KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 9 Recreatie - Verenigingsleven
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer - Verblijf
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Wonen - Woonwagen
Artikel 15 Waterstaat - Waterkering
Artikel 16 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Artikel 17 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 De Beheersverordening
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Hasselt
2.2 Genemuiden
2.3 Overige Gebieden
2.4 Mogelijkheden Geldend Bestemmingsplan
2.5 Inventarisatiebronnen
Hoofdstuk 3 Beleid En Omgevingsaspecten
3.1 Beleid
3.2 Milieu- En Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting En Uitvoerbaarheid
4.1 Juridische Regeling
4.2 Procedure Beheersverordening
4.3 Uitvoerbaarheid

Beheersverordening Bedrijventerreinen Zwartewaterland

Beheersverordening - gemeente Zwartewaterland

Vastgesteld op 06-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening:

de Beheersverordening bedrijventerreinen Zwartewaterland van de gemeente Zwartewaterland;

1.2 verordeningsgebied:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1896.BV0002-VS01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context;

1.4 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.5 bebouwingsgrens:

een op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangewezen lijn, welke door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.6 bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van nader aangewezen gronden;

1.7 bebouwingsvlak:

een door bebouwingsgrenzen op de kaart omgeven oppervlak, binnen hetwelk volgens deze voorschriften bepaalde gebouwen mogen worden opgericht;

1.8 bed & breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.9 bedrijf aan huis:

een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijke bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan;

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin of een daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm van) één persoon, wiens huisvesting daar, met het oog op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

1.12 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.13 bestaand:

  1. a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de vaststelling van de verordening of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:
  1. 1. aanwezig zijn;
  2. 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
  1. c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.14 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medische, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.15 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwperceel:

een stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bebouwing met één gebouw of bij elkaar behorende gebouwen is toegestaan;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.23 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.25 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van dranken en voedsel, overwegende ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.26 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.27 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.28 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand;

1.29 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.30 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.31 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.32 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.33 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van een huishouding;

1.34 zend-/ontvanginstallatie:

inrichting voor draadloze transmissie van telecommunicatie of andere signalen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  1. a. afstanden loodrecht;
  2. b. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  3. c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijf' aangegeven gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bestaande bedrijven

alsmede voor:

  1. b. de uitoefening van het ambachtelijke, nijverheids- en/of industriële bedrijven die zijn genoemd in dan wel overeenkomen met de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 'Staat van bedrijven';

met dien verstande dat:

  1. c. een benzineservicestation met LPG uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG' is toegestaan
  2. d. een vulpunt ten behoeve van LPG uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt LPG';

d. een molen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - molen' is toegestaan;

  1. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' grootschalige opslag voor omliggende bedrijven is toegestaan;
  2. f. een scheepsreparatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsreparatie';
  3. g. een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf';
  4. h. botenverhuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botenverhuur';

en daaraan ondergeschikte:

  1. i. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  2. j. parkeervoorzieningen;
  3. k. groenvoorzieningen en water;
  4. l. openbare nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  • nieuwe risicovolle inrichtingen;
  • vuurwerkbedrijven;
  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
  • m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen;
  • zelfstandige kantoren;
  • detailhandel anders dan productiegebonden en bestaande detailhandel.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat bestaande gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

  1. 1. Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, geldt dat:
  1. a. deze uitsluitend binnen de bebouwingsvlakken worden gebouwd;
  2. b. de ter plaatse aangegeven maximum bouwhoogte in acht wordt genomen;
  3. c. het bebouwingspercentage van het bebouwingsvlak bedraagt ten hoogste het ter plaatse aangegeven 'maximim bebouwingspercentage';
  1. 2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt dat:
  1. a. deze uitsluitend zijn toegestaan indien en voor zover de gronden op de kaart zijn aangeduid met 'bedrijfswoning';
  2. b. per bouwperceel ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan met een inhoud van ten hoogste 600 m3;
  1. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte ten hoogste 2,50 m bedraagt.

3.3 Afwijken met een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsverordening afwijken van het bepaalde in lid 3.1, sub 1, onder b ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat naar aard en omvang gelijk is te stellen met de aangegeven categorieën van bedrijven, mits dit bedrijf in vergelijking met de aangegeven categorieën bedrijven geen grotere en/of onevenredige afbreuk doet aan het woon-, werk- en leefmilieu door hinder en/of gevaar;

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bestaande bedrijven en bestaande bedrijfswoningen;

alsmede voor:

  1. b. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  2. c. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  3. d. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 4.1 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  4. e. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 4.2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  5. f. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 5.1 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1';
  6. g. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 5.2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2';
  7. h. winkels met een verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 400 m2 ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en een supermarkt ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  8. i. tapijt-, kokos en vloermattenfabrieken ter plaatse van de aanduiding 'kantoor en tapijt';
  9. j. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor en tapijt';
  10. k. een drukkerij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - drukkerij';

met dien verstande dat:

  1. l. een benzineservicestation zonder of met LPG uitsluitend ter plaatse van respectievelijk de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen' en 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG' zijn toegestaan en met dien verstande dat een vulpunt ten behoeve van LPG uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt LPG';
  2. m. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' uitsluitend nutsvoorzieningen zijn toegestaan;

en daaraan ondergeschikte:

  1. n. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  2. o. parkeervoorzieningen;
  3. p. groenvoorzieningen en water;
  4. q. openbare nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  • nieuwe risicovolle inrichtingen;
  • vuurwerkbedrijven;
  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
  • m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen;
  • zelfstandige kantoren;
  • detailhandel anders dan productiegebonden en bestaande detailhandel.

