It Joo - Oudega
Bestemmingsplan - Gemeente Sudwest Fryslan
Onherroepelijk op 02-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
plan:
het bestemmingsplan 'It Joo - Oudega' van de gemeente Súdwest Fryslân.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1900.2011middBPitjoo-onhe met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee grond zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden binnen de gegeven bestemming(en).
planverbeelding:
de kaart met bijbehorende verklaring, waarop de dubbelbestemming van de in het plan begrepen gronden is aangewezen.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bebouwing met één gebouw of bij elkaar horende gebouwen is toegestaan.
bouwperceelgrens:
een lijn die een bouwperceel van andere terreinen of van de openbare weg scheidt.
bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een melding of bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend.
bestaand gebruik:
het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
bedrijfswoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
peil:
- de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer;
- indien deze bovenzijde meer dan 60 cm boven het straatpeil ligt of komt te liggen, is 60 cm + het straatpeil het peil;
- indien deze bovenzijde meer dan 20 m van de straat of weg ligt of komt te liggen én dan meer dan 10 cm boven het aansluitende terrein ligt of komt te liggen, is 10 cm + het aansluitende terrein het peil;
straatpeil:
de hoogte van de straat of weg op de plaats waar de hoofdtoegang van een bouwwerk aan die straat of weg grenst;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Perceelgrensafstand:
De afstand van de perceelgrens tot het zijgevelvlak van een gebouw, daaronder niet begrepen bouwonderdelen voor zover deze minder dan 50 cm buiten het zijgevelvlak uitsteken en mits bedoeld onderdeel geen grotere lengte heeft dan een derde van de lengte van de zijgevel van het hoofdgebouw, gemeten daar waar de afstand het kleinst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels bijgevoegde Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels bijgevoegde Staat van Bedrijven onder categorieën 1, 2 en 3.1;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels bijgevoegde Staat van Bedrijven onder categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;
en tevens voor:
- d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water.
3.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven gelden de volgende bouwregels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- 2. de omvang van de bouwpercelen bedraagt maximaal 2.500 m2;
- 3. de goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven hoogte;
- 4. bedrijfsgebouwen dienen op een afstand van ten minste 4 m tot enige perceelgrens te worden gebouwd;
- 5. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel ten hoogste het op de plankaart aangegeven percentage;
- 6. gebouwen ten behoeve van bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
- b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
- 1. de inhoud bedraagt ten hoogste 50 m3;
- 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- 1. De bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak ten hoogste 8 m.
- 2. met uitzondering van hijswerktuigen bedraagt de bouwhoogte buiten het bouwvlak ten hoogste 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht,
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub a onder 5 met dien verstande dat:
- a. het aantal bedrijfswoningen niet meer dan 1 per bedrijf bedraagt;
- b. het aantal bedrijfswoningen past binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woonplan;
- c. indien de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan voorkeursgrens waarde bedraagt, de omgevingsvergunning slechts wordt verleend in overeenstemming met een voor vaststelling van dat plan verkregen hogere grenswaarde;
- d. indien de kosten van grondexploitatie niet anderszins verzekerd zijn, tegelijkertijd met de omgevingsvergunning een exploitatieplan wordt onherroepelijk;
- e. de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 1/3 van de inhoud van de bijbehorende bedrijfsgebouwen bedraagt;
- f. de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3 bedraagt;
- g. ingeval het de meest noordelijk gelegen bouwpercelen betreft de bedrijfswoningen op de Rigedyk georiënteerd moeten worden, waarbij een gerede afstand tot de Rigedyk in acht moet worden gehouden.
- h. De bedrijfswoning een dakhelling heeft van minimaal 30 graden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Het gebruik van de gronden als bedrijventerrein is slechts toegestaan in samenhang met de realisatie en instandhouding van de landschappelijke inpassing conform het bij deze regels gevoegde beeldkwaliteitsplan 'Bedrijventerrein It Joo Oudega' (maart 2011).
- b. In de bestemming is in ieder geval niet begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- 1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- 2. risicovolle inrichtingen;
- 3. seksinrichtingen;
- 4. standplaatsen voor kampeermiddelen.
