen de ontwikkelingsperspectieven: bedrijventerrein (paars), vaarweg en buitendijksgebied, beekdal of veenweidegebied (blauwe lijnen). De provincie Overijssel heeft per ontwikkelingsperspectief aangegeven welke functies hier passend zijn. Onderstaande kaart geeft een impressie van de ontwikkelingsperspectieven ter plaatse van de kernen Hasselt, Genemuiden en Zwartsluis.
Hasselt, bron Atlas van Overijssel
Genemuiden, bron Atlas van Overijssel
Bij Zwartsluis komt tevens het ontwikkelingsperspectief woonwijk voor.
Zwartsluis,bron:Atlas van Overijssel
Bedrijventerrein
Binnen bestaande bedrijventerreinen is ruimte voor herstructurering van bestaande monofunctionele werkmilieus.
Vaarweg
Het Zwarte water is een waterweg voor beroepsvaart en/of recreatietoervaart. De ontwikkeling is gericht op de bereikbaarheid van belangrijke knooppunten (beroepsvaart) en de ontwikkeling van het routenetwerk (recreatie).
Buitendijksgebied, beekdal of veenweidegebied
De bedrijventerreinen liggen in het stedelijk gebied en aan of nabij het Zwarte Water. De provincie Overijssel stemt stedelijke ontwikkeling af op kenmerken van het watersysteem. In laaggelegen gebieden wordt rekening gehouden in bouw- en evacuatieplannen met risico's op overstroming en wateroverlast.
Wonen
Ten oosten van het bedrijventerrein van Zwartsluis liggen twee gebieden die zijn aangeduid als woonwijk. Binnen een woonwijk geeft de provincie Overijssel ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon-, werk-, en gemengde stadsmilieus.
Gebiedskenmerken
Bij de Omgevingsvisie is de Catalogus Gebiedskenmerken vastgesteld. Hierin wordt aangegeven hoe de provincie de ruimtelijke kwaliteit wil realiseren. De provincie hanteert hierbij een lagenbenadering. In totaal zijn er vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en de lust- en leisurelaag). De volgende lagen hebben betrekking op de bedrijventerreinen van de gemeente Zwartewaterland.
Natuurlijke laag
Laagveengebieden (in cultuur gebracht)
Bij de natuurlijke laag valt nagenoeg het gehele gebied onder de in ‘cultuur gebrachte laagveengebieden’. Kenmerkend voor laagveengebieden is dat onder invloed van stagnerend water en grondwater uitgestrekte veenmoerassen zijn ontstaan. De laagveenmoerassen zijn deels ontwaterd, verveend en in cultuur gebracht.
Rivierengebied
Het grootste deel van het bedrijventerrein van Hasselt is gelegen binnen het rivierengebied. De provincie Overijssel geeft als aan dat als er bij rivieren of in de directe omgeving van rivieren een bestemmingsplan wordt opgesteld er een beschermende regeling moet worden opgenomen in het bestemmingsplan welke gericht is op de instandhouding van een robuust watersysteem, de waterkwaliteit, de ruimte voor de rivier en de natuurkwaliteit.
Natuurlijke laag, bron: Atlas van Overijssel
Laag van het agrarische cultuurlandschap
Laagveenontginningen en rivierenlandschap
Het grootste gedeelte van de bedrijventerreinen maakt onderdeel uit van het agrarische cultuurlandschap "laagveenontginningen". Een groot deel van het bedrijventerrein van Hasselt is gelegen binnen het agrarische cultuurlandschap "rivierenlandschap".
De ambitie en sturing van de provincie zijn bij deze lagen met name gericht op het landelijke gebied en zijn hierdoor niet toepasbaar op de bedrijventerreinen.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap, bron: Atlas van Overijssel
Stedelijke laag
Binnen de stedelijke laag zijn de bedrijventerreinen aangeduid als bedrijventerrein. De provincie Overijssel heeft in haar Omgevingsvisie aangegeven welke richting zij beoogt: “Bij ontwikkelingen op of rond het bedrijventerrein, dan draagt deze bij aan versterking van het vitale karakter en de kwaliteit van het bedrijventerrein, aan het verbinden van het terrein met de omgeving en aan versterking van de profilering gericht op onderlinge differentiatie, met respect voor het verstedelijkingspatroon. Actieve kwaliteitsborging is mogelijk via beheer van bebouwing, uitgegeven terreinen en openbare ruimte. De provincie wil dat de bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten op het bedrijventerrein worden benut. Tevens vraagt de provincie om het toepassen van parkmanagement (energie, parkeren, water en groen).
Stedelijke laag, bron: Atlas van Overijssel
Lust- en leisurelaag
Stads- en dorpsfronten
Op alle bedrijventerreinen ligt in het plangebied een Stads- en dorpsfront (rode lijn). De ambitie van de provincie Overijssel is dat stad en landschap zich tonen van hun beste kant. Creëer balustrades en boulevards waar stad of dorp en het omliggende landschap prominent hun gezicht laten zien en situeer er voorzieningen bij (cultuur, horeca) om van de zichten te genieten. Het combineren van de ontwikkeling van fronten met de water- en/of gebiedsopgaven is kansrijk.
Er is voor gekozen om geen mogelijkheden voor recreatieve voorzieningen bij recht op te nemen. Enerzijds omdat deze voorzieningen niet altijd inpasbaar zijn op de bedrijventerreinen van de gemeente Zwartewaterland. Anderzijds beperken de wettelijke eisen met betrekking tot geluid, geur en externe veiligheid de mogelijkheden voor het vestigen van recreatieve voorzieningen. Een eventuele vestiging van een recreatieve voorziening is daarom alleen mogelijk met maatwerk, waarbij getoetst kan worden aan alle aspecten, zoals ruimtelijke kwaliteit, cultuurhistorie, landschap, natuurwaarden en milieu.
Lust- en leisurelaag, bron: Atlas van Overijssel
2.1.2 Omgevingsverordening
Nationaal Landschap IJsseldelta
Alle bedrijventerreinen liggen deels of helemaal binnen de aanduiding ‘Nationaal Landschap IJsseldelta’. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap zijn: de grote mate van openheid, de historische, rationele, geometrische verkaveling van de polder Mastenbroek, het reliëf in de vorm van huisterpen en kreekruggen en de kleinschaligheid en openheid van het rivierenlandschap. De omgevingsverordening stelt dat bestemmingsplannen alleen voorzien in nieuwe ontwikkelingen binnen het gebied die bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van deze kernkwaliteiten. De voorgaande kernkwaliteiten hebben geen betrekking op de bedrijventerreinen van Zwartewaterland.
Waterveiligheid
Het bedrijventerrein van Genemuiden en een gedeelte van het bedrijventerrein van Zwartsluis liggen op de kaart ‘waterveiligheid’ binnen de aanduiding ‘dijkring 10’. Bestemmingsplannen die betrekking hebben op dit gebied (wettelijk vastgelegd dijkringgebied), voorzien alleen in het realiseren van nieuwe bebouwing binnen het gebied, als er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. Een bestemmingsplan moet in deze gevallen zodanige voorwaarden bevatten dat de veiligheid ook op de lange termijn voldoende is gewaarborgd.
Een klein deel, ten westen van het bedrijventerrein Hasselt heeft de aanduiding ‘dijkring 9’. Nieuwe grootschalige ontwikkelingen voorzien alleen binnen deze gebieden, als in het desbetreffende bestemmingsplan zodanige voorwaarden worden gesteld dat de veiligheid ook op lange termijn voldoende is gewaarborgd.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op grotendeels bebouwde en ingericht gebieden en voor nog kleine delen wel bestemde maar nog niet bebouwde gebieden. Voor de kleine nog onbebouwde delen en bestaande bebouwde percelen lijkt bovengenoemde regel niet van toepassing. In het kader van de watertoets en vooroverleg is contact opgenomen met het waterschap. De conclusies van de watertoets en het overleg zijn opgenomen in paragraaf 5.1. Water.
Warmte en koude opslag
Het watervoerend pakket is volgens de potentiekaart van de provincie zeer geschikt voor warmte koude opslag (WKO). Het is mogelijk WKO voor individuele functies te realiseren. Indien zich grootschalige initiatieven aandienen zal de gemeente afwegen of hieraan medewerking verleend kan worden.
2.2 Gemeentelijke Beleid
2.2.1 Structuurvisie Zwartewaterland 2013
De gemeenteraad heeft op 25 april 2013 de Structuurvisie Zwartewaterland vastgesteld. In deze structuurvisie is de visie van de gemeente Zwartewaterland opgenomen over de ruimtelijke ontwikkelingen die tot 2025 wenselijk zijn in de gemeente. In de structuurvisie is er qua visie onderscheidt gemaakt bij een aantal ontwikkelingen, namelijk een visie op korte termijn of een visie op langere termijn. De 'korte termijn' bedraagt een periode van vijf jaar. Bij de visie op de langere termijn is momenteel niet te voorzien of er externe ontwikkelingen komen, die te zijner tijd een wijziging op de visie noodzakelijk maken.