4.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, geldt dat bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan; daarnaast gelden de volgende regels:
  1. 1. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd op tenminste 5 m uit bouwperceelgrenzen die gericht zijn op een openbare weg en 3 m uit overige bouwperceelgrenzen;
  2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'onbebouwd' mogen geen gebouwen worden gebouwd
  3. 3. de bouwhoogte en goothoogte van gebouwen bedragen niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouw- en goothoogte' is aangegeven;
  4. 4. het bebouwingspercentage van het bebouwingsvlak bedraagt ten hoogste het ter plaatse aangegeven 'maximim bebouwingspercentage';
  5. 5. bestaande bedrijfswoningen mogen worden uitgebreid tot ten hoogste 600 m³.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 12 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid en brandveiligheid;
  • parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.2, sub a, onder 1:

met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m bedraagt;

  1. a. lid 4.2, sub b, onder 2:

voor de bouw van schoorstenen en antennes tot ten hoogste 30 m.

4.4 specifieke gebruiksregels

ter plaatse van de aanduiding 'representatieve zone' is opslag van goederen voor de voorgevel van gebouwen niet toegstaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat naar aard en omvang gelijk is te stellen met de aangegeven categorieën van bedrijven, mits dit bedrijf in vergelijking met de aangegeven categorieën bedrijven geen grotere en/of onevenredige afbreuk doet aan het woon-, werk- en leefmilieu door hinder en/of gevaar;

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel
  2. b. een bedrijfswoning

5.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. De gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    2. 2. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogst de ter plaatse aangegeven maximum goothoogte;
    3. 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
    4. 4. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m³
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 2,5 m.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. openbare nutsvoorzieningen;
  3. c. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten' geen parkeervoorzieningen zijn toegstaan;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. een bestaande zend- en ontvangstinrichting ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangsinstallatie';

6.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. 1. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen gebouwd ten behoeve van openbaar nut of verkeer en verblijf;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangsinstallatie', de bouwhoogte van zend- of ontvangstmasten ten hoogste 40 m mag bedragen.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg of zorg en opvang voor andere doelgroepen en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;

en daaraan ondergschikte

  1. b. groenvoorzieningen en water;
  2. c. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. d. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' uitsluitend scholen zijn toegestaan
  2. e. in de bestemming geen kantoren zijn begrepen;
  3. f. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.

7.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt dat bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan en voorts geldt:
  1. 1. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de bestaande hoogte dan wel de hoogte die ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  3. 3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt ten hoogste het percentage dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m.

Artikel 8 Maatschappelijk - Begraafplaats

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk - begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

begraafplaats, met bijbehorende groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, water, wegen en verhardingen;

met dien verstande dat:

  • ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch' tevens het gebruik als cultuurgrond en groenvoorzieningen is toegestaan;
  • in de bestemming geen bedrijfswoningen zijn begrepen.

8.2 Bouwregels

  1. 1. Voor het bouwen geldt dat:
    1. a. behoudens het bepaalde in d uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gebouwd;
    2. b. de hoogte bedraagt ten hoogste:
      • 5,5 m voor aula/condoleanceruimte;
      • 3,5 m voor berging en was- en kleedruimten;
      • 7 m voor vlaggemasten en lichtmasten;
      • 1,5 m voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
    3. c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt ten hoogste het percentage dat ter plaats van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
    4. d. buiten het bouwvlak uitsluitend grafruimten en daarbij gebruikelijke bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd;
    5. e. in uitzondering op het voorgaande ter plaatse van de de aanduiding 'agrarisch' erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van ten hoogste 1,2 m zijn toegestaan ten behoeve van het gebruik van de gronden als cultuurgrond.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 sub a en b voor de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak en/of tot een hoogte van 3 m indien dit om dringende reden noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 9 Recreatie - Verenigingsleven

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'recreatie - verenigingsleven' aangewezen gronden zijn bestemd voor clubgebouwen voor verenigingsleven.

9.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt dat bestaande gebouwen zijn toegestaan en ter plaatse van een bouwvlak gebouwen mogen worden gebouwd met een bouwhoogte die niet meer bedraagt dan ter plaatse is aangegeven.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met een verbindingsfunctie tussen bestemmingen, met daarbij behorende bermen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, kruisingen met watergangen.

10.2 Bouwregels

Op de tot 'verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienst van de bestemming, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste bedraagt 8,50 m.

Artikel 11 Verkeer - Verblijf

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten en paden met hoofdzakelijk een ontsluitingsfunctie voor de aanliggende erven;
  2. b. voet- en fietspaden;

met de daarbij behorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. water, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. tuinen, erven en terreinen.

11.2 Bouwregels

  1. a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken mag ten hoogste 8 m bedragen.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water en oeverstroken.

12.2 Bouwregels

Op de tot 'water' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 2,50 m bedraagt.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen.

13.2 Bouwregels

  1. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt dat:
  1. a. deze uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd,
  2. b. het bestaande aantal woningen wordt gehandhaafd;
  3. c. de voorgevel in de naar de openbare weg gekeerde bebouwingsgrens wordt gebouwd;
  4. d. de op de verbeelding aangegeven minimum en maximum goot- en/of bouwhoogten in acht genomen wordt ter plaatse van de betreffende aanduiding;
  5. e. de dakhelling ten minste bedraagt 25 graden en ten hoogste 60 graden bedraagt;
  1. 2. Voor het bouwen van vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen geldt dat:
  1. a. de gezamenlijke oppervlakte per woonhuis:
    1. 1. ten noorden van het Zwarte water ten hoogste 65 m2 bedraagt met dien verstande dat de oppervlakte binnen het bebouwingsvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van de woonhuizen niet wordt meegerekend en het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste bedraagt 40%;
    2. 2. ten zuiden van het Zwarte water ten hoogste 25 m2 bedraagt;
  2. b. de goothoogte ten hoogste bedraagt 3 m;
  3. c. de hoogte van vrijstaande bijgebouwen ten hoogste bedraagt 4,50 m;
  4. d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen ten minste bedraagt 1 m tenzij het bijgebouw in de perceelgrens wordt gebouwd;
  5. e. de afstand van een bijgebouw tot de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan bedraagt:
    1. 1. ten noorden van het Zwarte water ten minste 3 m;
    2. 2. ten zuiden van het Zwarte water ten minste 4 m;
  6. f. deze niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' mogen worden gebouwd.