- c. Onder de bedrijfsactiviteiten is detailhandel uitsluitend begrepen, voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits de aard van het betreffende bedrijf past bij de aard en schaal van Oudega, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.1, sub a:
- 1. voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijven onder categorie 3.1 met een maximale afstand van 50 meter, voor zover het gronden betreft die zijn aangeuid met 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en deze bedrijven milieutechnisch inpasbaar zijn.
- 2. voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijven onder categorie 3.2 met een maximale afstand van 100 meter, voor zover het gronden betreft die zijn aangeduid met 'bedrijf tot en met categorie 3.2' en deze bedrijven milieutechnisch inpasbaar zijn.
- b. lid 3.5, sub b:
- 1. ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen (te weten auto's, boten, caravans en tenten, landbouwwerktuigen, keukens, meubelen, bouwmaterialen, plant en dier, fietsen, auto-accessoires en postorderbedrijven);
- 2. ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke en milieuverstorende goederen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- de plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt op eigen terrein;
- er is sprake van een goede bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid;
- het groepsrisico dient verantwoord te zijn;
- voorafgaand aan het besluit tot verlenen van de omgevingsvergunning wordt de regionale brandweer gevraagd om advies.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Groen - Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen- en watervoorzieningen ten behoeve van de landschappelijke overgang tussen het bedrijventerrein en het landelijk gebied conform het bij deze regels gevoegde beeldkwaliteitsplan 'Bedrijventerrein It Joo Oudega' (maart 2011);
en tevens voor:
- b. fiets- en voetpaden;
- c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- d. berm- en scheidingsloten;
- e. openbare nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt:
- a. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van evenementen voor zover daarvoor op basis van de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening een evenementenvergunning kan worden verleend dan wel kan worden volstaan met een kennisgeving.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'as van de weg' dan wel binnen een afstand van maximaal 10 m aan weerszijden daarvan dient de ontsluitingsweg van het bedrijventerrein te worden gesitueerd.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht,
met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 30 m mag bedragen en voor een centrale antenne tot een bouwhoogte van 25 m;
- e. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.2 Omgevingsvergunning voor afwijken
Eenmalig kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van lid 9.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10 %.
9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
9.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
9.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanIt Joo Oudega.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Attema Vastgoed B.V. ontwikkelt in samenwerking met plaatselijke bedrijven een kleinschalig bedrijventerrein in Oudega. Het gaat om een uitbreiding van het bestaande terrein in oostelijke richting. In Oudega en omgeving bevindt zich een aantal bedrijven, dat vanwege doorgemaakte groei onvoldoende ruimte heeft in de krappe dorpskern. Hierdoor is behoefte ontstaan aan extra bedrijfsruimte aan de rand van het dorp. De aanleg van bedrijventerrein It Joo voorziet in deze behoefte.
1.2 Ligging Plangebied En Begrenzing
Bedrijventerrein It Joo heeft een oppervlakte van 2,4 hectare en ligt ten oosten van de kern van Oudega. Het plangebied heeft de volgende begrenzing:
- Ten westen van het plangebied bevindt zich een bedrijventerrein van vergelijkbare omvang;
- Ten noorden wordt het gebied begrensd door de Hagenadyk/Rigedyk;
- Ten oosten en zuiden bevindt zich agrarisch gebied.
Ligging en begrenzing plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Op het plangebied is het bestemmingsplan Buitengebied Wymbritseradiel van toepassing. Dit bestemmingsplan is een partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied (onherroepelijk op 19 november 1991 en goedgekeurd op 23 juni 1992) en de herziening daarop (onherroepelijk op 16 februari 1993 en goedgekeurd op 1 oktober 1993). De gronden waarop het bedrijventerrein It Joo is gepland heeft de bestemming agrarische doeleinden en is nader aangeduid als gebied met hoog waterpeil. Deze gronden zijn bedoeld voor agrarische cultuurgronden, agrarische bedrijven, voet-, fiets- en ruiterpaden, dagrecreatieve voorzieningen, nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding. De inrichting van de gronden ten behoeve van een bedrijventerrein is in strijd met deze bestemming.