2.2.2 Bedrijventerreinvisie
De gemeenteraad heeft op 16 december 2010 de bedrijventerreinenvisie vastgesteld. Deze visie is opgenomen in de Structuurvisie Zwartewaterland 2013, in bijlage 2.
De unieke bedrijvigheidstructuur in Zwartewaterland met veel maakindustrie en hiervan afhankelijke sectoren (zoals transport) is typerend en bepalend voor de sociaal-economische structuur van de gemeente. De gemeente vindt het daarom cruciaal dat er voldoende ruimte beschikbaar is voor bedrijven om dit in stand te kunnen houden. De aanleg van nieuwe bedrijventerreinen is echter nauwelijks mogelijk, omdat er nauwelijks ruimte beschikbaar is vanwege landschappelijke en ecologische waarden. De gemeente wil daarom zo efficiënt mogelijk omgaan met de nog beschikbare bedrijfsgronden.
De gemeente hanteert strenge regels en voert geen actief beleid voor het binnenhalen van nieuwe bedrijvigheid van buitenaf. Wel wil de gemeente ruimte vrij houden voor het bestaande bedrijfsleven in Zwartewaterland en voor starters uit de eigen bevolking.
Naast de producerende component van de economische ontwikkeling is er ook een toeristische component. Met name de watersportrecreatie is in beweging. De gemeente zet in op haar eigen kwaliteiten en zet in op kleinschalige activiteiten.
De gemeente zet, conform rijks- en provinciaal beleid en vanuit landschappelijk oogpunt, in op de toepassing van de SER ladder bij de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Daarbij wordt eerst nagegaan of er nog ruimte beschikbaar is op de bestaande bedrijventerreinen of dat er door herstructurering ruimte kan worden gecreëerd. Daarbij worden tevens de mogelijkheden onderzocht om de bestaande ruimte intensiever te benutten. Pas wanneer blijkt dat er geen mogelijkheden zijn gaat de gemeente over tot aanleg van nieuw terrein. Parallel hieraan richt de gemeente zich, bij het uitvoeren van de herstructureringsopgave, op kansen voor intensiever ruimtegebruik. Zo bieden extensief bebouwde en braakliggende kavels kansen voor verdichting. De totale te behalen ruimtewinst in de gemeente door intensief ruimtegebruik en door herstructurering op de bedrijventerreinen is geschat op circa 16 - 26 ha.
Revitalisering bedrijventerreinen
Bij revitalisering van bedrijventerreinen heeft de gemeente Zwartewaterland aandacht voor duurzaamheid. De afwegingen moeten aangeven wat er gedaan wordt gelet op people, planet en profit. Onderdeel van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zwartewaterland zijn de bedrijventerreinen van Genemuiden, Hasselt en Zwartsluis. Navolgend wordt er per terrein aangegeven wat hier specifiek op van toepassing is.
Genemuiden
Voor de bedrijventerreinen in Genemuiden geldt dat de gemeente zal inzetten op een ‘facelift’ van het bedrijventerrein, waarbij de gemeente een rol zal spelen bij ingrepen in de openbare ruimte. Hiervoor zijn eigenlijk beeldkwaliteitsplannen noodzakelijk, althans moet zicht worden verkregen op de mogelijkheden om met de beperkte middelen tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit - lees: aantrekkelijkheid van terrein voor het blijven investeren en de vestiging - te komen. Daarnaast zal worden ingezet op kwaliteitsversterking van het terrein en zal gekeken worden naar kansen voor intensiever ruimtegebruik. Er liggen diverse extensief bebouwde en braakliggende kavels op Zevenhont wat aanzienlijke kansen biedt voor verdichting. De gemeente wil de verdichting op een flexibele wijze stimuleren en kiest hierbij voor een instrumentarium waarbij dit op een flexibele wijze kan worden toegestaan. Dit kan gebeuren door het voorschrijven van een beeldkwaliteitsplan in het geval dat er meer dan regulier wordt verdicht of hoger wordt gebouwd dan standaard. Ook kan worden gedacht aan gerichte voorlichting aan ondernemers op het juiste moment. Mocht er vanwege private herstructureringsinitiatieven behoefte ontstaan aan schuifruimte voor bedrijven, dan zet de gemeente conform SER ladder eerst in op het optimaal benutten van leegstaande panden/braakliggende kavels in Genemuiden. Wanneer de mogelijkheden voor verdichting op het bestaande terrein zijn benut, zal de gemeente overgaan tot het onderzoeken van de ontwikkelingsmogelijkheden van Zevenhont Oost.
Hasselt
De gemeente richt zich ook bij het bedrijventerrein in Hasselt op een facelift. Er zal gekeken worden naar kansen voor intensiever ruimtegebruik. In dit kader zal de gemeente actief meedenken met ondernemers over verdichtingsmogelijkheden. Hetzelfde als is aangegeven bij Genemuiden geldt ook hier. Meer specifiek zal de gemeente met ondernemers nagaan in hoeverre de parkeeroverlast beperkt kan worden met benutten van een extensieve bebouwde of braakliggende kavel als (tijdelijke) gemeenschappelijke parkeerplaats.
Zwartsluis
De gemeente richt zich ook bij het bedrijventerrein in Zwartsluis op een facelift van het bedrijventerrein en er zal gekeken worden naar kansen voor intensiever ruimtegebruik. In dit kader zal gemeente actief meedenken met ondernemers over de mogelijkheden voor verdichting. Wat betreft de regeling in het bestemmingsplan is de insteek hetzelfde als bij de andere twee gebieden. De gemeente wil in samenhang met de (centrum)plannen rond toerisme en de pleziervaart Kranerweerd verder ontwikkelen en, gericht op een economische structuurversterking, kansen voor jachtbouw en pleziervaart stimuleren. Door bij de uitgifte van nieuwe kavels prioriteit te geven aan watergerelateerde en watergebonden bedrijvigheid is ruimtelijk economische structuurversterking van de kern mogelijk.
2.2.3 Beheersverordeningen en bestemmingsplan
In de vigerende beheersverordeningen Bedrijventerreinen Zwartewaterland en Meppelerdiep, is sprake van een interne zonering in categorieën bedrijven. Daarnaast kent het bedrijventerrein Genemuiden zones waarbinnen kantoren en tapijt-, kokos en vloermattenfabrieken zijn toegestaan. Enkele bestaande bedrijven zijn in de beheersverordeningen specifiek bestemd.
De bedrijventerreinen Hasselt en Zwartsluis (Meppelerdiep) zijn gezoneerde bedrijventerreinen in de zin van de Wet geluidhinder, dit wil zeggen dat op dit terrein grote lawaaimakers zijn gevestigd en zijn toegestaan. Zie hiervoor verder hoofdstuk 5.
Detailhandel op de bedrijventerreinen is alleen toegestaan overeenkomstig de bestaande situatie en op het bedrijventerrein Meppelerdiep is detailhandel anders dan bestaand toegestaan voor zover er sprake is van productiegebonden detailhandel. Perifere detailhandel is toegestaan op het bedrijventerrein Mepperlerdiep, tot een totale oppervlakte van 2.500 m2 op het gehele bedrijventerrein.
Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan op de bedrijventerreinen in Genemuiden en op het bedrijvenpark Hasselt, met uitzondering van de bedrijfswoningen overeenkomstig de bestaande situatie. In het parapluplan bedrijfswoningen is bepaald dat op de bedrijventerreinen in Zwartewaterland geen nieuwe bedrijfswoningen zijn toegestaan (met uitzondering van het gebied waterfront in Hasselt en de zuidkant van het Meppelerdiep (Zwartsluis).
2.2.4 Planologische beleidsregels voor E commerce
In de beleidsregels voor E-commerce is aandacht geschonken aan de ontwikkeling van E-commerce/webwinkels. De gemeente wil duidelijk onderscheid maken in fysieke winkels en webwinkels, zodat geen onevenredige inbreuk wordt gedaan van het uitgangspunt om de winkelcentra te behouden en te versterken. In de beleidsregel is vastgelegd onder welke omstandigheden E-commerce kan worden toegestaan. Er is een begripsbepaling in de regels opgenomen waaraan de E-commerce moet voldoen. Op basis van deze bepaling zijn de volgende activiteiten toegestaan:
- a. het verhandelen van goederen aan particulieren door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via e-mail, fax, internet, post of telefoon (de webwinkel);
- b. een magazijn en/of opslag van goederen die via de webwinkel verkocht worden.
2.2.5 Archeologienota
Het archeologiebeleid van Zwartewaterland is verankerd in de Archeologienota Zwartewaterland en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwartewaterland. Onderdeel van de Archeologienota is de Archeologische Waarderingskaart Zwartewaterland. De waarderingskaart is gedetailleerder dan de rijkskaarten en provinciale kaarten (AMK en IKAW). De waarderingskaart wordt als beleidsadvieskaart ingezet en kent een klassewaardering van 0, 10, 50, 90 en 100%.
- Een 0%-gebied is archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven.
