KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Recreatie - Volkstuin
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water
Artikel 8 Waarde - Archeologie Buitengebied
Artikel 9 Waarde - Archeologie Centrum
Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
Artikel 12 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfstypes
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Nationaal Beleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Beschrijving Huidige En Nieuwe Tracé N331 Hasselt
3.1 Huidige Tracé
3.2 Algemene Uitgangspunten Wegontwerp Aangepaste N331
3.3 Wegontwerp
3.4 Verkeersstromen
3.5 Verkeersveiligheid
3.6 Bereikbaarheid
3.7 Overig
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Landschap, Archeologie, Cultuurhistorie En Ruimtelijke Kwaliteit
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Bodem
4.8 Water
4.9 Natuur
4.10 Milieueffecten
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Planvorm
5.3 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Financiering
6.2 Grondverwerving
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Inspraak En Overleg
7.3 Zienswijzen
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Voorlopig Wegontwerp
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 4 Bodemonderzoek Percelen Sluizerdijk / Zwartsluizerweg
Bijlage 5 Ecoscan
Bijlage 6 Natuurbeschermingswetbeoordeling Effecten Stikstofdepositie
Bijlage 7 Onderzoek Flora En Fauna
Bijlage 8 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 9 Reactienota

N 331 Hasselt

Bestemmingsplan - gemeente Zwartewaterland

Vastgesteld op 05-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het Bestemmingsplan N 331 Hasselt van de gemeente Zwartewaterland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1896.BP0047-VS02 met deze bijbehorende regels met als bijlage de lijst van afwijkend gebruik;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.6 archeologische monumenten:

terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;

1.7 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.12 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 monumenten:

alle vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;

1.18 nutstuinen:

kleinschalige tuinen zonder bebouwing ten behoeve van buurtbewoners, waarop op biologische wijze getuinierd wordt;

1.19 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;

1.20 openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;

1.21 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.22 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.23 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en gebouwde elementen;

1.24 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.25 snelgroeiend bos:

beplanting met opgaande houtige gewassen bestaande uit hoog productieve boomsoorten met als hoofddoel de houtproductie;

1.26 volkstuin

een samenhangend geheel van tuinen, waarop als liefhebberij voedings- en/of siergewassen worden geteeld.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1Lijst van bedrijfstypes;
  2. b. een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', waarbij geldt dat de doorzet lpg niet meer mag bedragen dan 1.000 m3 per jaar;

met de daarbij behorende:

  1. c. bebouwing.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Recreatie - Volkstuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuin;
  2. b. gebouwen ten behoeve van volkstuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. openbare nutsvoorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. water;

met daarbij behorende:

  1. h. bebouwing.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de erfstructuur;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor overnachting of bewoning.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. water;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. d. bebouwing.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn uitsluitend met de bestemming verband houdende bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan met een maximale hoogte van 2 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een weg, met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, met 1 rijweg met maximaal 2 rijstroken, met waar nodig in- en uitvoegstroken;
  2. b. wegen, met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het lokale verkeer, met 1 rijweg met maximaal 2 rijstroken;
  3. c. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  4. d. een lpg-vulpunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  5. e. een afleverzuil voor lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afleverzuil lpg';

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. parkeervoorzieningen;
  2. g. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. h. geluidwerende voorzieningen;
  4. i. openbare nutsvoorzieningen;
  5. j. infrastructurele voorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen;
  7. l. water;

met de daarbij behorende:

  1. m. bebouwing;
  2. n. werken, geen bouwwerk zijnde, zoals (ongelijkvloerse) kruisingen met wegen en water.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de erfstructuur;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen;
  4. d. scheepvaart;
  5. e. behoud en herstel van de aanwezige natuurwaarden,

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. oeververbindingen;
  2. g. groenvoorzieningen;
  3. h. openbare nutsvoorzieningen;
  4. i. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. bebouwing, waaronder bruggen en dammen met duikers.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de erfstructuur;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. een goede milieusituatie;
  5. e. de bescherming van de groenstructuur;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden als dam zonder duiker;
  2. b. het gebruik voor woonschepenligplaatsen behalve ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  3. c. het gebruik voor woonschepenligplaatsen voor een groter aantal ligplaatsen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepenligplaatsen' aangegeven aantal;
  4. d. het gebruik van gronden ten behoeve van de opslag van grond ter plaatse van de functieaanduiding 'gronddepot uitgesloten';
  5. e. het gebruik van gronden, bouwwerken en woonschepen ten behoeve van een seksinrichting.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waarde - Archeologie Buitengebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Buitengebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de archeologische monumenten die ter plaatse aanwezig zijn;
  2. b. het behoud van de archeologische monumenten, waarvan de aanwezigheid redelijkerwijs vermoed wordt.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de archeologische monumentenzorg wordt gedaan.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Archeologie Centrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Centrum' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

9.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen op of in deze gronden geen bouwwerken en/of ondergrondse bouwwerken worden gebouwd, voor zover de oppervlakte van deze bouwwerken meer dan 30 m2 bedraagt.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.2ten behoeve van de andere voorkomende bestemmingen, mits de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie Centrum' wordt geschrapt, indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische waarde van het beschermde stadsgezicht die onder meer bestaan uit:

  1. a. het historische silhouet;
  2. b. de historische structuur van wegen en grachten;
  3. c. de historische contour van vestingswerken en buitengracht;
  4. d. gesloten bebouwingswanden;
  5. e. de maatvoering van de gebouwen;
  6. f. de gevelgeleding van de gebouwen;
  7. g. de kapvorm en nokrichting;
  8. h. materialen en kleuren;
  9. i. de bomen langs de gracht.

10.2 Nadere eisen

Ter bescherming van het beschermde stadsgezicht kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan:

  1. a. de situering, gevelgeleding, bouwmaterialen, kleuren en de maatvoering van de bebouwing;
  2. b. de inrichting van de openbare ruimte (wijze en indeling van de bestrating, keuze van het bestratingsmateriaal, aantal aan te leggen parkeerplaatsen alsmede de inrichting van het parkeergebied, situering van stoepen, straatmeubilair, verlichting en bomen).

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;
  2. b. dijken en kaden;
  3. c. de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. uiterwaarden;
  2. e. bergingsvijvers;
  3. f. wegen en paden;
  4. g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen als omschreven in 11.1 wordt gedaan.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding;
  2. b. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;
  3. c. de onbelemmerde afvoer van water, ijs en sediment;
  4. d. de onbelemmerde doorgang voor het scheepvaartverkeer met bijbehorende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. dijken en kaden;
  2. f. uiterwaarden;
  3. g. bergingsvijvers;
  4. h. wegen en paden;
  5. i. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen als omschreven in artikel12.1 wordt gedaan.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

14.1 Parkeren

  1. a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
  2. b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.

14.2 Laden of lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in14.1en 14.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  2. b. het bepaalde in 14.1 en 14.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels

15.1 geluidzone - 2

15.2 geluidzone - industrie

15.3 geluidzone - industrie 2

15.4 geluidzone - industrie 3

15.5 veiligheidszone - lpg

15.6 vrijwaringszone - dijk

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

16.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

16.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
  2. b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden of verschoven, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden of verschoven, indien daar aanleiding toe is vanwege een doelmatige inrichting van het bouwvlak;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
  7. g. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
  8. h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m2 bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  9. i. de bestemmingsregels ten behoeve van het innemen of hebben van een standplaats, tenzij:
    1. 1. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
    2. 2. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
  10. j. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
    1. 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
    2. 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m2;
    3. 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.

16.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen

De in artikel 16.2genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de parkeergelegenheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de milieusituatie;
  7. g. de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt langs elektronische weg gedurende 2 weken ter inzage gelegd op de website van de gemeente Zwartewaterland, waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder beschikbaar worden gesteld.
  2. b. De verbeelding op papier van het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken ligt eveneens gedurende de zelfde onder a genoemde periode in het informatiecentrum in het stadskantoor van de gemeente Zwartewaterland voor een ieder ter inzage.
  3. c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend op de website van de gemeente Zwartewaterland.
  4. d. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging eveneens van tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
  5. e. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
  6. f. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

18.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 19 Slotregel

Het plan wordt aangehaald als: bestemmingsplan N 331 Hasselt.

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan N 331 Hasselt.

14 januari 2016

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwartewaterland in de vergadering van 14 januari 2016.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfstypes

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Bij Hasselt verknopen de provinciale wegen N331, de N759 en N377. Op de N331 (Zwolle - Vollenhove) en N759 (Hasselt - Genemuiden) en de Vaartweg doen zich bij Hasselt doorstromings- en verkeersveiligheidsproblemen voor. Op de N331 bevinden zich enkele verkeersonveilige kruispunten. Tevens bevindt zich ongewenst verkeer op de parallelweg, als gevolg van een onvolledige aansluiting van de N759 op de N331. Ook staat de leefbaarheid in en rond Hasselt onder druk. De situatie is verkeersonveilig en aangemerkt als een wegvak met verkeersongevallenconcentratiepunten (VOC).

Het voornemen is om het betreffende wegtracé om te bouwen naar een veilige en volwaardige gebiedsontsluitingsweg en het lokale verkeer te regelen via de naastgelegen parallelwegen. Dit project is benoemd als 'N331 VOC's Hasselt'.

De voorgenomen ontwikkeling is van belang voor de bereikbaarheid van de hele gemeente Zwartewaterland. Zoals aangegeven verknopen bij Hasselt de N331, de N759 en de N377. Hiermee is de reconstructie van invloed op de onderlinge bereikbaarheid van Hasselt, Genemuiden en Zwartsluis, maar ook op de bereikbaarheid richting de Noordoostpolder / A28 en Zwolle. De voorgenomen ontwikkeling draagt dus bij aan zowel de interne als aan de externe bereikbaarheid van de gemeente.

Voor deze reconstructie is in de vorige projectfase door de provincie Overijssel in samenwerking met gemeente Zwartewaterland een planstudie uitgevoerd. Op basis van deze planstudie is een voorkeursalternatief vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Overijssel (GS). Dit voorkeursalternatief bestaat uit een aantal maatregelen, waarmee aan de doelstellingen van het project zal worden voldaan. Deze maatregelen bestaan in hoofdlijnen uit de navolgende ingrepen:

  • Opheffing afslaande beweging van/naar Zwartsluizerweg, alleen rechts oversteken blijft toegestaan.
  • Aanleg rotonde met verlegging tracé hoofdrijbaan en parallelweg westzijde van N331.
  • Opheffing oversteek voor autoverkeer, aanleg verbindingsweg van Sluizerdijk naar aan te leggen rotonde Vaartweg, aanleg middengeleider in hoofdrijbaan voor oversteek fietsers Sluizerdijk.
  • Opheffing aansluiting Hoogstraat op hoofdrijbaan N331 voor autoverkeer.
  • Aanleg hooggelegen rotonde met verlegging tracé N759.
  • Opheffing aansluiting Hanzeweg.

Een aantal van de genoemde maatregelen past niet binnen de geldende bestemmingsplannen. Het doel van het voorliggende bestemmingsplan is om de gehele voorgenomen ontwikkeling planologisch-juridische mogelijk te maken.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied betreft het een deel van het traject van de N331 en een klein deel van de N759. De wijzigingen vinden verspreid in het plangebied plaats. Het plangebied heeft een totale lengte van circa 2,5 km. De ligging is aangegeven op de afbeelding 'Globale ligging plangebied'. Een uitgebreide beschrijving van het wegtracé is opgenomen in paragraaf 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0001.jpg"

Afbeelding: Globale ligging plangebied

De N331 gaat in noordoostelijke richting naar Zwartsluis en in zuidelijke richting naar Stadshagen. De N759 gaat in noordwestelijke richting naar Genemuiden.

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • 'Hasselt binnen de Veste', dat op 31 augustus 1982 is vastgesteld door de gemeenteraad en op 22 november 1983 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Overijssel;
  • 'Nadorst', dat op 24 januari 1989 is vastgesteld door de gemeenteraad en op 24 mei 1989 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Overijssel;
  • 'Buitengebied Hasselt', dat op 15 mei 1999 is vastgesteld door de gemeenteraad en op 14 december 1999 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Overijssel;
  • 'Bedrijventerrein Zwarte Water 2004', dat op 24 mei 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad en op 15 januari 2008 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Overijssel;
  • 'Binnen de Veste 2009', dat op 28 mei 2009 is vastgesteld door de gemeenteraad;
  • 'Woonwijken Zwartewaterland', dat op 16 december 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad;
  • 'Buitengebied Zwartewaterland', dat op 10 oktober 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad.

Voor het plangebied worden de bovenstaande plannen vervangen door het voorliggende bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

In deze toelichting wordt beschreven op welke wijze de maatregelen voor de N331 juridisch-planologisch worden ingepast. In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader geschetst. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige en toekomstige weginrichting. In hoofdstuk 4 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. In hoofdstuk 5 worden de planregels nader toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven en in hoofdstuk 7 komt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt een analyse gemaakt het relevante beleidskader. Bij het beleidskader worden de beleidsnota's behandeld die direct of indirect doorwerken in het bestemmingsplan of invloed hebben op de bestemmingsregelingen. Hierna is per bestuursniveau een samenvatting gegeven van deze nota's.

2.1 Nationaal Beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

Nationale belangen

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Het gaat dan onder meer om een goede hoofdinfrastructuur, een aantrekkelijk vestigingsklimaat en internationale bereikbaarheid en het borgen van een goede waterveiligheid en een natuurnetwerk voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Provinciale wegen als de N331 maken geen onderdeel uit van het hoofdwegennet 'rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen' waarvoor het rijk zich verantwoordelijk acht. De voorgenomen ontwikkeling raakt daarom dan ook geen nationale belangen omtrent infrastructuur.

Wel is in bijlage 6 van de SVIR is limitatief opgenomen welke essentiële beleidsbeslissingen uit de Nota Mobiliteit (gewijzigd) van kracht blijven. Een relevant aspect hierbij is het nationale doel om de verkeersveiligheid permanent te verbeteren door een reductie van het aantal verkeersdoden en ernstige verkeersgewonden.

Het inrichten van de N331 als veilige en volwaardige gebiedsontsluitingsweg en het regelen van het lokale verkeer via de naastgelegen parallelwegen, dragen bij aan de doelstelling van het vergroten van de verkeersveiligheid en is daarmee in lijn met het rijksbeleid.

Het tracé gaat voor een deel over de watergang Zwarte Water. Voor een deel van het plangebied geldt het nationaal belang 'ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling'. In paragraaf 4.8 wordt nader ingegaan op de aspecten met betrekking tot water en waterveiligheid.

Voor natuur gelden de nationale belangen 'ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten' en 'ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten'. In paragraaf 4.9 is in het kader van de voorgenomen ontwikkeling nadere aandacht besteed aan natuur.

In zijn algemeenheid dient er sprake te zijn van een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Met het voorliggende plan worden alle belangen zorgvuldig afgewogen. Burgers, belangenorganisaties en andere overheden hebben de mogelijkheid om in het kader van de bestemmingsplanprocedure te reageren op deze afweging.

Conclusie

Het nationale beleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling op het relevante tracé van de N331.

2.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Overijssel

Op 1 juli 2009 is de Omgevingsvisie Overijssel vastgesteld. De Omgevingsvisie is het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Duurzaamheid wordt in de Omgevingsvisie gedefinieerd als: 'duurzame ontwikkeling voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien'. Duurzaamheid wordt gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

Ruimtelijke kwaliteit wordt in de Omgevingsvisie gedefinieerd als 'datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mensen belangrijk is. Of duurzamer gesteld: wat voor mens, plant en dier belangrijk is'. Anders gezegd: ruimtelijke kwaliteit is: de goede functie op de goede plek op de goede manier ingepast in de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij de bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Op basis van de gebiedskenmerken en beleidsambities zijn kwaliteitsambities geformuleerd. De gebiedskenmerken en de kwaliteitsambities zijn uitgewerkt in de Catalogus Gebiedskenmerken die bij de Omgevingsvisie hoort.

Om concreet invulling te geven aan de thema's duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit, zijn 9 centrale beleidsambities en onderwerpen van provinciaal belang aangegeven. In het kader van de voorgenomen zijn de provinciale belangen 'bereikbaarheid: een vlotte en veilige reis over weg, water, spoor en per fiets van en naar stedelijke netwerken en streekcentra binnen en buiten Overijssel' en 'veiligheid en gezondheid: veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen' relevant.

Uitvoeringsmodel

Bij voorgenomen ontwikkelingen stuurt de provincie op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hiervoor is het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontwikkeld (zie de volgende afbeelding). Bij een voorgenomen initiatief wordt (iteratief) volgens de drie niveaus bepaald of er een behoefte is aan de voorgenomen ontwikkeling, waar de ontwikkeling past volgens de Omgevingsvisie en hoe de ontwikkeling het beste uitgevoerd kan worden (de zogenoemde of-, waar- en hoe-vraag).