1.4 Planvorm
Het bestemmingsplan It Joo Oudega betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan buitengebied op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied tot bedrijventerrein.
1.5 Opbouw Van Het Plan
In het volgende hoofdstuk wordt het ruimtelijke beleid op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau beschreven. Vervolgens komen in hoofdstuk 3 de planbeschrijving aan de orde en in hoofdstuk 4 de relevante milieuaspecten. In de laatste drie hoofdstukken wordt achtereenvolgens ingegaan op de juridische vormgeving, de economische uitvoerbaarheid en de inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Nationaal Beleid
Nota Ruimte
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Het kabinet gaat daarbij uit van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. Deze nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Daarbij is het belangrijk dat iedere overheidslaag in staat wordt gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Meer specifiek richt het kabinet zich in het nationaal ruimtelijk beleid op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn.
Het plangebied is gelegen in het Nationaal Landschap Zuidwest Fryslân. Nationale Landschappen hebben (inter)nationaal unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Voor de Nationale Landschappen wordt uitgegaan van versterking, ontwikkeling en benutting van deze bijzondere kwaliteiten. Evenals de gebieden daarbuiten, zijn de omschreven landschappelijke kernkwaliteiten per landschapstype richtinggevend en medesturend voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het predikaat Nationaal Landschap vormt een erkenning van de aanwezige en tot nu toe zorgvuldig gehandhaafde waarden en kwaliteiten van de gebieden. Dit biedt kansen voor de toekomst, ook om de mogelijkheden ervan te benutten. De kernkwaliteiten voor de Nationale Landschappen is door de provincie Fryslân verwerkt in de kernkwaliteiten per landschapstype.
2.2 Provinciaal Beleid
Streekplan en Ontwerp Verordening Romte
Op 13 december 2006 heeft de Provinciale Staten van Fryslân het Streekplan 'Om de kwaliteit fan de romte' onherroepelijk. Hierin staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen. De beleidskaders zijn uitgewerkt in de Ontwerp Verordening Romte.
Vestigingsbeleid
In het streekplan is Oudega aangeduid als een recreatieve kern. Dit betekent dat er ruimte wordt geboden voor de vestiging van nieuwe grootschalige en intensieve recreatieve voorzieningen. Aard en schaal van recreatieve ontwikkelingsmogelijkheden sluiten aan bij de karakteristiek en de functie van de recreatiekern, rekening houdend met omgevingsfactoren.
In het streekplan wordt verder onderscheid gemaakt tussen stedelijke centra, regionale centra, bedrijfsconcentratiekernen en overige kernen. Oudega is aangeduid als een 'overige kern' voor wat betreft vestigingsmogelijkheden van nieuwe en lichtere bedrijvigheid
Het Streekplan biedt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid aan de rand van een overige kern. Er mag echter geen sprake zijn van voorraadvorming. In de Ontwerp Verordening Romte is in artikel 2.1.2 bepaald dat een nieuw bedrijfsterrein in aansluiting op een overige kern moet voorzien in een concrete behoefte. In artikel 5.1 is bepaald dat een ruimtelijk plan een nieuw bedrijfsterrein of uitbreiding van een bestaand bedrijfsterrein kan bevatten wanneer dit in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan dat de instemming van GS heeft.
Over de programmering van de bedrijventerrein heeft inmiddels op regionaal niveau afstemming plaatsgevonden. Bedrijventerrein It Joo is opgenomen in het bedrijventerreinenplan regio Zuidwest Fryslân (2011). In dit regionale bedrijventerreinenplan zijn regionale afspraken gemaakt over de plannings- en herstructureringsopgave met betrekking tot bedrijventerreinen. De betreffende gemeentebesturen en Gedeputeerde Staten hebben hiermee ingestemd. Hiermee is invulling gegeven aan het bepaalde in artikel 5.1 van de Ontwerp Verordening Romte.
In de raming van de behoefte en bij de planning van nieuwe terreinen is in het bedrijventerreinenplan rekening gehouden met revitalisering, invulling van nog beschikbare ruimte op bestaande terreinen en met zorgvuldig ruimtegebruik. Hiermee is invulling gegeven aan toepassing van de SER-ladder op regionaal niveau: de mogelijkheden om ruimtewinst te boeken op alle bestaande terreinen in de regio zijn verdisconteerd in het totale regionale programma. Daarmee is voor elk plan voor een nieuw of uitbreiding van bestaand terrein voldaan aan die bepaling uit de Verordening Romte met betrekking tot zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 2.1).