- In een 10%-gebied zijn de verwachtingen onbekend.
- Een 50%- gebied is archeologisch waardevol met een hoge verwachting.
- Een 90%-gebied is zeer waardevol met een trefkans tussen de 90% en 100%.
- Van de 100%- gebieden is bekend dat er archeologische waarden aanwezig zijn.
Het beleid is dat in nieuw op te stellen bestemmingsplannen gebieden met een vondstkans van meer dan 50% worden beschermd door middel van een dubbelbestemming. Het beleid is verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan. Onderzoek of opgraving dient plaats te vinden indien het te beroeren oppervlak groter is dan 100 m2 en dieper dan 0,5 m.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Kwaliteit
3.1 Structuur
3.1.1 Hasselt
De structuur en bijbehorende karakteristiek van de kern Hasselt wordt in hoofdzaak bepaald door het historische stadscentrum met de aanwezige compacte bebouwing en het water dat overal in het gebied voelbaar is. De noord-zuidverbinding N331 (Zwolle - Emmeloord) loopt langs het centrum van Hasselt en heeft twee belangrijke aftakkingen: de N758 richting Genemuiden/Kampen en de N377, de weg van Hasselt naar Coevorden.
De woonwijken van Hasselt zijn gesitueerd aan de oostzijde van het Zwart Water en zijn georiënteerd op de N377. Het bedrijventerrein is gelegen ten westen van de kern Hasselt. Het terrein ligt relatief geïsoleerd ten opzichte van de kern, doordat het Zwarte Water tussen het terrein en de kern is gelegen. Omdat het bedrijventerrein aan het Zwarte Water is gelegen, omvat het zowel gronden die aan vaarwater, geschikt voor grotere schepen tot 2000 ton, als aan de weg zijn gelegen.
In de begin jaren zeventig is het bedrijventerrein Zwarte Water, in exploitatie genomen. Dit terrein raakte rond 1988 vol, waarna vanaf de jaren '90 van de vorige eeuw het 'Bedrijvenpark' tot ontwikkeling kwam. Het Bedrijvenpark is momenteel voor het grootste deel in gebruik bij een tapijtfabriek.
Hasselt, bron: Structuurvisie Zicht op Zwartewaterland 2005-2020
3.1.2 Genemuiden
Het huidige Genemuiden kent een tweedeling in enerzijds bedrijventerreinen (dat het oostelijk deel van Genemuiden overheerst) en woningbouw (dat het westelijk deel van Genemuiden overheerst). Een belangrijke infrastructurele drager is de N760 van Genemuiden naar IJsselmuiden/Kampen. De N760 stopt aan Het Zwarte Water en continueert zich door middel van een pontverbinding richting Zwartsluis/Meppel en de Noordoost polder. De Randweg/N759 begrenst Genemuiden in het zuidoost en vormt tevens de verbinding via Hasselt naar Zwolle. Het Zwarte Water is al lange tijd bepalend voor Genemuiden. Het bedrijventerrein is grotendeels gericht naar het water. Bedrijvigheid heeft een groot aandeel in het ruimtegebruik in Genemuiden. Ongeveer van de helft van het bebouwde gebied is bedrijventerrein en is voornamelijk gesitueerd in het oostelijk deel. Het meer westelijk deel bestaat uit historische bebouwing rondom de havenarm, die nu wordt gebruikt voor plezierjachten, en parallel aan de Hoofdstraat richting het zuiden. Daaromheen zijn in de loop der tijd op kleine schaal uitbreidingswijken gebouwd.
Een harde grens is Het Zwarte Water aan de noordzijde van Genemuiden. De rivier is bepalend voor het beeld van Genemuiden. Aan de zuid-, oost- en westzijde wordt Genemuiden begrensd door het polderlandschap van de Mastenbroek, bestempeld als onderdeel van het Nationaal Landschap IJsseldelta.
Vanaf de jaren '60 van de vorige eeuw kwam het Industrieterrein in Genemuiden tot ontwikkeling. De eerste bedrijfsvestigingen hebben een sterke binding met het water. Vanaf de jaren '80 werd het terrein in zuidelijke richting uitgebreid met de gebieden Zevenhont 1 tot en met 4. Gelet op het ruime vestigingsbeleid, herbergt het terrein een keur aan bedrijven.
Genemuiden, bron: Structuurvisie Zicht op Zwartewaterland 2005-2020
3.1.3 Zwartsluis
De structuur en bijbehorende karakteristiek van de kern Zwartsluis wordt bepaald door de aanwezige lintbebouwing van onder andere de provinciale weg naar Meppel/Giethoorn (N334) en de provinciale weg van Zwolle naar Emmeloord (N331), alsmede het water dat overal in het gebied voelbaar is. Vooral de weg naar Meppel/Giethoorn doorsnijdt de kern van Zwartsluis zodat niet echt een duidelijk centrum aanwezig is. Aan de noordzijde grenst Zwartsluis direct aan het natuurgebied De Wieden. De woonwijken van Zwartsluis zijn hoofdzakelijk aan de noordzijde van de provinciale weg gesitueerd terwijl juist een groot deel van het winkelaanbod geconcentreerd is aan de zuidzijde van de provinciale weg. Er bevindt zich nog een aantal winkels aan het Buitenkwartier en een deel van het winkelapparaat is terug te vinden aan de Kerkstraat of de directe omgeving daarvan.
Het bedrijventerrein Meppelerdiep is gelegen ten oosten van de kern Zwartsluis. Het terrein ligt geïsoleerd ten opzichte van de kern, doordat het water van het Meppelerdiep tussen het terrein en de kern is gelegen. Omdat het bedrijventerrein langs het Meppelerdiep is gelegen, omvat het zowel gronden die aan vaarwater, geschikt voor schepen tot 2000 ton, als aan de weg zijn gelegen.
Zwartsluis bron: Structuurvisie Zicht op Zwartewaterland 2005-2020
3.2 Welstandsbeleid En Beeldkwaliteit
In de welstandsnota, welke dateert uit 2004, is onder andere aangegeven op welke wijze bouwplannen op bedrijventerreinen worden getoetst. Dit vindt - voor elk gedefinieerd deelgebied- plaats aan de hand van een aantal criteria. Hierbij heeft de gemeente Zwartewaterland een verschil gemaakt tussen enerzijds gebiedsgerichte criteria en objectgerichte criteria (niet van toepassing op de bedrijventerreinen) en anderzijds monumentencriteria (niet van toepassing op de bedrjiventerreinen), sneltoetscriteria en reclamecriteria. De laatste drie criteria gelden, in tegenstelling tot de eerste twee, niet alleen voor het afzonderlijke deelgebied, maar
voor de hele gemeente. In de welstandsnota worden de industrieterreinen in Genemuiden, Hasselt en Zwartsluis gezamenlijk als een deelgebied gedefinieerd waarvoor de bovengenoemde criteria voor gelden en waarvoor een niveau van welstandstoetsing is vastgelegd.
In de welstandsnota is allereerst een (vrij) algemene gebiedsbeschrijving gegeven van drie bedrijventerreinen. De welstandscriteria dienen vervolgens in samenhang beschouwd te worden met deze gebiedsbeschrijving.
Gebiedsgerichte criteria
- De gebiedsgerichte criteria richten zich op de massa en vorm van een bouwwerk en de plaatsing ervan in de aanwezige stedenbouwkundige structuur. Bij de toets zijn de volgende beoordelingsaspecten van belang:
- De plaatsing van het bouwwerk ten opzichte van een ander bouwwerk en ten opzicht van de openbare ruimte.
- De hoofdmassa en vorm van een bouwwerk moeten zowel op zichzelf als in relatie tot de
omgeving harmoniëren (architectonisch verantwoord) zijn. - De gevelkarakteristiek van een bouwwerk moet in harmonie (architectonisch verantwoord) zijn.
- De detaillering, het materiaal- en kleurgebruik moeten zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving verantwoord zijn.
Sneltoetscriteria en reclamecriteria
De sneltoetscriteria gelden voor de categorie licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken. Het gaat dan om bijvoorbeeld overkappingen, bijgebouwen, dakkapellen, kozijnen- en gevelwijzigingen, zonnepanelen en collectoren, rolhekken, luiken etc. De reclame criteria zijn verwoord in de nota ‘Reclamebeleid gemeente Zwartewaterland’ en reclameuitingen dienen hier aan te voldoen. Overigens hebben deze criteria betrekking op iedere vorm van handelsreclame binnen de gemeentegrenzen.