met dien verstande dat voor bouwpercelen gelegen geldt dat

  1. 3. Voor het bouwen van carports geldt dat deze uitsluiten bij woningen ten noorden van het Zwarte water mogen worden gebouwd met dien verstande dat:
  1. a. per woning ten hoogste één carport mag worden gebouwd;
  2. b. de oppervlakte ten hoogste bedraagt 20 m2 en met dien verstande dat deze oppervlakte niet wordt meegerekend in de berekeningen als bedoeld onder 2;
  3. c. de goothoogte ten hoogste bedraagt 3 m;
  4. d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste bedraagt 1 m tenzij de carport in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
  5. e. tot in de voorgevel van het woonhuis of het verlengde daarvan mag worden gebouwd;
  6. f. deze niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' mogen worden gebouwd.
  1. 4. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte ten hoogste bedraagt:
  1. a. indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan worden gebouwd 1 m;
  2. b. in overige gevallen 2 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2:

  1. 1. onder 1, sub d ten behoeve van de bouw van een lessenaarsdak en toestaan dat de goothoogte aan één zijde wordt vermeerderd tot ten hoogste 9 m;
  2. 2. onder 1, sub d en toestaan dat de dakhelling geheel of gedeeltelijk wordt verminderd tot 0 graden waarbij in combinatie daarmee de goothoogte mag worden verhoogd tot 9 m;
  3. 3. onder 2, sub a onder 2 en toestaan dat de de oppervlakte wordt vergroot tot 50 m2 mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 40% bedraagt;
  4. 4. onder 2, sub b en toestaan dat de goothoogte van een bijgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw, mits het bijgebouw in architectonisch opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en het bouwen daarvan ruimtelijk gezien verantwoord is;
  5. 5. onder 2, sub e ten behoeve van de bouw van een bijgebouw bij woningen ten noorden van het Zwarte water vóór de voorgevelrooilijn, mits het bijgebouw in architectonisch opzicht onderdeel uitmaakt van het bijbehorende hoofdgebouw en het bouwen daarvan ruimtelijk gezien verantwoord is.

Artikel 14 Wonen - Woonwagen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen - woonwagen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het plaatsen van woonwagens, tot ten hoogste het ter plaatse aangegeven 'aantal', met daarbij behorende gebouwen, andere-bouwwerken en terreinen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen van:

  1. 1. gebouwen geldt dat:
  1. a. per woonwagen ten hoogste één vrijstaand of aangebouwd bijgebouw is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 18 m2;
  2. b. de hoogte ten hoogste bedraagt 2,50 m;
  1. 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte ten hoogste bedraagt 2,50 m met uitzondering van lichtmasten waarvan de hoogte ten hoogste bedraagt 6 m.

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'waterstaat - waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de verbetering van een primaire waterkering, alsmede een waterkering.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van waterstaatkundige doeleinden worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 2,50 m bedraagt.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, indien en voor zover uit overleg met het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de waterstaatkundige functies geen bezwaar bestaat.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
  2. b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  3. c. De omgevingsvergunningvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterkering wordt of kan worden aangetast.

Artikel 16 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  1. a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sedimenten en ijs;
  2. b. het vergroten van de afvoercapaciteit;
  3. c. de waterhuishouding,

waarbij de bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functievoorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

16.2 Bouwregels

Op de voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterstaatkundige functie toegestaan (behoudens ontheffing).

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2, ten behoeve van een onderliggende bestemming, mits:

  1. a. de belangen van de waterstaatsdoeleinden voldoende zijn gewaarborgd;
  2. b. de waterbeheerder vooraf positief heeft geadviseerd omtrent de gevraagde bouwactiviteiten.

Artikel 17 Waarde - Archeologie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'waarde - archeologie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

17.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

Los van de in de bestemmingsregelingen reeds genoemde mogelijkheden geldt voor het totale verordeningsgebied dat bestaande bebouwing is toegestaan.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Los van de in de bestemmingsregelingen reeds genoemde mogelijkheden geldt voor het totale verordeningsgebied dat bestaand gebruik is toegestaan.
  1. b. Onder bestaand gebruik voor wonen wordt tevens verstaan het gebruik van (bedrijfs)woningen in combinatie met beroep aan huis of bedrijf aan huis, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. 1. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte bedraagt maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
  2. 2. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  3. 3. er mag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie;
  4. 4. detailhandel en/of horeca, anders dan een bed & breakfast, zijn niet toegestaan;
  5. 5. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  6. 6. de activiteiten zijn niet vergunningplichtig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  7. 7. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 Wetgevingszone - wet geluidhinder

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wet geluidhinder' geldt dat een op grond van de bestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, slechts nieuwe bebouwing mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de geluidszoneringplichtige inrichtingen van de gevels van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

21.2 Veiligheidszone - bevi

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' de volgende regels:

  1. a. er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;
  2. b. de bouw van beperkt kwetsbare objecten is toegestaan mits:
  1. 1. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
  2. 2. is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de beheersverordening gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 meter;
  4. d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend- en ontvangstinrichtingen en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 meter;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
  1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing zal bedragen;
  2. 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  2. c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of de verordening.

23.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of de verordening.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de Beheersverordening bedrijventerreinen Zwartewaterland.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Zwartewaterland is momenteel bezig met het actualiseren van de bestemmingsplannen. Vanuit de (Invoerings)Wet ruimtelijke ordening geldt de verplichting dat alle bestemmingsplannen die ouder zijn dan 10 jaar op 1 juli 2013 moeten zijn herzien.