Ten aanzien van de vestiging van nieuwe bedrijventerreinen wordt in het Streekplan aangegeven dat lokale bedrijven in de overige kernen bijdragen aan de levendigheid en de economische vitaliteit op lokale schaal. Primair wordt binnen het bestaande bebouwde gebied naar ruimte gezocht door functieveranderingen, het intensiveren en combineren van functies, of het benutten van open ruimten. Daarnaast is er ruimte voor nieuwe bedrijvigheid aan de rand van de kern onder de volgende voorwaarden:
- het totale ruimtebeslag van het bedrijf blijft, ook op langere termijn, beperkt en staat in een redelijke verhouding tot de schaal van de kern (tot 2.500 m2 per perceel);
- een verantwoorde milieuhygiënische inpassing is gewaarborgd;
- rekening wordt gehouden met landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Dit stelt eisen aan de beeldkwaliteit en de wijze van landschappelijke inpassing;
- met de aanwezige infrastructuur zijn de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid in voldoende mate te waarborgen.
Type en de schaal van bedrijven passen bij deze kernen, zowel ruimtelijk als milieuhygiënisch. In het Streekplan Fryslan is bepaald dat aansluitend aan een overige kern relatief kleinschalige bedrijven in milieucategorie 1 en 2 kunnen worden gevestigd. In een enkel concreet geval kan milieucategorie 3 worden toegestaan. In de Ontwerp Verordening Romte is in artikel 5.2.3 lid b bepaald dat in een overige kern bedrijven vanaf milieucategorie 3.1 niet zijn toegestaan. Volgens artikel 5.2.4 kan hier ten behoeve van een incidenteel bedrijf van worden afgeweken.
Perifere detailhandel op bedrijventerreinen
Het streekplan concludeert dat er vanuit het oogpunt van verstoring van de detailhandelstructuur in beginsel geen ruimte is voor het verruimen van perifere vestigingsmogelijkheden. Lokaal kunnen echter ruimtelijke factoren een rol spelen om bepaalde typen detailhandel vanuit het kernwinkelgebied te verplaatsen. Het kan hier gaan om vormen van detailhandel die qua volumineuze aard van goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet goed meer in de kern passen. De provincie noemt in deze context de volgende branches: supermarkten, detailhandel in auto's, caravans en tenten, boten, keukens, meubelen, bouwmaterialen, plant en dier, fietsen en auto-accessoires en brandbare of explosiegevaarlijke stoffen. Hieronder valt ook detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van industrie en ambacht.
De provincie ziet geen of beperkte mogelijkheden voor perifere detailhandel met een (boven) regionaal marktbereik, zoals bijvoorbeeld keukens en woninginrichting.
Ganzenfoerageergebied
Voor de opvang van ganzen en smienten heeft de provincie Fryslân ongeveer 30.000 tot 40.000 ha ganzenfoerageergebieden aangewezen. Het agrarisch gebied ten zuidoosten van Oudega wordt op basis van het streekplan aangeduid als ganzenfoerageergebied. Handhaving van voldoende openheid en rust in de voor ganzen geschikte gebieden acht de provincie van belang. Verdichting door beplanting en bebouwing is hier in principe niet gewenst; het gaat daarbij om niet-agrarische ontwikkelingen, zoals stads- en dorpsuitbreidingen, wegenaanleg en de meer grootschalige nutsvoorzieningen. Bij noodzakelijke ruimtelijke ingrepen van openbaar belang kan hiervan worden afgeweken. Wanneer na afweging aantasting van de ganzenfoerageergebieden onvermijdelijk blijkt, spant de provincie zich in voor het beschikbaar komen van vervangende ganzenfoerageergebieden, zodat een totaaloppervlak van ca. 30.000 ha ganzenfoerageergebieden aanwezig blijft.
