KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - 1
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijf - Opslag
Artikel 7 Centrum
Artikel 8 Detailhandel
Artikel 9 Detailhandel - Supermarkt
Artikel 10 Gemengd
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Horeca
Artikel 13 Maatschappelijk
Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 15 Tuin
Artikel 16 Verkeer
Artikel 17 Verkeer - Verblijf
Artikel 18 Water
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Waarde - Archeologie
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
Artikel 22 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Provinciaal Beleid
2.2 Gemeentelijke Beleid
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Kwaliteit
3.1 Welstandsbeleid En Beeldkwaliteit
3.2 Analyse Ruimtelijke Kwaliteit En Karakteristieke Waarden
Hoofdstuk 4 Beleid En Omgevingsaspecten
4.1 Water
4.2 Archeologie
4.3 Cultuurhistorie
4.4 Ecologie
4.5 Geluid
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Duurzaamheid
4.9 Bodem
4.10 Milieuzonering
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
5.2 Opbouw Van De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Karakteristieke Panden
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Ambtelijke Wijzigingen

Genemuiden Centrum

Bestemmingsplan - gemeente Zwartewaterland

Vastgesteld op 26-03-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het Bestemmingsplan Genemuiden centrum met identificatienummer NL.IMRO.1896.BP0044-VS01 van de gemeente Zwartewaterland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medische, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.4 aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 ambachtelijk bedrijf:

het overwegend met de hand vervaardigen, bewerken, installeren of herstellen van goederen ten behoeve van de uiteindelijke gebruikers of verbruikers;

1.8 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte der gebouwen uitgedrukt in procenten van nader aangewezen gronden;

1.11 bed & breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.12 bedrijf aan huis:

een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijke bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan;

1.14 bedrijfswoning:

een woning bij een bedrijf waarvan in ieder geval een bewoner een functionele binding met het bedrijf heeft. Van functionele binding is sprake indien:

  1. 1. de persoon een dienstverband van minimaal 18 uur per week bij het bedrijf heeft, of;
  2. 2. in het geval er geen sprake is van een dienstverband, de bewoner zijn hoofdinkomen uit het bedrijf genereert;

1.15 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.16 bestaand:

  1. a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een vergunning;
  2. b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat door of op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en kapverdieping;

1.23 bouwperceel:

een stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bebouwing met één gebouw of bij elkaar behorende gebouwen is toegestaan;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens is de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;

1.30 e-commerce:

een vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren, dat uitsluitend verloopt via e-mail, fax, internet, post of telefoon, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en geen klanten op het bedrijf worden ontvangen en waarbij het bedrijfspand en/of woning geen uitstraling heeft van een winkelpand, geen toonbank heeft en de goederen niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de bedrijvenfunctie (aan huis), zijnde een magazijn en/of de opslag van goederen;

1.31 erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;

1.32 garagebox:

een gebouw dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.35 gestapelde woning:

een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd;

1.36 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.37 horecabedrijf:

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van dranken en voedsel, overwegende ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van zaalaccomodatie;

1.38 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.39 kantoor:

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, welke bestemd is of zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen;

1.40 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.41 lijst van Horeca-activiteiten

de lijst van horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze planregels en als Bijlage is opgenomen;

1.42 maatschappelijke voorziening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.43 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.44 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal twee wanden;

1.45 praktijkruimte:

een ruimte zijnde een zelfstandige eenheid van een gebouw of indien onderdeel uitmakende van een woning dan zijnde een ondergeschikt deel van de woning, dat dient voor de uitoefening van een beroep (dan wel voor het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied;

1.46 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.47 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.48 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.49 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.50 volumineuze goederen:

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen., boten, caravans, keukens, bruin- en witgoed, badkamers en sanitair e.d. alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen; onder rechtstreeks samenhangende artikelen wordt tevens begrepen inbouwapparatuur en tegels;

1.51 voorgevel:

de naar de weg, eventueel voetpad, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is, gekeerde gevel;

1.52 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.53 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.54 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.55 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.56 winkelgerelateerde horeca:

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen, zoals een broodjeszaak, een croissanterie, een koffiebar, een lunchroom, een ijssalon, een petit-restaurant, een tearoom, een traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.57 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.58 zend-/ontvanginstallatie:

inrichting voor draadloze transmissie van telecommunicatie of andere signalen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:

tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtbehandeling- en liftinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling van een bouwwerk:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de lengte, breedte en/of diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of de buitenzijde van overige niet-ondergeschikte bouwonderdelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 algemene regels:

Alle maten zijn in meters (m) en voor:

  • oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • verhoudingen in procenten (%);
  • hoek en/hellingen in graden (°).

In het plan wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangegeven gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  2. b. bestaande bedrijven, voor zover deze niet vallen onder a;
  3. c. volumineuze detailhandel, productiegebonden detailhandel, e-commerce en detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  4. d. kantoren;
  5. e. wonen ten behoeve van het bedrijf, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  2. g. parkeervoorzieningen;
  3. h. groenvoorzieningen en water;
  4. i. openbare nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  • risicovolle inrichtingen;
  • vuurwerkbedrijven;
  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
  • m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen;
  • detailhandel anders dan bedoeld onder c;

anders dan overeenkomstig de bestaande situatie.

Voor productiegebonden detailhandel geldt dat dit is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • de detailhandel dient ondergeschikt te zijn aan de bedrijfsfunctie;
  • de verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m2, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20% van het totale bruto vloeroppervlak van het bedrijf mag bedragen.

3.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen, geldt dat:
    1. 1. de afstand tot bouwperceelgrenzen bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de perceelgrens indien deze minder bedraagt;
    2. 2. op ieder bouwperceel dient voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's te zijn aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke;
    3. 3. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 10 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, dan wel niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven hoogte;
    4. 4. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 8 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen die aan een gebouw vast worden gebouwd dan wel op een afstand van minder dan 1 m van een gebouw, ten hoogste de bouwhoogte van dat gebouw mag bedragen.
  1. b. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan conform de bestaande situatie;
    2. 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag op een bouwperceel waar ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een bedrijfswoning aanwezig is de bedrijfswoning worden vervangen door een nieuwe bedrijfswoning, mits deze woning integraal deel uitmaakt van het hoofdgebouw waarin de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, zodanig dat de bedijfswoning en het bedrijfspand als één hoofdgebouw worden beschouwd;
    3. 3. de afstand tot de naar de weg gekeerde bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de perceelgrens indien deze minder bedraagt;
    4. 4. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m3;
    5. 5. in afwijking van het bepaalde onder 3 bedraagt de inhoud van een inpandige bedrijfswoning ten hoogste 750 m3;
    6. 6. de goot- en bouwhoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen bedragen respectievelijk maximaal 6 m en 10 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 12 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid en brandveiligheid;
  • parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2, sub a, onder 1:

met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m bedraagt;

  1. b. lid 3.2, sub c, onder 2:

voor de bouw van schoorstenen en antennes tot ten hoogste 30 m.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat naar aard en omvang gelijk is te stellen met de daar genoemde categorieën van bedrijven, mits dit bedrijf in vergelijking met de aangegeven categorieën bedrijven geen grotere en/of onevenredige afbreuk doet aan het woon-, werk- en leefmilieu door hinder en/of gevaar.

Artikel 4 Bedrijf - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van bedrijven die zijn genoemd in dan wel overeenkomen met de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven;
  2. b. wonen ten behoeve van het bedrijf, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal;
  3. c. bestaande detailhandel, productiegebonden detailhandel en e-commerce;
  4. d. opslag;
  5. e. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  • nieuwe risicovolle inrichtingen;
  • vuurwerkbedrijven;
  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
  • m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen;
  • zelfstandige kantoren;
  • detailhandel anders dan als bedoeld onder c.

Voor productiegebonden detailhandel geldt dat dit is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • de detailhandel dient ondergeschikt te zijn aan de bedrijfsfunctie;
  • de verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m2, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20% van het totale bruto vloeroppervlak van het bedrijf mag bedragen.

4.2 Bouwregels

  1. a. Ten aanzien van het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. 2. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m3;
    3. 3. de goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 6 m;
    4. 4. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 10 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
    5. 5. de dakhelling van gebouwen bedraagt niet meer dan 45°;
    6. 6. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m, in afwijking hiervan mag de bouwhoogte van overkappingen die aan een gebouw vast worden gebouwd, ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van dat gebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m.
  1. b. Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel en het verlengde daarvan ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m;
    2. 2. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. terreinen en groenvoorzieningen;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;

5.2 Bouwregels

  1. a. Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. 2. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.
  1. b. Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 2,5 m mag bedragen.

Artikel 6 Bedrijf - Opslag

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. opslag;
  2. b. tuinen;
  3. c. terreinen en groenvoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

  1. a. Ten aanzien van het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen respectievlijk ten hoogste 3,5 m en 6 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
    3. 3. de dakhelling van een gebouw bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60° bedraagt.
  1. b. Ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel en het verlengde daarvan ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 7 Centrum

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. kantoren;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen;
  6. f. winkelgerelateerde horecabedrijven;
  7. g. bed & breakfast;
  8. h. horecabedrijven van categorie I uit de Lijst van horeca-activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  9. i. horecabedrijven tot en met categorie II uit de Lijst van horeca-activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  10. j. bedrijven welke zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven onder de categorie 1, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid;

met daaraan ondergeschikt:

  1. k. nutsvoorzieningen;
  2. l. groenvoorzieningen en water;
  3. m. wegen en paden;
  4. n. speelvoorzieningen;
  5. o. parkeervoorzieningen;

alsmede voor:

  1. p. het behoud of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de gebouwen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend'.

Onder wonen wordt niet begrepen gestapeld dan wel complexmatig wonen, met uitzondering van bestaande situaties.

7.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. van een bouwperceel mag ten hoogste 80% worden gebouwd;
    2. 2. voor zover een bouwperceel is voorzien van een bouwvlak dienen de hoofdgebouwen binnen dat bouwvlak te worden gebouwd, in afwijking van het bepaalde onder 1 mag het bouwvlak 100% worden bebouwd;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 6 m en 10 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
    4. 4. de dakhelling van gebouwen bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
    5. 5. in afwijking van het bepaalde onder 3 en 4 mogen de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' ook plat worden afgedekt tot ten hoogste de aldaar aangegeven hoogte;
    6. 6. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m, in afwijking hiervan mag de bouwhoogte van overkappingen die aan een gebouw vast worden gebouwd, ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van dat gebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m;
    7. 7. in afwijking van het bepaalde onder 2, 3 en 4 geldt dat ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend' de bestaande goot- en bouwhoogten, alsmede de kapvorm van gebouwen dienen te worden gehandhaafd;
    8. 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dient de bestaande voorgevelindeling te worden gehandhaafd.
  1. b. Voor bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel en het verlengde daarvan ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m;
    2. 2. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 a, onder 7 en/of 8 en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling wordt gewijzigd indien instandhouding van de bestaande goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling redelijkerwijs niet mogelijk is vanwege zwaarwegende economische of gebruikstechnische redenen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van zelfstandige centrumfuncties.