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0002.jpg"

Afbeelding: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Generieke beleidskeuzes (of-vraag)

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt de 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat uitbreiding kan plaatsvinden. In het voorliggende geval is geen sprake van herstructurering en ook niet van uitbreiding, maar van een verbetering van de verkeersveiligheid en leefbaarheid van en nabij het plangebied.

Ontwikkelingsperspectieven (waar-vraag)

Om invulling te geven aan de provinciale beleids- en kwaliteitsambities zijn ontwikkelingsperspectieven opgesteld. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan de 'waar'-vraag. Voor het plangebied en de directe omgeving gelden de volgende ontwikkelingsperspectieven:

  1. a. Zone Ondernemen met natuur en water: natuur en water.
  2. b. Buitengebied accent productie: schoonheid van de moderne landbouw.
  3. c. Buitengebied accent veelzijdig gebruiksruimte: mixlandschap.
  4. d. Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieu's: historische kern, binnenstad.
  5. e. Hoofdinfrastructuur: vlot en veilig: vaarweg.

Ad a.

Zone Ondernemen met natuur en water: Dit is het samenhangend netwerk van gebieden met natuurkwaliteit, water en landschappelijke kwaliteit. Deze zone bestaat uit de Ecologische Hoofdstructuur, de gebieden waar water de bepalende functie is (het watersysteem van brongebieden tot hoofdsysteem) en (landbouw)gebieden waar ruimte is voor ontwikkeling van economische dragers. De toepassing van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving richt zich in de gebieden buiten de EHS op beheer en versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap. In de paragrafen 4.3, 4.8 en 4.9 wordt nader ingegaan op respectievelijk landschap, water en natuur.

Ad b.

Buitengebied accent productie: Dit zijn gebieden voor landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van grote open cultuurlandschappen. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot belemmeringen van de landbouw.

Ad c.

Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte: Dit zijn gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatie-zorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken. De aanpassing van de N331 zorgt voor een veilige en volwaardige gebiedsontsluitingsweg en een parallelweg die beide landschappelijk gezien goed ingericht zijn (aandacht voor versterking ruimtelijke kwaliteit). Deze maatregelen ondersteunen daarmee de kwaliteitsambitie om de verweving van de verschillende functies te versterken. Daarmee past de voorziene ontwikkeling binnen het ontwikkelingsperspectief. In paragraaf 4.3 is dit nader uitgewerkt.

Ad d.

Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus: Dit betreft een veelzijdige mix van woon- en werkmilieus, elk met een eigen karakteristiek. De identiteit en eigenheid van de kernen is leidend bij opgaven zoals herstructurering, inbreiding en uitbreiding. Bij de voorgenomen ontwikkeling is rekening gehouden met de ligging van de kern. Ingezet wordt op een verbetering van de leefbaarheid en de ontwikkeling wordt ingepast in de omgeving. Zie hiervoor hoofdstuk 4.

Ad e.

Hoofdinfrastructuur: vlot en veilig: Dit omvat de hoofdinfrastructuur inclusief knoop- en uitwisselingspunten die de ontwikkelingsdynamiek ondersteunt en de belangrijkste vervoersrelaties vlot en veilig bedient. De voorgenomen ontwikkeling levert een bijdrage aan dit ontwikkelingsperspectief.

In de Omgevingsvisie zijn de hoofdlijnen van het beleid ten aanzien van het autoverkeer in de groene omgeving en de stedelijke omgeving uiteengezet.

Groene omgeving: Voor autoverkeer wordt het buitengebied vanaf de hoofdstructuur ontsloten met gebiedsontsluitingswegen naar locaties en gebieden met bovenlokale verkeersbewegingen. Vorm en functie van wegen in het buitengebied voegen zich naar de gebiedskenmerken en versterken de leefbaarheid.

Stedelijke omgeving: Voor autoverkeer wordt ingezet op gedifferentieerde bereikbaarheid, de ontwikkeling van de hoofdinfrastructuur en een integraal verkeer- en vervoersysteem met een multimodale netwerkaanpak van het hogere en onderliggende wegennet.

De N331 is in de omgevingsvisie aangemerkt als gebiedsontsluitingsweg. Het voorliggende bestemmingsplan is bedoeld om de N331 bij Hasselt zodanig in te richten dat deze zoveel mogelijk voldoet aan de kenmerken van een veilige en volwaardige gebiedsontsluitingsweg. Daarmee is de voorgenomen ontwikkeling in lijn met de omgevingsvisie.

Gebiedskenmerken (hoe)

Op basis van de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en de lust- en leisure laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. In de Catalogus Gebiedskenmerken (die bij de Omgevingsvisie behoort) zijn enerzijds zeven algemene kwaliteitsambities opgenomen en anderzijds worden in deze catalogus per laag verschillende gebiedstypen onderscheiden en per gebiedstype worden de kenmerken, ontwikkelingen, ambities en sturing beschreven.

Het project N331 levert een bijdrage aan (en is op z'n minst in ieder geval niet in conflict met) bij de beleidsambities, met name als het gaat om het borgen van een goede regionale bereikbaarheid, veiligheid, vitale regionale economie vestigingsklimaat, behoud van natuur, het voor de lange termijn klimaatbestendig en veilig zijn van het watersysteem en het behoud en versterking van mooie landschappen.

Omgevingsverordening Overijssel

Tegelijk met de Omgevingsvisie Overijssel hebben Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 de Omgevingsverordening Overijssel vastgesteld. De Omgevingsverordening van de provincie Overijssel is één van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken in ruimtelijke plannen van de provincie zelf en de daarbinnen gelegen gemeenten.

Het uitgangspunt van de Omgevingsverordening is dat niet meer geregeld wordt dan nodig is om uitvoering te geven aan de ambities en voornemens uit de omgevingsvisie. Gemeente en provincie krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. De provincie voorkomt extra regeldruk door in de Omgevingsverordening niet te regelen wat elders al wordt geregeld.

De Omgevingsverordening geeft regels voor onder meer:

  1. 1. gemeentelijke ruimtelijke plannen (geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen);
  2. 2. grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen (gericht op burgers, bedrijven en instellingen);
  3. 3. kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (geeft instructies aan waterschappen);
  4. 4. verkeer (regeling voor provinciale wegen en scheepvaartwegen).

Ten aanzien van de N331 zijn de volgende beleidsregels uit de Omgevingsverordening Overijssel relevant:

  1. 1. SER-ladder en Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
  2. 2. Ruimtelijke kwaliteit.
  3. 3. Nationaal Landschap.
  4. 4. Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
  5. 5. Gebieden met risico op overstroming.

Hierna wordt op deze beleidsregels nader ingegaan.

Ad 1. SER-ladder en Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

De provincie hanteert in haar beleid voor woningbouw, bedrijfslocaties en voorzieningen in zowel de groene en als de stedelijke omgeving het principe van de zogenaamde SER-ladder. Dit komt er kort gezegd op neer dat voordat er extra ruimtebeslag in de groene ruimte kan worden toegestaan, eerst bekeken moet worden of er geen bestaande bebouwing / infrastructuur kan worden benut of door herstructurering geschikt kan worden gemaakt. Daarmee wordt zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bevorderd.

In principe zullen dus geen nieuwe grootschalige uitbreidingen in de groene ruimte worden gerealiseerd, tenzij binnen het bestaand bebouwd gebied / infrastructuur in de groene omgeving geen ruimte gevonden kan worden. De herinrichting van de N331 vindt plaats nabij het bestaande tracé. Significante effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van natuurgebieden worden niet verwacht.

Ad 2. Ruimtelijke kwaliteit

De Omgevingsverordening stelt acht concrete beleidsprincipes ten aanzien van het aspect ruimtelijke kwaliteit verplicht voor alle ruimtelijke plannen. In de paragrafen 3.2, 3.3 en 4.3 is invulling gegeven aan de ambities voor ruimtelijke kwaliteit. De ontwerpopgaven en -principes zijn benoemd en als richtlijn gehanteerd bij de voorgenomen ontwikkeling van de N331.

Ad 3. Nationaal Landschap

Een groot deel van het tracé ligt binnen het Nationaal Landschap IJsseldelta. De landschappelijke kernkwaliteiten van de IJsseldelta zijn:

  1. 1. de grote mate van openheid;
  2. 2. de oudste rationele, geometrische verkaveling;
  3. 3. reliëf in de vorm van huisterpen en kreekruggen;
  4. 4. de kleinschaligheid en openheid van het rivierenlandschap.

De opgave voor de Nationale Landschappen is het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Ook de recreatieve toegankelijkheid moet vergroot worden. De landschappelijke kernkwaliteiten van de IJsseldelta vormen het krachtige uitgangspunt voor ruimtelijke ontwikkeling. Dit betekent in de eerste plaats dat de aanwezige waarden worden gekoesterd en beheerd. Daarnaast zal de beleving van de delta op specifieke plaatsen worden versterkt, onder andere door het uitgraven van kreken en hanken.

In paragraaf 4.3 is hier nadere aandacht besteed aan de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing, hiermee worden landschappelijke kwaliteiten en de belevingswaarde versterkt. Daarmee is zijn de maatregelen aan de N331 Zwartsluis-Vollenhove in lijn met de beleidsuitgangspunten voor het Nationaal Landschap.

Ad 4. Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Significante effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS worden daarom niet verwacht. Zie hiervoor ook paragraaf 4.9.

Ad 5. Gebieden met risico op overstroming

De Omgevingsverordening schrijft voor dat 'voor gebieden met risico op overstroming een overstromingsrisicoparagraaf wordt opgenomen in de toelichting bij bestemmingsplannen'. Het tracé van de N331 bij Hasselt gaat over een primaire waterkering. Het tracé ligt deels binnen dijkring 10 Mastenbroek (westelijk deel tracé) en dijkring 9 Vollenhove (oostelijk deel tracé). Dit bestemmingsplan bevat daarom een overstromingsrisicoparagraaf. Zie hiervoor paragraaf 4.8.

Conclusie

Bij het ontwerp van de N331 is rekening gehouden met de eisen die zijn gesteld in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel. Hieruit resulteert een bestemmingsplan dat in lijn is met het provinciaal beleid.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie 'Zicht op Zwartewaterland'

De structuurvisie Zwartewaterland 2013 (vastgesteld 25 april 2013) heeft als doel het ruimtelijk beleid te formulieren voor de periode tot 2025. De structuurvisie behandelt toekomstige ontwikkelingen en benoemt de kwaliteit en identiteit van de gemeente en de opgaven die er in de gemeente zijn.

In de structuurvisie worden knelpunten geconstateerd op de N331 bij Hasselt. Voor de verkeersstructuur geldt een opgave, met name rond de aansluiting van de Zwartsluizerweg (N331) met de Vaartweg (N377) en het opheffen van de barrièrewerking van beide wegen. De wegen zijn parallel aan elkaar gelegen, hetgeen onveilige situaties en sluipverkeer oplevert.

Het kruispunt Hasselt (N331-N759) wordt een overzichtelijke en complete verknoping van de twee provinciale wegen, zodat de drie richtingen op één knooppunt met elkaar verbonden zijn. Voor het gebied waarbij de N331 langs de historische kern van Hasselt scheert, is een ontrafeling van de verkeersstructuur wenselijk. Bovendien moet de N331 ruimtelijk zodanig ingepast worden dat het tracé onderdeel wordt van de stedelijke structuur van Hasselt.

Als zodanig wordt vanuit mobiliteit een opgave voorzien voor de N331 bij Hasselt. De voorgenomen maatregelen, zoals mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan, houden de bijzondere landschappelijke en ecologische waarden in stand. Tevens is er bijzondere aandacht voor de inpassing en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Zie hiervoor hoofdstuk 4. Het voorliggende bestemmingsplan betreft daarmee een invulling van de opgaven uit de Structuurvisie.

Landschapsontwikkelingsplan Zwolle, Zwartewaterland en Kampen (LOP)

De gemeenten Zwolle, Zwartewaterland en Kampen hebben gezamenlijk het landschapsontwikkelingsplan Zwolle, Zwartewaterland en Kampen opgesteld voor hun gehele buitengebied (18 oktober 2012). Het plan heeft een belangrijke bouwsteen gevormd voor de bestemmingsplannen voor het buitengebied van deze gemeenten.

Met het landschapsontwikkelingsplan willen de gemeenten zich inzetten voor het behoud en de versterking van de kwaliteiten en kenmerken van het landschap. Hierbij gaan bescherming van het landschap en het ontstaan van nieuwe ontwikkelingen in het landschap hand in hand. Bij het maken van nieuwe bestemmingsplannen vormt het LOP de basis van wat wel en wat niet gewenst is. Het plan bevat kaarten waarop per landschapstype goede en slechte voorbeelden van ruimtelijke ontwikkelingen staan.

Op de gebiedsperspectievenkaart (pagina 32) is het plangebied ingedeeld onder 'D5 Stroomruggen en dijken', 'D6 Polder Mastenbroek', 'D7 Zwartewater - Kievitsbloemen en schepen' (buitendijks).

Ad D5. Samen met de waterlopen (IJssel, Zwartewater en Vecht) vormen de ruggen en oeverwallen de ruggengraten van dit gebied. Kenmerkende dieren en planten zijn de steenuil, ooievaar, boerenzwaluw en stinsplanten. De dijken verbinden historische kernen die allemaal een relatie hebben met het water. Aan weerszijden van de dijken liggen kolken, onregelmatige mozaïekvormige kavels en dijkwoningen. De visie richt zich op instandhouding en het toegankelijk maken en versterken van de cultuurhistorische identiteit van de oude kernen, rivierduinen, oeverwallen, stroomruggen, kronkelende dijken, kolken en verkavelingspatronen. Het herstel van landschapselementen zoals meidoornhagen, knotwilgen, hakhout en hoogstamboomgaarden versterkt de natuurrijkdom. Om historische beeldbepalende gebouwen voor de toekomst te kunnen behouden worden er nieuwe functies voor gezocht. De dijken en kades worden geschikt gemaakt voor recreatie. Doorgaand verkeer wordt getemperd. De historische kernen vormen pleisterplaatsen. Hier liggen kansen om de relatie van de kernen met het water door nieuwe ontwikkelingen nieuw leven in te blazen. De huidige vorm van landbouw wordt voortgezet.

Ad D6. Polder Mastenbroek heeft de oudste rationele, geometrische verkaveling, kent een grote mate van weidsheid en heeft een bijzonder reliëf in de vorm van huisterpen en kreekruggen. De weteringen met de erven vormen de ruggengraat van het polderlandschap. Kenmerkende planten en dieren zijn de grote modderkruiper, grutto, tureluur, zwarte stern, dotterbloem en de krabbescheer. Het water heeft een belangrijke beeldbepalende functie voor Polder Mastenbroek. De erven zijn omgeven door bosjes, fruitgaarden en losse bomen langs de weg. Erven blijven compact met een duidelijk onderscheid tussen de voorkant (de boerderij met nuts- en siertuin) en de achterkant (het bedrijfsgedeelte). Landbouw is een belangrijke functie in het gebied. Er is ruimte voor grote intensieve melkveehouderijen. Door gebruik van de polder als weidegrond, zorgt de landbouw voor het behoud van de weidsheid van de polder. Water speelt een cruciale rol in dit gebied. Vanwege de hoge waterstanden zorgden sloten al van oudsher voor de afwatering van de weiden. Daarnaast is het van belang de waterstand in de polder (kunstmatig) hoog te houden om inklinking van de veengrond te voorkomen. Ook het weidevogelbeheer vereist een hoog waterpeil en in de natte perioden plas-dras situaties. Waterberging vindt plaats in oude getijdenkreken, zoals de Molenstreng bij Hasselt.

Ad D7: Het Zwartewater maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en is van internationale betekenis voor doortrekkende en overwinterende vogelsoorten. De uiterwaarden worden beheerd als natuurgebied en zijn van belang voor stroomdalflora, die voorkomt op oeverwallen, dijken en in graslanden. De oeverlanden zijn één van de belangrijkste groeiplaatsen van de Kievitsbloem in Noordwest Europa. Hier wordt dan ook ingezet op een afwisseling van kievitsbloemgrasland tot (zachthout) ooibos, van oevervegetaties tot moerasvegetaties en van broedgebied voor weidevogels en water- en moerasvogels tot rust- en voedselgebied voor doortrekkende soorten en wintergasten. Het gebied heeft een kleinschalig karakter, maar er zijn wel prachtige vergezichten over het water. Extensieve vormen van landbouw passen prima in dit deelgebied. Het landbouwkundige gebruik heeft een belangrijke betekenis voor het natuurbeheer. De dijkwegen zijn geschikt voor recreatief medegebruik, met name voor fietsen. Struinpaden dragen bij aan de beleving van het water.

Bij het ontwerp van het wegtracé is nadere aandacht besteed aan de inpassing in het landschap en de daarbij behorende ruimtelijke kwaliteit. Zie hiervoor paragraaf 4.3. Het voorliggende bestemmingsplan staat de ontwikkeling van de natuurdoelen die voor de gebieden gelden niet in de weg. De voorgenomen ontwikkeling past binnen het LOP.

Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan Zwartewaterland (GVVP)

Het GVVP van de gemeente Zwartewaterland (24 september 2008) geeft kaders en een visie op het gebied van verkeer en vervoer in de gemeente Zwartewaterland. Het GVVP bestaat uit een 'Inventarisatienota' en een 'Beleidsnota en Actieplan'. In de Inventarisatienota is het vigerend beleid uiteengezet en zijn de knelpunten geïnventariseerd. De 'Beleidsnota en Actieplan' bevat het (nieuw) geformuleerde beleid en de daaruit volgende maatregelen/acties.

Doel van het GVVP-beleid is het creëren van een doelmatig, veilig en duurzaam verkeers- en vervoerssysteem waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Dit wordt onder meer geconcretiseerd in het ontwikkelen van een Duurzaam Veilig verkeers- en vervoerssysteem.

In dat kader is in de GVVP het wegennet in de gemeente Zwartewaterland gecategoriseerd, waarbij het gecategoriseerde wegennet van de provincie het uitgangspunt vormt. De N331 bij Hasselt is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 80 km/uur. Een deel van het tracé is daarbij ook aangemerkt als erftoegangsweg A.

Het GVVP geeft aan dat een belangrijk (Duurzaam Veilig) inrichtingskenmerk van gebiedsontsluitingswegen is dat deze wegen beschikken over parallelwegen waarover naast het gemotoriseerde bestemmingsverkeer, tractoren, bromfietsers en fietsers dienen te rijden.

Erftoegangswegen die aansluiten op gebiedsontsluitingswegen moeten, in het kader van een duidelijke hiërarchie, zoveel mogelijk van het type erftoegangsweg A zijn. In een aantal gevallen wil de gemeente praktisch met dit principe omgaan, omdat het stringent volgen van dit principe leidt tot te grote ingrepen in de verkeersstructuur.

In het GVVP zijn maatregelen weergegeven. De maatregelen aan de N331 bij Hasselt passen binnen het streven uit het GVVP om de inrichting zoveel mogelijk te laten voldoen aan inrichtingskenmerken van een gebiedsontsluitingsweg. Ook aan het streven om aansluitingen die er zijn zoveel mogelijk te beperken tot het type erftoegangsweg A wordt tegemoetgekomen.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling met maatregelen aan het tracé van de N331 bij Hasselt zijn een invulling van het gemeentelijk beleid. Hiermee past het voorliggende bestemmingsplan binnen dit beleid.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Huidige En Nieuwe Tracé N331 Hasselt

De voorgenomen maatregelen voor het tracé van de N331 bij Hasselt passen niet in de vigerende bestemmingsplannen. De maatregelen zijn in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.

3.1 Huidige Tracé

In de volgende afbeelding zijn de benamingen van de wegen binnen de scope van het project weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0003.jpg"

Afbeelding: Straatnamenkaart omgeving plangebied

Hierna zijn de verschillende verkeerskenmerken en ruimtelijke kenmerken van de binnen de projectscope gelegen relevante wegen en locaties weergegeven.

1: Jachthavens

Ten noorden van de N331 liggen twee jachthavens: De Molenwaard en De Nadorst. Jachthaven de Molenwaard wordt ontsloten via de Van Nahuysweg, door het centrum van Hasselt en de aansluiting van de Hoogstraat op de N331. Jachthaven de Nadorst wordt ontsloten via de Sluizerdijk, die via een rechte oversteek over de N331 aansluit op de Buiten de Venepoort.

2: Kruispunt N331/Vaartweg

Dit kruispunt is een verkeersonveilige kruispunt. Op dit kruispunt zijn veel kruisende verkeersstromen door de aansluitingen van de Vaartweg op de N331 en de parallelweg van de N331. Het snelheidsregime op de parallelweg, de Vaartweg en de N331 is 50 km/uur. Door de ongeregelde verkeerssituatie ontstaan momenteel regelmatig wachtrijen op de parallelweg en de Vaartweg.

3: Tankstation

Het tankstation is vanaf zowel de N331 als de parallelweg bij Hasselt bereikbaar. Het is niet mogelijk om via de pomp vanaf de N331 de parallelweg op te rijden, andersom ook niet. Op de parallelweg bevinden zich aan de zijkant fietsstroken. Vlak voor het tankstation is een oversteek aanwezig over de N331 naar de Sluizerdijk. In de brede grasberm ten oosten van het tankstation staan bomen. Het tankstation is naast de supermarkt, het busstation en het garagebedrijf één van de bepalende ruimtelijke elementen langs de N331. Samen bepalen ze voor een deel het ruimtelijk beeld van het centrum van Hasselt vanaf de N331. Dit beeld past niet bij het historische karakter van het centrum van Hasselt.

4: Busstation

Het busstation is het belangrijkste overstappunt voor buspassagiers in noordwest Overijssel. De bus halteert zowel aan de N331 als aan de parallelweg (Buiten de Venepoort). Er is ruimte voor vier bussen op het busstation. Door de ligging van het busstation tussen de N331 en de parallelweg ontstaat een groot verhard oppervlak, dat de leesbaarheid van de plek en de verblijfskwaliteit niet ten goede komt. Aan de overzijde van de parallelweg bevindt zich een fietsenstalling ten behoeve van het busstation. Dit is een overdekte stalling die in de schaduw van grote bomen ligt. De recentelijk vernieuwde stalling heeft een open karakter. Ter hoogte van deze fietsenstalling is een versmalling/oversteek locatie in de parallelweg aangebracht. Er zijn geen parkeervoorzieningen voor het busstation. Momenteel wordt vaak geparkeerd in de groenstrook, dit zijn ook auto's van werknemers in de omgeving.

5: Scheepswerf Bodewes

De scheepswerf Bodewes is met de opvallende bebouwing en haven karakteristiek voor de plek en voor Hasselt. De werf heeft een aansluiting op de N331, schuin tegenover het kruispunt N331/Hoogstraat. Deze aansluiting mag uitsluitend gebruikt worden door zware transporten die niet door de Hoogstraat kunnen. Het overige verkeer tussen de N331 en de scheepswerf moet via het centrum van Hasselt rijden.

6: Kruispunt N331/Hoogstraat

Dit kruispunt is een verkeersonveilige kruispunt. De Hoogstraat sluit aan op de parallelweg en de hoofdrijbaan van de N331. De parallelweg ontsluit het centrum van Hasselt, verkeer vanaf de parallelweg moet door middel van een stopbord voorrang geven aan verkeer op de Hoogstraat. Het verkeer op de Hoogstraat moet voorrang verlenen aan het verkeer op de N331. De parallelweg en hoofdrijbaan zijn van elkaar gescheiden door een brede grasberm met bomen. Het snelheidsregime op zowel de N331 als de parallelweg is 50 km/uur. De centrumwegen vallen allen binnen de 30 km/uur zone van het centrumgebied van Hasselt. Er zijn geen fietsvoorzieningen op dit kruispunt gerealiseerd. Op dit punt wordt de oude Hanzestad Hasselt goed beleefd. Enerzijds door de scheepswerf, anderzijds door de aanwezige karakteristieke kleinschalige bebouwing van het historische centrum en het verdedigingswerk met waardevolle bomen. Het contrast tussen het historische centrum en de infrastructuur is op deze locatie goed zichtbaar: de kleinschaligheid van het centrum en de grootte van het kruisingspunt.

7: Hoogstraat

De Hoogstraat vormt de entree naar het centrum en geldt als de verbindingsweg naar de jachthaven en het terrein van de scheepswerf. Het valt binnen de 30 km/uur zone van het centrumgebied van Hasselt. In de Hoogstraat geldt een verbod voor vrachtverkeer buiten venstertijden en voor verkeer langer dan 9 meter. De Hoogstraat maakt deel uit van het wegenpatroon van de historische Hanzestad Hasselt en ademt nog steeds die sfeer uit.

8: Parallelweg ter hoogte van Hasselt

Op de parallelweg ter hoogte van Hasselt ligt een aantal snelheidsremmende maatregelen en is asmarkering aangebracht. De parallelweg is uitgevoerd in asfaltverharding. Daarnaast is de parallelweg ter hoogte van de kern aan weerszijden uitgerust met fietsstroken. Deze komen samen ter hoogte van het plateau bij het Justitiebastion (nabij het Zwarte Water), om vervolgens als een éénzijdig in twee richtingen bereden onverplicht fietspad over de brug te gaan. Op het plateau bij het Justitiebastion is daarom een fietsoversteek gelegen. Door de breedte van de parallelweg en het materiaalgebruik oogt de parallelweg niet ondergeschikt aan de hoofdrijbaan van de N331. Ter hoogte van de entree van Hasselt conflicteert de parallelweg zelfs met de kleinschaligheid van de bebouwing van het historische centrum. Op de parallelweg geldt een verbod voor vrachtverkeer: tussen de Vaartweg en de Hoogstraat uitgezonderd bestemmingsverkeer en voor het deel tussen de Hoogstraat en de N759 voor al het vrachtverkeer.

9: Zwartewaterbrug

De brug over het Zwarte Water is een beweegbare brug. Op de brug ligt de volgende infrastructuur:

  • N331: 2x1 rijstroken voor het doorgaande verkeer. Het snelheidsregime is 80 km/uur.
  • Parallelweg: 2x1 rijstroken voor lokaal verkeer. Het snelheidsregime ligt hier op 50 km/uur. Daarnaast geldt een verbod voor vrachtverkeer, vanaf het kruispunt parallelweg/Hoogstraat tot aan het kruispunt parallelweg/N759.
  • Eénzijdig gelegen vrijliggend onverplicht fietspad, samengekomen vlak voor de brug. Ook voetgangers maken gebruik van dit fietspad.

Komend vanuit het noorden en oosten heeft de automobilist de eerste kennismaking met de weidsheid van Polder Mastenbroek. Komend vanuit het zuiden en het westen hebben de automobilist en fietser zicht op het historische centrum van Hasselt. Op de noordelijke taluds wordt de weg begeleid met een stevige opgaande beplanting. De brug zelf fungeert als ruimtelijk herkenningspunt.

10: Kruispunt N759 / Zwartewaterweg

Dit kruispunt valt binnen de komgrens, het snelheidsregime is dan ook 50 km/uur. Bromfietsers dienen hier gebruik te maken van de rijbaan, voor fietsers zijn vrijliggende fietspaden aanwezig. Het verkeer op dit kruispunt is een mix van lokaal en regionaal verkeer, veroorzaakt door de onvolledige aansluiting van de N759 op de N331. Verkeer vanaf de N759 verleent voorrang aan verkeer op de Zwartewaterweg, waardoor tijdens het piekmoment in de spits wachtrijen ontstaan. Dit kruispunt is één van de verkeersonveilige kruispunten. De N759 kruist hier een oude kreek. Aan de noordzijde is geen water meer aanwezig, hier ligt een bosje. Aan de zuidzijde van de N759 is de kreek nog aanwezig, deze wordt echter aan het zicht onttrokken door opgaande beplanting rondom de kreek. De kerktoren van Hasselt en de brug over het Zwarte Water zijn zichtbaar, maar worden gedeeltelijk aan het zicht ontnomen door de bedrijfsbebouwing op de westelijke oever van het Zwarte Water.

11: Zwartewaterweg

De Zwartewaterweg valt in zijn geheel binnen de bebouwde kom, het snelheidsregime is hier dan ook 50 km/uur. Op de weg is een middenmarkering aangebracht. Aan de oostzijde is vanaf het kruispunt met de N759 een vrijliggend in twee richtingen te berijden onverplicht fietspad aanwezig. De woningen aan de Hasselterdijk (westzijde) zijn op afstand gelegen. Door middel van twee aansluitingen worden deze woningen ontsloten. Het beeld wordt hier bepaald door het groen ten westen van de weg en het Dijkwegje met daarachter bedrijfsbebouwing.

12: Kruispunt Zwartewaterweg / Hanzeweg

Het kruispunt van de Zwartewaterweg en de Hanzeweg is de entree tot het bedrijventerrein en valt binnen de bebouwde kom, het snelheidsregime is hier 50 km/uur. De komgrens ligt ten westen van het kruispunt, op de Hanzeweg. Dit kruispunt is één van de verkeersonveilige kruispunten. Ondanks dat dit de entree tot het bedrijventerrein vormt, domineert het aanwezige (opgaande) groen hier het beeld.

13: Kruispunt N759 / Cellemuiden / Wolfshagenweg

De N759 gaat hier onder de N331 door. De enige verbinding tussen deze wegen op dit kruispunt is van de N759 richting Zwolle. Het snelheidsregime op de N759 en de N331 is 80 km/uur, op de Cellemuiden en de Wolshagenweg 60 km/uur. Voor fietsers zijn vrijliggende fietspaden. Dit kruispunt is één van de verkeersonveilige kruispunten. De N759 loopt langs de Polder Mastenbroek. Een smalle bosstrook westelijk parallel aan de N759 ontneemt de automobilist het zicht op de weidsheid van de polder. In de westelijke berm van de N759 staat een laanbeplanting van essen. De N759 kruist een oude kreek. Deze kreek heeft westelijk van de N759 een open karakter. Aan de oostzijde ligt de kreek in de luwte van een boscomplex en is daardoor nauwelijks beleefbaar. De Wolfshagenweg vormt een oude ontginningslijn van de polder. Kenmerkend voor deze ontginningslijn is de lange rechtstand en de, op enige afstand van elkaar staande, boerenerven. Nabij de N759 en N331 is de oorspronkelijke rechtstand van de Wolfshagenweg niet meer volledig aanwezig. De Cellemuiden is de historische dijkweg over de westelijke oeverwal van het Zwarte Water. Het vormde vroeger een belangrijke verbinding tussen Hasselt en Genemuiden. Tegenwoordig is het een belangrijke recreatieve route. Langs de Cellemuiden liggen enkele oude kolken.

14: N759 ter hoogte van viaduct N331

Op dit wegvak ligt de komgrens van Hasselt. Aan beide zijden van de weg zijn vrijliggende fietspaden gelegen. Het snelheidsregime is 50 km/uur. Vanaf de N759 heeft men zicht op de kerktoren van Hasselt. De kreek die hier wordt gekruist, is niet beleefbaar. Dat komt door de opgaande beplanting rondom het water.

15: Kruispunt N331 / Hanzeweg

De Hanzeweg sluit op dit punt aan op de N331. Het is een van de twee ontsluitingswegen van het bedrijventerrein. De Hanzeweg sluit aan op de N331 en de Zwartewaterweg op de N759. Het kruispunt is vormgegeven met opstelvakken voor afslaand verkeer op de N331. Aan weerszijden ligt buiten de rijbaan van de N331 een bushalte. Dit punt vormt weliswaar de entree tot het bedrijventerrein, maar vanaf de N331 zijn de bedrijven niet zichtbaar. Het beeld wordt hier gedomineerd door het opgaande) groen. Komend vanaf de Hanzeweg heeft men een weids uitzicht over de Polder Mastenbroek. Tegenover de aansluiting naar het bedrijventerrein sluit een locatie met onder ander de houtzagerij Jutjesriet aan op de N331.

3.2 Algemene Uitgangspunten Wegontwerp Aangepaste N331

Bij de aanpassingen van het tracé wordt ingezet op een oplossing die zich richt op het oplossen van de verkeersongevallenconcentratiepunten (VOC) én de realisatie van een logische verkeersstructuur

De maatregelen hebben als doel het oplossen van de VOC's, de leefbaarheidsknelpunten en het realiseren van een robuuste kwaliteit van de verkeersafwikkeling. Hiermee zal ook het regionaal verkeer minder gebruik gaan maken van de lokale verkeersstructuur. De voorgenomen ontwikkeling draagt daarmee bij aan zowel de interne als aan de externe bereikbaarheid van de gemeente.

Vanuit de doelstelling zijn randvoorwaarden gesteld aan de uiteindelijke oplossing. Met de maatregelen en de vertaling ervan in het wegontwerp, zoals dat in dit hoofdstuk beschreven wordt, is invulling gegeven aan de doelstelling

De logische structuur wordt gerealiseerd door middel van een kruispunt met directe uitwisseling tussen de N331 en de N759. Dit kruispunt dient te worden vormgegeven als meerstrooksrotonde, met het doel het aanbod van het verkeer op hoogwaardige wijze af te wikkelen.

De aansluiting van de Hoogstraat op de N331 en de aansluiting Hanzeweg op de N331 worden afgesloten en het kruispunt tussen de N331 en de Vaartweg wordt gereconstrueerd tot rotonde.

Op de volgende afbeelding is het voorlopig ontwerp weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0004.jpg"

Afbeelding: Voorlopig ontwerp

Op de volgende afbeelding zijn de maatregelen op hoofdlijnen in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0005.jpg"Afbeelding: Maatregelen op hoofdlijnen

In Bijlage 1 is het wegontwerp opgenomen.