Nationaal Landschap Zuidwest Fryslân
De provincie Fryslân maakt in het ruimtelijk beleid geen onderscheid tussen gebieden in of buiten de Nationale Landschappen. In de Nationale Landschappen is ruimte voor de opvang van de plaatselijke woningbehoefte, pilots landelijk wonen, lokale en regionale bedrijvigheid, verbetering van de lokale en regionale ontsluitingsstructuur, een duurzaam ontwikkelingsperspectief voor de landbouw en voor recreatieve ontwikkelingen, dit alles binnen de landschappelijke kernkwaliteiten. De ontwikkeling van bedrijventerrein It Joo is bedoeld voor lokale en regionale bedrijvigheid en past daarmee in het beleid voor Nationale Landschappen.
2.3 Beleid Gemeente Súdwest Fryslân (Voorheen Wymbritseradiel)
Untwikkelingsplan Aldegea & Nieuwe kijk op oude dorpen
Op 20 november 2007 is het Untwikkelingsplan Aldegea onherroepelijk. Dit plan is richtinggevend voor het door de gemeente in de komende jaren te voeren ruimtelijk en recreatief-toeristisch beleid voor de omgeving van Oudega. In het Untwikkelingsplan wordt tevens aandacht besteed aan bedrijvigheid in Oudega. Het plan geeft aan dat behoefte is aan lokale uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein, mede door de wens van bedrijfsverplaatsing vanuit het dorp. Aangegeven wordt dat er goede mogelijkheden zijn voor inpassing van een bedrijventerrein in de lineaire structuur van het dorp. Bij uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein moet wel rekening gehouden worden met de bestaande zichtlijnen. Van belang is dat er groene dorpsranden worden ontwikkeld, met name rondom de bedrijfsgebouwen aan de zuidoostzijde van het dorp. Uitbreidingsmogelijkheden worden pas vanaf 2010 bespreekbaar gesteld.
Op de ontwikkelingskaart is aansluitend op het huidige bedrijventerrein een locatie aangewezen ten zuiden van het sportcomplex het dorp, aansluitend op het bestaande bedrijventerrein (zie onderstaande afbeelding). In het plan is overigens niet nader onderbouwd waarom voor deze concrete locatie is gekozen ten opzicht van andere mogelijke locaties aan deze zijde van het dorp.
In het Untwikkelingsplan Aldegea wordt verwezen naar het document 'Nieuwe kijk op oude dorpen' als ruimtelijke onderlegger voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Dit document is in het kader van een belvedère onderzoek tot stand gekomen. Het onderzoek geeft aan hoe de cultuurhistorische en landschappelijke structuur van de regio en dorp een basis kan zijn voor nieuwe groeiontwikkelingen en voor samenwerking tussen overheden en dorpen. Er is een methode ontwikkeld waarmee cultuurhistorie, landschap en bestaand beleid als dragers fungeren voor het vervaardigen van een zogenaamde kansenkaart waarop de ruimtelijke ontwikkelingsrichtingen worden gevisualiseerd.
Oudega is als één van de pilots in dit onderzoek meegenomen. Tijdens de pilot is de mogelijke ruimtelijke ontwikkeling van Oudega bij een verdubbeling van het dorp het uitgangspunt geweest. In de ruimtelijke studie voor Oudega is – in tegenstelling tot het Untwikkelingsplan – het plangebied juist wél aangegeven als mogelijke uitbreidingslocatie (en de locatie ten zuiden van het sportcomplex niet).