Bedrijventerreinen Zwartewaterland onder welstandstoetsing niveau 2
De gemeente kiest voor het deelgebied ‘industrieterreinen’ voor een niveau 2 als het gaat om welstandtoetsing (het betreft hier een 1 -3 schaal waarbij 1 een hoge welstandstoetsing betreft, dit komt vaak voor bij bijzondere of gevoelige welstandsgebieden. Schaal 2 betreft reguliere welstandstoetsing en niveau 3 geen welstandstoetsing. Hier zijn alleen de regels van het bestemmingsplan van toepassing). Dit betreft een regulier welstandsniveau. Onder dit niveau van welstandstoetsing vallen alle gebieden die om een normale en zorgvuldige beoordeling van bouwkundige ingrepen vragen. Dit geldt ook voor de bedrijventerreinen, aangezien er volgens de gemeente sprake is van een gangbare tot middelbare architectonische basiskwaliteit. De inhoudelijke richting van de welstandstoets is gericht op het respecteren en interpreteren c.q. veranderen van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit. Dit om de mogelijkheid open te laten om de aanwezige architectonische kwaliteit te verbeteren, bijvoorbeeld in het kader van revitalisering van industrieterreinen. Voorts zal het beleid erop zijn gericht om storende elementen in het straatbeeld zoveel mogelijk tegen te gaan.
Rommellocaties
Zowel in de publieke als in de private ruimte op bedrijventerreinen is verrommeling een belangrijk aandachtspunt. Braakliggende kavels, bebording in het openbare groen, slecht onderhouden groenstroken en overige publieke delen, het laden en lossen op de openbare weg, buitenopslag in de openbare ruimte en het lang parkeren van vrachtwagens op de openbare weg zijn belangrijke knelpunten bedrijventerreinen die tevens leiden tot een rommelige aanblik. Voor deze problematiek kunnen verschillende oplossingsrichtingen aangedragen worden. Als het gaat om braakliggende kavels zijn de mogelijkheden beperkt. Vaak wordt onteigening genoemd als mogelijke oplossing. Dit blijkt in de praktijk echter lastig toe te passen. Een oplossing kan dan ook eerder worden gevonden in het minnelijke traject. Te denken valt aan gesprekken met een betreffende eigenaar over de achtergrond van het aanhouden van de niet bebouwde kavel en om in gezamenlijk overleg te komen tot afspraken over verkoop aan een andere partij en het bieden van een alternatieve uitbreidingslocatie elders. Afhankelijk van de achtergrond kan er ook worden gezocht naar andere oplossingen. Als het gaat om bebording en opslag, laden en lossen en parkeren op de openbare weg kan de Apv mogelijkheden bieden. Mocht in het geval van parkeren een aanpassing van de Apv niet voldoende zijn, dan kan er een verkeersbesluit genomen worden. Voor de uitstraling van het groen en het water op het bedrijventerrein is het opstellen van een beheerplan noodzakelijk. Het is vervolgens van groot belang om dit beheerplan ook te handhaven. Via een bestemmingsplanwijziging kan bijvoorbeeld op een braakliggende kavel het collectief parkeren in het bestemmingsplan opgenomen worden. Dit kan een oplossing bieden voor de problemen op het gebied van lang parkeren op de openbare weg.
Hoofdstuk 4 Beleid En Omgevingsaspecten
4.1 Water
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient te worden uiteengezet of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: ´het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.´
Het waterschap Groot Salland is primair verantwoordelijk voor de waterhuishouding in het plangebied. Onder de verantwoordelijkheden vallen onder andere beveiliging tegen hoog water, peilbeheer en aan- en afvoer van water. Daarnaast wordt geadviseerd hoe om te gaan met hemelwater. Volgens de Wet gemeentelijke watertaken (2008) is de gemeente verantwoordelijk voor het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater en hemelwater. De gemeente mag vervolgens zelf bepalen op welke wijze het ingezamelde hemelwater wordt verwerkt. De wijze van verwerking van het hemelwater door de gemeente moet wel passen binnen het beleid van het Waterschap Groot Salland.
De gemeente Zwartewaterland is niet primair verantwoordelijk voor alle watertaken, maar moet de waterbelangen wel goed beschrijven en afwegen binnen de ruimtelijke ordening. Een van de instrumenten hiervoor is de verplichte watertoets. De watertoets houdt in dat het Waterschap beoordeeld of de waterbelangen voldoende gewaarborgd zijn. De voor de gemeente en waterschap van belang zijnde wateraspecten zijn hieronder beschreven. Verder heeft de gemeente de zorgplicht om structurele problemen als gevolg van een voor de gebruiksfunctie nadelige grondwaterstand in openbaar bebouwd gebied te voorkomen of te beperken.
In het algemeen zoekt het waterschap naar duurzame oplossingen. Uitgangspunt is dat het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoon water ook relatief schoon blijft. Daarbij geldt dat het regenwater, dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is (zoals van gevels en daken), zoveel mogelijk wordt vastgehouden of wordt geborgen.
4.1.1 Beleid
Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
Om het hemelwater van verhardingen en daken zo schoon mogelijk te houden, zodat het zuiveringsproces zo eenvoudig mogelijk is (bij afvoer via het gescheiden rioolstelsel) of om vervuiling van het oppervlaktewater te (bij lozing op het oppervlaktewater), is het gewenst om bij het bouwen rekening te houden met de materiaalkeuze. Het gebruik van zink, lood of andere uitlogende materialen dient daarbij zoveel mogelijk vermeden te worden. In dit kader wordt opgemerkt dat bij nieuwbouw geen uitloogbare materialen worden gebruikt.
Op de aanwezige primaire waterkering (de dijken langs het Zwarte Water), de regionale kering aan de zuidzijde van het Meppelerdiep in Zwartsluis en de bijbehorende waterstaatswerk en beschermingszone is de Keur van het waterschap van toepassing. De Keur van het waterschap geeft regels met betrekking tot het onderhoud van dergelijke werken. Als werkzaamheden hierbinnen worden uitgevoerd is een ontheffing op de Keur noodzakelijk.
Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang of watergang van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter. Door middel van een Watervergunning kan hiervan worden afgeweken.
4.1.2 Watertoets
De watertoets heeft plaatsgevonden door het versturen van een mail aan het waterschap. Tot op heden hebben is het advies van het waterschap Groot Salland nog niet ontvangen. Te zijner tijd zal het advies worden verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.
4.1.3 Overstromingsrisico
De bedrijventerreinen vallen binnen diverse dijkringgebieden. Het bedrijventerrein in Genemuiden ligt op de kaart 'waterveiligheid' binnen de aanduiding 'dijkring 10', de overige bedrijventerreinen liggen binnen de aanduiding 'dijkring 9'.
Bestemmingsplannen die betrekking hebben op een gebied, binnen 'dijkring 10' (wettelijk vastgelegd), voorzien alleen in het realiseren van nieuwe bebouwing binnen het gebied, als er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. Als gevolg van de verwachte klimaatveranderingen nemen de overstromingsrisico's toe. Bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden die gelegen zijn binnen een dijkring 9, voorzien alleen in nieuwe grootschalige ontwikkelingen binnen deze gebieden als in het desbetreffende bestemmingsplan zodanige voorwaarden worden gesteld dat de veiligheid ook op lange termijn voldoende is gewaarborgd. De dijkringgebieden zijn vastgelegd in de Waterwet.
De wettelijke norm voor de dijkring 10 is een overschrijdingskans van 1:2000 per jaar. De wettelijke norm voor dijkring 9 is een overschrijdingskans van 1:1250 per jaar. Een overschrijdingskans wil zeggen dat het een norm betreft voor het optreden van een bepaalde waterstand in de rivier. De waterstanden zijn destijds door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat vastgelegd. Deze worden in het project Veiligheid Nederland in Kaart (VNK2) berekend. Het project VNK2 analyseert de huidige overstromingsrisico's in Nederland. Met een innovatieve methode koppelt het overstromingskansen aan de overstromingsgevolgen uitgedrukt in economische schade en aantallen slachtoffers. Met de informatie uit VNK2 kan de overheid gericht maatregelen treffen om Nederland kostenefficiënt te beschermen tegen overstromingen.
Op basis van het voorliggende bestemmingsplan is het mogelijk om circa 12 ha aan gronden op de bedrijventerreinen nader in te vullen. Hoewel bedrijven zich bij recht kunnen vestigen, zal per nieuwvestiging aangetoond dienen te worden dat voldaan wordt aan de hiervoor geldende voorwaarden, zoals gesteld door de provincie Overijssel (Omgevingsverordening) en het waterschap. Bekeken moet worden welke voorzieningen en/of maatregelen er getroffen moeten worden om mogelijke nadelige effecten van een overstroming te beperken (bijvoorbeeld door het opstellen van een evacuatieplan, veiligheid personen en apparatuur (brand- en/of explosiegevaar).
4.2 Archeologie
4.2.1 Beleid
De Monumentenwet heeft als doel het bieden van bescherming aan karakteristieke monumenten (gebouwen zijnde), archeologische monumenten en stads- en dorpsgezichten. Een van de belangrijkste uitgangspunten van deze wetgeving is dat er bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen rekening dient te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.
4.2.2 Onderzoek
In 2003 is een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Zwartewaterland en de archeologische dienst van de gemeente Zwolle gesloten. Deze samenwerking is vertaald in een door de gemeente Zwartewaterland opgesteld archeologisch beleid en een bijbehorende Archeologische Waardenkaart Zwartewaterland. Op een klein deel van het bedrijventerrein De Breker, Bedrijventerrein Genemuiden en het gebied Westeinde te Zwartsluis liggen gebieden met een archeologische verwachtingswaarde van 50%. In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat bij ruimtelijke ingrepen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De rest van het plangebied heeft een archeologische verwachtingswaarde van 10%, dit betekent dat een archeologisch proefonderzoek aanbevolen wordt.