Uitgangspunten bij uitwerking van het ontwerp

Het ontwerp geeft invulling aan de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden:

  • Maatregelen moeten invulling geven aan de doelstelling van het project: verbetering van verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid.
  • De Omgevingsvisie en de Prestatieafspraken Mobiliteit zijn van toepassing op dit project.
  • Basisprincipes Duurzaam Veilig staan voorop: provinciale hoofdwegen zo veel als mogelijk inrichten als gebiedsontsluitingsweg, gericht op doorstroming van verkeer met een minimaal aantal aansluitingen, voor (brom-)fietsers als kwetsbare verkeersdeelnemers veilig oversteken en scheiden van snelverkeer waar nodig.
  • Bestaande landschappelijke en ruimtelijke structuren en kwaliteiten en het karakter en de beleving van het historisch centrum van Hasselt dienen behouden te blijven en waar mogelijk versterkt te worden: versterken beleving kreek, groene buffer, weidsheid Polder Mastenbroek, zichtlijnen op het landschap en het historisch centrum.
  • Waterkering (dijk) moet gehandhaafd blijven en mag niet aangepast worden.
  • Maatregelen passen binnen huidige busvervoerconcessie van Overijssel.
  • Het planjaar is 2030 om een toekomstvaste oplossing te bepalen.
  • Zwartewaterbrug blijft ook in de spitsuren geopend voor de scheepvaart.

Ter aanvulling op het voorlopig ontwerp biedt het voorliggende bestemmingsplan ruimte voor aanpassingen in de centrumcirculatie ter plaatse van het Justitiebastion. In paragraaf 3.6 onder 'Bereikbaarheid centrum Hasselt' is hier nader op ingegaan.

3.3 Wegontwerp

In hoofdlijnen worden de volgende maatregelen getroffen om dit deel van de N331 verkeersveiliger te maken:

Nummer Locatie Aanpassing Herzien bestemmingsplan Snelheid in km/u
1 Zwartsluizerweg Opheffen afslaande beweging van/naar Zwartsluizerweg, alleen recht oversteken blijft toegestaan. Nee 80
2 Vaartweg Aanleg rotonde met verlegging tracé hoofdrijbaan en parallelweg westzijde van N331. Ja 50
3 Sluizerdijk Opheffing oversteek voor autoverkeer, aanleg verbindingsweg van Sluizerdijk naar aan te leggen rotonde Vaartweg, aanleg middengeleider in hoofdrijbaan voor oversteek fietsers Sluizerdijk. Ja 50
4 Hoogstraat Opheffen aansluiting Hoogstraat op hoofdrijbaan N331 voor autoverkeer. Nee 50
5 N759 Aanleg hooggelegen rotonde met verlegging tracé N759. Ja 80
6 Hanzeweg Opheffing aansluiting Hanzeweg. Ja 80

In de volgende afbeelding is het voorlopig ontwerp weergegeven met de nummers die verwijzen naar hiervoor opgenomen tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0006.jpg"

Afbeelding: Voorlopig ontwerp (nummers verwijzen naar tabel)

3.4 Verkeersstromen

Op de volgende afbeeldingen zijn de intensiteiten van het autoverkeer in 2017 en 2028 weergegeven. Bij de jaarlijkse groeicijfers is uitgegaan van een autonome groei van 0,75 % per jaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0007.jpg"

Afbeelding: Verkeersstromen anno 2017

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0008.jpg"

Afbeelding: Verkeersstromen anno 2028

Zoals hiervoor in 3.2 is vermeld, biedt het bestemmingsplan ter aanvulling op het voorlopig ontwerp de mogelijkheid voor aanpassingen in de centrumcirculatie ter plaatse van het Justitiebastion.

3.5 Verkeersveiligheid

In het kader van het project is een verkeersveiligheidsanalyse uitgevoerd van de zes verkeersongevallenconcentraties (VOC's). Op basis van het Plan in Hoofdlijnen N331 VOC's Hasselt blijkt dat de locaties formeel geen VOC punten meer zijn. Dit wil nog niet zeggen dat het nu veilige locaties zijn. Nog steeds gebeuren hier relatief veel ongevallen en worden de locaties als onveilig ervaren. Daarom zijn maatregelen gewenst.

Aanpak VOC-locaties

Er zijn in de huidige situatie zes locaties die als VOC werden aangemerkt. Met de voorgenomen ontwikkeling worden twee van deze locaties gereconstrueerd tot rotonde (N331/N759 en N331/Vaartweg) en twee locaties worden opgeheven (N331/Hoogstraat en N331/Hanzeweg). Door deze maatregelen treden er tevens positieve effecten op als gevolg van gewijzigde lagere verkeersstromen op de VOC-locaties N759/Zwartewaterweg en Hanzeweg/Zwartewaterweg. Ook wordt de vormgeving van de locaties N759/Zwartewaterweg en Hanzeweg/Zwartewaterweg aangepast, met onder meer een gewijzigde voorrangssituatie.

Helderheid en logica wegenstructuur

De bestaande verkeersstructuur rondom Hasselt wordt ontvlecht. Er is directe uitwisseling van het verkeer tussen de provinciale wegen mogelijk. Het doorgaande (regionale) verkeer hoeft niet meer te worden afgewikkeld over het onderliggende (gemeentelijke) weggennet in Hasselt.

Oversteeklocaties voor langzaam verkeer

Locaties met lange wachttijd in de huidige situatie betreffen de oversteeklocaties over de N331. In het voorlopig ontwerp treden er ten aanzien van de oversteeklocaties over de N331 de volgende wijzigingen op (van zuid naar noord):

  • De oversteek over de N331 ter plaatse van de Hanzeweg wordt uitgevoerd als gefaseerde oversteek door de aanleg van een middengeleider.
  • De oversteek N331/Sluizerdijk wordt uitgevoerd als gefaseerde oversteek door de aanleg van een middengeleider.
  • Op de (nieuwe) rotonde N331/Vaartweg is geen fietsoversteek aanwezig, in verband met de vormgeving als meerstrooksrotonde. De bestaande mogelijkheid om als fietser hier over te steken vervalt daarmee. Door de nieuwe verbinding tussen de Sluizerdijk en de rotonde Vaartweg ontstaat een veilige alternatieve route met een beperkte omrijdafstand.

Verder worden in het voorlopig ontwerp de volgende maatregelen getroffen op het onderliggende wegennet:

  • Gefaseerde oversteek over Hanzeweg door de aanleg van een middengeleider.
  • De Wolfshagenweg/Cellemuiden kruist de N759 niet meer gelijkvloers, maar gaat onder de N759 door, waardoor fietsers richting de polder Mastenbroek de N759 ongelijkvloers kunnen oversteken.
  • In de Vaartweg wordt een brede middengeleider gerealiseerd, voldoende groot voor groepen fietsers die van de parallelweg gebruik maken. Door vergroting van de afstand tussen hoofdrijbaan en parallelweg blokkeert voor de rotonde wachtend vrachtverkeer niet meer de oversteek van de parallelweg.
  • Door bovenstaande maatregelen neemt de wachttijd voor het overstekende (langzame) verkeer op de genoemde locaties (sterk) af. Dit leidt tot minder risicovol oversteekgedrag.

Kwaliteit van de doorgaande verbinding volgens de ontwerprichtlijnen duurzaam veilig

De doorgaande verbinding is binnen de projectscope zoveel mogelijk conform de ontwerprichtlijnen duurzaam veilig vormgegeven. Dit betekent onder meer:

  • dat er geen langzaam verkeer en geen landbouwverkeer op de N331 en N759 is toegestaan;
  • dat kruispunten tussen gebiedsontsluitingswegen (GOW) onderling zijn vormgegeven rotonde;
  • dat zo min mogelijk (erf)aansluitingen op de N331 en N759 aansluiten;
  • dat de markering op de weg aansluit op de essentiële herkenbaarheidskenmerken van wegen binnen en buiten de bebouwde kom.

3.6 Bereikbaarheid

Bereikbaarheid centrum Hasselt

Als gevolg van het voorlopig ontwerp neemt de reistijd van en naar het centrum van Hasselt via de N331 uit oostelijke richting en westelijke richting toe met een zeer beperkte tijd. Dit komt door de afsluiting van de aansluiting N331/Hoogstraat, waardoor het verkeer op de relatie N331 – centrum Hasselt (en andersom) via de parallelstructuur langs de N331 wordt ontsloten en daardoor (beperkt) moet omrijden. Met bewegwijzering wordt naar het centrum van Hasselt verwezen. Voor fietsers wordt de bereikbaarheid beter door onder andere betere oversteekpunten.

Door het realiseren van een nieuwe aansluiting van het Justitiebastion op de parallelweg van de N331 wordt het mogelijk om een eenrichtingscircuit in te stellen op de route Hoogstraat – Burgemeester Royerplein – Van Nahuysweg – Justitiebastion. In combinatie met de aanpassingen van de aansluiting Hoogstraat – N331 in het voorlopig ontwerp biedt deze extra aansluiting ruimte voor een kwaliteitsimpuls in het winkelgebied. Planologisch wordt de ontwikkelruimte gecreëerd door ter plaatse van het Justitiebastion op een deel van de huidige groenzones de bestemming 'Verkeer' te leggen. Binnen de bestemming 'Verkeer' is het zowel het huidige groen toegestaan alsook de mogelijke nieuwe wegaansluiting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0009.jpg"

Afbeelding: Ontwerpschets centrumaansluiting Zwartewaterweg (indicatief vastgesteld door de gemeenteraad op 20 november 2014)

Het bestemmingsplan biedt dus ter aanvulling op het voorlopig ontwerp ruimte voor aanpassing in de centrumcirculatie ter plaatse van het Justitiebastion. Indien van deze ruimte gebruik wordt gemaakt en de aanpassing wordt gerealiseerd, heeft dat positieve gevolgen voor de bereikbaarheid van het centrum van Hasselt. Hierboven is indicatief een afrit van de N311 aangegeven. De juridisch-planologische regeling hiervan maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan.

Bereikbaarheid bedrijventerrein Zwartewater

De bestaande directe aansluiting van de Hanzeweg op de N331 wordt afgesloten. Uitgangspunt in het voorlopig ontwerp is dat het verkeer op de relatie uit het zuiden (Zwolle) en het bedrijventerrein ontsloten wordt via de nieuw te realiseren rotonde N331/Zandwinning. Als gevolg daarvan verandert er voor het verkeer van/naar zuidelijke richting (zeer) weinig qua afstand en reistijd.

Het verkeer uit noordelijke richting dient in de bestaande situatie ook gebruik te maken van de aansluiting N331/Hanzeweg. In het voorlopig ontwerp wordt dit verkeer ontsloten via de rotonde N331/N759 en de Zwartewaterweg, parallel aan de N331.

Bereikbaarheid Sluizerdijk en jachthaven De Nadorst

In het voorlopig ontwerp verbetert de bereikbaarheid van de Sluizerdijk en jachthaven De Nadorst voor het gemotoriseerde verkeer als gevolg van de aanleg van de rotonde N331/Vaartweg. Hierdoor wordt de Sluizerdijk direct en veilig ontsloten op de N331. Voor het fietsverkeer verbetert de bereikbaarheid ook, als gevolg van de realisatie van de middengeleider op de bestaande oversteek over de hoofdrijbaan van de N331.

Doorstroming van het autoverkeer

Voor de doorstroming van het verkeer op de N331 zijn de kruispunten en de beweegbare brug over het Zwarte Water maatgevend. De kruispunten op de N331 zijn in het voorlopig ontwerp vormgegeven als meerstrooksrotonde. De verzadigingsgraad op de rotondes N331/N759 en N331/Vaartweg blijkt volgens de berekeningen in 2030 onder de maximale waarde van 0,80 te liggen. Dit betekent vooral een verbeterde afwikkeling van het verkeer op de Vaartweg, dat nu voorrang moet verlenen aan al het verkeer op de N331. Ook heeft het verkeer van en naar de N759 een betere afwikkeling in het voorlopig ontwerp doordat dit verkeer niet meer de indirecte aansluiting met de N331 en de Vaartweg heeft.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is het effect van de opening van de brug over het Zwarte Water op de doorstroming van het verkeer in beeld gebracht. Bij een brugopening ontstaan er dusdanig lange wachtrijen voor de brug dat de rotonde N331/N759 vast kan lopen. Hiervoor zijn in het voorlopig ontwerp op en bij de rotonde maatregelen zoals doseerlichten en extra rijstroken getroffen. Om het wachtende verkeer na het sluiten van de brug af te wikkelen is tijd nodig. Na de brugopening stroomt het verkeer op de hoofdwegen het eerst door, het verkeer op het onderliggende wegennet stroomt als laatste weer door. Dit geldt voor beide rotondes. Vergeleken met de autonome situatie stroomt het verkeer na een brugopening in de spitsuren met rotondes eerder weer door: in de autonome situatie loopt het verkeer op en om de aansluitingen Hoogstraat en Vaartweg vast en komt maar heel moeizaam weer op gang. De brug is echter vaker omlaag dan omhoog. Ook in de eventuele (tijdelijke) situatie dat de verbindingsweg tussen het bedrijventerrein en de rotonde Zandwinning nog niet gereed is, is de doorstroming op de rotondes goed.

Doorstroming van het busverkeer

Voor dit criterium gelden grotendeels dezelfde effecten als voor het autoverkeer. Met de maatregelen stroomt het verkeer beter door, waardoor de bus die mee rijdt met het overige verkeer hier ook profijt van heeft. Hiernaast is echter wel een nadelig effect: als gevolg van het toenemende verkeer op de N331 wordt het oprijden van de N331 voor busverkeer vanuit de doorsteek ter hoogte van de Hoogstraat moeilijker. Dit geldt met name als de brug over het Zwarte Water is geopend en er wachtrijen op de N331 ontstaan die na de brugopening weer gaan rijden. Als toekomstige maatregel op de locatie N331/Hoogstraat kan, als dit bij toenemende verkeersdruk nodig mocht blijken te zijn, een verkeersregelinstallatie (VRI) geplaatst worden. Hiermee kunnen hiaten in de verkeersstroom op de N331 worden gecreëerd zodat de bus de N331 kan oprijden. Er is dus sprake van een overall verbeterde doorstroming van het verkeer en een mogelijkheid voor het plaatsen van een VRI.

Aantasting of wijziging van het netwerk voor het fiets- en wandelverkeer

De fiets- en wandelroutes in de omgeving van Hasselt blijven grotendeels ongewijzigd in termen van directheid, afstand en snelheid.

Bereikbaarheid van de bushaltes

De situatie met betrekking tot het busstation in Hasselt blijft ongewijzigd. De bereikbaarheid van de bushalte bij de locatie N331/Hanzeweg wordt iets verbeterd door aanleg van een middengeleider in de N331.

3.7 Overig

Volkstuinen

Het nieuwe tracé zal aan de noordkant van Hasselt gedeeltelijk over bestaande volkstuinen komen te liggen. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is grond aangekocht, waardoor de volkstuinen die komen te vervallen kunnen worden gecompenseerd. De nieuwe volkstuinen worden landschappelijk ingepast met beplanting, zodat het uitzicht van omwonenden op de nieuwe volkstuinen zoveel mogelijk zal worden beperkt.

Luchtkwaliteit

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een onderzoek uitgevoerd naar luchtkwaliteit, zie hiervoor paragraaf 4.5. Geconcludeerd wordt dat de concentraties (ruim) beneden de wettelijke grenswaarden zijn gelegen.

Geluid

In paragraaf 4.4 is nader ingegaan voor de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling voor geluid.

Verkeersleefbaarheid kern Hasselt

Door de maatregelen wordt de verkeersleefbaarheid in de kern van Hasselt beter doordat de verkeersintensiteit op de parallelstructuur daalt. Tevens maakt het regionaal (doorgaand) verkeer in het voorlopig ontwerp gebruik van de hoofdrijbaan, op de parallelweg rijdt hoofdzakelijk nog lokaal (bestemmings)verkeer.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).

4.2 Externe Veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid (indeling Leidraad Maatramp) zijn ruimtelijk vooral de ramptypes met gevaarlijke stoffen van belang. Daarnaast is voor het plangebied het ramptype overstromingsrisico van belang.

Het transport, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen brengen risico's met zich mee door de mogelijkheid dat bij een ongeval gevaarlijke lading vrij kan komen. Externe veiligheid houdt zich bezig met het beheersen van de hieraan verbonden risico's voor mensen die zich in de nabijheid van gevaarlijke stoffen bevinden. In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is getoetst of het voldoet aan de in Nederland geldende regelgeving ten aanzien van externe veiligheid.