Toekomstvisie Oudega – Untwikkelingsplan Aldegea
Schetssessie “Verdubbeling Oudega” (Nieuwe kijk op oude dorpen)
In dit bestemmingsplan wordt gekozen voor het ontwikkelen van bedrijvigheid op de locatie ten oosten van het huidige bedrijventerrein en niet ten zuiden van het sportcomplex. Daarmee wordt afgeweken van de locatie zoals afgebeeld op de Ontwikkelingskaart van het Untwikkelingsplan en aangesloten op de uitbreidingsrichting zoals geschetst in het document 'Nieuwe kijk op oude dorpen' (zie bovenstaande afbeleding). Aan deze wijziging liggen de volgende redenen ten grondslag:
- Op de locatie ten zuiden van het sportcomplex is onvoldoende ruimte beschikbaar (circa 1,9 hectare) voor het realiseren van het beoogde programma van 6 kavels van maximaal 2.500 m2 (1,5 hectare) plus de daarvoor benodigde infrastructuur, ruimte voor waterberging, landschappelijke inpassing, aan te houden afstanden in het kader van de milieuzonering, enzovoort. Hiervoor is in totaal circa 2,4 hectare benodigd (oppervlakte van het plangebied van dit bestemmingsplan);
- De locatie ten zuiden van het sportcomplex is in huidige situatie deels ingericht en in gebruik voor de ponyclub. Tevens zijn er vanuit het dorp plannen om de locatie te gebruiken voor de aanleg van een kaatsveld en oefenveld voor de voetbalclub (uitbreiding sportcomplex. Ontwikkeling van deze locatie tot bedrijventerrein maakt deze ontwikkelingen onmogelijk;
- De locatie ten zuiden van het sportcomplex grenst direct aan circa 5 woningen en een onbekend aantal nieuw te bouwen woningen. Dit zijn meer potentieel gehinderden dan nabij het beoogde bedrijventerrein ten oosten van het huidige bedrijventerrein (grenst aan 3 woningen langs de Rigedyk);
- De locatie ten zuiden van het sportcomplex grenst over de gehele zuidkant direct aan de EHS, terwijl het beoogde bedrijventerrein ten oosten van het huidige bedrijventerrein op een iets grotere afstand ligt van de EHS;
- Vermindering van weidevogelgebied en ganzenfoerageergebied zal op beide locaties in gelijk mate optreden;
- Beide locaties zullen op dezelfde wijze ontsloten worden (via de Joodyk). Alleen de eventueel bij afwijking te realiseren bedrijfswoningen krijgen een ontsluiting op de Hagenadyk/Rigedyk. Deze leveren echter geen extra nadelige gevolgen op voor de verkeersveiligheid (zie § 4.5);
- Voor wat betreft het aspect landschap zal op beide locaties sprake zijn van omzetting van circa 2 hectare open landschap in bedrijventerrein. Ook zal er in beide gevallen sprake zijn van verminderd uitzicht voor omwonenden ter plekke. De aanwezige zichtlijnen en dwarsstructuren zullen op beide locaties ingepast kunnen worden op het bedrijventerrein.
Geconcludeerd kan worden dat de locatie ten zuiden van het sportcomplex minder realistisch is voor de ontwikkeling van een bedrijventerrein. Daarnaast is het op voorhand niet te verwachten dat de locatie minder negatieve effecten zal opleveren dan de locatie ten oosten van het bestaande bedrijventerrein. Met andere woorden: er is voldoende aanleiding om de voorgenomen locatie te verkiezen boven de locatie ten zuiden van het sportcomplex.
Economische beleidsnotitie
Bij besluit van 6 november 2008 heeft de gemeenteraad van Wymbritseradiel de economische beleidsnotitie onherroepelijk. Daarin wordt ook ingegaan op de toekomstige ontwikkeling van bedrijventerreinen binnen de gemeente. Bepaald is dat de ambities voor ontwikkeling van toekomstige bedrijventerreinen beperkt blijven tot de plannen die nu in de pijplijn zitten. De thans voorgestane uitbreiding van het bedrijventerrein te Oudega is als zodanig aangeduid en benoemd.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Huidige Situatie En Geschiedenis
Oudega heeft ongeveer 550 inwoners. Het dorp ligt aan de Oudegaaster Brekken. Naast de agrarische sector vormt ook het toerisme een bron van inkomsten. De middenstand en enkele dienstverlenende bedrijven bieden goede service. Er is een fabriek waarin land- en tuinbouwfolie afval wordt omgezet in grondstoffen die onder meer geschikt zijn voor kunststof palen, planken, pallets en opslagsystemen.
Oudega is ontstaan aan de vaart die van de Oudegaaster Brekken naar de Schuttelpoel leidt. Deze vaart heeft van oudsher een belangrijke economische betekenis voor Oudega. Het dorp was ooit alleen over het water bereikbaar. Tegenwoordig is de vaart vooral als structurerend stedenbouwkundig element van belang.