7.5 Afwijken van gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • verkeer- en parkeersituatie;
  • de gebruiksmogelijkeheden van aangrenzende gronden;

door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 voor het toestaan van gestapeld wonen.

7.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen) de gebouwen of delen daarvan te slopen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend'.
  1. b. Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn dan wel reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.
  1. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
    1. 1. geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
      • de situering van de bebouwing in relatie tot het bebouwings- en omgevingsbeeld;
      • de schaal van de bebouwing;
      • de vorm en richting van de kap(pen);
      • de geleding van de bebouwing;

of;

    1. 1. sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
    2. 2. op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden; of
    3. 3. het delen van een hoofdgebouw betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek of beeldbepalend zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de bestaande karakteristieke of beeldbepalende hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangegeven gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen en water;
  4. e. openbare nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen, geldt dat:
    1. 1. de afstand tot bouwperceelgrenzen bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de perceelgrens indien deze minder bedraagt;
    2. 2. op ieder bouwperceel dient voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's te zijn aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke;
    3. 3. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 6 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel en het verlengde daarvan ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 12 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid en brandveiligheid;
  • parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 8.2, sub a, onder 1:

met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m bedraagt;

  1. b. lid 8.2, sub c, onder 2:

voor de bouw van schoorstenen en antennes tot ten hoogste 30 m.

Artikel 9 Detailhandel - Supermarkt

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Supermarkt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel in de vorm van maximaal 3 supermarkten;
  2. b. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken, tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  2. d. waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor zover een bouwperceel is voorzien van een bouwvlak dienen de gebouwen binnen dat bouwvlak te worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 10 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
    3. 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 bedraagt de bouwhoogte van gebouwen op de percelen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' ten hoogste de daar aangegeven hoogte.
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel en het verlengde daarvan ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m;
    2. 2. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping is een overkapping toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte is van het aangrenzende gebouw;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkeheden van aangrenzende gronden;

door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 voor de realisering van gebouwen buiten het bouwvlak:

  1. a. tot een oppervlakte van maximaal 50 m2 per bouwperceel;
  2. b. tot een bouwhoogte van maximaal 3 m.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen.

Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. aan huis verbonden beroepen;
    2. 2. bed & breakfast;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en e-commerce;
  4. d. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  5. e. horecabedrijven tot en met categorie Ib uit de Lijst van horeca-activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1b';
  6. f. wonen in combinatie met zorg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  7. g. gestapeld wonen en medische voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. nutsvoorzieningen;
  2. i. groenvoorzieningen en water;
  3. j. wegen en paden;
  4. k. speelvoorzieningen;
  5. l. parkeervoorzieningen.

Onder wonen wordt niet begrepen gestapeld dan wel complexmatig wonen, met uitzondering van bestaande situaties.

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1 per bouwperceel, dan wel niet meer dan het bestaande aantal.

10.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 6 m en 10 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
    3. 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen en de goothoogte niet meer dan 10 m;
    4. 4. de dakhelling bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°.
  1. b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
    2. 2. de afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 1 m, tenzij op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 70 m2, mits niet meer dan 50% van het zij- en achtererf wordt bebouwd;
    4. 4. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m;
    5. 5. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 6,5 m;
    6. 6. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m;
    7. 7. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m, in afwijking hiervan mag de bouwhoogte van overkappingen die aan een gebouw vast worden gebouwd, ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van dat gebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m.
  1. c. Voor bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel en het verlengde daarvan ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m;
    2. 2. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkeheden van aangrenzende gronden;

door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 sub b, onder 1 en toestaan dat een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  1. a. aan huis verbonden beroepen, anders dan als ondergeschikte activiteit bij het wonen met in achtneming van de volgende regels:
    1. 1. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte bedraagt maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    2. 2. het beroep wordt uitgeoefend door een bewoner van het betreffende perceel;
    3. 3. er mag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie;
    4. 4. detailhandel en/of horeca, anders dan een bed & breakfast, zijn niet toegestaan;
    5. 5. de activiteiten zijn niet vergunningplichtig op grond van artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  2. b. bedrijf aan huis.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkeheden van aangrenzende gronden;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4 sub b ten behoeve van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. er geen onevenredige milieu- of verkeershinder mag ontstaan;
  2. b. de activiteiten niet vergunningsplichtig mogen zijn op grond van artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  3. c. er geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie mag worden gedaan;
  4. d. het bedrijf moet worden uitgeoefend door een bewoner van het betreffende perceel;
  5. e. detailhandel, met uitzondering van e-commerce, en horeca niet zijn toegestaan;
  6. f. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen mag beslaan met een maximum van 100 m²;
  7. g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen- en speelvoorzieningen;
  2. b. water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen;
  3. c. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  4. d. het behoud of herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  5. e. voet- en fietspaden;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;
  7. g. sanitaire voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - sanitaire voorzieningen'.

11.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' bedraagt de oppervlakte niet meer dan daar is aangegeven;
    3. 3. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1 m;
  2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven van categorie I uit de Lijst van horeca-activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  2. b. horecabedrijven tot en met categorie II uit de Lijst van horeca-activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  3. c. bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan 1 per bouwperceel;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. nutsvoorzieningen;
  2. e. groenvoorzieningen en water;
  3. f. wegen en paden;
  4. g. speelvoorzieningen;
  5. h. parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen ten hoogste respectievelijk 6 m en 10 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
    3. 3. de dakhelling bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°;
    4. 4. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m, in afwijking hiervan mag de bouwhoogte van overkappingen die aan een gebouw vast worden gebouwd, ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van dat gebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m.
  1. b. Voor bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel en het verlengde daarvan ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m;
    2. 2. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. begeleid wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen;
  2. d. groenvoorzieningen en water;
  3. e. wegen en paden;
  4. f. speelvoorzieningen;
  5. g. parkeervoorzieningen;

alsmede voor:

  1. h. het behoud of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de gebouwen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend'.

13.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen ten hoogste respectievelijk 6 m en 10 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
    3. 3. de dakhelling bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°;
    4. 4. in afwijking van het bepaalde onder 2 en 3 geldt dat ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend' de bestaande goot- en bouwhoogten, alsmede de kapvorm van gebouwen dienen te worden gehandhaafd;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dient de bestaande voorgevelindeling te worden gehandhaafd.
  1. b. Voor bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel en het verlengde daarvan ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m;
    2. 2. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 sub a, onder 4 en/of 5 en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling wordt gewijzigd indien instandhouding van de bestaande goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling redelijkerwijs niet mogelijk is vanwege zwaarwegende economische of gebruikstechnische redenen.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan detailhandel ten dienste van de bestemming en daaraan ondergeschikt is;
  2. b. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor horeca, anders dan horeca ten dienste van de bestemming en daaraan ondergeschikt is.

13.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen) de gebouwen of delen daarvan te slopen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend'.
  1. b. Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.
  1. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
    1. 1. geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
      • de situering van de bebouwing in relatie tot het bebouwings- en omgevingsbeeld;
      • de schaal van de bebouwing;
      • de vorm en richting van de kap(pen);
      • de geleding van de bebouwing;

of;

    1. 1. sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
    2. 2. op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden; of
    3. 3. het delen van een hoofdgebouw betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek of beeldbepalend zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de bestaande karakteristieke of beeldbepalende hoofdvorm plaatsvindt.

13.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wehouders kunne, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkeheden van aangrenzende gronden;

ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' de bestemming wijzigen in de bestemming Gemengd, met dien verstande dat de regels van Artikel 10 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;

alsmede voor:

  1. b. het behoud of herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de oude begraafplaats, inclusief het smeedijzeren hekwerk;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen;
  2. d. groenvoorzieningen en water;
  3. e. wegen en paden;
  4. f. parkeervoorzieningen;

14.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dient de bestaande goot- en bouwhoogten, alsmede de kapvorm en de voorgevelindeling van gebouwen te worden gehandhaafd.
  1. b. Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 3 m mag bedragen.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 a, onder 2 en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling wordt gewijzigd indien instandhouding van de bestaande goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling redelijkerwijs niet mogelijk is vanwege zwaarwegende economische of gebruikstechnische redenen.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verwijderen of ingrijpend van uiterlijk wijzigen van het smeedijzeren hekwerk.
  1. b. Het in sub a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud en beheer betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.
  1. c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in lid 14.1 genoemde waarden ontstaat.

14.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen) de gebouwen of delen daarvan te slopen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend'.
  1. b. Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.
  1. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
    1. 1. geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
      • de situering van de bebouwing in relatie tot het bebouwings- en omgevingsbeeld;
      • de schaal van de bebouwing;
      • de vorm en richting van de kap(pen);
      • de geleding van de bebouwing;

of;

    1. 1. sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
    2. 2. op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden; of
    3. 3. het delen van een hoofdgebouw betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek of beeldbepalend zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de bestaande karakteristieke of beeldbepalende hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. erkers aan woningen.

15.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. Het bouwen van zelfstandige gebouwen is niet toegestaan.
    2. 2. de bouw van één erker aan de voorgevel van een woning is toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
      • de horizontale diepte van een erker mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
      • de afstand van een erker tot de naar de wegzijde gekeerde perceelsgrens moet minimaal 2 m bedragen;
      • de oppervlakte van een erker mag niet meer dan 10 m² bedragen;
      • de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 75 % van de breedte van de gevel van de woning waaraan de erker gebouwd wordt;
      • de goothoogte van een erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van de woning waaraan de erker gebouwd wordt.
  1. b. Ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1 m bedragen.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. nutsvoorzieningen;
  2. e. groenvoorzieningen en water;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. straatmeubilair.

16.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. het bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
    2. 2. de goothoogte bedraagt ten hoogste 2,5 m;
    3. 3. voor zover garageboxen zijn voorzien van een kap bedraagt de dakhelling ten minste 25° en bedraagt ten hoogste 60°.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruiken van garageboxen voor bedrijfsmatige doeleinden.

Artikel 17 Verkeer - Verblijf

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. kleinschalige evenementen in de vorm van een kermis, een markt dan wel hiermee vergelijkbare evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. nutsvoorzieningen;
  2. g. groenvoorzieningen en water;
  3. h. speelvoorzieningen;
  4. i. straatmeubilair.

17.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. het bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
    2. 2. de goothoogte bedraagt ten hoogste 2,5 m;
    3. 3. voor zover garageboxen zijn voorzien van een kap bedraagt de dakhelling ten minste 25° en bedraagt ten hoogste 60°.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 12 m.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruiken van garageboxen voor bedrijfsmatige doeleinden.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen;
  2. b. oeverstoken en onderhoudspaden;
  3. c. recreatieverkeer te water;
  4. d. wegen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  5. e. ligplaatsen voor boten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. nutsvoorzieningen;
  2. g. groenvoorzieningen.