Externe veiligheid maakt onderscheid tussen risicobronnen en risico-ontvangers en probeert deze van elkaar te scheiden. De risicobronnen zijn in twee groepen te verdelen:

  1. 1. transportassen, zoals wegen en spoorwegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  2. 2. inrichtingen waarin productie, gebruik, verstrekking en/of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Twee termen vervullen bij externe veiligheid een centrale rol:

  1. 1. Plaatsgebonden risico (PR). Bij het PR gaat het om de kans per jaar dat een (denkbeeldig) persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
  2. 2. Groepsrisico (GR). Het GR is de cumulatieve kans dat een (werkelijk aanwezige) groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Wet- en regelgeving

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn de risiconormen voor externe veiligheid rond inrichtingen waarin productie, gebruik of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, vastgelegd. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het Bevi (en het daarbij horende Regeling externe veiligheid inrichtingen of Revi) naleven bij de vaststelling van ruimtelijke plannen. In het Bevi is voor het PR ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde opgesteld; voor beperkt kwetsbare objecten is het PR een richtwaarde. In het Bevi is geen harde norm voor het GR vastgelegd. Er is voor gekozen om de norm voor het GR als oriënterende waarde te handhaven, zij het met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht.

Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen

Op 1 april 2015 is de Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen in werking getreden. Met de basisnetten Water, Weg en Spoor wordt beoogd een duurzaam evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te realiseren. Dit gebeurt door alle hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen in te delen in categorieën. Deze categorieën verschillen in de mate waarin er beperkingen gelden voor vervoer en/of ruimtelijke ontwikkelingen. Beperkingen voor het vervoer zijn vastgelegd in een gebruiksruimte, beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in een veiligheidszone. Daarnaast is, in navolging van het externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen, de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico juridisch vastgelegd. Voor elke weg die deel uitmaakt van het Basisnet, is vastgesteld hoeveel risico het vervoer van gevaarlijke stoffen over die weg maximaal mag veroorzaken.

In de Wet basisnet staat dat het gemeentelijke routenetwerk gevaarlijke stoffen goed moet aansluiten op het provinciale netwerk en de basisnetwegen.

Externe veiligheidsbeleid Zwartewaterland

Voor de gemeente geldt het Externe veiligheidsbeleid gemeente Zwartewaterland (november 2013). Het doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's er in de gemeente zijn en hoe met deze risico's dient te worden omgegaan. De gemeente streeft naar een veiligheidssituatie, waarbij:

  1. 1. de risico's binnen de gemeente goed in beeld zijn gebracht; bestuur en burger is bewust dat er risico's zijn;
  2. 2. een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen nut en de noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun gevolgen voor externe veiligheid;
  3. 3. door middel van beleidsuitvoering en handhaving ervoor gezorgd wordt dat de bestaande risico's beheersbaar blijven;
  4. 4. bekend is wat men moet doen als er, ondanks de voorzorgsmaatregelen, tóch een ramp gebeurt;
  5. 5. iedereen binnen de ambtelijke organisatie van de gemeente op dezelfde manier omgaat met externe veiligheidsrisico's.

Inrichting

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient te worden onderzocht:

  • Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico.
  • Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Nabij het plangebied is volgens de risicokaart van de provincie Overijssel sprake van een object, die risico kan veroorzaken en derhalve van invloed is op dit bestemmingsplan. Het betreft het tankstation met LPG aan de Vaartweg 6 / Zwartsluizerweg. Het tankstation heeft een vergunde jaardoorzet LPG van 1.000 m3.

Het vulpunt van deze LPG-installatie heeft een risicocontour van 45 meter (PR 10-6). Voor het reservoir en de afleveringsinstallatie geldt een risicocontour (PR 10-6) van respectievelijk 25 meter en 15 meter.

In de onderstaande afbeelding zijn de GR-contouren van het vulpunt en het reservoir weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0010.jpg"

Afbeelding: GR-contouren omgeving LPG-tankstation doorzet tot 1.000 m3/jaar

Label Werkdag dag Werkdag avond Zaterdag dag Zondag dag Weekend avond Nacht
W1 1.2 2.4 1.2 1.2 2.4 2.4
W2 2.4 4.8 2.4 2.4 4.8 4.8
W3 2.4 4.8 2.4 2.4 4.8 4.8
W4 7.2 14.4 7.2 7.2 14.4 14.4
W5 8.4 16.8 8.4 8.4 16.8 16.8
W6 1.2 2.5 1.2 1.2 2.4 2.4
W7 2.4 4.8 2.4 2.4 4.8 4.8
W8 19.2 38.4 19.2 19.2 38.4 38.4
W9 1.2 2.4 1.2 1.2 2.4 2.4
B1 32 0 32 0 0 0

Tabel: Schatting personen voor berekening van het groepsrisico toekomstige situatie

Bestaande functies binnen de risico-contouren kunnen zonder meer worden voortgezet. Binnen de zones zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. In het voorliggende bestemmingsplan zijn daarom geen mogelijkheden opgenomen voor de bouw van nieuwe kwetsbare objecten. Met de voorgenomen ontwikkeling worden ook geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk gemaakt.

Ter signalering zijn de risicocontouren van het vulpunt, het reservoir en de afleverinstallatie (de delen van de contouren die binnen het plangebied vallen) wel op de verbeelding gezet. Daarbinnen mogen dus geen nieuwe kwetsbare objecten worden voorzien.

De conclusie luidt dan ook dat risicobronnen voor de externe veiligheid geen belemmerende factor vormen voor het treffen van verkeersmaatregelen aan de N331 Hasselt.

Vervoer gevaarlijke stoffen

De N331 bij Hasselt is een tracé waarover transport van gevaarlijke stoffen over weg plaatsvindt. Het Zwarte Water is ook een aangewezen route gevaarlijke stoffen voor de scheepsvaart.

Transport van gevaarlijke stoffen brengt externe veiligheidsrisico’s met zich mee, maar is noodzakelijk voor het functioneren van de hedendaagse maatschappij. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het bevoorraden van industrie en tankstations, maar ook om het transport van aardgas.

In de afgelopen jaren zijn binnen Overijssel de vervoersstromen van gevaarlijke stoffen geïnventariseerd en is gewerkt aan het routeren van transporteren. Doordat nu bekend is waar welke hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden getransporteerd, kan hiermee rekening worden gehouden bij ruimtelijke besluitvorming. Daarnaast biedt het routeren van het transport van gevaarlijke stoffen de mogelijkheid om de risico's zoveel mogelijk te beperken.

De provincie heeft samen met de veiligheidsregio's gecheckt of het gemeentelijke routenetwerk gevaarlijke stoffen goed aansluit op het provinciale netwerk en de basisnetwegen. De conclusie was dat het gemeentelijke routenetwerk goed aansluit op het provinciale netwerk en de basisnetwegen. Wanneer het routenetwerk wordt aangepast, is het dus belangrijk dat goed wordt nagegaan of de gerouteerde wegen goed aansluiten op het provinciale netwerk en de basisnetwegen.

Als gevolg van de te treffen maatregelen aan de N331 neemt het vervoer van gevaarlijke stoffen niet toe. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is de toekomstige situatie beter, omdat verkeersonveilige punten worden aangepast.

Buisleidingen

Binnen de gemeente Zwartewaterland bevinden zich hogedruk aardgasleidingen. Deze leidingen lopen voornamelijk door het buitengebied. Er doen zich op dit moment geen plaatsgebonden of groepsrisicoknelpunten voor. Daarbij wordt opgemerkt dat in de directe nabijheid van het plangebied geen buisleidingen liggen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Overstromingsrisico

Het wegtracé heeft een functie als evacuatieroute bij eventuele overstromingen in dijkring 10 Mastenbroek. Het is de route om bij overstromingen uit het gebied te evacueren. Dat betekent dat bij de uitvoering van het plan evacuatiemogelijkheden gegarandeerd zijn. Dus als er sprake is van een overstroming dan moet deze route vrij van obstakels zijn.

Conclusie

De verkeerskundige ingrepen aan de N331 bij Hasselt leiden niet tot overschrijding van de grenswaarde van het plaatsgebonden risico en/of de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Risicobronnen voor de externe veiligheid vormen geen belemmerende factor voor het treffen van verkeersmaatregelen aan de N331 bij Hasselt. De omvang van het GR blijft tenminste ongewijzigd.

4.3 Landschap, Archeologie, Cultuurhistorie En Ruimtelijke Kwaliteit

4.3.1 Ruimtelijke kwaliteit, landschap en cultuurhistorie

Bij nieuwe ontwikkelingen is het van belang om in te spelen op de ruimtelijke kwaliteit, landschap en cultuurhistorie.

Onderzoek

Het duurzaam veilig maken van de N331 biedt kansen om de ruimtelijke kwaliteit rondom de weg een impuls te geven. In het Plan in Hoofdlijnen N331 VOC's Hasselt is aan de hand van het provinciaal en gemeentelijk beleid een uitgebreide analyse gegeven van de kwaliteiten van het gebied.

De N331 en N759 liggen ter hoogte van Hasselt in het Nationale Landschap IJsseldelta. Dit gebied kenmerkt zich door krachtige landschappelijke structuren en eenheden, die onderling sterk van elkaar verschillen qua verschijningsvorm. Op de afbeelding 'Landschapskenmerken op hoofdlijnen' zijn de landschapskenmerken in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0011.jpg"

Afbeelding: Landschapskenmerken op hoofdlijnen

De kernkwaliteiten van Polder Mastenbroek (1) zijn de grote weidsheid en het sterke orthogonale patroon van weteringen en ontginningswegen met daaraan gekoppeld huisterpen.

Langs de randen van de polder steken enkele kreken (4) het gebied in, waaronder de kreken De Lange Riete en Molenstreng.

Polder Mastenbroek heeft grillige randen (2), gevormd door de oeverwallen van onder andere het Zwarte Water. Deze oeverwallen hebben een meer besloten karakter.

Het Zwarte Water met de brug (3) is een belangrijk herkenningspunt. Het zicht op en daarmee de beleving van de brug en het Zwarte Water vanaf de N331 laten echter te wensen over.

Hasselt is een Hanzestad langs het Zwarte Water. Deze hanzestad (5) is door de rijke cultuurhistorie en beleving ervan te beschouwen als aantrekkelijke pleisterplaats.

De plek van de scheepswerf van Bodewes (6) is als nautisch erfgoed een markant zichtbaar punt.

Het historisch centrum van Hasselt wordt echter vanaf de N331 maar zeer beperkt beleefd. Dat komt mede doordat de zichtlijnen op het historisch centrum van Hasselt niet altijd optimaal zijn als gevolg van bedrijvigheid of opgaande beplanting. Vanaf de N331 wordt de weidsheid van Polder Mastenbroek evenmin goed beleefd en zijn de kreken nauwelijks zichtbaar. Dit komt door opgaande beplanting die het zicht wegneemt.

In het plangebied zelf zijn geen cultuurhistorische bouwwerken aanwezig.

Visie ruimtelijke kwaliteit

Om de ruimtelijke kwaliteit te versterken is de volgende visie opgesteld voor de verschillende onderdelen:

  1. 1. Versterken van de weidsheid, zichtlijnen, orthogonaal patroon, huisterpen, weteringen en kreken in de polder.
  2. 2. Herstel van de kreken en de zichtbaarheid ervan verbeteren.
  3. 3. Ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de Hanzestad Hasselt behouden en versterken.
  4. 4. Behoud van het nautisch erfgoed.
  5. 5. Zichtlijnen als beleving van landschap en herkenningspunten behouden of versterken.

Per locatie (oost- en westzijde van het Zwarte Water) wordt hieronder een uitwerking op deze visie gegeven.

Locatie 1: Westzijde Zwarte Water

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0012.jpg"

Afbeelding: Huidige situatie (links) en visie (rechts) westzijde Zwarte Water

A. Versterken groene buffer tussen polder en bedrijventerrein

  • Zuidelijk van de kreek de groene structuur tussen polder bedrijventerrein versterken.
  • Verdichting van groenstructuur aan oostzijde van de weg. Hierdoor ontstaat een groter contrast met de weidsheid van de polder, waardoor de weidsheid meer wordt beleefd.

B. Versterken (beleving) kreek

  • De aanwezige kreken zichtbaar maken en herstellen.
    1. 1. De kreek Molenstreng: Opschonen opgaande beplanting rondom de kreek. Verwijderen opgaande beplanting langs N331 waardoor de kreek aan weerszijden van de weg weer wordt beleefd. Het eventueel verlengen van de kreek in noordelijke richting. Het leggen van een visuele relatie van de kreek aan weerszijden van N331 en N759. Door de kruisende infrastructuur zo smal mogelijk te houden wordt de zichtbaarheid en beleving van de kreek geoptimaliseerd.
    2. 2. De kreek Lange Riete: Bosje langs de westzijde van de N759 verwijderen en meer openheid / natte natuur ontwikkelen aan weerszijden van de kreek. De N759 zo smal mogelijk houden en eventueel verplaatsen in westelijke richting, zodat de zichtbaarheid en beleving van de kruisende kreek wordt geoptimaliseerd.

C. Behoud en versterken zichtlijn

  • Versterken / herstellen van orthogonaal patroon in polder: wegen, weteringen, en sloten.
  • Rotonde N759/N331 zodanig positioneren en vormgeven dat zichtlijnen ontstaan op kerktoren van Hasselt.
  • Komend vanuit het zuiden, zichtlijnen vanaf de N331 op de brug en Hasselt creëren door opschonen van opgaande beplanting in gebied tussen N331 en Zwarte Water.
  • Zichtlijnen vanaf N331 en N759 naar de weidsheid van de polder, te realiseren door verwijderen van begeleidende beplanting.

D. Rotonde N331/N759

  • De rotonde N331/N759 sober inrichten en open houden in verband met openheid van polder en zichtbaarheid van polder vanaf de rotonde.

Locatie 2: Oostzijde Zwarte Water

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0013.jpg"

Afbeelding: Huidige situatie (links) en visie (rechts) oostzijde Zwarte Water

E. Karakter Hasselt versterken: parallelweg ruimtelijk opwaarderen

  • Ruimtelijk/stedenbouwkundig opwaarderen qua vormgeving, maatvoering en materialisering, aansluiting qua beeld en materiaal bij het historisch centrum.
  • Mobiliteitspunt: busstation, tankstation en fietsenstalling op één punt, waardoor bij Hoogstraat een beter, rustiger zicht op kern ontstaat en beleving wordt vergroot.
  • Aantrekkelijke route voor fietsers en voetgangers van busstation richting centrum.
  • Groene berm met boomgroepen tussen provinciale weg en parallelweg. In de voorgaande afbeelding zijn de donkergroene bomen bestaande bomen. De lichtgroene bomen worden toegevoegd, zodat een aantrekkelijk beeld ontstaat.

F. Entree Hasselt

  • Behoud, versterking en beleving historie, waaronder verdedigingswerk met grote bomen, bebouwing et cetera.
  • Behoud nautisch erfgoed; herkenningspunt voor Hasselt.
  • Entree historische binnenstad vormgeven: parallelstructuur een Hoogstraat als entreefunctie voor Hasselt (voor bestemmingsverkeer). Materialisering parallelstructuur gelijk aan binnenstad geeft herkenning, eenheid en rust in beeld.

G. Rotonde N331/Vaartweg

  • Bij de inrichting van het middeneiland van de rotonde N331/Vaartweg de historie en identiteit van Hasselt als inspiratie laten dienen. Hierdoor wordt herkenbaarheid en identiteit van de plek en van Hasselt versterkt.

H. Karakter en water zichtbaar maken

  • Water als belangrijk onderdeel van identiteit en beleving van Hasselt vanaf N331, komend vanuit het noorden. Vergroot tevens de beleving voor inwoners en toeristen.
  • Beleving verdedigingswerk en gracht vergroten door bij het Erfgenamenwegje en het busstation de gracht en de jachthaven door te trekken tot de N331.

Ter aanvulling op het voorlopig ontwerp biedt het voorliggende bestemmingsplan ruimte voor aanpassing in de centrumcirculatie ter plaatse van het Justitiebastion.

Conclusie

In het voorlopig ontwerp wordt beplanting verwijderd met als doel de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en patronen te versterken en beter beleefbaar te maken. Er wordt op andere plekken beplanting toegevoegd wat ertoe leidt dat deze structuren krachtiger worden. Het contrast tussen de open en besloten landschappen wordt daarmee versterkt.

Voor passanten wordt het aanzicht op het historisch centrum niet beïnvloed, het zicht op het landschap (onder andere Polder Mastenbroek) wordt beter door de grotere openheid. Voor bewoners/bezoekers van Hasselt wordt de beleving slechter door het vervallen van de directe aansluiting op het centrum.

4.3.2 Archeologie

Wet- en regelgeving

Op basis van het verdrag van Malta en de vertaling daarvan in Nederlands beleid en wetgeving (zoals de provinciale omgevingsvisie, de Monumentenwet en het Besluit ruimtelijke ordening), dient bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te worden gehouden met archeologische waarden in de bodem.

Onderzoek

Op grond van de gemeentelijke archeologische waardenkaart van de gemeente Zwartewaterland, zijn aan het plangebied diverse verwachtingen toegekend op het aantreffen van archeologische sporen.

Op grond van de bestaande wet- en regelgeving kan een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Hierbij geldt dat indien het project een oppervlakte kleiner dan 100 m2 heeft, of een door de gemeente vastgestelde hiervan afwijkende oppervlakte, geen archeologisch (voor)onderzoek nodig is.