Figuur: Uitsnede Archeologische Waardenkaart Zwartewaterland
4.3 Cultuurhistorie
4.3.1 Historie
Hasselt
Hasselt is gelegen aan het Zwart Water nabij de monding van de Overijsselse Vecht. Door de ligging aan een knooppunt van land- en waterwegen werd Hasselt een belangrijk handelscentrum. Rond 1250 kreeg Hasselt stadsrechten, terwijl de stad vanaf 1367 wordt gerekend tot de zogenaamde 'Hanzesteden'. In de late Middeleeuwen ontwikkelde Hasselt zich bovendien tot religieus centrum. Tijdens de Reformatie werd Hasselt een speelbal van de Spaans- en Staatsgezinden. In 1672 werd de stad zwaar beschadigd door oorlogsgeweld. In de decennia die volgden raakte Hasselt meer en meer in verval.
De aanleg van de Dedemsvaart in 1809 zorgde ervoor dat Hasselt politiek, cultureel en financieel weer opbloeit. De ligging aan het water maakte dat met name de watergebonden bedrijvigheid volop tot ontwikkeling kwam. Vanaf de jaren '60 van de vorige eeuw ontstond een omvangrijke industrie die haar speerpunten heeft in (woning)bouw, wegenbouw en vloerbekleding.
Vanaf de jaren de '70 van de vorige eeuw wordt daarnaast meer en meer geprofiteerd van de bedrijfstak 'toerisme'.
Genemuiden
Genemuiden kent een rijke historie. Omstreeks het jaar 500 wordt de naam Gelmuda voor het eerst genoemd en in 1275 kreeg de kern stadsrechten. De ligging aan de zee was een belangrijke bestaansbron. In de vroege middeleeuwen had Genemuiden al een bloeiende visindustrie. Daar kwam de mattenhandel bij; al in het begin van de 17e eeuw was sprake van een florerende mattenindustrie. Deze matten gingen vooral naar het rijke en dichtbevolkte Holland. Vanaf 1795 heeft Genemuiden zich weten te ontwikkelen tot het centrum van de mattenindustrie. Rond 1900 omvatte de biezencultuur meer dan 500 hectare. Aan het eind van de eerste wereldoorlog werd overgeschakeld op kokosmatten en in de jaren '60 van de vorige eeuw op nylon en wol. Daarnaast werden hooibouw en veeteelt ook belangrijke bestaansbronnen. De ligging aan het water zorgt ervoor dat een haven aanwezig is, met de daarbij behorende activiteiten. In de praktijk blijkt evenwel dat er de laatste decennia weinig belangstelling is geweest voor de ligging aan het water. Zo is het eerste bedrijventerrein gelegen aan het Zwarte Water, maar dit leidde niet tot een grootschalig gebruik van het water. Ook een vorm van wonen aan of bij het water - met uitzondering van de Ooster- en Westerkaai - heeft geen vlucht genomen. De verschillende uitbreidingen van Genemuiden hebben ertoe geleid dat de bescherming tegen het water steeds veranderde. Dat resulteerde vooral in nieuwe dijken, waardoor de oude dijken - zonder functie - beeldbepalend aanwezig bleven, als cultuurhistorische overblijfselen van de strijd tegen het water.
Zwartsluis
Zwartsluis ontleent zijn bestaansrecht aan het water. Het is ontstaan in de 14e eeuw op de kruising van het Zwartewater en het Meppelerdiep nadat deze laatste was afgedamd. Parallel aan het Meppelerdiep loopt de provinciale weg naar Meppel en Giethoorn die ook al op de in 1884 naverkende Chromo Topografische Kaart is te zien (zie onderstaand figuur). Zo ontstond een strategisch gelegen plaats die allerlei economische activiteiten aantrok.
Van oorsprong is Zwartsluis een kleinschalige gemeenschap. Door de ligging langs een handelsroute werkten er veel (turf)schippers en daaraan gelieerde ambachtslieden. Dit verleden is vandaag de dag nog steeds terug te vinden in het dorp; de kleinschalige bebouwing wordt afgewisseld met watergerelateerde bedrijvigheid dat zich in de loop van de tijd steeds verder ontwikkeld heeft.
4.3.2 Onderzoek
Het bedrijventerrein De Breker valt voor een zeer beperkt deel binnen het beschermd stadsgezicht Hasselt. Een smalle strook aan de westzijde van De Breker maakt onder uit van het beschermd stadsgezicht.
Ligging De Breker (oranje) in relatie tot Beschermd Stadsgezicht (zwarte stippellijn)
Gelet op het feit dat er sprake is van een zeer beperkte overlap en het voorliggend bestemmingsplan, ter plaatse niet voorziet in nieuwe ontwikkeling, wordt er geen afbreuk gedaan aan het beschermd Stadsgezicht. In de regels is dan ook geen nadere verankering opgenomen.
4.4 Ecologie
Gebiedsbescherming
In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt uitgegaan van drie typen gebieden:
- Natura 2000-gebieden (Vogel- en habitatrichtlijngebieden);
- Beschermde natuurmonumenten;
- Gebieden die de Minister van E, L en I aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn).
Het Natura 2000-netwerk bestaat uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Vooralsnog vallen alleen de Vogelrichtlijngebieden on Natura 2000, aangezien de Habitatrichtlijnen nog niet officieel zijn aangewezen. Voor Habitatrichtlijgebieden geldt nog steeds de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. Wanneer door ruimtelijke ontwikkelingen in of in de nabijheid van de vorengenoemde drie typen (beschermde) gebieden schade kan optreden, is nader onderzoek noodzakelijk.
In de omgeving van de bedrijventerreinen van Hasselt, Genemuiden en Zwartsluis liggen vier Natura 2000 gebieden: De Wieden, Oldematen & Veerslootlanden, Zwarte Meer en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. Onderstaande afbeelding geeft de globale ligging van de Natura 2000-gebieden weer.
Natura 2000-gebieden, bron: Atlas van Overijssel
In het plangebied is sprake van een overlapping tussen het bestemmingsplan en Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Zwarte Water en Overijsselse Vecht'. Het betreft een strook langs de noordgrens van het Industrieterrein Genemuiden en een kleine overlap langs de zuidzijde van het gebied Westeinde te Zwartsluis.
Op basis van het voorliggende bestemmingsplan is het mogelijk om circa 12 ha aan gronden op de bedrijventerreinen nader in te vullen. Hoewel bedrijven zich bij recht kunnen vestigen, zal per nieuwvestiging aangetoond dienen te worden dat voldaan wordt aan de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Dit betekent concreet dat dient te worden aangetoond dat dit geen negatieve effecten heeft op beschermde gebieden en/of soorten.
Naast de Natuurbeschermingswet 1998 speelt de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur een belangrijke rol binnen de gebiedsbescherming. De Ecologische Hoofdstructuur is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit (doelen). De Ecologische Hoofdstructuur moet biodiversiteit en duurzame natuurkwaliteit waarborgen. Het realiseren van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Ecologische Hoofdstructuur is aan voorwaarden verbonden. De ecologische verbindingen zijn essentiële onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur. Ze verbinden gebieden waardoor de ecologische kwaliteit van de gebieden en de draagkracht toenemen. Levensgemeenschappen van planten en dieren kunnen zich beter handhaven en ontwikkelen. Een onderdeel van deze verbindingen is de robuuste verbindingszone. Deze gebieden moeten nog worden begrensd, waardoor zij op dit moment nog geen onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur uitmaken.
Op onderstaande kaart is de situering van de EHS nabij de bedrijventerreinen van Hasselt, Genemuiden en Zwartsluis opgenomen. Ontwikkelingen dienen te worden getoetst op eventuele gevolgen voor de aanwezige flora en fauna.
EHS gebieden, bron: Atlas van Overijssel
Soortenbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden vaste broed-, rust- en groeigebieden van bepaalde dieren en planten te vernielen of te verstoren. In sommige gevallen is onder voorwaarden ontheffing van dit verbod mogelijk. In het plangebied is circa 12 hectare welke (bij recht) kan worden ingevuld. Deze percelen bevinden zich verspreidt over de bedrijventerreinen. De braak liggende percelen worden frequent gemaaid, hierdoor worden er alleen algemene soorten verwacht. Er treden geen belemmeringen op grond van de soortenbescherming.
4.5 Geluid
4.5.1 Wegverkeerslawaai
In de Wet geluidhinder is aangegeven dat elke weg ter weerszijden een zone heeft, tenzij de weg een 30 km/uur-regime kent of deel uitmaakt van een woonerf. Voor wegen met een zone geldt als voorkeursgrenswaarde 48 dB. Binnen de 48 dB-geluidscontour mag zonder de vaststelling van een hogere grenswaarde geen geluidgevoelige bebouwing worden gerealiseerd.