18.2 Bouwregels

  1. a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels en toestaan dat:

  1. a. aanlegsteigers worden aangelegd, mits:
    1. 1. als gevolg hiervan het verkeer te water niet onevenredig wordt gehinderd, het bevoegd gezag kan bij het verlenen van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen aan de situering en omvang van de aanlegsteigers;
  2. b. voet- of fietsbrug wordt aangelegd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. recreatieverkeer te water;
    2. 2. de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen;
    3. 3. het stedenbouwkundig beeld;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruiken van de gronden ten behoeve van woonschepen.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. een beroep aan huis;
    2. 2. bed & breakfast;
    3. 3. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    4. 4. bestaande bedrijvigheid, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'';
    5. 5. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  2. b. kantoren als hoofdfunctie, al dan niet in combinatie met de woonfunctie, zijn toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. nutsvoorzieningen;
  2. d. groenvoorzieningen en water;
  3. e. wegen en paden;
  4. f. speelvoorzieningen;
  5. g. parkeervoorzieningen;

alsmede voor:

  1. h. het behoud of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de gebouwen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend'.

Onder wonen wordt niet begrepen gestapeld dan wel complexmatig wonen, met uitzondering van bestaande situaties.

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal per bouwperceel, dan wel niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal.

19.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneen te worden gebouwd;
    3. 3. ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand' en 'aaneengebouwd' bedraagt de afstand van vrijstaande dan wel de niet aaneengebouwde zijde van aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelgrenzen bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
    4. 4. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten minste 3,5 m en ten hoogste 6 m, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte, indien deze meer bedraagt;
    5. 5. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 10 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
    6. 6. de dakhelling bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°;
    7. 7. in afwijking van het bepaalde onder 2 en 3 geldt dat ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend' de bestaande goot- en bouwhoogten, alsmede de kapvorm van gebouwen dienen te worden gehandhaafd;
    8. 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dient de bestaande voorgevelindeling te worden gehandhaafd.
  1. b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
    2. 2. de afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 1 m, tenzij op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 70 m2, mits niet meer dan 50% van het zij- en achtererf wordt bebouwd;
    4. 4. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m;
    5. 5. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag nooit meer bedragen dan 1,5 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    6. 6. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen;
    7. 7. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m, in afwijking hiervan mag de bouwhoogte van overkappingen die aan een gebouw vast worden gebouwd, ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van dat gebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m.
  1. c. Voor bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel en het verlengde daarvan ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m;
    2. 2. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkeheden van aangrenzende gronden;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2:

  1. a. sub a, onder 2 en toestaan dat de typologie woningen wordt gewijzigd;
  2. b. sub a, onder 4 en toestaan dat de goothoogte wordt verlaagd;
  3. c. sub a, onder 6 en toestaan dat de dakhelling geheel of gedeeltelijk wordt verminderd tot 0 graden;
  4. d. sub a, onder 7 en/of 8 en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling wordt gewijzigd indien instandhouding van de bestaande goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling redelijkerwijs niet mogelijk is vanwege zwaarwegende economische of gebruikstechnische redenen;
  5. e. sub b, onder 1 en toestaan dat een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  6. f. sub b, onder 1 ten behoeve van de bouw van een bijgebouw vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, mits het bijgebouw in architectonisch opzicht onderdeel uitmaakt van het bijbehorende hoofdgebouw en het bouwen daarvan ruimtelijk gezien verantwoord is.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  1. a. aan huis verbonden beroepen, anders dan als ondergeschikte activiteit bij het wonen met in achtneming van de volgende regels:
    1. 1. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte bedraagt maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    2. 2. het beroep wordt uitgeoefend door een bewoner van het betreffende perceel;
    3. 3. er mag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie;
    4. 4. detailhandel en/of horeca, anders dan een bed & breakfast, zijn niet toegestaan;
    5. 5. de activiteiten zijn niet vergunningplichtig op grond van artikel 2, eerste lid onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  2. b. bedrijf aan huis;
  3. c. bewoning indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  4. d. een hoofdgebouw voor meer dan 1 woning.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkeheden van aangrenzende gronden;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.4 sub b ten behoeve van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. er geen onevenredige milieu- of verkeershinder mag ontstaan;
  2. b. de activiteiten niet vergunningsplichtig mogen zijn op grond van artikel 2, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  3. c. er geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie mag worden gedaan;
  4. d. het bedrijf moet worden uitgeoefend door een bewoner van het betreffende perceel;
  5. e. detailhandel, met uitzondering van e-commerce, en horeca niet zijn toegestaan;
  6. f. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen mag beslaan met een maximum van 100 m²;
  7. g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.

19.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen) de gebouwen of delen daarvan te slopen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend'.
  1. b. Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.
  1. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
    1. 1. geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
      • de situering van de bebouwing in relatie tot het bebouwings- en omgevingsbeeld;
      • de schaal van de bebouwing;
      • de vorm en richting van de kap(pen);
      • de geleding van de bebouwing;

of;

    1. 1. sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
    2. 2. op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden; of
    3. 3. het delen van een hoofdgebouw betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek of beeldbepalend zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de bestaande karakteristieke of beeldbepalende hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 20 Waarde - Archeologie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

De regels van de dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee de dubbelbestemming samenvalt.

20.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden

  1. a. Het is op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm en met een grotere oppervlakte dan 100 m², waartoe ook wordt gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van een drainage, ontginnen en het ophogen van gronden van meer dan 100 m² en meer dan 50 cm;
    2. 2. het aanbrengen van drainages of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    3. 3. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
  1. b. Het bepaalde in lid 20.2 sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    3. 3. reeds mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende vergunning.
  1. c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden plaatsvindt.

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'waterstaat - waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de verbetering van een primaire waterkering, alsmede een waterkering.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van waterstaatkundige doeleinden worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 2,5 m bedraagt.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2, indien en voor zover uit overleg met het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de waterstaatkundige functies geen bezwaar bestaat.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
  1. b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  1. c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterkering wordt of kan worden aangetast.

Artikel 22 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  1. a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sedimenten en ijs;
  2. b. het vergroten van de afvoercapaciteit;
  3. c. de waterhuishouding,

waarbij de regels van deze bestemming voorrang hebben op de andere daar voorkomende bestemming(en).

22.2 Bouwregels

Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterstaatkundige functie toegestaan.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2, ten behoeve van een onderliggende bestemming, mits:

  1. a. de belangen van de waterstaatsdoeleinden voldoende zijn gewaarborgd;
  2. b. de waterbeheerder vooraf positief heeft geadviseerd omtrent de gevraagde bouwactiviteiten.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het storten van puin- en afvalstoffen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, zand, grond en bodemspecie, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en/of vaartuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de beheersverordening gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte wordt verhoogt tot maximaal 10 m;
  4. d. de regels ten behoeve van de bouw van een zend-, ontvangst- en/of sirenemast, met een maximale bouwhoogte van 30 m;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing zal bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. 3. één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte;
    4. 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

  1. g. het bepaalde in het plan ten behoeve van de bouw van nutsvoorzieningen (niet geschikt voor bewoning) met een maximale inhoud van 50 m³ (voor gasdruk- en meetstations geldt een maximale inhoud van 15 m³) en een maximale bouwhoogte van 3,5 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  1. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van lid 26.1 onder a en een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 26.1 onder a met maximaal 10%.
  1. c. Lid 26.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  1. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 26.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  1. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 26.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  1. d. Lid 26.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Genemuiden centrum.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.1.1 Actualisatie

De gemeente Zwartewaterland is de laatste jaren intensief bezig geweest met het actualiseren van de bestemmingsplannen binnen de gemeente. Voor het centrum van Genemuiden is onlangs een beheersverordening vastgesteld. Het is echter gewenst dat voor het centrum een planologisch kader gaat gelden, dat aansluit bij de huidige ruimtelijke inzichten en de beleidsintenties zoals vastgelegd in onder meer de Structuurvisie. Daarnaast is uit de praktijk gebleken dat het vigerende plan op onderdelen niet meer aansluit bij de wensen en behoeften van deze tijd. Daarom heeft de gemeente voorliggend bestemmingsplan opgesteld voor het centrum van Genemuiden. De begrenzing van dit bestemmingsplan is aangegeven op de overzichtskaart. Het sluit op hoofdlijnen aan bij de begrenzing van de beheersverordening voor het centrum (vastgesteld op 6 juni 2013 door de gemeenteraad) met dien verstande dat in het bestemmingsplan ook een gedeelte van de Klaas Fuitestraat is meegenomen.

1.1.2 Systematiek

De beheersverordening Centrum Genemuiden, welke is vastgesteld op 6 juni 2013, vormt het vertrekpunt voor het voorliggende bestemmingsplan. Hiermee wordt de bestaande legale situatie zoveel mogelijk gerespecteerd.
Het bestemmingsplan heeft naast de functie van behoud (beheer) ook duidelijk een op ontwikkeling gerichte doelstelling. Deze laatste doelstelling is met name gericht op het versterken van de aantrekkingskracht van het centrum van Genemuiden door het toestaan van meerdere functies in het kernwinkelgebied.


Naast de wettelijke verplichtingen en nieuwste standaarden, is een nieuw bestemmingsplan een goede gelegenheid om aansluiting te zoeken bij de meest recente beleidsstukken van de gemeente Zwartewaterland. Voor het bestemmingsplan zijn de Structuurvisie zicht op Zwartwaterland 2005-2020, het centrumplan voor Genemuiden en de planologische beleidsregels voor E-commerce van belang.

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Wet ruimtelijke ordening die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Het plan sluit aan bij de nieuwe eisen die voortkomen uit de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.

1.1.3 Voorbereidingstraject

Aan het opstellen van het bestemmingsplan voor het centrum van Genemuiden is een aantal ontwikkelingen voorafgegaan die invloed hebben op het bestemmingsplan. Het totstandkomingsproces van het bestemmingsplan Centrum Genemuiden ziet er globaal als volgt uit:

  • concept nota van uitgangspunten;
  • overlegronde nota van uitgangspunten;
  • vaststelling nota van uitgangspunten door de gemeenteraad;
  • opstellen definitief voorontwerpbestemmingsplan;
  • inspraak- en overlegronde;
  • verwerken resultaten inspraak- en overlegronde;
  • ontwerpbestemmingsplan ter visie;
  • vaststelling bestemmingsplan door de gemeenteraad.

Als eerste stap in het vervaardigen van het bestemmingsplan voor het centrum van Genemuiden is de 'Nota van uitgangspunten bestemmingsplan Centrum Genemuiden' opgesteld, waarin onder andere de uitgangspunten voor de verschillende functies en de effecten op de omgevingsaspecten zijn opgenomen. De nota is op 13 maart 2014 vastgesteld door de gemeenteraad en vormt de basis voor het bestemmingsplan Genemuiden centrum.