De Hagenadyk/ Rigedyk is een van de meest karakteristieke straatprofielen van het dorp, mede door het relatief brede water in combinatie met de houten bruggetjes naar de voordeuren. Het dorp heeft hierdoor een specifieke relatie tot haar omgeving, haar cultuurhistorie en haar plek in het landschap. Dwars op deze hoofdstraat (Rigedyk-Hagenadyk-Breksdyk-Stasjonsleane) zijn smalle straten en stegen te vinden die de dorpskern goed ontsluiten voor het langzame verkeer.
Karakteristieke bebouwing langs de Hagenadyk
De omgeving van Oudega maakt onderdeel uit van het meren- en laagveengebied van Zuidwest Friesland. De meren en vaarten, historische kernen, open en vlakke weidegebieden en de vele brekken en poelen in het gebied staan model voor het beeld van Friesland. Rondom Oudega zijn deze karakteristieken volop te beleven.
Met behulp van dijken is het land in cultuur gebracht. Parallel aan de verkavelingrichting van het landschap lopen de dijken in noordelijke en zuidelijke richting. It Aldsylspaed (fietspad Oudega-IJlst) is daar een mooi voorbeeld van. Vanuit het dorp is de markante boerderij (Oneïdesstak) en het open landschap ten zuiden van Oudega mooi zichtbaar.
Impressie dorpsrand Oudega
Op de historische kaart van 1850 (zie onderstaande afbeelding) is zichtbaar dat het plangebied zich direct ten noorden van een voormalig meertje bevindt, genaamd het Joo. In 1900 is dit meertje verdwenen. Het Joo wordt op de topografische kaart nog wel vermeld als toponiem.
Oudega en omgeving (Historische Atlas Eekhof 1850)
Oudega en omgeving 1903
3.2 Aanleiding
In Oudega zijn geen vrije bouwkavels beschikbaar voor bedrijven die de wens hebben om hun bedrijfsvoering uit te breiden. Daarnaast bevinden zich bedrijven in Oudega die vanwege nabijgelegen gevoelige functies niet verder kunnen uitbreiden. In de omliggende dorpen rond Oudega zoals Heeg, Gaastmeer, Abbega, Hommerts, Jutryp en Blauwhuis zijn op dit moment geen geschikte mogelijkheden voor de vestiging van kleinschalige bedrijven. Er is alleen ruimte voor natte bedrijvigheid in Heeg. Deze kavels zijn echter niet geschikt voor kleinschalige bedrijven. Voor de inwoners van Oudega en vooral voor de jeugd is het van belang dat er mogelijkheden blijven om binnen het dorp werkervaring op te doen.
Bovenstaande betekent dat het voor de leefbaarheid van Oudega noodzakelijk is om in te kunnen spelen op de behoefte van lokaal opererende bedrijven om uit te breiden. Een aantal bedrijven heeft aangegeven dat ze concrete behoefte hebben aan een nieuwe bedrijfslocatie. Hiermee is het noodzakelijk om het bestaande bedrijventerrein in Oudega uit te breiden. Deze bedrijven hebben Attema Vastgoed BV benaderd om op te treden als initiatiefnemer voor deze uitbreiding.
Het bestaande bedrijventerrein aan de Joodyk is gelegen aan de oostzijde van Oudega. De noordzijde grenst aan De Hagenadyk/ Rigedyk. De oost- en zuidzijde grenzen aan het open landschap en vormen samen een nieuwe dorpsrand. Dit bedrijventerrein biedt plaats aan zeven bedrijven. Bij vier van deze bedrijven bevindt zich een bedrijfswoning. De beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein bevindt zich ten oosten van het bestaande bedrijventerrein en wordt nu gebruikt voor agrarische doeleinden. De noordkant van het plangebied wordt begrensd door de vaart langs de Rigedyk. De dijk langs deze vaart maakt onderdeel uit van het plangebied.