De komende jaren zal worden gewerkt aan een nieuw bestemmingsplan waarin de drie grote bedrijventerreinen (Hasselt, Genemuiden en Zwartsluis) worden opgenomen. Ter voorbereiding op dat nieuwe bestemmingsplan zal een brede beleidsafweging plaatsvinden in de vorm van een Nota van Uitgangspunten. Mede vanwege die brede aanpak, zal het niet mogelijk zijn op 1 juli 2013 te beschikken over een nieuw bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen.

Teneinde aan de wettelijke verplichting te voldoen is ervoor gekozen om - in afwachting van dat nieuwe bestemmingsplan - voor de bedrijventerreinen een beheersverordening vast te stellen. Voor het bedrijventerrein Meppelerdiep in Zwartsluis is inmiddels een beheersverordening van kracht geworden. De voorliggende beheersverordening heeft betrekking op de bedrijventerreinen in Hasselt en Genemuiden, voorzover deze niet zijn opgenomen in een recent bestemmingsplan. Daarnaast is in deze beheersverordening een aantal kleinere gebiedjes opgenomen.

In al deze gebieden worden geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen verwacht. In de voorliggende beheersverordening wordt dan ook de bestaande, feitelijke situatie vastgelegd. Dit betekent dat er geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, met uitzondering van een aantal in de vigerende bestemmingsplannen opgenomen mogelijkheden.

De ligging van de gebieden waarop deze beheersverordening betrekking heeft is weergegeven in onderstaande figuur. Wat betreft de begrenzing is zoveel mogelijk aangesloten bij recente digitale plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BV0002-VS01_0001.jpg"

Figuur: Ligging verordeningsgebied

1.2 De Beheersverordening

Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de horizon van de verordening. Het begrip 'bestaand gebruik' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd. Bij bestaand gebruik in enge zin worden enkel de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief hetgeen dat op basis van verleende vergunningen is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd. Bij gebruik in ruime zin worden de geldende bestemmingsplannen als uitgangspunt genomen.

Bij het begrip 'bestaand gebruik' wordt in deze beheersverordening aangesloten bij de regeling in de vigerende bestemmingsplannen (inclusief het parapluplan betreffende de bedrijfswoningen op bedrijventerreinen) en de verleende vrijstellingen/ontheffingen/omgevingsvergunningen. De gemeente kiest daarmee voor de ruime uitleg van het begrip 'bestaand'. Dit houdt in dat ook niet benutte mogelijkheden uit vigerende bestemmingsplan worden meegenomen, zolang deze niet als een nieuwe ontwikkeling worden gezien. Bij een beheersverordening moet het immers gaan om beheer en niet om het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. Uitbreidingen van bedrijven conform het vigerende bestemmingsplan worden in dit geval gezien als beheer.

De onderhavige bedrijventerreinen zijn praktisch geheel ingevuld. Daar waar echter nog braakliggende terreinen aanwezig zijn, kunnen ook deze onder het ruime begrip bestaand vallen. Deze mogelijkheid uit het vigerende bestemmingsplan wordt dan ook niet als een ruimtelijke ontwikkeling aangemerkt.

1.3 Leeswijzer

De beheersverordening is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie in het beheersgebied. Daarna wordt in Hoofdstuk 3 het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten uiteengezet. Hoofdstuk 4 geeft een juridische toelichting op de beheersverordening en gaat in op de uitvoerbaarheid hiervan. Vorm en inhoud van deze toelichting zijn waar mogelijk afgestemd op beheersverordening die recentelijk is vastgesteld voor het Bedrijventerrein Meppelerdiep te Zwartsluis.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van de bestaande situatie gegeven. Alvorens wordt ingezoomd op het plangebied is het van belang de bestaande structuur van het omliggende gebied te beschrijven en te analyseren. In het navolgende wordt daarom eerst een korte beschrijving van de ruimtelijke en functionele structuur rondom het plangebied uiteengezet.

2.1 Hasselt

2.1.1 Historie

Hasselt is gelegen aan het Zwart Water nabij de monding van de Overijsselse Vecht. Door de ligging aan een knooppunt van land- en waterwegen werd Hasselt een belangrijk handelscentrum. Rond 1250 kreeg Hasselt stadsrechten, terwijl de stad vanaf 1367 wordt gerekend tot de zogenaamde 'Hanzesteden'. In de late Middeleeuwen ontwikkelde Hasselt zich bovendien tot religieus centrum. Tijdens de Reformatie werd Hasselt een speelbal van de Spaans- en Staatsgezinden. In 1672 werd de stad zwaar beschadigd door oorlogsgeweld. In de decennia die volgden raakte Hasselt meer en meer in verval.

De aanleg van de Dedemsvaart in 1809 zorgde ervoor dat Hasselt politiek, cultureel en financieel weer opbloeit. De ligging aan het water maakte dat met name de watergebonden bedrijvigheid volop tot ontwikkeling kwam. Vanaf de jaren '60 van de vorige eeuw ontstond een omvangrijke industrie die haar speerpunten heeft in (woning)bouw, wegenbouw en vloerbekleding.

Vanaf de jaren de '70 van de vorige eeuw wordt daarnaast meer en meer geprofiteerd van de bedrijfstak 'toerisme'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BV0002-VS01_0002.jpg"Figuur: Hasselt 1649

2.1.2 Landschappelijke en stedenbouwkundige structuur

De structuur en bijbehorende karakteristiek van de kern Hasselt wordt in hoofdzaak bepaald door het historische stadscentrum met de aanwezige compacte bebouwing en het water dat overal in het gebied voelbaar is. De noord-zuidverbinding N331 (Zwolle - Emmeloord) loopt langs het centrum van Hasselt en heeft twee belangrijke aftakkingen: de N758 richting Genemuiden/Kampen en de N377, de weg van Hasselt naar Coevorden.