De bestaande beheersverordening voor het centrum van Genemuiden vormt het vertrekpunt voor de actualisatie. Hiermee worden de bestaande rechten van de inwoners zoveel mogelijk gerespecteerd. Het nieuwe bestemmingsplan gaat de navolgende plannen vervangen:

  • de beheersverordening Centrum Genemuiden (vastgesteld 6 juni 2013);
  • de beheersverordening Bedrijventerreinen Zwartewaterland (vastgesteld 6 juni 2013);
  • het bestemmingsplan Supermarkten Klaas Fuitestraat Genemuiden (vastgesteld 6 juni 2013).


De bestemmingsplannen 'Oud Genemuiden' (1994) en 'Binnenlanden - West' (1982) en het uitwerkingsplan 'Van Lente' (1983) zijn opgenomen in de beheersverordening Centrum Genemuiden. Het bestemmingsplan 'Binnenlanden - West' maakt gedeeltelijk onderdeel uit van de beheersverordening Centrum Genemuiden.

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 komt het relevante provinciale en gemeentelijke beleid aan bod. Hoofdstuk 3 gaat in op de uitgangssituatie en de planuitgangspunten. De onderwerpen die in dit hoofdstuk worden beschreven, zijn: ruimtelijk-functionele structuur, bevolking en wonen, bedrijvigheid en voorzieningen, recreatie en toerisme, infrastructuur en groen. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de ruimtelijke kwaliteit van het centrum, verwoordt op onder andere gebied van welstand, de beeldkwaliteit en de karakteristieke waarden. Vervolgens geeft hoofdstuk 5 een beschrijving van de onderzoeken die ten aanzien van verschillende milieu- en omgevingsaspecten zijn verricht. Het betreft de volgende onderwerpen: water, archeologie, ecologie, wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit, veiligheid, duurzaamheid en bodem. In hoofdstuk 6 volgt de planbeschrijving in de vorm van een toelichting op de systematiek en een toelichting op de bestemmingen. Ten slotte verwoordt hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Provinciaal Beleid

De Omgevingsvisie (juli 2013) bevat samen met de Omgevingsverordening (12 september 2013) het ruimtelijke beleid van de provincie Overijssel. Het navolgende beleid is van toepassing op het centrum van Genemuiden.

2.1.1 Omgevingsvisie

Ontwikkelingsperspectieven

Het centrum van Genemuiden ligt binnen de stedelijke omgeving en heeft hierbinnen de ontwikkelingsperspectieven: historische kern (zwart), woonwijk (bruin), bedrijventerrein (paars) en buitendijksgebied, beekdal of veenweide-gebied (blauwe lijnen). De provincie Overijssel heeft per ontwikkelingsperspectief aangegeven welke functies hier passend zijn.


Navolgende kaart geeft een impressie van de ontwikkelingsperspectieven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0044-VS01_0002.png"

Omgevingsvisie Overijssel, ontwikkelingsperspectieven stedelijke omgeving


Historische kern (zwart)

In de historische kern (binnenstad) is ruimte voor een multifunctioneel milieu gebaseerd op voorzieningen (winkels, cultuur, ov, etcetera). Er moet sprake zijn van een versterking van de eigen identiteit gebaseerd op het historische karakter, erfgoed en monumenten.


Woonwijk (bruin)

Binnen het ontwikkelperspectief 'woonwijk' is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon-, werk-, en gemengde stadsmilieus.


Bedrijventerrein (paars)

Binnen bestaande bedrijventerreinen is ruimte voor herstructurering van bestaande monofunctionele werkmilieus.


Buitendijksgebied, beekdal of veenweidegebied (blauwe lijnen)

Het centrum van Genemuiden is een stedelijk gebied, gelegen ten zuiden van het Zwarte Water. De provincie Overijssel stemt stedelijke ontwikkeling af op kenmerken van het watersysteem. In laaggelegen gebieden wordt rekening gehouden in bouw- en evacuatieplannen met risico's op overstroming en wateroverlast.

Gebiedskenmerken

Bij de Omgevingsvisie is de Catalogus Gebiedskenmerken vastgesteld. Hierin wordt aangegeven hoe de provincie de ruimtelijke kwaliteit wil realiseren. De provincie hanteert hierbij een lagenbenadering. In totaal zijn er vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en de lust- en leisurelaag). De volgende lagen hebben betrekking op het centrum van Genemuiden:

Natuurlijke laag

Bij de natuurlijke laag valt het gehele gebied onder de 'in cultuur gebrachte laagveengebieden'. Kenmerkend voor laagveengebieden is dat onder invloed van stagnerend water en grondwater uitgestrekte veenmoerassen zijn ontstaan. De laagveenmoerassen zijn deels ontwaterd, verveend en in cultuur gebracht. Genemuiden is ontstaan op het kruispunt van een natuurlijke kreek en de ringdijk van Polder Mastenbroek. De historische stadskern ligt op een kreekrug, ter plaatse van een afdamming van de kreek. Later zijn in verschillende fasen nieuwe dijken aangelegd om stedelijke uitbreidingen mogelijk te maken.

Laag van het agrarische cultuurlandschap

Het gehele centrum van Genemuiden maakt onderdeel uit van de agrarische laag. Het open, laag en nat landschap zijn ontstaan door occupatie vanuit de bewoonde hogere randen.


De ambitie en sturing van de provincie zijn bij, bovenstaande genoemde lagen, met name gericht op het landelijk gebied en zijn hierdoor niet toepasbaar op het centrum van Genemuiden.

Stedelijke laag

Binnen het centrum van Genemuiden komen de volgende stedelijke lagen voor: historische centra, woonwijken 1955-nu en bedrijventerreinen. De provincie Overijssel heeft per eenheid aangegeven welke richting zij beogen:

  • Als er ontwikkelingen plaatsvinden in historische centra, dan dragen deze bij aan behoud en versterking, de mix van functies, het historisch gegroeide patroon van wegen en openbare ruimte en de leefbaarheid. Grote bouwopgaven, zoals bij herstructurering, inbreiding of intensive-ring van woon-, werk-, en voorzieningen milieus worden ingepast met respect voor de historie, het individuele karakter van de bebouwing en de leefbaarheid, in relatie tot de problematiek van verkeer en parkeren.
  • Als er ontwikkelingen plaatsvinden in woonwijken 1955 - nu, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onder-deel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp.
  • Als er ontwikkelingen plaatsvinden op of rond het bedrijventerrein, dan draag deze bij aan versterking van het vitale karakter en de kwaliteit van het bedrijventerrein, aan het verbinden van het terrein met de omgeving en aan versterking van de profilering gericht op onderlinge differentiatie, met respect voor het verstedelijkingspatroon. Actieve kwaliteitsborging is mogelijk via beheer van bebouwing, uitgegeven terreinen en openbare ruimte. De provincie wil dat de bestaande cultuur-historische en architectonische kwaliteiten op het bedrijventerrein worden benut. Tevens vraagt de provincie om het toepassen van park- management (energie, parkeren, water en groen).

Lust- en leisurelaag

Het centrum van Genemuiden is niet opgenomen op de Lust- en leisurelaag.

2.1.2 Omgevingsverordening

Nationaal Landschap IJsseldelta

De stad Genemuiden heeft binnen het provinciaal beleid de aanduiding 'Nationaal Landschap IJsseldelta'. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap zijn: de grote mate van openheid, de historische, rationele, geometrische verkaveling van de polder Mastenbroek, het reliëf in de vorm van huisterpen en kreekruggen en de kleinschaligheid en openheid van het rivierenlandschap. De omgevingsverordening stelt dat bestemmingsplannen alleen voorzien in nieuwe ontwikkelingen binnen het gebied die bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van deze kernkwaliteiten.


De voorgaande kernkwaliteiten hebben geen betrekking op het centrum van Genemuiden.

Waterveiligheid

Het centrum van Genemuiden ligt op de kaart 'waterveiligheid' binnen de aanduiding 'dijkring 10'. Bestemmingsplannen die betrekking hebben op dit gebied (wettelijk vastgelegd dijkringgebied), voorzien alleen in het realiseren van nieuwe bebouwing binnen het gebied, als er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. Een bestemmingsplan moet in deze gevallen zodanige voorwaarden bevatten dat de veiligheid ook op de lange termijn voldoende is gewaarborgd.


Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op een volledig bebouwd en ingericht gebied. Binnen dit gebied zal mogelijk bestaande bebouwing worden vervangen of zal hooguit nieuwe bebouwing in de vorm van bijgebouwen of aanbouwen mogelijk worden gemaakt. Dat laatste is bebouwing die ook op grond van de vigerende planologische regelingen mogelijk is en die geen extra gevolgen heeft voor de waterveiligheid. Eventueel vervangende nieuwbouw zal met een planherziening of hooguit met een wijzigingsbevoegdheid worden toegestaan. Bij de toepassing daarvan zal dan aandacht worden gegeven aan eisen uit de verordening met betrekking tot de waterveiligheid. Om deze reden wordt in dit bestemmingsplan, naast de waterparagraaf, verder niet expliciet aandacht gegeven aan dit aspect.

Warmte en koude opslag

Het watervoerend pakket is volgens de potentiekaart van de provincie zeer geschikt voor warmte koude opslag (WKO). Het is mogelijk WKO voor individuele functies te realiseren. Indien zich grootschalige initiatieven aandienen zal de gemeente afwegen of hieraan medewerking verleend kan worden.

2.2 Gemeentelijke Beleid

2.2.1 Structuurvisie Zwartewaterland 2013

De gemeenteraad heeft op 25 april 2013 de Structuurvisie Zwartewaterland vastgesteld. In deze structuurvisie is de visie van de gemeente Zwartewaterland opgenomen over de ruimtelijke ontwikkelingen die tot 2025 wenselijk zijn in de gemeente. In de structuurvisie is er qua visie onderscheid gemaakt bij een aantal ontwikkelingen, een visie op korte termijn of een visie op langere termijn. De 'korte termijn' bedraagt een periode van vijf jaar. Bij visie op de langere termijn is momenteel niet te voorzien of er externe ontwikkelingen komen, die te zijner tijd een wijziging op de visie noodzakelijk maken. Voor een aantal aspecten wordt in de structuurvisie een visie gegeven. Voor Genemuiden betreft het de volgende onderwerpen:

Cultuurhistorie

Ontwikkelingen in de oude kern van Genemuiden moeten bijdragen aan het behoud en herstel van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

2.2.2 Beheersverordening

In de vigerende beheersverordening Centrum Genemuiden en ook in het hiervoor geldende bestemmingsplan Oud Genemuiden, is detailhandel uitsluitend toegestaan op de aangeduide locaties en op de begane grond. Dit nodigt niet uit voor ondernemers die een winkel willen beginnen. Daarnaast biedt het vigerende planologisch regime weinig tot geen mogelijkheden tot uitbreiding. Ook de overige functies (waaronder bedrijven) binnen het centrumgebied zijn gedetailleerd vastgelegd.