De gemeentelijke regels zijn als volgt:

  • Voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is in plangebieden groter dan 2.500 m2 en bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 2.500 m2 geldt vrijstelling van archeologisch onderzoek.
  • Voor gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde groter dan 5.000 m2 en bij bodemingrepen dieper dan 40 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Voor gebieden (ruimtelijke ontwikkelingen) kleiner dan 5.000 m2 en voor gebieden in de bebouwde kom geldt vrijstelling van archeologisch onderzoek;
  • Voor gebieden met een lage verwachtingswaarde geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek.

Grote delen van het plangebied zijn op de gemeentelijke waardenkaart aangeduid met een lage verwachtingswaarde. Op verschillende plaatsen doorsnijdt het voorlopig ontwerp van het tracé een gebied met hogere archeologische verwachtingswaarde. In het gebied aansluitend aan de oude stad Hasselt en nabij het nieuwe wegtracé ten noorden van de Molenstreng is er sprake van een hoge verwachting. Er is op dit moment geen sprake van een helemaal uitgekristalliseerd ontwerp. Op onderdelen kan er nog sprake zijn van verschuivingen, waardoor dit van invloed is op de oppervlakte van het te onderzoeken gebied. Ook is het nog niet bekend welke werkwijze wordt toegepast (ophogen danwel afgraven). Indien gekozen wordt voor afgraven en er volledige duidelijkheid bestaat over de definitieve grenzen, dan moet een onderzoek te worden uitgevoerd in samenspraak met het de Zwolse archeologische dienst, waar de gemeente Zwartewaterland sinds 2008 een samenwerkingsverband mee heeft. Voor eerst zal voor de gebieden met een hoge verwachtingswaarde een dubbelbestemming met bijbehorend vergunningstelsel worden opgenomen. Deze bestemming schrijft dan een archeologisch onderzoek voor, alvorens mag worden afgegraven.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (artikel 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. Naast de meldingsplicht is de vinder verplicht om het gevonden object zes maanden lang ter beschikking te houden of te stellen voor wetenschappelijk onderzoek.

Conclusie

In het bestemmingsplan zal een beschermende regeling worden opgenomen op basis van de gemeentelijke archeologische waardenkaart. Ook blijkt de archeologische meldingsplicht van kracht.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid.

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai en industrielawaai van een gezoneerd industrieterrein. Spoorweglawaai is in deze situatie niet relevant.

Wegverkeerslawaai

In het kader van het bestemmingsplan dient de mogelijke hinder van de voorgenomen ontwikkeling ten gevolge van wegverkeerslawaai op geluidgevoelige objecten inzichtelijk te worden gemaakt.

Voorgeschiedenis

In de loop van het planproces zijn verschillende akoestische onderzoeken uitgevoerd voor de voorgenomen ontwikkelingen aan de N331. De daarin gebruikte verkeersgegevens zijn gebaseerd op steeds geactualiseerde prognoses en planjaren. De verkeersgegevens in de betreffende onderzoeken kunnen daardoor verschillend zijn. Gelet op het planproces en naar aanleiding van inspraakreacties is daarom een actualisatie uitgevoerd van de akoestische onderzoeken.

Geactualiseerd akoestisch onderzoek

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkelingen aan de N331 is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Geluid Plus Adviseurs, Projectnummer 15.054, van 15 oktober 2015). In Bijlage 2 is het onderzoek opgenomen. Dit onderzoek betreft een actualisatie van de de voorgaande onderzoeken. De resultaten uit het onderzoek zijn hierna weergegeven.

De verandering in de geluidsbelasting vanwege de wijziging is getoetst aan de Wet geluidhinder. Wanneer de geluidsbelasting met 1,5 dB of meer toeneemt in de toekomstige plansituatie ten opzichte van de huidige situatie, het jaar voorafgaand aan de fysieke wijziging, is er sprake van een significante toename. In dat geval is er sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh). Maatregelen aan de bron en in de overdracht dienen overwogen te worden alvorens een hogere toelaatbare geluidsbelasting, een hogere waarde, kan worden vastgesteld.

Op basis van het onderhavig onderzoek kan het volgende geconcludeerd worden:

  • Vanwege de fysieke wijzigingen aan de Vaartweg is er, zonder het treffen van maatregelen, voor de woning aan Zwartsluizerweg 1 sprake van reconstructie Wgh.
  • Vanwege de fysieke wijzigingen aan de N331 (Werkerlaan/ Zwartsluizerweg) is er, zonder het treffen van maatregelen, sprake van reconstructie Wgh voor de woningen aan de Cellemuiden 43, 45 en 46, de Hasselterdijk 10, de Sluizerdijk 1 en de Zwartsluizerweg 2.
  • Vanwege de overige wegen die fysiek gewijzigd worden door de aanleg van de beide snelrotondes is er geen sprake van een significante toename in de geluidsbelasting.
  • De volgende maatregelen zijn overwogen om de geluidsbelasting vanwege de toename in geluidsbelasting te reduceren:
    1. 1. Het toepassen van het wegdektype SMA-NL5 op de Vaartweg, tussen de rotonde en de Buiten de Venepoort, reduceert de geluidsbelasting voldoende zodat voor de woning aan de Zwartsluizerweg 1 het reconstructie-effect opgeheven wordt.
    2. 2. In de plansituatie is voorzien in een grondwal langs de parallelweg van de Zwartsluizerweg, van de Vaartweg tot de aansluiting met de Sluizerdijk. Voor de woning aan de Sluizerdijk 1 biedt deze geluidwal voldoende geluidreductie zodat het reconstructie-effect wordt opgeheven. Omdat deze grondwal al is opgenomen in de plansituatie is er sprake van een effectieve en financieel doelmatige maatregel.
    3. 3. Het toepassen van het wegdektype SMA-NL5 op diverse delen van de aan te passen N331 reduceren de geluidsbelastingen voldoende zodat het reconstructie-effect opgeheven wordt. Dit geldt voor de woningen aan de Cellemuiden 45 en 46, de Hasselterdijk 10 en de Zwartsluizerweg 2. De kosten voor het aanbrengen van dit type wegdek zijn vrijwel gelijk aan het aanbrengen van referentiewegdek en daarmee financieel doelmatig.
    4. 4. Als alternatief kunnen geluidschermen langs de N331 geplaatst worden om de toename in de geluidsbelasting weg te nemen. Voor alle woningen, behoudens voor de woning aan de Hasselterdijk 10 en aan Zwartsluizerweg 1, kan met geluidsschermen de toename in de geluidsbelasting beheerst worden. De totale kosten voor deze overdacht maatregelen bedragen ca. € 100.000,-.
    5. 5. Mogelijk dient er voor de Cellemuiden 43 een hogere waarde vastgesteld te worden. Dit afhankelijk van de financiële en technische haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling worden maatregelen aan de bron danwel in de overdracht getroffen om te voldoen aan de Wet geluidhinder.

Industrielawaai van een gezoneerd industrieterrein

Het plangebied ligt binnen invloedsgebieden van gezoneerde industrieterreinen. Hiermee zijn zoneringen als gevolg van industrielawaai op het plangebied van toepassing.

Nabij het plangebied liggen terrein die in het kader van de Wgh een geluidszone hebben. Dit betreffen:

  • Industrieterrein Zwarte Water Hasselt
  • Machinefabriek Hasselt
  • Scheepswerf Bodewes

Om deze terreinen is een zone vastgesteld, waarbij de geluidsbelasting vanwege het terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Onder geluidsbelasting vanwege het terrein wordt verstaan de cumulatieve geluidbelasting ten gevolge van alle inrichtingen gelegen binnen de grens van het gezoneerde industrieterrein. De geluidzone is opgenomen om een te hoge geluidsbelasting van geluidgevoelige gebouwen tegen te gaan.

De geluidszone van deze terreinen ligt deels in het voorliggende plangebied.

Industrieterrein Zwarte Water Hasselt

Voor het industrieterrein is in 1990 het zoneringsonderzoek in het kader van de Wet geluidhinder afgerond. Bij Besluit van 21 maart 1990, nummer MMI 90/230, is één geluidzone ingevolge de Wet geluidhinder vastgesteld rond de industrieterreinen "Buiten de Enkpoort/Zwarte Water" te Hasselt. Het voornoemd besluit is goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 22 juni 1990, nummer 90.014977. Door Gedeputeerde Staten van Overijssel is ingevolge artikel 71 tweede lid van de Wgh een saneringsprogramma opgesteld, welke is vastgesteld bij besluit van 12 december 1997, nummer MAB 97/3505. Bij besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer, d.d. 12 november 1998, MBG 98007001/995, is het saneringsprogramma vastgesteld, waarbij voor een aantal geluidgevoelige objecten de maximaal toelaatbare grenswaarde (MTG) is vastgesteld.

De contour van het industrieterrein is voor een groot gedeelte gelegen binnen de bebouwde kom, maar ook voor een deel in het buitengebied gelegen.

Het voorliggende bestemmingsplan geeft niet de mogelijkheid om binnen de 50 dB(A) contour nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) te realiseren.

Conclusie:

  • Het voorliggende bestemmingsplan geeft geen mogelijkheden voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen binnen de 50 dB(A) contour industrielawaai.
  • De bestaande contour uit het geldende bestemmingsplan wordt ongewijzigd op de verbeelding opgenomen.

Machinefabriek Hasselt

Ook voor de Machine fabriek Hasselt, gelegen aan Cellemuiden 44 te Hasselt, geldt een geluidszone die voor een deel binnen het plangebied ligt. Deze solitair gelegen inrichting heeft momenteel een van rechtswege verkregen geluidzone (in 1993) die in het geldende bestemmingsplan is opgenomen.

Conclusie:

  • Het voorliggende bestemmingsplan geeft geen mogelijkheden voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen binnen de 50 dB(A) contour industrielawaai.
  • De bestaande contour uit het geldende bestemmingsplan wordt ongewijzigd op de verbeelding opgenomen.

Scheepswerf Bodewes

Voor de Scheepswerf, gelegen aan Van Nahuysweg 8 te Hasselt, is tevens sprake van een geluidszone die deels binnen het plangebied ligt. De scheepswerf is (in 1989) gezoneerd bij provinciale vergunning. Daarin zijn de grens van de inrichting en de beoordelingslijn opgenomen. De geldende geluidszone is in het geldende bestemmingsplan opgenomen.

Conclusie:

  • Het voorliggende bestemmingsplan geeft geen mogelijkheden voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen binnen de 50 dB(A) contour industrielawaai.
  • De bestaande contour uit het geldende bestemmingsplan wordt ongewijzigd op de verbeelding opgenomen.

Conclusie

Gelet op het voorgaande is er in voldoende mate rekening gehouden met het aspect wegverkeerslawaai.

In het kader van industrielawaai zijn de bestaande geluidscontouren in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld.

Onderzoek

Voor de voorgenomen ontwikkeling is een onderzoek naar luchtkwaliteit uitgevoerd (Royal Haskoning, Kenmerk 9W4624.J8/N001/PVDE/Nijm, van 31 oktober 2011). In Bijlage 3 is het onderzoek opgenomen.

Op vier punten zijn verspreidingsberekeningen uitgevoerd naar de concentraties NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof), voor zowel het voorlopig ontwerp als de referentiesituatie. De resultaten van de berekeningen zijn in het onderzoek opgenomen. Voor een nadere beschrijving van de effecten op luchtkwaliteit wordt verwezen naar dit onderzoek

Op basis van het luchtkwaliteitsonderzoek komt naar voren dat de reconstructie van de N331 niet leidt tot knelpunten ten aanzien van de Wet luchtkwaliteit. De aanpassingen aan de N331 dragen na uitvoering niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Overschrijding van grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen is na uitvoering en in latere jaren redelijkerwijs uitgesloten.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit leidt niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Het doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

Het aspect bedrijven en milieuzonering is in het kader van de voorgenomen ontwikkeling niet aan de orde. Bij de voorgenomen ontwikkeling worden geen objecten gerealiseerd die invloed hebben op de zones van bedrijven en milieu in en in de nabije omgeving van het plangebied. Ook worden geen bedrijven met milieuzones gerealiseerd.

Conclusie

Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering zijn er geen beperkingen voor het voorliggende bestemmingsplan.

4.7 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Maaiveldhoogte

Voor de maaiveldhoogte is het Actuele Hoogtebestand Nederland (AHN) geraadpleegd. In de afbeelding 'Hoogtekaart' is de uitsnede van het AHN weergegeven. Ten westen van de N331 bevindt zich de laaggelegen Polder Mastenbroek. De maaiveldhoogte bevindt zich op circa NAP -0,2 tot -0,5 meter. Ten oosten van de N331 bevinden zich de hogere delen (oeverwallen).

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0014.jpg"

Afbeelding: Hoogtekaart

Bodemopbouw

De bodemtypen rondom Hasselt zijn heel divers. Ten westen van Hasselt in de polder komen voornamelijk waardveengronden en weideveengronden voor, het Zwarte Water en de Dedemsvaart zorgen voor veel water in de omgeving. Ten noorden en westen liggen voornamelijk weideveengronden, afgewisseld met vlakvaaggronden en ten zuiden van Hasselt komen ook nog poldervaaggronden voor.

In de weideveengronden is onder invloed van rivier- en kwelwater een circa 2 meter dik veenpakket ontstaan. Het veenpakket wordt afgedekt door een 20 á 35 centimeter dik zavel- of kleidek, afgezet door overstromingswater vanuit het Zwarte Water. De afbeelding 'Afbeelding: Bodemkaart en locatie van de grondboringen' geeft geen inzicht in de bodem ter plaatse van het stedelijke gebied. Uit het Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO) Loket zijn 11 grondboringen opgevraagd. Uit de grondboringen volgt dat er in de eerste meters beneden maaiveld een deklaag wordt aangetroffen waarvan de bodemsamenstelling varieert van zand, klei en leem. Onder de deklaag wordt een zandlaag aangetroffen bestaande uit matig fijn tot matig grof en zeer grof zand met bijmengingen van grind.

De zanddieptekaart geeft een beeld van het voorkomen van zand in meters beneden maaiveld. Op de afbeelding 'Zanddieptekaart van het rivierengebied' is een uitsnede hiervan weergegeven. Ten zuiden van het Zwarte Water bevindt het pleistocene zand zich op circa 1,0 á 2,0 meter beneden maaiveld. Ten noorden van het Zwarte Water wordt het pleistocene zand op een diepte van circa 1,0 meter beneden maaiveld aangetroffen. Boven het pleistocene zand wordt hoofdzakelijk klei en veen aangetroffen, met inschakelingen van (dunne) zandlagen. Recent uitgevoerde boringen en sonderingen in het plangebied laten zijn dat de veenlagen variëren in dikte van 0,25 tot 4,0 meter en dat de dieper gelegen lagen bestaan uit een zandpakket met een voor zand matige draagkracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0015.jpg"

Afbeelding: Bodemkaart en locatie van de grondboringen

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0016.jpg"

Afbeelding: Zanddieptekaart van het rivierengebied

Zetting

De rotondes in het voorlopig ontwerp zijn gelegen op veengrond. Als gevolg van deze maatregel dient nieuwe infrastructuur te worden gerealiseerd en zijn nieuwe grondlichamen nodig. De maatregelen in combinatie met de bodemopbouw leiden tot een hoge kans op zetting.

Bodemverontreiniging

Binnen het plangebied zijn geen bekende gevallen van (ernstige) bodemverontreiniging aanwezig. Binnen een afstand van 50 meter van het plangebied zijn een aantal deellocaties aanwezig welke verdacht zijn met betrekking tot de aanwezigheid van bodemverontreiniging en is één bodemverontreiniging bekend. De globale locaties zijn opgenomen in de onderstaande tabel en afbeelding 'Overzicht globale locaties (potentiële) bodemverontreinigingen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0017.jpg"

Tabel: Globale locaties (potentiële) bodemverontreinigingen grenzend aan plangebied. Bron: Bodematlas van Overijssel (via www.overijssel.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0018.jpg"

Afbeelding: Overzicht globale locaties (potentiële bodemverontreinigingen (nummers verwijzen naar tabel). Bron: Bodematlas van Overijsel (via www.overijssel.nl)

In de directe omgeving van de maatregelen zijn potentiële gevallen van (ernstige) bodemverontreiniging aanwezig. Ter plaatse van het garagebedrijf aan de Vaartweg 6 zijn overschrijdingen voor de interventiewaarde voor minerale olie in de bodem aangetoond. De omvang van de verontreiniging en de exacte ligging van de verontreiniging is niet bekend. Aangezien ter plaatse van het betreffende perceel geen graafwerkzaamheden worden uitgevoerd, vormt de aanwezige verontreiniging geen belemmering voor de voorgenomen aanpassingen. Het bestaande tankstation is niet verontreinigd.

Ter plaatse van het perceel Buiten de Venepoort 1 zijn brandstoftanks aanwezig (geweest) waar een ernstige, niet urgente, bodemverontreiniging is aangetoond. Hiervoor dient een saneringsplan opgesteld te worden. Aangezien tijdens de werkzaamheden geen bemaling plaatsvindt en geen graafwerkzaamheden op dit perceel plaatsvinden, vormt deze verontreiniging geen belemmering voor de voorgenomen wegaanpassing.