Op het noordelijk gelegen deel van het bedrijventerrein Hasselt en het zuidelijk gelegen deel van het Meppelerdiep in Zwartsluis is er de mogelijkheid om bij een bedrijf en op een bouwperceel waar nog geen bedrijfswoning aanwezig is, een nieuwe bedrijfswoning te bouwen. Op onderstaande afbeeldingen zijn globaal de betreffende locaties aangegeven.
Zone bedrijfwoningen Hasselt (rood)
Zone bedrijfwoningen Zwartsluis (rood)
Hiernaast wordt voor het gehele plangebied toegestaan dat bestaande bedrijfswoningen vervangen worden door een nieuwe bedrijfswoning, mits deze woning integraal deel uitmaakt van het hoofdgebouw waarin de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, zodanig dat de bedrijfswoning en het bedrijfspand als hoofdgebouw worden beschouwd. Een bedrijfswoning moet op minimaal 5 meter van de openbare weg en minimaal 3 meter van de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd.
Aan de Zwartewaterweg in Hasselt en de Grote Kranerweerd in Zwartsluis (de belangrijkste ontsluitingswegen voor de bedrijventerreinen) zijn geen mogelijkheden om nieuwe bedrijfswoningen te bouwen. De overige wegen op de bedrijventerreinen Hasselt en Meppelerdiep waarlangs wel bedrijfswoningen gerealiseerd zouden kunnen worden kennen een relatief lage verkeersintensiteit. Ten aanzien van de Wet geluidhinder treden wat deze wegen betreft geen belemmeringen op.
4.5.2 Industrielawaai
In artikel 40 van de Wgh is bepaald dat indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone wordt vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Een zone kan alleen worden bepaald bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan. Bij het voorbereiden van de vaststelling of wijziging van een zone moet onder meer akoestisch onderzoek worden ingesteld naar de geluidbelasting die door woningen binnen de ontworpen zone, alsmede door andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, vanwege het industrieterrein ten hoogste kunnen worden ondervonden. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting aan de gevel van woningen bedraagt 50 dB(A). Onder voorwaarden kan een hogere waarde tot maximaal 60 dB(A) worden vastgesteld. Onder een industrieterrein wordt een terrein verstaan waaraan een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, insluit (artikel 1 Wgh). Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het bijbehorende Besluit omgevingsrecht (Bor) per 1 oktober 2010 is deze AMvB Inrichtingen vervangen door een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Bor.
De bedrijventerreinen in Hasselt en Zwartsluis zijn gezoneerde industrieterreinen (zie onderstaand figuur); in het bestemmingsplan worden inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken niet uitgesloten. Op het bedrijventerrein in Genemuiden is geen ruimte voor 'grote lawaaimakers'.
4.6 Luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit vormt een onderdeel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt.
Op basis van het voorliggende bestemmingsplan is het mogelijk om circa 12 ha aan gronden op de bedrijventerreinen nader in te vullen. Hoewel bedrijven zich bij recht kunnen vestigen, zal per nieuwvestiging aangetoond dienen te worden dat voldaan wordt aan de wettelijke grenswaarden. Daartoe behoort o.a. een onderzoek naar de luchtkwaliteit.
4.7 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen.
Het Rijk heeft voor deze onderwerpen regels en wetgeving opgesteld waaraan ruimtelijke plannen moeten worden getoetst. Risicokaarten geven daarnaast de ligging van risicovolle objecten weer. De navolgende uitsnede van de Risicokaart geeft de situatie van de bedrijventerreinen weer.
Het Kennispunt Externe Veiligheid heeft een advies gegeven over de aspectenLPG stations, hogedruk aardgasleidingen het transport van gevaarlijke stoffen. Het advies is opgenomen in de Bijlage 1Advies Kennispunt Externe Veiligheid.
4.7.1 Inrichtingen
Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit geeft voorwaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd.
In het plangebied zijn 3 LPG stations aanwezig welke onder de werkingssfeer van het Bevi vallen. De plaatsgebonden risico contouren zijn opgenomen op de verbeelding en voorzien van een planologische regeling. Binnen het plangebied doen zich geen knelpunten voor. Onder knelpunt worden die situaties gerekend, waarbij kwetsbare objecten zich binnen de plaatsgebonden risicoafstand bevinden of kunnen worden gerealiseerd.
Aan de Conradsweg is een gasontvangststation van de Gasunie aanwezig (geen Bevi inrichting) deze valt onder het gezag van het rijk. Het plaatsgebonden risicocontour van de inrichting, is net als bij Bevi inrichtingen, voorzien van een planologische regeling. Voor de inrichting geldt dat bij een verhoging van de personendichtheid in het invloedsgebied geen verantwoording noodzakelijk is, het groepsrisico is niet van toepassing op deze inrichting.
4.7.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen
Wegen
Zoals bij inrichtingen het Besluit externe veiligheid inrichtingen voorschriften geeft aangaande de omgang met externe veiligheid, zo geeft bij vervoer van gevaarlijke stoffen de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' deze voorschriften. Deze circulaire sluit aan op de voorschriften die gelden voor inrichtingen. Net als bij het Besluit externe veiligheid inrichtingen gelden bij transportroutes de afstanden van het plaatsgebonden risico als grens- en richtwaarde. Daarnaast geldt ook bij transport de oriënterende waarde als indicatiemiddel van het groepsrisico. Momenteel is het Rijk bezig met het opstellen van het Basisnet voor zowel wegen als spoor en water en het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Hierin worden de bepalingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen over de verschillende wegen wettelijk verankerd. Op dit moment zijn deze documenten nog niet vastgesteld, waardoor het huidige beleid vigerend is. Wel is reeds geanticipeerd op de nieuwe wetgeving.
In en nabij de bedrijventerreinen lopen routes gevaarlijke stoffen (deels aangewezen en deels middels ontheffingen). Het betreffen de N334 (Zomerdijk) bij Zwartsluis, de N331 (Zwartsluizerweg) bij Hasselt, de N759 (Provincialeweg) tussen Hasselt en Genemuiden en de Nijverheidsstraat te Genemuiden. Op deze routes mag respectievelijk 80 (N334 en N759) en 50 km/h (N331) worden gereden. Over deze wegen worden alleen LPG en propaan (stofgroep GF3) getransporteerd. Het gaat om bestemmingsverkeer, omdat de routes doodlopen. Hierdoor is er geen doorvoer mogelijk. Het aantal bewegingen met LPG en propaan zal jaarlijks niet meer bedragen dan 400 per transportroute (vuistregel Handleiding risicoanalyse transport bedraagt 500 per transportroute per jaar - de HART). Dit aantal is bepalend voor de omvang van de plaatsgebonden risicocontour langs de weg waar 80 km/h mag worden gereden. Langs een route waar 50 km/h mag worden gereden ontstaat geen plaatsgebonden rsicocontour. Voor de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR)van belang.
Uit de vuistregels van de HART blijkt dat het niet nodig is om het PR en GR met het voorgeschreven rekenprogramma RMBII te berekenen, omdat er geen PR 10-5 of 10-6 -contour aanwezig is. De oriënterende waarde van het GR en 10% van die waarde worden niet overschreden. Het gevolg is dat een nadere beschouwing van de externe veiligheidssituatie voor het voorliggende bestemmingsplan niet nodig is.
Vaarwegen
Tevens is er een transportroute van gevaarlijke stoffen over water aanwezig. Dit betreft de hoofdvaarweg Zwarte Water. In de huidige situatie wordt hier het plaatsgebonden risico en groepsrisico niet overschreden. In de Externe Veiligheidsvisie is al rekening gehouden met de vestiging van bedrijven in het plangebied, omdat de percelen reeds een bedrijfsbestemming hebben. In de Externe Veiligheidsvisie wordt als bestaande situatie namelijk ook een geprojecteerde objecten verstaan, die nog niet zijn gerealiseerd. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico niet wordt overschreden. Omdat in de bedrijven die het bestemmingsplan mogelijk maakt in principe niet meer personen aanwezig zullen zijn, dan de bedrijven die het huidige bestemmingsplan al mogelijk maakt, kan er geconcludeerd worden dat ook het groepsrisico niet wordt overschreden.
4.7.3 Buisleidingen
Op 01-01-2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Bij buisleidingen dienen de belemmeringenstrook (5 m en 4 m bij leidingen met een druk tot en met 40 Bar), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Op het bedrijventerrein Meppelerdiep ligt een buisleiding van de Gasunie. De buisleiding heeft een diameter van 4 inch en een druk van 40 bar. De leiding heeft geen plaatsgebonden risico PR 10-6. De 1% legaliteitsgrens (invloedsgebied van het groepsrisico) bedraagt 45 meter. De belemmeringenstrook van 4 meter, aan weerszijden van de leiding, is voorzien van een passende regeling en weergegeven op de verbeelding. Net als bij inrichtingen betreft de 1%-letaliteitsgrens geen harde norm, maar een oriënterende waarde. Deze afstand is derhalve niet planologisch geregeld.