2.2.3 Centrumplan

Het centrumplan voor Genemuiden heeft (mede) tot doel de aantrekkelijkheid van het centrum voor bezoekers uit de omgeving te vergroten. In het centrumplan zijn de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden vastgesteld:

  1. 1. Identiteit en ruimtelijke kwaliteit: benutten historisch erfgoed, vergroten beeldkwaliteit.
  2. 2. Leefbaarheid en vitaliteit: ruimte voor wonen, werken, winkelen.
  3. 3. Bereikbaarheid en toegankelijkheid: goede verkeerscirculatie, geen toename parkeerdruk, goede autobereikbaarheid van de winkels, OV-halte, aansluiting op fiets- en wandelroutes.
  4. 4. Betrokkenheid en samenwerking: publieke en private partijen met elkaar.
  5. 5. Duurzaamheid en veiligheid: meekoppelen.
  6. 6. Promotie en marketing: Genemuiden op de kaart, historie beleefbaar maken.


Uitgangspunt is om het eigen karakter van de verschillende deelgebieden binnen Genemuiden te respecteren en te versterken met passende inrichtingsmaatregelen en eigen functieprofiel. Dat geeft een heldere opbouw aan het centrumgebied en helpt om tot een goede spreiding te komen van het voorzieningenaanbod en ongewenste concurrentie tegen te gaan. De vier deelgebieden vormen samen een uniek historisch ensemble dat juist door zijn afwisseling aantrekkelijk is voor bezoekers.

De volgende ontwikkelingen waren in het centrumplan te voorzien:

  • Verplaatsing van de Boni naar de Klaas Fuitestraat. De vrijkomende ruimte zal gebruikt worden voor detailhandel.
  • Verbouwing voormalig gemeentehuis, waarbij de bibliotheek in het voormalig gemeentehuis gevestigd wordt.
  • Het centrum zal zich tot een gebied ontwikkelen met kleinere winkels, speciaalzaken en terrasjes.
  • Informatievoorzieningen bij de oude petroleumkelders in de sas over de historie van Genemuiden en het herstellen van de sas zelf. Ook wordt gedacht om een herbouwd historisch schip een vaste aanlegplaats te geven in de haven om het toeristisch potentieel van de haven verder uit te bouwen.

In het bestemmingsplan is voor de reeds gerealiseerde onderdelen (verbouwing voormalig gemeentehuis, verplaatsing Boni) een passende planologische regeling opgenomen. Daarnaast is, mede ter anticipatie op de in het centrumplan voorziene inrichtingsmaatregelen, in het bestemmingsplan een actuele en ruime verkeersbestemming opgenomen.

2.2.4 Planologische beleidsregels voor E commerce

In de beleidsregels voor E-commerce is aandacht geschonken aan de ontwikkeling van E-commerce/webwinkels. De gemeente wil duidelijk onderscheid maken in fysieke winkels en webwinkels, zodat geen onevenredige inbreuk wordt gedaan van het uitgangspunt om de winkelcentra te behouden en te versterken. In de beleidsregel is vastgelegd onder welke omstandigheden E-commerce kan worden toegestaan. Er is een begripsbepaling in de regels opgenomen waaraan de E-commerce moet voldoen. Op basis van deze bepaling zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  1. a. het verhandelen van goederen aan particulieren door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via e-mail, fax, internet, post of telefoon (de webwinkel);
  2. b. een magazijn en/of opslag van goederen die via de webwinkel verkocht worden.

2.2.5 Archeologienota

Het archeologiebeleid van Zwartewaterland is verankerd in de Archeologienota Zwartewaterland en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwartewaterland. Onderdeel van de Archeologienota is de Archeologische Waarderingskaart Zwartewaterland. De waarderingskaart is gedetailleerder dan de rijkskaarten en provinciale kaarten (AMK en IKAW). De waarderingskaart wordt als beleidsadvieskaart ingezet en kent een klassewaardering van 0, 10, 50, 90 en 100%.

  • Een 0%-gebied is archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven.
  • In een 10%-gebied zijn de verwachtingen onbekend.
  • Een 50%- gebied is archeologisch waardevol met een hoge verwachting.
  • Een 90%-gebied is zeer waardevol met een trefkans tussen de 90% en 100%.
  • Van de 100%- gebieden is bekend dat er archeologische waarden aanwezig zijn.

Het beleid is dat in nieuw op te stellen bestemmingsplannen gebieden met een vondstkans van meer dan 50% worden beschermd door middel van een dubbelbestemming. Het beleid is verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan. Onderzoek of opgraving dient plaats te vinden indien het te beroeren oppervlak groter is dan 100 m2 en dieper dan 0,5 m.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Kwaliteit

3.1 Welstandsbeleid En Beeldkwaliteit

Het huidige Genemuiden kent een tweedeling in enerzijds bedrijventerreinen en anderzijds woningbouw. Een belangrijke infrastructurele drager is de N760 van Genemuiden naar IJsselmuiden/Kampen. De N760 stopt aan Het Zwarte Water en continueert zich door middel van een pontverbinding richting Zwartsluis/Meppel en de Noordoost polder. De Randweg/N759 begrenst Genemuiden in het zuidoost en vormt tevens de verbinding via Hasselt naar Zwolle. Het Zwarte Water is al lange tijd bepalend voor Genemuiden. Bedrijvigheid heeft een groot aandeel in het ruimtegebruik in Genemuiden. Ongeveer van de helft van het bebouwde gebied is bedrijventerrein en is voornamelijk gesitueerd in het oostelijk deel. Het meer westelijk deel bestaat uit historische bebouwing rondom de havenarm, die nu wordt gebruikt voor plezierjachten, en parallel aan de hoofdstraat richting het zuiden. Daaromheen zijn in de loop der tijd op kleine schaal uitbreidingswijken gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0044-VS01_0003.jpg"

Figuur: Structuur kern Genemuiden. Bron: Structuurvisie Zicht op Zwartewaterland 2005-2020

In de gemeentelijke Welstandsnota is het plangebied ingedeeld in de deelgebieden 'Oude Kern Genenuiden' en 'Naoorlogse wijken'.

Oude kern Genemuiden

Het centrum van Genemuiden wordt gekenmerkt door vier gebiedjes met ieder hun eigen karakteristieken.

  1. 1. Havenplein, Westerkaai, Oosterkaai

Het hart van Genemuiden wordt gevormd door het Havenplein en de Wester- en Oosterkaai, die vanaf het plein evenwijdig aan de haven naar het Zwartewater lopen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit herenhuizen uit eind negentiende eeuw. De panden aan de Westerkaai hebben relatief brede percelen van zo'n zeven tot acht meter breed. Deze brede maat stamt van de stadsboerderijen die hier vroeger stonden.

De woningen in dit gebied worden getypeerd door geprofileerde gootlijsten, schilddaken met de nok haaks op de weg, rood metselwerk in kruisverband, gestuukte plinten en overwegend donkere dakpannen. Kenmerkend voor de gevelopeningen zijn de beperkte breedte en grote hoogte, de royale afmetingen van het kozijnhout alsmede plaatsing van de toegangsdeur in de voorgevel.

  1. 2. Langestraat, Achterweg en Simondstraat

De Langestraat, Achterweg en Simondstraat zijn ontstaan door bebouwing langs de eerste verhogingen en dijken. Vooral de Achterweg is als voormalige 'achtererf' van de stadsboerderijen sterk beeldbepalend en typerend voor dit gebiedje. De bebouwing in de genoemde straten dateert uit eind negentiende eeuw. Ze bestaat uit rijen dicht opeen gebouwde, losstaande woningen, gekenmerkt door schilddaken, geprofileerde gootlijsten en metselwerk in kruisverband. De nok staat overwegend haaks op de weg, de voorgevels staan doorgaans in de rooilijn.

  1. 3. 'De Overkant'

De Overkant is het stadsdeel ten noorden van de M.G. Simondsstraat en vormt de overgang van centrum naar industrieterrein. De buurt wordt gekenmerkt door zijn planmatige opzet en hoge bebouwingsdichtheid. Karakteristiek voor De Overkant zijn de arbeiderswoningen uit begin twintigste eeuw. Deze hebben een hoofdvorm van anderhalve bouwlaag met kap. De huizen zijn overwegend opgetrokken uit rode en witte kalkzandsteen en hebben schilddaken of langskappen, gebakken dakpannen en ondersteunde goten. Ze zijn redelijk origineel naar maat en schaal en hebben bijna allemaal een dakkapel. Bijzonder bij enkele woningen zijn de zij- en achtergevels, uitgevoerd in kalkzandsteen, en de voorzijde in baksteen. Waarschijnlijk is hier uit kostenoverwegingen voor gekozen.

  1. 4. Hoek-Nijstad

Het buurtje tussen de Hoek en de Nijstad grenst aan het Kerkplein en wordt gekenmerkt door zijn bebouwingsstructuur: kleine, oorspronkelijke woningen die dicht opeen en achter elkaar staan. Ze worden ontsloten via dwars lopende, smalle stegen tussen de straten De Hoek en De Nijstad. De huisjes hebben geen buitenruimte.

Naoorlogse wijken

Het beeld van de naoorlogse woonwijken wordt hoofdzakelijk bepaald door woonblokken onder één kap met voortuin. De hoofdvorm bestaat uit woningen met langskappen. Het welvaartsniveau kan duidelijk worden afgelezen aan de bouwstijl in de diverse decennia. De nieuwere woningen zijn doorgaans groter dan de oudere.

De eerste naoorlogse wijken bestaan oorspronkelijk uit eenvormige, sociale woningbouw, met aan de randen enkele particuliere, grootschaliger kavels. Ze worden gekenmerkt door een eenvoudig patroon van rechte straten met rijtjeswoningen. Typerend zijn de groenstroken tussen stoep en rijbaan. De huizen hebben twee woonlagen. De bebouwing wordt verder gekenmerkt door langskappen zonder dakoverstek en rode gebakken pannen.

3.2 Analyse Ruimtelijke Kwaliteit En Karakteristieke Waarden

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd Stads- of Dorpsgezicht. Het oude centrum heeft echter veel cultuurhistorische waarden. Als eerst is dit afleesbaar aan het stedenbouwkundig patroon van straten, stegen en watergangen. Bijzonder zijn de haven en de Sas (sluis en petroleumkelder). Zij vormen samen het typerende hart van Genemuiden. De haven is bijzonder omdat zij doordringt tot diep in de stad, waarbij het voornamelijk in gebruik is voor de pleziervaart. De Sas, aangelegd in 1867, vormt de beëindiging van de binnenhaven. Ook de bermsloot aan de westzijde van het centrum is van historische en stedenbouwkundige waarde. Deze sloot is bepalend voor de historische structuur van Genemuiden en geeft een heldere grens van het oude centrum. De sloot is op sommige plekken gedempt. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zou het gewenst zijn om dit op enigerwijze weer in ere te herstellen. Derhalve is de sloot voorzien van een groenbestemming waarbinnen het aanleggen van watergangen is toegestaan.