Ter plaatse van de het perceel Cellemuiden 44 is een scheepswerf, afgewerkte olietank en een stortplaats op land aanwezig. Hier is een ernstige, niet urgente, verontreiniging aangetoond. Er dient een saneringsonderzoek uitgevoerd te worden. Gezien de ligging van het perceel ten opzichte van de wegaanpassing en het feit dat er geen bemaling of graafwerkzaamheden ter plaatse van dit perceel plaats gaan vinden, vormt de aanwezige verontreiniging geen belemmering voor de voorgenomen wegaanpassing.

Verder worden enkele percelen verdacht met betrekking tot mogelijke aanwezigheid van bodemverontreinigingen:

  • een dieseltank aan de Sluizerdijk 1A;
  • een smederij c.q. machine- en apparatenindustrie aan de Erfgenaampjesweg 3;
  • brandstoftanks aan de Buiten de Venepoort 2;
  • agrarisch perceel Cellemuiden 47.

Gezien de ligging van de percelen in relatie tot de voorgenomen werkzaamheden, waarbij geen graafwerkzaamheden op de genoemde percelen plaatsvinden en geen bemaling plaatsvindt, vormen eventuele bodemverontreinigingen geen belemmering voor de wegaanpassing.

Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de Regio IJsselland kan de bovengrond ter plaatse van provinciale en gemeentelijke wegbermen qua functie- en kwaliteitsklasse beoordeeld worden als de klasse 'Industrie', omdat mogelijke verontreinigingen hier in ieder geval in oorsprong afwijken van de omliggende zone. Deze grond kan onder andere worden toegepast op de nieuwe wegbermen in het project onder de noemer tijdelijke uitname of in een grootschalige bodemtoepassing. Opgemerkt wordt dat de oude kern van Hasselt is uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart en dat hier daarom altijd onderzoek moet worden verricht voordat grond uit dit gebied wordt hergebruikt buiten dit deelgebied.

Tijdens (graaf)werkzaamheden dient men te allen tijde voorzichtig te werk te gaan, alert te zijn op mogelijke aanwezige verontreinigingen en dient bij het vermoeden van bodemverontreiniging het bevoegd gezag Wet bodembescherming (de provincie Overijssel) geïnformeerd te worden alvorens de werkzaamheden voortgezet kunnen worden. Indien, in afwijking van de verwachting, tijdens de ontgraving van de grond bijmenging van bodemvreemde materialen of aanwijzingen voor de aanwezigheid van bodemverontreiniging worden waargenomen kan deze grond niet zonder aanvullend onderzoek worden ontgraven of toegepast.

De dichtstbijzijnde grondwaterbeschermingsgebieden liggen op ruim 9 kilometer afstand en worden niet beïnvloed (ten zuiden en oosten van Zwolle en bij Vollenhove).

Onderzoek percelen Sluizerdijk / Zwartsluizerweg

Een deel van de bestaande volkstuinen komt te vervallen ten behoeve van het wegtracé van de N331. Voor de compensatie zijn gronden aangekocht. Voor deze gronden is een bodemonderzoek uitgevoerd (Kruse Milieu BV, Projectcode: 14042925, van 21 november 2014). In Bijlage 4 is het onderzoek opgenomen.

Uit het onderzoek blijkt dat de betreffende percelen reeds decennia in gebruik zijn als agrarische grond. Er zijn geen aanwijzingen dat de percelen door voormalige (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn geraakt.

Mogelijk hebben wel kleinschalige dempingen van afwateringsloten plaatsgevonden. De kwaliteit van het dempingsmateriaal is niet bekend. Geadviseerd wordt tijdens toekomstige graafwerkzaamheden alert te blijven op afwijkende bodemstructuren, die kunnen duiden op een (sloot)demping en daarmee mogelijk gepaarde bodemverontreiniging.

Ter plekke van de dammetjes bij perceel 4260 is visueel puin waargenomen, maar geen asbestverdacht materiaal. Een verkennend asbestonderzoek kan meer inzicht geven in de bodemsamenstelling met betrekking tot asbest.

Ter plekke van het vervallen veldschuurtje op kadastraal perceel 3577 zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Hierbij moet worden opgemerkt dat gezien de slechte staat van het schuurtje en de aanwezige vegetatie een goede inspectie niet mogelijk is. Bij het verwijderen van het schuurtje dient men alert te blijven op eventuele asbesthoudende materialen.

Op het kadastraal perceel 4260 is vanuit het Waterschap Groot Salland een beschermzone ingesteld. Voor activiteiten binnen de beschermzone en waarvoor geen vrijstelling geldt op de grond van de Algemene regels bij de Keur, is een vergunning nodig volgens de Keur van het Waterschap Groot Salland.

Conclusie

De aanwezige milieuhygiënische bodemkwaliteit is tijdens de aanleg van de rotondes een sterk aandachtspunt aangezien de oude kern van Hasselt buiten de bodemkwaliteitskaart valt en grond afkomstig uit dit gebied alleen zonder keuring mag worden hergebruikt binnen het plangebied dat binnen het deelgebied valt. Indien grond van binnen dit deelgebied wordt hergebruikt buiten het deelgebied of plangebied, dan dient een keuring conform Besluit bodemkwaliteit te worden uitgevoerd om de kwaliteit van de grond vast te stellen. Grond afkomstig van de wegbermen vanuit het overige plangebied wordt geclassificeerd als klasse 'Industrie' en kan worden toegepast onder de noemer 'tijdelijke uitname' of in een grootschalige bodemtoepassing. Wanneer de hiervoor beschreven werkwijze wordt gevolgd, vormt dit geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan en de latere realisatie van de aanpassingen aan de N331.

Voor de percelen waarop de compensatie van de volkstuinen plaatsvindt, zijn er geen aanwijzingen dat de percelen door voormalige (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn geraakt. Bij de toekomstige werkzaamheden dient men alert te zijn op afwijkende bodemstructuren, eventuele asbesthoudende materialen en de beschermzone van het waterschap.

4.8 Water

Om Nederland veilig en aantrekkelijk te houden is het nodig om bij ruimtelijke planvorming voldoende rekening te houden met de waterhuishouding. Daarom is in het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesproken om het watertoetsproces te doorlopen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten van rijk, provincies en gemeenten. De watertoets betekent dat vroegtijdig afstemming plaatsvindt tussen de waterbeheerder en het initiatiefnemende overheidsorgaan. In deze waterparagraaf (samenvatting watertoets) zijn de volgende aspecten van belang:

  • grondwater;
  • oppervlaktewatersysteem;
  • ecologie;
  • waterkeringen;
  • overstromingsrisico;
  • riolering.

De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Voor het voorliggende bestemmingsplan is de watertoets ingevuld op www.dewatertoets.nl. Naar aanleiding hiervan dient de normale procedure te worden doorlopen.

Grondwater

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden. Het wegtracé valt buiten een grondwaterbeschermings- en intrekgebied.

De ondergrond is tot op grote diepte zo waterdoorlatend dat het aanbrengen van de benodigde constructies naar verwachting geen invloed heeft op het grondwatersysteem. Vanwege de bodemstructuur wordt geen bemaling toegepast tijdens de uitvoeringsfase. De grondwaterstand zal tijdens de werkzaamheden niet verlaagd worden.

Oppervlaktewatersysteem

In verband met de voorgenomen ontwikkeling worden enkele bermsloten / watergangen verlegd. Hierover vindt overleg met het waterschap plaats.

De voorgenomen maatregelen geven geen noemenswaardige toename van het verharde oppervlak. Zie hiervoor ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling in Bijlage 8. Rond de locaties van de rotondes op het tracé, die grotendeels in landelijk gebied liggen, is genoeg ruimte om te borgen dat er genoeg infiltratie van hemelwater plaats kan vinden. Dit kan bijvoorbeeld met bermpassages of een infiltratiesloot. De te dempen watergangen worden teruggebracht. De effecten op grond- en oppervlaktewaterkwantiteit zijn dan te verwaarlozen.

Ecologie

Het plangebied is gelegen bij twee Natura 2000-gebieden, namelijk 'Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht' (direct aan plangebied) en 'Olde Maten en Veerslootslanden' (op circa 1,5 kilometer). De aanpassingen aan de N331 brengen geen grote veranderingen in de waterhuishoudkundige situatie. In de toekomstige waterhuishoudkundige situatie worden delen van bermsloten verlegd. De invloedsfeer van de verlegde bermsloten is beperkt, mede door de hoge slootdichtheid waardoor er geen effect op de grondwaterstanden zal zijn en ontwatering niet significant zal toenemen. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen significante, negatieve effecten op de natuurgebieden, zie hiervoor ook paragraaf 4.9.

Waterkeringen

De waterkeringen die binnen het plangebied vallen, betreffen primaire waterkeringen van het Zwarte Water. De veiligheidsnorm voor de waterkering bedraagt 1/1.250 jaar. Dat is de gemiddelde kans per jaar dat de hoogste waterstand, waarop de primaire waterkering moet zijn berekend, wordt overschreden. Voor de betreffende dijkvakken geldt geen norm / opgave.

De hoogte van de waterkering blijft onveranderd.

Bij de voorgenomen ontwikkeling vinden werkzaamheden aan de dijk plaats. Hierbij zijn de zetting en stabiliteit van de waterkering van belang. Op enkele plaatsen zullen terreindelen worden aangevuld. De voorgenomen ontwikkeling zal geen negatieve invloed hebben op de stabiliteit van de dijk. Voor werkzaamheden binnen de (buiten)beschermingszone van de waterkering wordt een watervergunning aangevraagd.

Overstromingsrisico

De provincie Overijssel verplicht alle projectinitiatieven in een gebied waarbinnen sprake is van een risico op overstroming om een overstromingsrisicoparagraaf op te nemen in een ruimtelijk plan. Het plangebied ligt in gebieden waarbinnen sprake is van een risico op overstroming. Om die reden is deze paragraaf opgenomen. De overstromingsrisicoparagraaf moet inzicht geven in de risico's bij overstroming en de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen dan wel te beperken.

Hoogwater wordt in de benedenloop van de IJssel en de Vecht bepaald door twee factoren: hoge rivierafvoeren en hoge waterstanden in het IJsselmeer. Het wegtracé ligt deels binnen dijkring 10 Mastenbroek (westelijk deel tracé) en dijkring 9 Vollenhove (oostelijk deel tracé). Dijkring 10 Mastenbroek betreft een gebied dat in korte tijd diep onder water kan komen te staan. Dijkring 9 Vollenhove betreft een gebied dat bij overstroming langzaam en ondiep onderloopt. De maatregelen aan de N331 leiden niet tot een verandering van de risico's omtrent overstromingen. De weg kan wel een functie hebben voor evacuatie van mensen tijdens een overstroming. Ook omdat wegen vaak hoger liggen dan de omgeving. De voorgenomen ontwikkelingen aan de N331 leiden niet tot belemmeringen voor de evacuatie van mensen bij overstromingen.

Riolering

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling worden persleidingen van drukrioleringen verlegd.

De huidige N331 watert grotendeels af via de berm naar de bermsloten. Langs de parallelweg in Hasselt loopt vanaf de brug naar de buitengracht riolering waar regenwater op aangesloten is van de N331 en de parallelweg.

De N331 en de parallelweg wateren in de toekomstige situatie ook af via de berm naar de bermsloten.

Conclusie

Over deze waterparagraaf is overleg gevoerd met het Waterschap Groot Salland. In het kader van het vooroverleg conform 3.1.1. Bro is het voorontwerpbestemmingsplan en de bijbehorende Watertoets voorgelegd aan het waterschap. In het kader van de Watertoets is het ontwerpbestemmingsplan wederom aan het waterschap toegezonden.

4.9 Natuur

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een ecoscan uitgevoerd (Royal Haskoning, Rapportnummer 9W4624.J8, 29 september 2011). In Bijlage 5 is de ecoscan opgenomen.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000-gebieden opgenomen.

Een planologische ontwikkeling mag geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied.

De EHS rondom Hasselt bevindt zich voornamelijk rondom het Zwarte Water. Het Zwarte Water is in zijn geheel opgenomen binnen de EHS. Daarnaast zijn ook de aftakkingen en het ontstaande moeraslandschap ten zuiden van Hasselt in de EHS opgenomen. Ten noorden van Hasselt zijn de door dijkdoorbraken ontstane kolken en de uiterwaarden van het Zwarte Water opgenomen in de EHS. Het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht' valt volledig binnen de EHS en is vormgegeven door de uiterwaarden van het Zwarte Water en de Overijsselse Vecht. Ook is 'Olde Maten en Veerslootslanden' aangewezen als Natura 2000-gebied. Daarnaast is de gehele polder ten westen van Hasselt, de uiterwaarden plus het Zwarte Water.

EHS

De voorgenomen ontwikkeling zal niet voor een netto afname van de EHS zorgen. Daarnaast zullen de werkzaamheden van de weg mogelijk wel verstoring met zich meebrengen door middel van geluid, licht en aanwezigheid van auto’s. Deze verstoring zal echter minimaal zijn omdat vlak naast de EHS al meerdere wegen en bebouwing zijn gelegen. Significante effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden worden daarom niet verwacht.

Natura 2000

De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden betreffen 'Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht' (direct aan plangebied) en 'Olde Maten & Veerslootslanden' (op circa 1,5 kilometer).

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een voortoets uitgevoerd (Witteveen en Bos, Voortoets Natuurbeschermingswet 1988 wijziging wegenstructuur Hasselt, van 20 april 2010). In verband met gewijzigde wet- en regelgeving is dit onderzoek geactualiseerd (Ecogroen Advies, Natuurbeschermingswetbeoordeling effecten stikstofdepositie aanpassing N331 en Euroweg, van 4 februari 2014). In Bijlage 6 is het onderzoek opgenomen.

In het onderzoek is ingegaan op de eventuele effecten van wijzigingen in stikstofdepositie in het kader van de Natuurbeschermingswet als gevolg van de geplande verleggingen van de N331 bij Hasselt en de wijziging van enkele aansluitende wegen. Ook de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg Euroweg ten westen en zuiden van Hasselt, is in het onderzoek meegenomen. Dit laatste is niet in het voorliggend bestemmingsplan opgenomen, maar is wel meegenomen in het onderzoek naar gebiedsbescherming in het kader van ecologie.

In het onderzoek is geconcludeerd dat de geplande ontwikkelingen van de N331 en het onderliggende wegennet en de realisatie van de Euroweg ten westen en zuiden van Hasselt, cumulatief voor het over grote deel een afname van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht' tot gevolg heeft. Op andere omliggende Natura 2000-gebieden als 'Zwarte Meer' en 'Olde Maten & Veerslootslanden' liggen buiten de invloedssfeer (Euroweg) of is alleen sprake van een afname (planeffect N331 en cumulatieve planeffect).

Euroweg

Binnen de invloedsfeer liggen (potenties voor) drie habitattypen van de Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. De toename op deze gebieden varieert tussen 0,1-1,4 mol N/ha/jaar. Op deze locaties is ook leefgebied van de stikstofgevoelige soorten kwartelkoning, bittervoorn en grutto aanwezig. De achtergronddepositie overschrijdt de kritische depositiewaarde van zowel de habitattypen (met behouds- en uitbreidingsdoel) als van leefgebied van de habitatrichtlijnsoorten, broedvogels en nietbroedvogels echter niet. Atmosferische depositie als gevolg van het plan speelt op dit moment dan ook geen rol van betekenis. Van negatieve effecten is dan ook geen sprake. Tot slot is er over een groter oppervlak een aanzienlijk grotere afname van depositie dan dat er een toename is. Per saldo is hierdoor sprake van een kwaliteitstoename van het Natura 2000-gebied.

Op één locatie is sprake van een overschrijding van de kritische depositiewaarde van het habitattype Glanshaver- en vossenstaarthooiland. Significant negatieve effecten op het instandhoudingsdoel worden niet verwacht omdat de kwaliteit van dit habitattype op dit moment bepaald wordt door het gevoerde beheer en rivierdynamiek (inundatie). Bovendien is in cumulatie met de N331 op deze locatie sprake van een afname van stikstofdepositie, waardoor effecten met zekerheid worden uitgesloten.

N331

Het planeffect van de N331 laat slechts in de directe omgeving van de brug over het Zwarte Water een toename zien. Voor het overige deel in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht is sprake van een afname. In het deelgebied met een toename liggen geen (potenties voor) habitattypen of leefgebieden, waardoor er geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen optreden. Er is over alle stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden sprake van een afname van depositie. Per saldo is hierdoor sprake van een kwaliteitstoename van het Natura 2000-gebied.

Cumulatie: Euroweg en N331

De effecten van de Euroweg en de N331 leiden samen alleen in de directe omgeving van de brug tot een toename van stikstofdepositie (1,2 mol N/ha/jaar). In het gebied met een toename liggen potenties voor drie habitattypen en is (potentieel) leefgebied van kwartelkoning, bittervoorn en grutto aanwezig. Atmosferische depositie als gevolg van het plan speelt op dit moment dan geen rol van betekenis (zie planeffect (Euroweg).