De woonwijken van Hasselt zijn gesitueerd aan de oostzijde van het Zwart Water en zijn georiënteerd op de N377. Het bedrijventerrein is gelegen ten westen van de kern Hasselt. Het terrein ligt relatief geïsoleerd ten opzichte van de kern, doordat het Zwarte Water tussen het terrein en de kern is gelegen. Omdat het bedrijventerrein aan het Zwarte Water is gelegen, omvat het zowel gronden die aan vaarwater, geschikt voor grotere schepen tot 2000 ton, als aan de weg zijn gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BV0002-VS01_0003.jpg"

Figuur: Structuur kern Hasselt. Bron: Structuurvisie Zicht op Zwartewaterland 2005-2020

2.1.3 Functies

In de beginjaren zeventig is het bedrijventerrein Zwarte Water, in exploitatie genomen. Dit terrein raakte rond 1988 vol, waarna vanaf de jaren '90 van de vorige eeuw het (in de voorliggende beheersverordening opgenomen) 'Bedrijvenpark' tot ontwikkeling kwam. Het Bedrijvenpark is momenteel voor het grootste deel in gebruik bij een tapijtfabriek. Ook bevindt zich op het park een bedrijf voor rookgasafvoersystemen, een repro- en een schildersbedrijf.

Op het industrieterrein 'De Breker', ten oosten van het Zwart Water bevinden zich een tankstation (met LPG), een bouwmarkt en een metaalbewerkingsbedrijf. De in 2004 opgestelde 'partiële herziening Dedemsvaart-Zuid, De Breker' is destijds niet vastgesteld, zodat ter plaatse nog het bestemmingsplan Dedemsvaart-Zuid vigeert.

2.2 Genemuiden

2.2.1 Historie

Genemuiden kent (net als Hasselt) een rijke historie. Omstreeks het jaar 500 wordt de naam Gelmuda voor het eerst genoemd en in 1275 kreeg de kern stadsrechten. De ligging aan de zee was een belangrijke bestaansbron. In de vroege middeleeuwen had Genemuiden al een bloeiende visindustrie. Daar kwam de mattenhandel bij; al in het begin van de 17e eeuw was sprake van een florerende mattenindustrie. Deze matten gingen vooral naar het rijke en dichtbevolkte Holland. Vanaf 1795 heeft Genemuiden zich weten te ontwikkelen tot het centrum van de mattenindustrie. Rond 1900 omvatte de biezencultuur meer dan 500 hectare. Aan het eind van de eerste wereldoorlog werd overgeschakeld op kokosmatten en in de jaren '60 van de vorige eeuw op nylon en wol. Daarnaast werden hooibouw en veeteelt ook belangrijke bestaansbronnen. De ligging aan het water zorgt ervoor dat een haven aanwezig is, met de daarbij behorende activiteiten. In de praktijk blijkt evenwel dat er de laatste decennia weinig belangstelling is geweest voor de ligging aan het water. Zo is het eerste bedrijventerrein gelegen aan het Zwarte Water, maar dit leidde niet tot een grootschalig gebruik van het water. Ook een vorm van wonen aan of bij het water - met uitzondering van de Ooster- en Westerkaai - heeft geen vlucht genomen. De verschillende uitbreidingen van Genemuiden hebben ertoe geleid dat de bescherming tegen het water steeds veranderde. Dat resulteerde vooral in nieuwe dijken, waardoor de oude dijken - zonder functie - beeldbepalend aanwezig bleven, als cultuurhistorische overblijfselen van de strijd tegen het water.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BV0002-VS01_0004.jpg"

Figuur: Genemuiden 1893

2.2.2 Landschappelijke en stedenbouwkundige structuur

Het huidige Genemuiden kent een tweedeling in enerzijds bedrijventerreinen (dat het oostelijk deel van Genemuiden overheerst) en woningbouw (dat het westelijk deel van Genemuiden overheerst). Een belangrijke infrastructurele drager is de N760 van Genemuiden naar IJsselmuiden/Kampen. De N760 stopt aan Het Zwarte Water en continueert zich door middel van een pontverbinding richting Zwartsluis/Meppel en de Noordoost polder. De Randweg/N759 begrenst Genemuiden in het zuidoost en vormt tevens de verbinding via Hasselt naar Zwolle. Het Zwarte Water is, zoals ook in bovenstaande paragraaf beschreven, al lange tijd bepalend voor Genemuiden. Het bedrijventerrein is grotendeels gericht naar het water. Bedrijvigheid heeft een groot aandeel in het ruimtegebruik in Genemuiden. Ongeveer van de helft van het bebouwde gebied is bedrijventerrein en is voornamelijk gesitueerd in het oostelijk deel. Het meer westelijk deel bestaat uit historische bebouwing rondom de havenarm, die nu wordt gebruikt voor plezierjachten, en parallel aan de hoofdstraat richting het zuiden. Daaromheen zijn in de loop der tijd op kleine schaal uitbreidingswijken gebouwd.


Een harde grens is Het Zwarte Water aan de noordzijde van Genemuiden. De rivier is bepalend voor het beeld van Genemuiden. Aan de zuid-, oost- en westzijde wordt Genemuiden begrensd door het polderlandschap van de Mastenbroek, bestempeld als onderdeel van het Nationaal Landschap IJsseldelta.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BV0002-VS01_0005.jpg"

Figuur: Structuur kern Genemuiden. Bron: Structuurvisie Zicht op Zwartewaterland 2005-2020

2.2.3 Functies

Vanaf de jaren '60 van de vorige eeuw kwam het Industrieterrein in Genemuiden tot ontwikkeling. Het wekt geen verbazing dat de eerste bedrijfsvestigingen een sterke binding hadden met het water. Vanaf de jaren '80 werd het terrein in zuidelijke richting uitgebreid met de gebieden Zevenhont 1 tot en met 4. Gelet op het ruime vestigingsbeleid, herbergt het terrein een keur aan bedrijven, waaronder een handelsonderneming, machinefabriek, bouwbedrijf, installatiebedrijf, een verhuurbedrijf, en containerbedrijf en een tegelhandel. Meer naar het zuiden bevinden zich tevens kantoren. Deze opsomming is slechts een beperkte bloemlezing uit de aanwezige bedrijven, maar geeft een indruk van de diversiteit.