Daarnaast geldt dat ook de bebouwing bijdraagt aan de beleving van de cultuurhistorisch waardevolle ruimte. In het vigerende bestemmingsplan werd hier aandacht aan besteed middels het opnemen van de aanduiding 'karakteristiek'. In het voorliggend plan zijn de gegevens geactualiseerd , hierbij is een inventarisatie uitgevoerd waarbij op grond van de huidige verschijningsvorm van de gebouwen een hernieuwde weging is gemaakt. Een weging is gemaakt met behulp van de volgende criteria:
- cultuurhistorische aspecten, zoals ontstaansgeschiedenis en lokaal belang;
- architectonische aspecten, zoals bouwstijl;
- stedenbouwkundige aspecten, zoals ligging en ensemble;
- herkenbaarheid en gaafheid;
- authenticiteit en/of zeldzaamheidswaarde.


Gebouwen zijn op basis van een beoordeling ingedeeld in twee categorieën: structuurbepalend en beeldbepalend. Structuurbepalende panden zijn gebouwen die van waarde zijn vanwege hun hoofdvorm en werking in de historisch stedenbouwkundige structuur. Bij beeldbepalende panden geldt dit ook, maar is bovendien sprake van een waardevolle aanwezige vormgeving.


Het bestemmingsplan, dat niet voorziet in (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen, houdt voldoende waarde met aan de aanwezige cultuurhistorische waarden. De structuurbepalende en beeldbepalende panden zijn in de verbeelding voorzien van een bouwaanduiding en hebben in de regels een passende regeling gekregen. Tevens is een overzicht van deze panden opgenomen in Bijlage 1 Karakteristiekepanden, behorende bij de toelichting.

Hoofdstuk 4 Beleid En Omgevingsaspecten

4.1 Water

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient te worden uiteengezet of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: ´het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.´

Het waterschap Groot Salland is primair verantwoordelijk voor de waterhuishouding in het plangebied. Onder de verantwoordelijkheden vallen onder andere beveiliging tegen hoog water, peilbeheer en aan- en afvoer van water. Daarnaast wordt geadviseerd hoe om te gaan met hemelwater. Volgens de Wet gemeentelijke watertaken (2008) is de gemeente verantwoordelijk voor het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater en hemelwater. De gemeente mag vervolgens zelf bepalen op welke wijze het ingezamelde hemelwater wordt verwerkt. De wijze van verwerking van het hemelwater door de gemeente moet wel passen binnen het beleid van het Waterschap Groot Salland.


De gemeente Zwartewaterland is niet primair verantwoordelijk voor alle watertaken, maar moet de waterbelangen wel goed beschrijven en afwegen binnen de ruimtelijke ordening. Een van de instrumenten hiervoor is de verplichte watertoets. De watertoets houdt in dat het Waterschap beoordeeld of de waterbelangen voldoende gewaarborgd zijn. De voor de gemeente en waterschap van belang zijnde wateraspecten zijn hieronder beschreven. Verder heeft de gemeente de zorgplicht om structurele problemen als gevolg van een voor de gebruiksfunctie nadelige grondwaterstand in openbaar bebouwd gebied te voorkomen of te beperken.


In het algemeen zoekt het waterschap naar duurzame oplossingen. Uitgangspunt is dat het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoon water ook relatief schoon blijft. Daarbij geldt dat het regenwater, dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is (zoals van gevels en daken), zoveel mogelijk wordt vastgehouden of wordt geborgen.

4.1.1 Beleid

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.


Om het hemelwater van verhardingen en daken zo schoon mogelijk te houden, zodat het zuiveringsproces zo eenvoudig mogelijk is (bij afvoer via het gescheiden rioolstelsel) of om vervuiling van het oppervlaktewater te (bij lozing op het oppervlaktewater), is het gewenst om bij het bouwen rekening te houden met de materiaalkeuze. Het gebruik van zink, lood of andere uitlogende materialen dient daarbij zoveel mogelijk vermeden te worden. In dit kader wordt opgemerkt dat bij nieuwbouw geen uitloogbare materialen worden gebruikt.


Op de aanwezige primaire waterkering (de dijken langs het Zwarte Water) en de bijbehorende kern- en beschermingszone is de Keur van het waterschap van toepassing. De Keur van het waterschap geeft regels met betrekking tot het onderhoud van dergelijke werken. Als werkzaamheden hierbinnen worden uitgevoerd is een ontheffing op de Keur noodzakelijk.

4.1.2 Watertoets

De watertoets heeft op 26 maart 2014 plaatsgevonden door het invullen van de digitale watertoets. De vragenlijst is volledig ingevuld. Het bestemmingsplan raakt geen waterschapsbelang. Het bestemmingsplan is gericht op de bestaande situatie, een verandering in de watergangen is hierdoor niet mogelijk. Het water in het plangebied is hiermee gewaarborgd. Hierdoor is nader overleg met het waterschap niet nodig. De watertoets is opgenomen als Bijlage 2 Watertoets.

4.1.3 Overstromingsrisico

Het centrum van Genemuiden ligt op de kaart 'waterveiligheid' binnen de aanduiding 'dijkring 10'. Bestemmingsplannen die betrekking hebben op dit gebied (wettelijk vastgelegd dijkringgebied), voorzien alleen in het realiseren van nieuwe bebouwing binnen het gebied, als er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. Als gevolg van de verwachte klimaatveranderingen nemen de overstromingsrisico's toe. De dijkringgebieden zijn vastgelegd in de Waterwet.

De wettelijke norm voor de dijkring 10 is een overschrijdingskans van 1:2000 per jaar. Een overschrijdingskans wil zeggen dat het een norm betreft voor het optreden van een bepaalde waterstand in de rivier. De waterstanden zijn destijds door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat vastgelegd. Deze worden in het project Veiligheid Nederland in Kaart (VNK2) berekend. Het project VNK2 analyseert de huidige overstromingsrisico's in Nederland. Met een innovatieve methode koppelt het overstromingskansen aan de overstromingsgevolgen uitgedrukt in economische schade en aantallen slachtoffers. Met de informatie uit VNK2 kan de overheid gericht maatregelen treffen om Nederland kostenefficiënt te beschermen tegen overstromingen.

Het betreft hier een conserverend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan heeft geen gevolgen ten aanzien van de waterveiligheid. Het is van belang, indien er nieuwe ontwikkelingen plaats vinden, er voorzieningen, dan wel maatregelen om eventuele nadelige effecten van een mogelijke overstroming te beperken.

In het plangebied worden, op voorhand, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Indien er sprake is van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, moet er overleg plaatsvinden met het waterschap.

4.2 Archeologie

4.2.1 Beleid

De Monumentenwet heeft als doel het bieden van bescherming aan karakteristieke monumenten (gebouwen zijnde), archeologische monumenten en stads- en dorpsgezichten. Een van de belangrijkste uitgangspunten van deze wetgeving is dat er bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen rekening dient te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.

4.2.2 Onderzoek

In 2003 is een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Zwartewaterland en de archeologische dienst van de gemeente Zwolle gesloten. Deze samenwerking is vertaald in een door de gemeente Zwartewaterland opgesteld archeologisch beleid en een bijbehorende Archeologische Waardenkaart Zwartewaterland. In het plangebied liggen gebieden met een archeologische verwachtingswaarde van 50%, 90% en 100%. In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat bij ruimtelijk ingrepen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De rest van het plangebied kent een archeologische verwachtingswaarde van 10%. Dit betekent dat archeologisch proefonderzoek wordt aanbevolen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0044-VS01_0004.jpg"

Figuur: Uitsnede archeologische verwachtingskaart Zwartewaterland

4.3 Cultuurhistorie

4.3.1 Historie

Genemuiden kent een rijke historie. Omstreeks het jaar 500 wordt de naam Gelmuda voor het eerst genoemd en in 1275 kreeg de kern stadsrechten. De ligging aan de zee was een belangrijke bestaansbron. In de vroege middeleeuwen had Genemuiden al een bloeiende visindustrie. Daar kwam de mattenhandel bij; al in het begin van de 17e eeuw was sprake van een florerende mattenindustrie. Deze matten gingen vooral naar het rijke en dichtbevolkte Holland. Vanaf 1795 heeft Genemuiden zich weten te ontwikkelen tot het centrum van de mattenindustrie. Rond 1900 omvatte de biezencultuur meer dan 500 hectare. Aan het eind van de eerste wereldoorlog werd overgeschakeld op kokosmatten en in de jaren '60 van de vorige eeuw op nylon en wol. Daarnaast werden hooibouw en veeteelt ook belangrijke bestaansbronnen. De ligging aan het water zorgt ervoor dat een haven aanwezig is, met de daarbij behorende activiteiten. In de praktijk blijkt evenwel dat er de laatste decennia weinig belangstelling is geweest voor de ligging aan het water. Zo is het eerste bedrijventerrein gelegen aan het Zwarte Water, maar dit leidde niet tot een grootschalig gebruik van het water. Ook een vorm van wonen aan of bij het water - met uitzondering van de Ooster- en Westerkaai - heeft geen vlucht genomen. De verschillende uitbreidingen van Genemuiden hebben ertoe geleid dat de bescherming tegen het water steeds veranderde. Dat resulteerde vooral in nieuwe dijken, waardoor de oude dijken - zonder functie - beeldbepalend aanwezig bleven, als cultuurhistorische overblijfselen van de strijd tegen het water.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0044-VS01_0005.png"

4.3.2 Onderzoek

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd Stads- of Dorpsgezicht. Aan met name het oude centrum kunnen cultuurhistorische waarden echter niet worden ontzegd, waarbij met name het voormalige gemeentehuis en de haven opvallen.


Het voormalige gemeentehuis vormt de ruimtelijke begrenzing van de oude haven en is markant door zijn grote schaal en maat ten opzichte van de omringende bebouwing. Het gemeentehuis heeft de typische 'wederopbouwstijl' (Delftse School) van de jaren zestig. Opvallend zijn de enorme kap en de twee hoge schoorstenen, die het gebouw volume geven.

De haven en de Sas (sluis en petroleumkelder) vormen samen het typerende hart van Genemuiden. De haven is bijzonder omdat zij doordringt tot diep in de stad. De haven is in gebruik voor de pleziervaart. De Sas, aangelegd in 1867, vormt de beëindiging van de binnenhaven.


De omliggende woongebieden kennen geen bijzondere cultuurhistorische waarden.


Gelet op het feit dat het voorliggende bestemmingsplan ter plaatse niet voorziet in (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen, wordt er geen afbreuk gedaan aan de aanwezige cultuurhistorische waarden.

4.4 Ecologie

Het plangebied is getoetst aan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De toets in het kader van gebiedsbescherming vindt zijn oorsprong in de Natuurbeschermingswet 1998 en draagt zorg voor de bescherming van natuurwaarden. De wet kent drie typen gebieden:

  • Natura 2000-gebieden (Vogel- en habitatrichtlijngebieden);
  • Beschermde natuurmonumenten;
  • Gebieden die de Minister van E, L en I aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn).