Omdat er, ondanks de afname van de depositie, wel sprake blijft van een bepaalde mate van stikstofdepositie voor zowel de N331 als de Euroweg, heeft met het bevoegd gezag, Provincie Overijssel, overleg plaatsgevonden of een vergunning Natuurbeschermingswet noodzakelijk is. Dit blijkt nodig te zijn. De provincie heeft aangegeven dat gelet op het voorliggende bestemmingsplan de Natuurbeschermingswetvergunning hierbij kan aanhaken.

Soortenbescherming

Voor soortenbescherming blijkt op basis van de ecoscan (Bijlage 5) het volgende:

  • Voor zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren, reptielen, dagvlinders, libellen en overige ongewervelden is het gebied niet geschikt, of deze soorten komen niet in de omgeving voor of zijn niet aangetroffen. Deze zwaar beschermde soorten worden dan ook niet in het plangebied verwacht.
  • In het plangebied komen wel enkele zwaarder beschermde soorten broedvogels, vleermuizen en mogelijk vissen voor. Daarnaast is een vaste verblijfplaats van buizerd en het rapunzelklokje aangetroffen.
  • Negatieve effecten op deze soorten kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Wel zijn voor meerdere soorten mitigerende maatregelen mogelijk waardoor de effecten kunnen worden verzacht of weggenomen.
  • Indien de mitigerende maatregelen in acht worden genomen is een ontheffing voor vleermuizen niet noodzakelijk.
  • Voor broedvogels moeten mitigerende maatregelen worden genomen waardoor effecten worden voorkomen.
  • De instandhouding van de buizerd komt niet in gevaar.
  • Voor de mogelijk aanwezige kleine modderkruiper kan volgens de gedragscode van de Unie van Waterschappen gewerkt worden. Daardoor is een ontheffing niet noodzakelijk.
  • Voor bittervoorn is nader onderzoek noodzakelijk om vast te stellen of deze soort aanwezig is en of compenserende maatregelen noodzakelijk zijn.
  • Met betrekking tot het rapunzelklokje heeft het de voorkeur om de locatie te ontzien en voor een alternatief te kiezen. Wanneer dit niet mogelijk is moet een ontheffing worden aangevraagd en zullen de aanwezige planten verplaatst moeten worden.
  • Daarnaast heeft het de voorkeur de locatie van de kreek en de boom van de buizerd te ontzien wanneer kappen of dempen niet per se noodzakelijk is of wanneer er andere opties mogelijk zijn.

Naar aanleiding van de ecoscan is een actualiserend onderzoek uitgevoerd (Ecogroen Advies, Ecologisch onderzoek rotonde N331, Hasselt, van 27 oktober 2014). In Bijlage7 is dit onderzoek toegevoegd.

Het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet bij bevoegd gezag (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) is in voorliggende situatie niet nodig. Voor Rapunzelklokje, Buizerd en Kleine modderkruiper kan volstaan worden met het werken volgens de randvoorwaarden uit de Gedragscode voor Provinciale Infrastructuur (BTL Advies B.V. 2013). De Flora- en faunawet stelt met name randvoorwaarden aan de periode van uitvoering en voor bepaalde soorten kan het noodzakelijk zijn om dieren / planten te verplaatsen, zie de volgende tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0047-VS02_0019.jpg"

Afbeelding: Tabel samenvatting vervolgtraject

Voor de overige soorten is het verplicht nemen van vervolgstappen in het kader van de Flora- en faunawet niet aan de orde.

Conclusie

In het kader van gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen vanuit de EHS. Voor Natura 2000 is een Natuurbeschermingswetvergunning noodzakelijk.

In verband met soortenbescherming kan voor rapunzelklokje, buizerd en kleine modderkruiper volstaan worden met het werken volgens de randvoorwaarden uit de Gedragscode voor Provinciale Infrastructuur.

Voor het overige zijn er geen beperkingen vanuit het aspect ecologie.

4.10 Milieueffecten

Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:

  1. 1. Uit toetsing aan de hand van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) blijkt dat het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planMER-plichtig, besluitm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelings-plichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor (bestemmings)plannen dient te worden getoetst aan de activiteiten en drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r.. In het geval de activiteit genoemd wordt in onderdeel D, maar die onder de drempelwaarden vallen, dan is een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig. Bij de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect). Indien belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten, dan is niet alsnog een (plan)m.e.r. (-beoordeling) op grond van het Besluit m.e.r. noodzakelijk.
  2. 2. In het geval van een (bestemmings)plan: indien een 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is vanwege de in het plan opgenomen activiteiten. Een passende beoordeling is verplicht indien significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten;
  3. 3. Wanneer Provinciale Staten in haar provinciale milieuverordening activiteiten hebben aangewezen, aanvullend op de activiteiten in het Besluit m.e.r., die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.

Toets MER-plicht

Het bestemmingsplan biedt een juridische-planologische regeling voor de maatregelen aan het wegtracé. De activiteit die mogelijk wordt gemaakt valt onder categorie 'D 1.1 de wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of autoweg'. De drempelwaarden van de betreffende categorie worden niet overschreden of zijn niet van toepassing (tracé van 5 kilometer of meer). Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt of niet alsnog een m.e.r.-procedure op grond van het Besluit m.e.r. moet worden doorlopen. In de volgende paragraaf is de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' behandeld.

De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden betreffen 'Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht' (direct aan plangebied) en 'Olde Maten en Veerslootslanden' (op circa 1,5 kilometer). In paragraaf 4.9 is nader ingegaan op deze gebieden. Onderzocht of de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden negatief (kunnen) worden beïnvloed als gevolg van de ontwikkeling. Hieruit blijkt dat significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten. Een m.e.r.-plicht vanwege de verplichting tot het uitvoeren van een Passende Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet is niet aan de orde.

De Provinciale Staten van Overijssel hebben momenteel geen activiteiten aangewezen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Daarom is er via dit spoor ook geen sprake van een m.e.r.-plicht voor dit bestemmingsplan.

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een directe m.e.r.(beoordelings)plicht. Voor activiteiten die in de D-lijst van Besluit m.e.r. staan en onder de drempelwaarde blijven, bestaat nog wel een verplichting tot een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Voor de voorgenomen ontwikkeling is dus een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig. Specifiek gaat het in dit geval om maatregelen waarbij voor de wijziging van een (stukje) autoweg (volgens Europese overeenkomst kan dat ook een voorrangsweg zijn met een geslotenverklaring voor landbouwverkeer) een bestemmingsplanwijziging nodig is. Dit zijn de volgende maatregelen:

  • Realisatie rotonde N331/Vaartweg met verlegging van tracé N331.
  • Realisatie rotonde N331/N759 met verleggen van tracé N759 en uitbreiden van tracé N331.

De twee wijzigingen waarvoor de vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is zijn onderdeel van een samenhangend project. Het is gebruikelijk om de effecten van het hele plan/project in beeld te brengen en niet alleen de effecten van de onderdelen waarvoor de plicht tot (vormvrije) m.e.r.(-beoordeling) geldt. Voor de voorgenomen ontwikkeling is daarom een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (Royal HaskoningDHV, Rapportnummer 9W4624-100-102, van 1 oktober 2013). In Bijlage 8 is dit opgenomen. De beoordeling gaat in op de samenhangende effecten van de daarin genoemde maatregelen in het project als geheel.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling gaat in op de vraag of er bijzondere omstandigheden zijn, vanwege de aard van het voornemen (diverse aanpassingen aan en nabij de N331 bij Hasselt), de kenmerken van de omgeving, of de impact van het voornemen op de omgeving, dat aanleiding geeft om een m.e.r.-procedure te doorlopen voor het bestemmingsplan.

Gezien de kenmerken van de potentiële effecten van het voornemen in combinatie met de kenmerken/gevoeligheid van de omgeving waarin deze optreden, is de impact van het plan op het milieu gering te noemen.

De aangegeven mogelijke negatieve effecten zijn allemaal te mitigeren, compenseren of anderszins op te lossen. Voor een aantal milieuaspecten is echter zeker aandacht nodig om de voorgenomen aanpassingen op een voor de ruimtelijke ordening en het milieu verantwoorde manier uit te voeren. Het gaat in ieder geval om effecten op:

  • Ecologie: beschermde soorten niet aantasten door te werken volgens de randvoorwaarden uit de Gedragscode Unie van Waterschappen en een Natuurbeschermingswetvergunning is nodig.
  • Bodemkwaliteit: bij realisatie rotondes N331/Vaartweg en N331/N759 liggen potentiële verontreinigde locaties in de directe nabijheid; milieuhygiënische bodemkwaliteit tijdens de aanleg is een sterk aandachtspunt. Bij hergebruik van grond buiten het deelgebied of plangebied dient een keuring conform het Besluit bodemkwaliteit te worden uitgevoerd. Grond van de wegbermen vanuit het overige plangebied wordt geclassificeerd als klasse 'Industrie' en kan worden toegepast onder de noemer 'tijdelijke uitname' of in een grootschalige bodemtoepassing.
  • Landschap: met name inpassing aanleg (verhoogde) rotonde N331/N759.
  • Archeologie: afhankelijk van de werkwijze kan voor bepaalde gebieden een archeologisch onderzoek nodig zijn. In het bestemmingsplan wordt een beschermende regeling worden opgenomen op basis van de gemeentelijke archeologische waardenkaart. Ook blijkt de archeologische meldingsplicht van kracht.
  • Geluid: Naar aanleiding van het akoestisch onderzoek is een vervolgonderzoek uitgevoerd. In paragraaf 4.4 is hier nader op ingegaan.

Op grond van het ontbreken van belangrijke nadelige effecten voor het milieu en met het treffen van passende maatregelen (onder andere al in het kader van het bestemmingsplan), is de conclusie gerechtvaardigd dat een volledige m.e.r.-procedure, en daarmee het opstellen van een MER niet nodig is.

Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die grote nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is dan ook niet verplicht. Er is daarom geen MER opgesteld.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridische gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen: de toelichting, de regels en de verbeelding. Op elk van deze onderdelen is hieronder eerst ingegaan. Vervolgens is de opzet en de systematiek van het plan beschreven en volgt een toelichting per artikel.

5.2 Planvorm

Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

Planonderdelen

Het bestemmingsplan 'N 331 Hasselt' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.

Op de verbeelding, zowel digitaal als analoog, krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een topografische ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en tenslotte de overgangs- en slotregels.

5.3 Toelichting Op De Regels

De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden.

Voor de regelgeving geldt dat voor iedere bestemming die is opgenomen, een omschrijving dient te worden gegeven waarin de doeleinden van de betreffende bestemming worden aangegeven. Het gaat om de doeleinden die met het oog op een goede ruimtelijke ordening aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend.

Hoewel bij de opzet van de regels getracht is het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen dat werkelijk noodzakelijk is, kan een dergelijke regeling waarschijnlijk niet in alle zich voordoende situaties voorzien. Daarom zijn soms flexibiliteitsbepalingen opgenomen in de vorm van afwijkingen.

De uitvoering daarvan berust bij het bevoegd gezag. Deze bepalingen maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden buiten deze visie, dan is een nieuwe afweging noodzakelijk die - bij een positieve uitkomst - via een formele planherziening zijn beslag dient te krijgen.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. De indeling is als volgt:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels en in hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.

Bestemming 'Bedrijf'

De bestemming 'Bedrijf' is gehanteerd voor het tankstation aan de Vaartweg 6 / Zwartsluizerweg. Voor het tankstation is een aanduiding opgenomen dat hier een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg is toegestaan.

De afleverzuil en het lpg-vulpunt zijn gesitueerd in de verkeersbestemming.

In verband met de afleverzuil, het vulpunt en het reservoir van het tankstation zijn de aanduidingen 'veiligheidszone - lpg' opgenomen. Daarbinnen zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Bestaande functies kunnen zonder meer worden voortgezet. Eventuele gevaren voor bestaande woningen worden in de milieuvergunning / omgevingsvergunning voor milieu van het bedrijf afgekaart.

Voor het hoekje bij het garagebedrijf Vaartweg 6 is ook de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Voorheen was op dit deel binnen de verkeersbestemming een lpg-reservoir gevestigd. Inmiddels is het reservoir verplaatst naar de zuidoostzijde van het terrein van het garagebedrijf. De plek waar het reservoir was gevestigd is nu in gebruik voor bedrijfsactiviteiten (stalling van auto's).

Bestemming 'Recreatie - Volkstuin'

Op de gronden van de bestaande en de nieuwe volkstuinen is de bestemming 'Recreatie - Volkstuin’ opgenomen. Op deze locatie zijn volkstuinen toegestaan, met beperkte bouwmogelijkheden.

Bestemming 'Tuin'

Voor de gronden met een tuinfunctie is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Hier zijn in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.

Bestemming 'Verkeer'

De bestemming 'Verkeer' is gebruikt voor het wegtracé binnen het plangebied. Naast de hoofdrijbaan kunnen binnen de bestemming parkeervoorzieningen, paden, wegen en straten gerealiseerd worden. Ondergeschikte functies binnen deze bestemming zijn parkeervoorzieningen, kunstwerken, geluidwerende voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen en groenvoorzieningen.

Bestemming 'Water'

Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Buitengebied'

Deze dubbelbestemming is opgenomen op basis van de geldende regeling uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Zwartewaterland'. Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied.
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m2 zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel van toepassing.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Centrum'

Deze dubbelbestemming is opgenomen op basis van de geldende regeling uit het bestemmingsplan 'Binnen de Veste 2009'. Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • Bouwwerken en ondergrondse bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 30 m2 zijn niet bij recht toegestaan, middels een afwijking waarbij moet worden aangetoond dat archeologische waarden niet onenvenredig worden aangetast kan hiervan worden afgeweken.
  • Voor bepaalden werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is een omgevingsvergunningstelsel van toepassing.

Dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'

De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is voor de relevante onderdelen overgenomen uit het geldende bestemmingsplan 'Binnen de Veste 2009. Het betreft in deze situatie ondergeschikte delen van het plangebied.

Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.

Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het Waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een Watervergunning van het waterschap nodig.

Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderen bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.

Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'

De gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' zijn mede bestemd voor de waterhuishouding, de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen. Hierbij zijn ook ondergeschikte voorzieningen mogelijk, zoals dijken, bergingsvijvers en wegen en paden.

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Financiering

Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. Bro worden de bouwplannen, waarvoor een exploitatieplan moet worden opgesteld, genoemd. De aanleg van de N331 valt niet onder één van de genoemde bouwplannen. Op grond hiervan bestaat dan ook geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.

De totale kostenomvang van de N331, zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan, bedraagt afgerond € 9,4 miljoen, prijspeil 2013, ex BTW en met een ramingsmarge van 20%. De financiering van de N331 wordt gedekt uit de reserve provinciale infrastructuur van de provincie Overijssel (€ 7,125 miljoen) en een bijdrage van de gemeenten Zwartewaterland van respectievelijk (€ 2,275 miljoen).

6.2 Grondverwerving

Indien ten behoeve van de realisatie van de nieuwe N331 het noodzakelijk is dat de provincie gronden dient te verwerven, wordt getracht om deze gronden door middel van minnelijke verwerving in eigendom te krijgen. Mocht minnelijke verwerving niet haalbaar blijken dan beschikt de Provincie op grond van de Onteigeningswet over de mogelijkheid om de gronden te onteigenen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan is de bestemmingsplanprocedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro, afdeling 3.2) doorlopen.

7.2 Inspraak En Overleg

Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan 'N 331 Hasselt' is op basis van de gemeentelijke inspraakverordening (onder toepassing van afdeling 3.4 Awb) gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd.

De resultaten van deze inspraakprocedure zijn opgenomen in Bijlage 9. Tevens is vermeld of de inspraakreacties aanleiding hebben gegeven om het voorliggende bestemmingsplan aan te passen.

Overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Het voorontwerpbestemmingsplan 'N 331 Hasselt' is aan de daartoe aangewezen instanties toegezonden.

De overlegreacties en de beantwoording zijn in Bijlage 9 opgenomen. Tevens is vermeld of de overlegreacties aanleiding hebben gegeven om het voorliggende bestemmingsplan aan te passen.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'N 331 Hasselt' is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.

De resultaten van deze zienswijzenprocedure zijn bij het vaststellingsbesluit van dit bestemmingsplan opgenomen. Tevens is vermeld of de zienswijzen aanleiding hebben gegeven om het voorliggende bestemmingsplan aan te passen.

januari 2016.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Voorlopig Wegontwerp

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 4 Bodemonderzoek Percelen Sluizerdijk / Zwartsluizerweg

Bijlage 5 Ecoscan

Bijlage 6 Natuurbeschermingswetbeoordeling Effecten Stikstofdepositie

Bijlage 7 Onderzoek Flora En Fauna

Bijlage 8 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 9 Reactienota