2.3 Overige Gebieden

Naast de bedrijventerreinen is in deze beheersverordening een aantal kleinere gebiedjes opgenomen, waarvoor anders op 1 juli 2013 geen actueel en digitaal planologisch regiem zou gelden. Het betreffen over het algemeen kleine gebieden die onderdeel vormen van een woongebied.

Het gebied Westeinde te Zwartsluis vormt daarop een uitzondering. Dit betreft namelijk een iets groter gebied met meerdere functies, waaronder een begraafplaats, jachthaven, bedrijven en woonbebouwing.

2.4 Mogelijkheden Geldend Bestemmingsplan

Ook de nog niet benutte mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan worden in de beheersverordening gezien als bestaand.

2.5 Inventarisatiebronnen

Bij het opzetten van deze beheersverordening is een aantal bronnen geraadpleegd. In de eerste plaats het geldende bestemmingsplan en de in paragraaf 3.1. genoemde beleidsstukken, alsmede andere ruimtelijke besluiten zijn in te zien op het gemeentehuis van Zwartewaterland of op de gemeentelijke website www.zwartewaterland.nl.

Er is tevens gebruik gemaakt van de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG). Deze informatie kan tevens ingezien worden op de website van het in opdracht van het Ministerie van I&M en het kadaster ontwikkelde BAG viewer, http://bagviewer.geodan.nl/. De bedrijvenlijsten met de bestaande bedrijven in het verordeningsgebied is opgenomen in bijlage 1 en 2.

Voor het beleid van waterschap Groot Salland kan de website http://www.wgs.nl/ worden ingezien.

Tot slot kan de gemeentelijke luchtfoto worden geraadpleegd, deze is opgenomen in bijlage 3.

In het kader van de handhaafbaarheid is binnen het gemeentelijk intranet een inventarisatie opgesteld, aan de hand waarvan de bestaande situatie kan worden nagegaan.

Hoofdstuk 3 Beleid En Omgevingsaspecten

3.1 Beleid

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het plangebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Omgevingsvisie Overijssel 'Visie en uitvoeringsprogramma voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel' en de Omgevingsverordening Overijssel 2009. Deze beleidsnota's geven geen specifieke uitgangspunten voor het plangebied. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het plangebied.

Op gemeentelijk niveau zijn dit onder andere:

  • De Structuurvisie 'Zicht op Zwartewaterland 2005-2020';
  • De Strategische ontwikkelingsvisie "Een dag op het Zwarte Water";
  • Het Waterplan Zwartewaterland;
  • De Welstandsnota 'Zwartewaterland Opnieuw bekeken!';
  • Bedrijventerreinenvisie Zwartwaterland.

De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het plangebied geen ontwikkelingen aan die voor de beheersverordening van belang zijn. In met name de Structuurvisie en de Bedrijventerreinenvisie worden echter wel beleidsuitgangspunten geformuleerd op het gebied van revitalisering en uitbreiding. Deze aspecten zullen een plaats krijgen in het op te stellen 'Bestemmingsplan Bedrijventerreinen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BV0002-VS01_0006.jpg"

Figuur: Gewenste structuur kern Hasselt. Bron: Structuurvisie Zicht op Zwartewaterland 2005-2020

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BV0002-VS01_0007.jpg"

Figuur: Gewenste structuur kern Genemuiden. Bron: Structuurvisie Zicht op Zwartewaterland 2005-2020

3.2 Milieu- En Omgevingsaspecten

In de beheersverordening dient rekening te worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het beheersgebied met als uitgangspunt dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen worden de milieu- en omgevingsaspecten behandeld.

3.2.1 Milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem “Bedrijven en milieuzonering” ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. De lijst is onderverdeeld in bedrijfsklassen en bedrijfstypen. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtlijnafstanden tot een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.

Onderstaand tabellen laten zien dat op (delen van) het bedrijventerrein in Genemuiden bedrijven tot en met categorie 5 zijn toegestaan, terwijl in Hasselt minder zware bedrijven zijn toegestaan.

Genemuiden
Terrein Bedrijventerrein 1982 Zevenhont 1 Zevenhont 2 Zevenhont 3 Zevenhont 4
Categorie Zone 1: 2 + tapijt (=4)
Zone 2: 3 + tapijt (=4)
Overig: 4
4 Zone 1: 3
Zone 2: 4
Zone 3: 5

(A-inrichting uitgesloten)
Zone 1: 4
Zone 2: 4 + 5 mits hoogste afstand max. 500 m.
Zone 3: 4 + 5 mits hoogste afstand max. 700 m.


(A-inrichting uitgesloten)
Zone A: 3
Zone B: 3 + 4 mits hoogste afstand max. 200 m.
Zone C: 4
Zone D: 4 + 5 mits hoogste afstand max. 500 m.

(A-inrichting uitgesloten)
Hasselt
Terrein Bedrijvenpark De Breker
Categorie 3 2 (*)

(*) Bestemmingsplan niet vastgesteld

Aangezien de bestaande situatie wordt vastgelegd in de beheersverordening, is en blijft de bestaande milieuhygiënische situatie gehandhaafd en is een verslechtering niet mogelijk. Hierbij is de regeling vanuit het geldende bestemmingsplan overgenomen. Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het plangebied.

3.2.2 Geluid

Voor het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh kent voor weg- en railverkeer alsmede voor gezoneerde industrieterreinen voorkeursgrenswaarden op nieuwe bestemmingen. De Wgh gaat uit van zones langs (spoor)wegen en zones bij industrieterreinen. Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied waar, voor bouwplannen en bestemmingsplannen, een akoestische toetsing uitgevoerd dient te worden. In het kader van deze beheersverordening is het aspect wegverkeerslawaai en industrielawaai van belang. Er liggen in het plangebied of in de directe omgeving geen spoorlijnen.