Onderstaande kaart laat zien dat ten noorden van het plangebied het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0044-VS01_0006.jpg"

Figuur Ligging Natura 2000-gebieden in relatie tot het plangebied

In het plangebied komen geen Natura-2000 gebieden of beschermde natuurmonumenten voor. Wel komen in de (directe) omgeving van het plangebied nog deze Natura-2000 gebieden voor, te weten:

  • De Wieden (ten noorden van Genemuiden)
  • Olde Maten en Veerslootlanden (ten oosten van Hasselt).

Aangezien het bestemmingsplan is gericht op de bestaande situatie, waar geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk kunnen worden gemaakt is een nadere toetsing niet noodzakelijk. Daarbij zij tevens gewezen op het exclaveringsprincipe, op basis waarvan bestaande bebouwingen (inclusief erven en tuinen) en verhardingen geen onderdeel uitmaken van het Natura 2000-gebied.

Naast de Natuurbeschermingswet 1998 speelt de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur een belangrijke rol binnen de gebiedsbescherming. De Ecologische Hoofdstructuur is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit (doelen). De Ecologische Hoofdstructuur moet biodiversiteit en duurzame natuurkwaliteit waarborgen. Het realiseren van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Ecologische Hoofdstructuur is aan voorwaarden verbonden. De ecologische verbindingen zijn essentiële onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur. Ze verbinden gebieden waardoor de ecologische kwaliteit van de gebieden en de draagkracht toenemen. Levensgemeenschappen van planten en dieren kunnen zich beter handhaven en ontwikkelen. Een onderdeel van deze verbindingen is de robuuste verbindingszone. Deze gebieden moeten nog worden begrensd, waardoor zij op dit moment nog geen onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur uitmaken.


De IJsseldelta maakt onderdeel uit van de EHS, op navolgende kaart is de situering van de Ecologische Hoofdstructuur nabij Genemuiden opgenomen. Ontwikkelingen dienen te worden getoetst op eventuele gevolgen voor de aanwezige flora en fauna.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0044-VS01_0007.png"

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden vaste broed-, rust- en groeigebieden van bepaalde dieren en planten te vernielen of te verstoren. In sommige gevallen is onder voorwaarden ontheffing van dit verbod mogelijk. Bij nieuwe ontwikkelingen in een bestemmingsplan moet worden nagegaan of in het betreffende gebied beschermde soorten aanwezig zijn.

Het voorliggende bestemmingsplan neemt de bestaande bebouwde structuur als uitgangspunt en voorziet niet in grootschalige nieuwbouw. Bij vervanging van bebouwing moet op grond van de Flora- en faunawet onderzoek moeten worden gedaan.

4.5 Geluid

Wat betreft geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder van toepassing. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai.

Weg

Ten aanzien van wegverkeerslawaai kan worden gesteld dat er in het plangebied een aantal zoneplichtige wegen aanwezig zijn, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (wegen > 30 km/uur). Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van (nieuwe) geluidsgevoelige gebouwen. Uitsluitend de bestaande situatie is vastgelegd en geregeld. Derhalve is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai niet aan de orde.

Spoor

In het plangebied en in de directe omgeving zijn geen spoorverbindingen aanwezig.

Industrie

Voor het bedrijventerrein van Genemuiden is er vanuit de Wet geluidhinder geen wettelijke verplichting om het industrieterrein te zoneren. De gemeente Zwartewaterland heeft een geluidbeheersmodel opgesteld, dit vanwege een 'goede ruimtelijke ordening' en om het geluid te kunnen beheersen. Het geluidbeheersmodel is door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 5 juni 2012 (DV/WM3). Het model kan worden toegepast bij wijzigingen in het bestemmingsplan binnen of nabij de beheerszone en bij de geluidverdeling bij bedrijven (vergunningen).

Op onderstaande afbeelding is met een rode arcering de 50 en 55 dB(A) industrielawaai contour aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0044-VS01_0008.png"

Geluidcontour Industrielawaai, bron: geluidbeheersmodel gemeente Zwartewaterland

Conclusie

Binnen de 50 dB(A) contour zijn een aantal woningen gelegen. Het voorliggende bestemmingsplan geeft geen mogelijkheid om binnen deze contour nieuwe woningen te realiseren, hierdoor treden er geen belemmeringen op.

4.6 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit vormt een onderdeel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt. In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen. Ook zijn er in Genemuiden geen overschrijdingen van de wettelijke luchtkwaliteitsnormen bekend.

4.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Er is een analyse gemaakt van de externe veiligheid voor het plangebied. Hiervoor is gebruik gemaakt van de Visie externe veiligheid gemeente Zwartewaterland 2012 - 2014 (vastgesteld op 14 juni 2012) en de Risicokaart van de Provincie Overijssel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0044-VS01_0009.jpg"

Figuur Uitsnede risicokaart Overijssel Genemuiden

4.7.1 Inrichtingen

In of nabij het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig die van invloed zijn op de voorliggende bestemmingsplan.

4.7.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen

Blijkens de Visie externe veiligheid gemeente Zwartewaterland 2012 - 2014 zijn er in en nabij het plangebied geen transportroutes over de weg van gevaarlijke stoffen aanwezig. Het aantal LPG-transporten en het transport van propaan (bedoeld ter bevoorrading van de aanwezige LPG-tankstations) leidt binnen de gemeente Zwartewaterland nergens tot overschrijdingen van het plaatsgebonden risico PR10-6. Hierdoor zijn er geen belemmeringen aanwezig voor het plangebied

4.7.3 Buisleidingen

Op of nabij het plangebied bevinden zich geen buisleidingen waarmee in het kader van het externe veiligheidsbeleid rekening dient te worden gehouden.

4.7.4 Hoogspanningslijnen

In of nabij het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig die van invloed zijn op de voorliggende bestemmingsplan.

4.8 Duurzaamheid

Het watervoerend pakket is zeer geschikt voor warmte koude opslag (WKO). Het is mogelijk WKO voor individuele functies te realiseren. Indien zich grootschalige initiatieven aandienen zal de gemeente afwegen of hieraan medewerking verleend kan worden.

Daar het bestemmingsplan betrekking heeft op de bestaande bebouwing en de gemeente verder geen bijzondere duurzaamheidsdoelstellingen voor ogen heeft voor het centrum van Genemuiden, zijn er verder geen bijzondere duurzaamheidsregelingen voor het plangebied opgenomen.

4.9 Bodem

Vanaf 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. Dit nieuwe besluit zorgt voor een betere balans tussen een gezonde bodemkwaliteit en ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen, zoals natuur en landbouw. Het mogelijk maken van ontwikkelingen zonder de bodem of het oppervlaktewater te schaden, is het doel van het besluit.

4.9.1 Onderzoek

Voor het plangebied is de Bodematlas van de provincie Overijssel op 26 maart 2014 geraadpleegd. Onderstaande afbeelding geeft een impressie over de beschikbare bodeminformatie van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0044-VS01_0010.jpg"

Bodemgegevens plangebied, bron Bodematlas Overijssel

4.9.2 Conclusie

In de Regeling omgevingsrecht is geregeld dat bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen een onderzoeksrapport over de bodemgesteldheid moet worden overgelegd. In artikel 2.4 is opgenomen “In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager ten behoeve van toetsing aan de overige voorschriften van de bouwverordening een onderzoeksrapport betreffende verontreiniging van de bodem, gebaseerd op onderzoek dat is uitgevoerd door een persoon of een instelling die daartoe is erkend op grond van het Besluit bodemkwaliteit”.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waarbij roeringen in de grond plaatsvinden, zal een bodemonderzoek moeten worden verricht. Dit om te bepalen of de bodem van voldoende kwaliteit is om het bouwplan te kunnen realiseren. In het algemeen kan op basis van bovenstaande worden aangenomen dat de uitvoerbaarheid van eventuele functieveranderingen (binnen centrum- en gemengde bestemmingen) niet in het geding is. Tevens zijn er geen grootschalige bestemmingswijzigingen of nieuwbouw in dit bestemmingsplan voorzien.

4.10 Milieuzonering

4.10.1 Beleid

Voor de milieucategorie-indeling wordt gebruikgemaakt van de brochure van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In de brochure wordt een relatie gelegd tussen bedrijfssoorten en (mogelijke) milieubelasting. Deze milieubelasting staat weergegeven als een aan te houden (richt)afstand tussen de bron en gevoelige bebouwing. De brochure bevat onder meer een lijst met bedrijfssoorten die zijn onderzocht op 11 aspecten van milieubelasting, namelijk geur-, stof-, geluid- en trillingshinder, lucht-, water- en bodemverontreiniging, gevaar, ongedierte, visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

4.10.2 Onderzoek

Zoals gebruikelijk in een centrum is er sprake van een menging van functies. Naast de woonfunctie komen hier bedrijfsactiviteiten voor. Bedrijvigheid in het centrum is voornamelijk aanwezig in de vorm van detailhandel, zakelijke dienstverlening en lichte bedrijfsdoeleinden. Tevens liggen er in het centrum enkele horecabedrijven en objecten die bestemd zijn als 'bijzondere doeleinden'. Hierbij moet onder andere gedachten worden aan bijvoorbeeld kerken, het gemeentehuis, en een basisschool. Het havenplein, de westerkade en de oosterkade worden jaarlijks gebruikt voor het houden van (tent)feesten.

Het merendeel van de bedrijvigheid in het centrum heeft een milieucategorie 1 met een grootste richtafstand van respectievelijk 10 m. Alleen deze bedrijven of daarmee vergelijkbare bedrijven zijn in het plangebied toegestaan.

Voor zover er al bestaande bedrijven aanwezig zijn met een zwaardere categorisering dan worden deze specifiek bestemd. Via de Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit en het Bouwbesluit kan bij herbouw/nieuwbouw of functieverandering (eventueel via maatwerkvoorschriften) in voldoende mate worden voorzien in een acceptabel woon- en leefklimaat binnen het centrumgebied. Het bestemmingsplan is op basis van het aspect milieuzonering uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de regels van het voorliggende plan nader toegelicht. De regels zijn afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het Bro bevat een aantal regels, die verplicht moeten worden overgenomen in de regels van een bestemmingplan. Dit betreft:

- de anti-dubbeltelregel;

- het overgangsrecht.

Het bestemmingsplan is overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening vervat in een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden aangegeven. De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) sluiten tevens aan bij de eisen van de SVBP 2012. Daarnaast sluit het bestemmingsplan aan bij de overige eisen uit het Besluit ruimtelijke ordening en het IMRO 2012. In het voorliggende bestemmingsplan worden tevens de begrippen uit de Wabo gehanteerd.

5.2 Opbouw Van De Regels

In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de bestemmingsregels aan de orde gesteld. Deze ziet er als volgt uit:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Dit wordt in het navolgende nader toegelicht.