Verantwoording groepsrisico
Het invloedsgebied van het groepsrisico is gelegen binnen het voorliggende bestemmingsplan. Het betreffende industirterrein kan worden aangemerkt als een middelgroot industriegebied. Bij een bedrijventerrein van deze omvang komt dit neer op 40 personen per hectare. In de nachtperiode kunnen er tevens activiteiten plaatsvinden op het bedrijventerrein. Voor het bedrijventerrein mag worden uitgegaan van een aanweizgheidspercentage van 20% (handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico. Binnen het invloedsgebied van de buisleiding mogen geen bedrijfswoningen worden opgericht. Uit de CAROLA berekening komt naarvoren dat de leiding geen plaatsgebonden risicocontour heeft en dat hierdoor geen groepsrisico berekend moet worden.
4.7.4 Hoogspanningslijnen
In of nabij het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig die van invloed zijn op de voorliggende bestemmingsplan.
4.8 Duurzaamheid
In de Bedrijventerreinvisie Zwartewaterland is nader aandacht besteed aan de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid van de bedrijventerreinen van de gemeente.
Door de gedeeltelijke ligging van Zwartewaterland in het Nationale Landschap IJsseldelta en de ligging van de bedrijventerreinen nabij Natura 2000 gebied, stellen kaders aan de (her) ontwikkeling van bedrijventerreinen in Zwartewaterland. Duurzame ontwikkeling, zorgvuldige afwegingen en landschappelijke inpassing staan centraal en dienen bij te dragen aan zowel economische ontwikkeling als behoud van het landschap. De gemeente Zwartewaterland wil dan ook zo efficiënt mogelijk omgaan met de nog beschikbare bedrijfsgronden en inzetten op duurzame herstructurering en intensief ruimtegebruik. De gemeente heeft ook ambities om met de bedrijven samen te werken op het gebied van energiebesparing en duurzame energie. Het uitvoeren van energiescans op de bedrijventerreinen strekt tot aanbeveling. Verder kan duurzaam bouwen en – materiaal gebruik worden bevorderd.
Hiernaast blijkt ook dat het watervoerend pakket zeer geschikt is voor warmte koude opslag (WKO). Het is mogelijk WKO voor individuele functies te realiseren. Indien zich grootschalige initiatieven aandienen zal de gemeente afwegen of hieraan medewerking verleend kan worden.
Grote molens (100+ meter, provinciaal beleid) zijn binnen de gemeente uitgesloten. In de gemeente is ruimte voor kleine molens (op individuele schaal) bijvoorbeeld op de bedrijventerreinen. Initiatieven voor het oprichten van nieuwe kleine windmolens is passend binnen het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Zwartewaterland, zeker gelet op de grote energiegebruikende bedrijven op de verschillende bedrijventerreinen. Een eventuele plaatsing van kleinere molens is alleen mogelijk middels maatwerk, waarbij getoetst kan worden aan alle aspecten, zoals ruimtelijke kwaliteit, cultuurhistorie, landschap, natuurwaarden en milieu.
Binnen de gemeente zijn er ontwikkelingen gaande waarbij bedrijven gebruik maken van kleine houtgestookte ketels. Deze ketels leveren energie voor het eigen bedrijf. Voorliggende bestemmingsplan maakt het mogelijk om deze ketels te plaatsen.
4.9 Bodem
Vanaf 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. Dit nieuwe besluit zorgt voor een betere balans tussen een gezonde bodemkwaliteit en ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen, zoals natuur en landbouw. Het mogelijk maken van ontwikkelingen zonder de bodem of het oppervlaktewater te schaden, is het doel van het besluit.
4.9.1 Onderzoek
Voor het plangebied is de Bodematlas van de provincie Overijssel op 22 april 2014 geraadpleegd. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie over de beschikbare bodeminformatie van het plangebied.
Bodemgegevens plangebied, bron Bodematlas Overijssel
4.9.2 Conclusie
Op grond van 2.10 van de Wabo wordt een omgevingsvergunning geweigerd indien de aanvraag niet voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening. In de bouwverordening is vastgelegd dat er geen bouwwerken mogen worden gebouwd op verontreinigde bodem. Bij de aanvraag omgeving- en/of milieuvergunning worden bodemonderzoeksresultaten verplicht gesteld.
Op basis van het voorliggende bestemmingsplan is het mogelijk om circa 12 ha aan gronden op de bedrijventerreinen nader in te vullen. Hoewel bedrijven zich bij recht kunnen vestigen, zal per nieuwvestiging aangetoond dienen te worden dat voldaan wordt aan de wettelijke bepalingen. Daartoe behoort o.a. een onderzoek naar de bodemkwaliteit.
4.10 Milieuzonering
4.10.1 Beleid
Voor de milieucategorie-indeling wordt gebruikgemaakt van de brochure van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In de brochure wordt een relatie gelegd tussen bedrijfssoorten en (mogelijke) milieubelasting. Deze milieubelasting staat weergegeven als een aan te houden (richt)afstand tussen de bron en gevoelige bebouwing. De brochure bevat onder meer een lijst met bedrijfssoorten die zijn onderzocht op 11 aspecten van milieubelasting, namelijk geur-, stof-, geluid- en trillingshinder, lucht-, water- en bodemverontreiniging, gevaar, ongedierte, visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
Er worden in de basislijst zes milieucategorieen onderscheiden, oplopend van 1 tot en met 6: onder categorie 1 en 2 (de lichtste categorieën) vallen bedrijven die, met het oog op hun milieubelasting, toelaatbaar zijn tussen woningen (bijvoorbeeld een hoveniersbedrijf). Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de genoemde afstanden. In categorie 6 (zware bedrijvigheid) zijn bedrijven opgenomen die pas toelaatbaar zijn op een afstand van 1.000 m
of 1.500 m (bijvoorbeeld een olieraffinaderij). In samenhang met de aard van de bedrijvigheid, neemt de gewenste afstand tot woonbebouwing toe. De milieuhinder als gevolg van de bedrijven moet zoveel mogelijk worden beperkt. De aangrenzende functies zijn daarbij maatgevend voor de toelaatbare hinder.
4.10.2 Onderzoek
In onderstaand tabellen is opgenomen op welk bedrijventerrein welke milieucategorising aanwezig is.
Zoals bovenstaande tabel laat zien, bevatten de vigerende bestemmingsplannen op bepaalde bedrijventerreinen mogelijkheden voor het vestigen van categorie 5-bedrijven. De gemeente wil deze mogelijkheden ook in het nieuwe bestemmingsplan opnemen, maar realiseert zich dat daadwerkelijke bedrijfsvestigingen sterk afhangen van de omgevingsfactoren ter plaatsen. In verband met omliggende woonbebouwing, zal vestiging van zwaardere bedrijven niet altijd mogelijk zijn. In dat opzicht dient de aangegeven categorisering nadrukkelijk te worden gezien als een maximum. Met andere woorden: vestiging van minder hinder veroorzakende bedrijven dan de categorisering toelaat behoort altijd tot de mogelijkheden.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk worden de regels van het voorliggende plan nader toegelicht. De regels zijn afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het Bro bevat een aantal regels, die verplicht moeten worden overgenomen in de regels van een bestemmingplan. Dit betreft:
- de anti-dubbeltelregel;
- het overgangsrecht.
Het bestemmingsplan is overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening vervat in een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden aangegeven. De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) sluiten tevens aan bij de eisen van de SVBP 2012. Daarnaast sluit het bestemmingsplan aan bij de overige eisen uit het Besluit ruimtelijke ordening en het IMRO 2012. In het voorliggende bestemmingsplan worden tevens de begrippen uit de Wabo gehanteerd.
5.2 Opbouw Van De Regels
In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de bestemmingsregels aan de orde gesteld. Deze ziet er als volgt uit:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3 Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Dit wordt in het navolgende nader toegelicht.
Hoofdstuk 1 - Inleidende regels
Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). Hierin wordt aangegeven wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe dient te worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan.
Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels
Een bestemming is een omschrijving van aan de grond toegekende functies, zoals wonen, bedrijven, groenvoorzieningen et cetera. De aard van de toegelaten inrichting van de gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies. In de bestemmingsplannen worden meerdere bestemmingen onderscheiden. Aan deze bestemmingen zijn regelingen als de bestemmingsomschrijving, bebouwingsmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden gekoppeld.
Per bestemming wordt de indeling volgens de SVBP 2012 gehanteerd. Deze volgorde en de naamgeving zijn standaard en dienen in principe te worden gevolgd.
Het bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:
- Agrarisch met waarden - Landschap;
- Bedrijf;
- Bedrijf - Opslag
- Bedrijventerrein;
- Bedrijventerrein - Jachthaven;
- Groen;
- Maatschappelijk - Molen;
- Recreatie - Dagrecreatie;
- Recreatie - Verenigingsleven;
- Verkeer;
- Verkeer - Verblijf;
- Water;
- Water - Industriehaven;
- Water - Waterstaat;
- Wonen;
- Wonen - Woonwagen;
- Leiding - Gas;
- Waarde - Archeologie;
- Waterstaat - Waterkering;
- Waterstaat - Waterstaatkundige functie.