3.2.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Er is een analyse gemaakt van de externe veiligheid voor het plangebied. Hiervoor is gebruik gemaakt van de 'Externe Veiligheidsvisie Zwartewaterland op Veilig' die in 2007 is vastgesteld. Verder is gebruik gemaakt van de Risicokaart van de Provincie Overijssel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BV0002-VS01_0009.jpg"

Figuur Uitsnede risicokaart Overijssel Hasselt

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BV0002-VS01_0010.jpg"

Figuur Uitsnede risicokaart Overijssel Genemuiden

3.2.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit vormt een onderdeel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt. In het beheersgebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen. Ook zijn er in Hasselt en Genemuiden geen overschrijdingen van de wettelijke luchtkwaliteitsnormen bekend.

3.2.5 Bodem

Het is wettelijk (via de bouwverordening) geregeld dat nieuwbouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Om deze reden dient bij iedere nieuwbouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek (conform NEN5740) in beeld te worden gebracht. Het onderzoek mag niet meer dan vijf jaar oud zijn. Als blijkt uit het onderzoek dat de bodem niet geschikt is dan zal voor aanvang van de werkzaamheden een sanering moeten worden uitgevoerd, om de bodem wel geschikt te maken. Met betrekking tot de bodem kan gemeld worden dat in het plangebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is. Vanuit het omgevingsaspect bodem zijn er dan ook geen belemmeringen voor het beheersgebied.

3.2.6 Water

Het waterschap Groot Salland is primair verantwoordelijk voor de waterhuishouding in het plangebied. Onder de verantwoordelijkheden vallen onder andere beveiliging tegen hoog water, peilbeheer en aan- en afvoer van water. Daarnaast wordt geadviseerd hoe om te gaan met hemelwater. Volgens de Wet gemeentelijke watertaken (2008) is de gemeente verantwoordelijk voor het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater en hemelwater. De gemeente mag vervolgens zelf bepalen op welke wijze het ingezamelde hemelwater wordt verwerkt. De wijze van verwerking van het hemelwater door de gemeente moet wel passen binnen het beleid van het Waterschap Groot Salland.

De gemeente Zwartewaterland is niet primair verantwoordelijk voor alle watertaken, maar moet de waterbelangen wel goed beschrijven en afwegen binnen de ruimtelijke ordening. Een van de instrumenten hiervoor is de verplichte watertoets. De watertoets houdt in dat het Waterschap beoordeeld of de waterbelangen voldoende gewaarborgd zijn. De voor de gemeente en waterschap van belang zijnde wateraspecten zijn hieronder beschreven.

Verder heeft de gemeente de zorgplicht om structurele problemen als gevolg van een voor de gebruiksfunctie nadelige grondwaterstand in openbaar bebouwd gebied te voorkomen of te beperken.

In het algemeen zoekt het waterschap naar duurzame oplossingen. Uitgangspunt is dat het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoon water ook relatief schoon blijft. Daarbij geldt dat het regenwater, dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is (zoals van gevels en daken), zoveel mogelijk wordt vastgehouden of wordt geborgen.

Beleidskader

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl . Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Om het hemelwater van verhardingen en daken zo schoon mogelijk te houden, zodat het zuiveringsproces zo eenvoudig mogelijk is (bij afvoer via het gescheiden rioolstelsel) of om vervuiling van het oppervlaktewater te (bij lozing op het oppervlaktewater), is het gewenst om bij het bouwen rekening te houden met de materiaalkeuze. Het gebruik van zink, lood of andere uitlogende materialen dient daarbij zoveel mogelijk vermeden te worden. In dit kader wordt opgemerkt dat bij nieuwbouw geen uitloogbare materialen worden gebruikt.

Op de aanwezige primaire waterkering (de dijken langs het Zwarte Water) en de bijbehorende kern- en beschermingszone is de Keur van het waterschap van toepassing. De Keur van het waterschap geeft regels met betrekking tot het onderhoud van dergelijke werken. Als werkzaamheden hierbinnen worden uitgevoerd is een ontheffing op de Keur noodzakelijk.

De beheersverordening is gericht op de bestaande situatie, veranderingen in watergangen zijn niet mogelijk. Het water in het plangebied is hiermee gewaarborgd.

3.2.7 Archeologie en cultuurhistorie

3.2.8 Ecologie

Het verordeningsgebied is getoetst aan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De toets in het kader van gebiedsbescherming vindt zijn oorsprong in de Natuurbeschermingswet 1998 en draagt zorg voor de bescherming van natuurwaarden. De wet kent drie typen gebieden:

  • Natura 2000-gebieden (Vogel- en habitatrichtlijngebieden);
  • Beschermde natuurmonumenten;
  • Gebieden die de Minister van E, L en I aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn).

Onderstaande kaart laat zien dat op twee plaatsen sprake is van een overlapping tussen het beheersgebied en Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Zwarte Water en Overijsselse Vecht':

  • Een strook langs de noordgrens van het Industrieterrein Genemuiden;
  • Een kleine overlap langs de zuidzijde van het gebied Westeinde te Zwartsluis.

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BV0002-VS01_0013.jpg"

Figuur Ligging Natura 2000-gebieden in relatie tot beheersgebied

Voor het overige komen in het verordeningsgebied geen Natura-2000 gebieden of beschermde natuurmonumenten voor. Wel komen in de (directe) omgeving van het plangebied nog deze Natura-2000 gebieden voor, te weten:

  • De Wieden (ten noorden van Genemuiden)
  • Olde Maten en Veerslootlanden (ten oosten van Hasselt).