Hoofdstuk 1 - Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (artikel 1) en de wijze van meten (arti-kel 2). Hierin wordt aangegeven wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe dient te worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan.

Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels

Een bestemming is een omschrijving van aan de grond toegekende functies, zoals wonen, bedrijven, groenvoorzieningen et cetera. De aard van de toegelaten inrichting van de gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies. In de bestemmingsplannen worden meerdere bestemmingen onderscheiden. Aan deze bestemmingen zijn regelingen als de bestemmingsomschrijving, bebouwingsmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden gekoppeld.

Per bestemming wordt de indeling volgens de SVBP 2012 gehanteerd. Deze volgorde en de naamgeving zijn standaard en dienen in principe te worden gevolgd.

Het bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:

  • Bedrijf;
  • Bedrijf - Nutsvoorziening;
  • Bedrijf - Opslag;
  • Bedrijventerrein;
  • Centrum;
  • Detailhandel;
  • Detailhandel - Supermarkt;
  • Gemengd;
  • Groen;
  • Horeca;
  • Maatschappelijk;
  • Maatschappelijk - Begraafplaats;
  • Tuin;
  • Verkeer;
  • Verkeer - Verblijf;
  • Water;
  • Wonen;
  • Waarde - Archeologie;
  • Waterstaat - Waterkering;
  • Waterstaat - Waterstaatkundige functie.

Bedrijf

Deze bestemming is opgenomen voor de gronden van het bedrijventerrein Genemuiden die binnen de begrenzing van het bestemmingsplan Genemuiden Centrum zijn gelegen en sluit voor een groot gedeelte aan bij de bestemming Bedrijf in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen. In de bestemming is echter geen zonering opgenomen, bedrijven uit de categorieën 1 en 2 zoals benoemd in de Staat van bedrijven zoals opgenomen bij de regels zijn toegestaan. Daarnaast is de toegestane maximale bouwhoogte gezien de ligging aan de rand van het bedrijventerrein lager dan op de rest van het bedrijventerrein, te weten 10 m. In de bestemming zijn geen bouwvlakken opgenomen, wel moet een afstand van 3 m tot de perceelgrenzen worden aangehouden voor gebouwen.

De bouwmogelijkheden binnen deze bestemming zijn ruimer dan die in de bestemming Bedrijf - 1. Tevens wordt binnen deze bestemming volumineuze detailhandel toegestaan.

Bedrijf - 1

Deze bestemming is gehanteerd voor individuele bedrijven. Binnen de bestemming zijn bedrijven uit de categorieën 1 en 2 worden toegestaan zoals benoemd in de Staat van bedrijven zoals opgenomen bij de regels.

Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming is specifiek gegeven aan de grotere nutsvoorziening. Deze nutsvoorzieningen hebben ruimtelijk mogelijk invloed op de omgeving maar zodanig specifiek qua gebruik en functie dat ze niet onder een 'normale' bestemming bedrijf thuishoren. De zogenaamde 'kleine' nutsvoorzieningen zoals trafokastjes worden direct toegestaan binnen de openbare bestemmingen, zoals 'Verkeer', 'Verkeer-Verblijfsgebied' en 'Groen' en zijn tot 15 m2 vergunningvrij.

Bedrijf - Opslag

Deze bestemming is opgenomen voor panden die ten behoeve van opslag mogen worden gebruikt.

Centrum

Het kernwinkelgebied heeft de bestemming Centrum gekregen. Voor de begrenzing van dit gebied is voornamelijk uitgegaan van het bestaande centrumgebied waarbinnen detailhandel is gevestigd. De gemeente kiest daarbij voor een compact en vitaal centrum met uiteenlopende functies die elkaar kunnen versterken. Binnen deze bestemming Centrum worden uitsluitend typische centrumfuncties, zoals detailhandel, dienstverlening, winkelgerelateerde horeca, lichte bedrijvigheid en wonen toegestaan. Supermarkten zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Niet winkelgerelateerde horeca is uitsluitend toegestaan op de bestaande locaties, deze zijn voorzien van een aanduiding.

Detailhandel

De bestaande fietsenwinkel heeft conform vigerende regeling een bestemming Detailhandel gekregen.


Detailhandel - Supermarkt

De bestaande supermarkten aan de Klaas Fuitestraat zijn voorzien van deze bestemming.

Gemengd

Enkele gronden, voornamelijk gelegen aan de toegangswegen naar het centrum van Genemuiden, zijn bestemd als Gemengd. Deze bestemming is toegepast indien in de bestaande situatie reeds kantoren, detailhandel of andere functies, anders dan wonen, zijn toegestaan. Binnen deze bestemming zijn de functies wonen en dienstverlening toegestaan. De gronden binnen deze bestemming behoren niet tot het kernwinkelgebied. De gemeente wil detailhandel graag concentreren in het kernwinkelgebied, om deze reden is binnen de bestemming Gemengd uitsluitend bestaande detailhandel toegestaan, voorzien van een aanduiding in de verbeelding. Ook ten aanzien van horeca, kantoren en maatschappelijke voorzieningen geldt dat deze functies uitsluitend zijn toegestaan daar waar de gronden voorzien zijn van een dergelijke aanduiding.

Binnen deze bestemming zijn de verschillende functies (dienstverlening, wonen en de specifiek aangeduide) in principe uitwisselbaar.

Groen

De bestemming 'groen' is gegeven aan het structurele en te handhaven/te beschermen groen in het plangebied. Binnen de bestemming groen zijn groenstroken, fiets- en voetpaden, water en speelvoorzieningen toegestaan. Parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze in de verbeelding zijn voorzien van een aanduiding 'parkeerterrein'.


Horeca

De bestemming 'Horeca' is bestemd voor horeca-activiteiten voor zover deze zijn genoemd in de aan de bijlage van de regels toegevoegde specifieke lijst. In de bestemming wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende horeca-catogorieen, afhankelijk van de invloed die de betreffende horecafunctie heeft op de omgeving.

Onder horeca categorie I zijn de lichte horeca-activiteiten begrepen zoals een broodjeszaak of een restaurant. Binnen deze categorie is onderscheid gemaakt in 3 subcategorieën, afhankelijk van de mate waarin de horecafuncties een verkeersaantrekkende werking hebben.

Horeca categorie II betreft de middelzware horeca, deze bedrijven zijn normaal gesproken ook ´s nachts geopend en kunnen hierdoor hinder voor omwonenden veroorzaken. Voorbeelden hiervan zijn café´s en biljartcentra.

Binnen de verschillende categorieën is uitwisseling van de horeca-activiteiten mogelijk. Zo kan er op de plek van hotel ook een restaurant worden toegestaan.

Voor verdere toelichting wordt verwezen naar de Bijlage Lijst van horeca-activiteiten.

Maatschappelijk/Maatschappelijk - Begraafplaats

Dit is een brede bestemming waarbinnen de verschillende maatschappelijke functies (onderwijs, zorg, medisch, openbaar, sociaal, cultureel en religieus) zonder verdere procedure uitwisselbaar zijn. Voor een begraafplaats is vanwege de specifieke functie, verschijningsvorm en bijbehorend ruimtebeslag een specifieke bestemming opgenomen.

Tuin
Deze bestemming is gebruikt voor de (voor)tuin bij een woning. Binnen de tuinbestemming is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van erkers, erfafscheidingen en tuinmeubilair. Schuren, garages, carports, en ander bij de woning behorende gebouwen moeten op het erf bij de woning worden gebouwd.

Verkeer

Deze bestemming is gebruikt voor de doorgaande wegen, waarbij de hoofdfunctie 'verkeer' is. Binnen de bestemming kunnen wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, groenvoorziening en water en andere nutsvoorzieningen worden gerealiseerd. Binnen de bestemming zijn bestaande garageboxen specifiek aangeduid als 'garagebox'.


Verkeer – Verblijfsgebied

Deze bestemming is gebruikt voor de erftoegangswegen en overige wegen (woonstraten) in het plangebied. Binnen de bestemming kunnen wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen worden gerealiseerd. Binnen de bestemming zijn bestaande garageboxen specifiek aangeduid als 'garagebox'.
Daarnaast is het marktplein voorzien van de aanduiding 'evenement', hier kunnen kleinschalige evenementen in de vorm van kermissen, markt en vergelijkbare evenementen worden toegestaan.

Water

Deze bestemming is gebruikt voor structurerend water, zoals het Zwarte Water. Naast 'Water' zijn binnen de bestemming ook bermen, groenstroken, bermsloten en andere voorzieningen van waterhuishoudkundige aard toegestaan, alsmede wegverkeer en ligplaatsen ter plaatse van de aanduidingen 'brug' respectievelijk 'ligplaats'.

Wonen

De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen gekregen. Bij de woning is een beroep aan huis of bed & breakfast toegestaan. Daarnaast zijn specifieke bestaande functies zoals een kantoor voorzien van een aanduiding. De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. De woningen hebben in beginsel een bouwvlak met een diepte van 13 m, met uitzondering van de ondiepe bouwpercelen waar dit niet wenselijk is. De percelen waarop reeds meer bebouwing aanwezig is zijn voorzien van een op maat gesneden bouwvlak. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Deze gebouwen zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan, met een maximum oppervlakte van 70 m2 in totaal, mits niet meer dan 50% van het zij- en achtererf wordt bebouwd.

Waarde-archeologie
De dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' is toegekend aan die gronden die een verwachtingswaarde van 50% of meer hebben op archeologische vondsten. De dubbelbestemming is ter bescherming van het cultuurhistorische bodemarchief en legt aanvullende regels op ten opzichte van de basisbestemmingen.

Waterstaat - Waterkering
De dubbelbestemming legt aanvullende regels op ten opzichte van de basisbestemmingen. Deze bestemming is gebruikt om de waterkerende functie van diverse kades langs het Zwarte Water, veilig te stellen.


Waterstaat - Waterstaatkundige functie
De dubbelbestemming legt aanvullende regels op ten opzichte van de basisbestemmingen. Deze bestemming is gebruikt om de waterstaatkundige functie in verband met de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater en het vergroten van de afvoercapaciteit veilig te stellen.

Hoofdstuk 3 - Algemene regels


Hieronder zijn begrepen de anti-dubbeltelregel, de algemene gebruiksregels en de algemene afwijkingsregels.


Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels


In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden ingesteld naar de economische uitvoerbaarheid van een plan. De kosten voor het opstellen en in procedure brengen van het voorliggende bestemmingsplan zijn gedekt in de gemeentelijke begroting.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van inspraak en overleg ter inzage gelegen en is opgestuurd naar de belanghebbende instanties zoals de provincie en het waterschap. Op het voorontwerpbestemmingsplan heeft de gemeente Zwartewaterland geen reacties ontvangen. De gemeente heeft ambtshalve een aantal wijzigingen gedaan, het overicht van deze wijzigingen is opgenomen in Bijlage 3 Ambtelijke wijzigingen.

Bijlagen

Bijlage 1 Karakteristieke Panden

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 3 Ambtelijke Wijzigingen