Agrarisch met waarden - Landschap
Deze bestemming is opgenomen voor de agrarische gronden (onbebouwd) die zijn gelegen in het plangebied. De bestemming sluit aan bij de bestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied.
Bedrijf
Deze bestemming is gehanteerd voor de niet geluidgezoneerde bedrijventerreinen. Binnen deze bestemming is een zonering opgenomen. De zoneringsmethode is afgeleid van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Het idee is dat op bedrijfspercelen die het dichtst bij hindergevoelige objecten zijn gelegen, alleen de lagere milieucategorieën zijn toegestaan. Ook geldt aan enkele randen van de bedrijventerreinen een lagere maximale bouwhoogte, ter bescherming van de omliggende landschappelijke waarden. In de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het toestaan van een hogere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen indien er een investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt. Indien het bebouwing grenzend aan de randen van het bedrijventerrein betreft moet de bebouwing tevens goed landschappelijk worden ingepast aan de zijde(s) die vanaf omliggende woongebieden worden waargenomen.
Binnen de bestemming zijn enkele specifieke functies apart aangeduid, zoals kantoren, een drukkerij en tankstations. Daarnaast zijn zones opgenomen waarbinnen bepaalde bedrijvigheid in de vorm van kantoren en volumineuze detailhandel kunnen worden toegestaan. In het noordelijke gedeelte van bedrijventerrein Genemuiden ligt de nadruk van oudsher op tapijtbedrijven. Deze bedrijven kennen een hogere categorie op grond van geluid. Binnen de in de verbeelding aangeduide zone zijn tapijtfabrieken toegestaan.
Reguliere detailhandel is binnen de bestemming in beginsel niet toegestaan, anders dan bestaande detailhandel, welke voorzien is van een aanduiding. Detailhandel in de vorm van e-commerce en productiegebonden detailhandel wordt onder voorwaarden toegestaan.
Bedrijfswoningen zijn binnen de bestemming uitsluitend toegestaan op de bestaande bouwpercelen, in beginsel overeenkomstig de bestaande situatie. Het is echter wel toegestaan op bouwpercelen waar bestaande bedrijfswoningen aanwezig zijn de bedrijfswoning te verplaatsen, mits dit inpandig gebeurt. De bedrijfswoning dient in dat geval deel uit te maken van het hoofdgebouw waarin de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, zodanig dat de bedijfswoning en het bedrijfspand als één hoofdgebouw worden beschouwd.
Er gelden globale bouwregels op de bedrijventerreinen. Er zijn geen bouwvlakken opgenomen waarbinnen de bebouwing moet worden gerealiseerd, er dient wel een bepaalde afstand gehouden te worden tot de perceelsgrenzen. Daarnaast dient op ieder bouwperceel voldoende ruimte aanwezig te zijn voor het parkeren of stallen van (vracht)auto's ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke.
Bedrijf - Opslag
Deze bestemming is opgenomen voor panden die ten behoeve van opslag mogen worden gebruikt.
Bedrijventerrein
Voor deze bestemming gelden grotendeels dezelfde regels als binnen de bestemming Bedrijf, met dien verstande dat deze bestemming ziet op de geluidgezoneerde (delen van) bedrijventerreinen.
Hiermee wordt bedoeld gezoneerde terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder. Binnen deze bestemming zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan. Ook binnen deze bestemming is een interne zonering opgenomen om milieuoverlast te voorkomen voor nabijgelegen woningen.
Enkele specifieke bedrijven zijn specifiek aangeduid, zoals kantoren en een sportcentrum. Ook binnen deze bestemming zijn zones aangegeven waarbinnen kantoren of volumineuze detailhandel is toegestaan. Daarnaast zijn zones opgenomen waarbinnen watergebonden bedrijvigheid is toegestaan, ook indien de categorie van deze bedrijven hoger is dan de ter plaatse toegestane categorieën. Verder zijn er zones opgenomen waarbinnen nieuwe bedrijfswoningen kunnen worden gerealiseerd, met een maximum van 1 per bouwperceel.
Bedrijventerrein - Jachthaven
Deze bestemming is specifiek gegeven aan de jachthaven in Zwartsluis. Het in de bestemming aanwezige restaurant is specifiek aangeduid als 'horeca'. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
Groen
De bestemming 'groen' is gegeven aan grote groenoppervlakten of structuurbepalend groen in het plangebied, zodat de groene uitstraling op deze plekken behouden blijft. Binnen de bestemming groen zijn groenstroken, fiets- en voetpaden, water en speelvoorzieningen toegestaan. Parkeervoorzieningen zijn toegestaan behalve daar waar deze expliciet worden uitgesloten.
Maatschappelijk - Molen
Deze bestemming is gegeven aan de bestaande molen in het plangebied. Rondom deze molen geldt een molenbiotoop waarbinnen beperkingen gelden ten aanzien van de hoogte van onder meer bouwwerken en bomen.
Recreatie - Dagrecreatie
Deze bestemming is opgenomen voor het bestaande openlucht zwembad in Hasselt.
Recreatie - Verenigingsleven
Deze bestemming is gegeven aan de clubgebouwen voor verenigingsleven op het bedrijventerrein Genemuiden.
Verkeer
Deze bestemming is gebruikt voor de doorgaande wegen, waarbij de hoofdfunctie 'verkeer' is. Binnen de bestemming kunnen wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, groenvoorziening en water en andere nutsvoorzieningen worden gerealiseerd.
Verkeer – Verblijfsgebied
Deze bestemming is gebruikt voor de zijwegen in het plangebied. Binnen de bestemming kunnen wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen worden gerealiseerd.
Water
Deze bestemming is gebruikt voor structureel water, zoals het Zwarte Water en het Meppelerdiep. Bedrijvigheid op het water is toegestaan voor zover de gronden zijn voorzien van een aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2'.
Water - Industriehaven/Water - Waterstaat
Deze bestemmingen zijn opgenomen voor de Industriehaven in Genemuiden en sluiten aan bij de regeling in het bestemmingsplan Uitbreiding Industriehaven Genemuiden. Binnen deze bestemmingen is onder meer een laad- en losplaats en een havenkantoor toegestaan.
Wonen
De enkele woonpercelen die zijn gelegen binnen het plangebied hebben de bestemming Wonen gekregen, de regeling in de woonbestemming sluit aan bij de regling voor de woonbestemming in het bestemmingsplan Woonwijken Zwartewaterland.
Wonen - Woonwagen
De woonwagens op het bedrijventerrein van Genemuiden hebben de bestemming Wonen - Woonwagen gekregen, het aantal woonwagens is gemaximeerd op 4.
Leiding - Gas
De aanwezige gasleiding in het plangebied is voorzien van een dubbelbestemming waarbinnen de belemmeringenstrook van de leiding ook is meegenomen. Binnen deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad. Hiertoe zal advies worden gevraagd aan de betrokken leidingbeheerder. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van in de bestemming genoemde werken en werkzaamheden.
Waarde-archeologie
De dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' is toegekend aan die gronden die een verwachtingswaarde van 50% of meer hebben op archeologische vondsten. De dubbelbestemming is ter bescherming van het cultuurhistorische bodemarchief en legt aanvullende regels op ten opzichte van de basisbestemmingen.
Waterstaat - Waterkering
De dubbelbestemming legt aanvullende regels op ten opzichte van de basisbestemmingen. Deze bestemming is gebruikt om de waterkerende functie van diverse kades langs het Zwarte Water, veilig te stellen. Zonder toestemming van de beheerder van de waterkering mag in deze zone niet worden gebouwd of gegraven.
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
De dubbelbestemming legt aanvullende regels op ten opzichte van de basisbestemmingen. Deze bestemming is gebruikt om de waterstaatkundige functie in verband met de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater en het vergroten van de afvoercapaciteit veilig te stellen.
Hoofdstuk 3 - Algemene regels
Hieronder zijn begrepen de anti-dubbeltelregel, de algemene gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels en de algemene afwijkingsregels.
Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden ingesteld naar de economische uitvoerbaarheid van een plan. De kosten voor het opstellen en in procedure brengen van het voorliggende bestemmingsplan zijn gedekt in de gemeentelijke begroting.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van inspraak en overleg ter inzage gelegd en opgestuurd naar belanghebbende instanties zoals de provincie en het waterschap. De resultaten van de inspraak en het overleg zijn opgenomen in de inspraaknota bestemmingsplan Bedrijventerreinen, welke als Bijlage 2 Inspraaknota is opgenomen. De gemeente heeft ambtshalve een aantal wijzigingen gedaan, het overicht van deze wijzigingen is opgenomen in Bijlage 3 Ambtelijkewijzigingen.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 15 januari 2015 gedurende zes weken ter visie gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de gelegenheid gekregen om een zienswijze in te dienen. De zienswijzen en de beantwoording daarvan zijn terug te vinden in Bijlage 3.