Daar de beheersverordening is gericht op de bestaande situatie, waar geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk kunnen worden gemaakt is een nadere toetsing niet noodzakelijk. Daarbij zij tevens gewezen op het exclaveringsprincipe, op basis waarvan bestaande bebouwingen (inclusief erven en tuinen) en verhardingen geen onderdeel uitmaken van het Natura 2000-gebied.

Soortenbescherming

Voor het beheersgebied kan worden gesteld dat het om een bestaande situatie gaat waarin geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan. Het is en blijft voornamelijk in gebruik als bedrijventerrein. Open plekken worden intensief gemaaid. Wat betreft de soortenbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten.

Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting En Uitvoerbaarheid

4.1 Juridische Regeling

In de beheersverordening is de bestaande situatie verbeeld door middel van bestemmingen. Qua systematiek is daarbij aangesloten bij de SVBP-richtlijnen. De feitelijk aanwezige bebouwing en het feitelijk aanwezige gebruik onder het begrip 'bestaand'. In de begripsomschrijving van 'bestaand' zijn situaties die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan uitgesloten.

Naast de bestaande situatie zijn de mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen overgenomen. Wat betreft het bedrijventerrein Genemuiden gelden meerdere bestemmingsplannen met diverse mogelijkheden, bijvoorbeeld op het gebied van bouw- en goothoogtes en de toegestane typen bedrijven (milieucategorieën). Middels aanduidingen op de verbeelding is het vigerende planologische beleid vertaald naar de voorliggende beheersverordening. Op deze wijze ontstaat er geen verruiming van mogelijkheden (hetgeen dient te worden aangemerkt als een nieuwe ontwikkeling), dan wel een inperking van vigerende rechten.

Wat betreft het industrieterrein Genemuiden en het Bedrijvenpark Hasselt heeft dit geresulteerd in ruime bestemmingsvlakken met de bestemming 'Bedrijventerrein'. In de verbeelding zijn geen bouwvlakken aangegeven, maar is gekozen voor een verbale regeling; de in de verordening opgenomen bouwmogelijkheden zijn gekoppeld aan een minimale afstand uit de as van de weg.

In het gebied 'De Breker' is een andere benadering gekozen. Vanwege de aanwezigheid van een korenmolen 'De Zwaluw' en de noodzaak voor een goede windvang, is het ter plaatse gewenst een terughoudender (bouw)beleid te voeren (waarin overigens in het vigerende bestemmingsplan reeds is voorzien). In de voorliggende beheersverordening is het op De Breker vigerende planologische regiem (Bestemmingsplan Dedemsvaart-Zuid) 1-op-1 is overgenomen, hetgeen resulteert in een aantal bouwvlakken op de verbeelding alsmede terreinen die uitsluitend mogen worden gebruikt ten behoeve van opslag. De thans aanwezige functies wijken af van hetgeen in het vigerende bestemmingsplan is opgenomen. De bepaling in de regels dat het 'bestaand legale gebruik is toegestaan', vangt dit echter op. De regeling in het gebied De Breker is meer gedetailleerd van opzet dan de overige bedrijventerreinen.

Dit geldt ook voor het gebied Westeinde, waar eveneens een meer gedetailleerde opzet als passend wordt gezien. Dit sluit aan bij het vigerende bestemmingsplan en de ter plaatse voorkomende functies. De huidige wijze van bestemmen is in de voorliggende beheersverordening overgenomen.

Het bovenstaande maakt duidelijk dat in de voorliggende beheersverordening gebruik is gemaakt van de ruime uitleg van het begrip 'bestaand'. Onder bestaande situatie wordt in dit geval dus het vigerend bestemmingsplan met alle gerealiseerde en nog niet gerealiseerde mogelijkheden van het bestemmingsplan verstaan. Ook verleende vrijstellingen, ontheffingen en omgevingsvergunning zijn meegenomen in de beheersverordening.

De beheersverordening maakt onderscheid in gebruiksregels en bouwregels. Hoofdregel is dat het bestaande gebruik mag worden voortgezet (mits niet illegaal uiteraard) en dat bestaande bebouwing mag worden herbouwd met dezelfde afmetingen. In de regels die daarnaast zijn opgenomen zijn de planologische mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan overgenomen. In de beheersverordening is overgangsrecht opgenomen, dat wil zeggen dat illegale situaties niet door een beheersverordening worden gelegaliseerd. Dit geldt ook voor de als burgerwoning in gebruik zijnde bedrijfswoningen, dit gezien de regeling in de vigerende bestemmingsplannen. Ook worden hiermee de omliggende bedrijven zo min mogelijk beperkt. Een gewenste revitalisering van het bedrijventerrein is al mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan en past bij toepassing van het ruime begrip 'bestaand' binnen de reikwijdte van de beheersverordening.

Er zijn specifieke regels opgenomen voor archeologische verwachtingswaarden die mogelijk in het verordeningsgebied aanwezig zijn, en de veiligheidszone rondom het LPG-tankstations.

4.2 Procedure Beheersverordening

De Wro kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. De beheersverordening zal door de gemeenteraad worden vastgesteld. Hierop is hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. De dag na het publiceren van het vaststellingsbesluit treedt de beheersverordening in werking. Tegen het besluit tot vaststellen van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend.

4.3 Uitvoerbaarheid

4.3.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De veranderingen die de beheersverordening mogelijk maakt zijn perceelsgebonden van aard en kleinschalig van karakter. De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden. De situatie uit het geldende bestemmingsplan wordt voortgezet. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

4.3.2 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Het is niet mogelijk een exploitatieplan te koppelen aan een beheersverordening. Aangezien de beheersverordening het bestaande gebruik regelt, zijn aan de uitvoering hiervan ook geen kosten verbonden die ten laste komen van de gemeente. Bovendien staat de beheersverordening geen bouwplannen toe waar het verhalen van kosten mogelijk is. Om deze reden is ook het weergeven van de economische uitvoerbaarheid ten behoeve van de inzet van gemeentelijke middelen niet relevant.