3.3 Uitgangspunten En Randvoorwaarden
In de kern van Oudega is geen ruimte voor nieuwe bedrijvigheid en bestaande bedrijven groeien uit hun jas. Dit is de reden dat het bestaande bedrijventerrrein aan de oostzijde wordt uitgebreid. Beide bedrijventerrein worden ontsloten door de Joodyk. Deze zal hiervoor worden doorgetrokken naar het oosten.
Ruimtelijke vertaling
De ruimtelijke vertaling van de uitbreidingswens is tot uitdrukking gebracht in onderstaande stedenbouwkundige schets.
Inrichtingsschets bedrijventerrein It Joo
Het bedrijventerrein wordt ontsloten door middel van het doortrekken van de Joodyk. De Joodyk maakt in het midden van het plangebied een haakse bocht richting het noorden. Deze ontsluitingen vormt een interne ruimtelijke structuur, zonder relaties met het buitengebied. Afschermende beplantingstroken langs de oostelijke en zuidelijke rand van het plangebied zorgen voor een goede landschappelijke inpassing. De beplanting wordt onderbroken op de plaatsen waar zich zichtlijnen naar het buitengebied bevinden.
Tussen het bestaande en nieuwe bedrijventerrein vormt het fietspad, met sloten en beplanting een zichtlijn vanaf de Hagenadyk/ Rigedyk naar het open landschap ten zuiden van de bedrijventerreinen. Op deze wijze blijft het oorspronkelijke bebouwingslint en het bedrijventerrein aansluiting houden met het omliggende buitengebied.
Indeling bedrijventerrein
De nadruk komt te liggen op kleinschalige bedrijven. Overeenkomstig de situatie op het bestaande bedrijventerrein aan de Joodyk en het ruimtelijk beleid van de provincie Fryslân wordt uitgegaan van een perceelsomvang van maximaal 2.500 m2 en bedrijvigheid tot en met milieucategorie 2 en in een enkel geval milieucategorie 3.
Op het terrein wordt gestreefd naar vestiging van de volgende bedrijven:
- 1. Bedrijven uit de kern van Oudega met milieutechnische problemen en/of uitbreidingsproblemen;
- 2. Lokaal opererende bedrijven binnen de gemeente met milieutechnische problemen en/of uitbreidingsproblemen die gebonden zijn aan Oudega en de naaste omgeving;
De uitbreiding van het bedrijventerrein heeft een totale oppervlakte van circa 2,4 ha. Bij een maximale oppervlakte van 2.500 m2 per kavel bedraagt het uitgeefbaar oppervlak circa 1,5 hectare.
Het terrein is opgedeeld in een noordelijke en zuidelijke zone. De zuidelijke zone sluit qua karakter aan op het bestaande bedrijventerrein. In de noordelijke zone heeft de bedrijfsbebouwing een duidelijke relatie met de Hagenadyk/ Rigedyk. Deze bebouwing dient in schaal en functie aan te sluiten bij deze cultuurhistorische drager. Het is van belang dat bebouwing op zorgvuldige wijze wordt ontworpen en een architectonische eenheid vormt met de Hagenadyk/Rigedyk. De bedrijfsbebouwing maakt deel uit van het totaalbeeld van deze drager. Voor de noordelijke zone is het daarom van belang dat de bebouwing een representatieve uitstraling heeft.
Detailhandel
Detailhandel wordt op het bedrijventerrein alleen toegestaan mits deze ondergeschikt is aan de bedrijfsvoering en rechtsstreeks voortvloeien uit de activiteiten van het bedrijf. Detailhandel wordt niet toegestaan omdat perifeer gelegen winkelvestigingen ten koste kunnen gaan van de bestaande detailhandelsstructuur in de kern van Oudega. Dit is in lijn met het provinciaal en rijksbeleid. Een uitzondering hierop is de afwijkingsmogelijkheid voor de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen (te weten auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en postorderbedrijven) en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke en milieuverstorende goederen. Deze afwijkingsmogelijkheid is eveneens in lijn met het provinciaal beleid.
Bedrijfswoningen
De bouw van bedrijfswoningen worden niet bij recht toegestaan. Toch kan de noodzaak daarvoor aanwezig zijn vanuit oogpunt van bedrijfsvoering. Daarom is ervoor gekozen via een afwijkingsmogelijkheid een bedrijfswoning per bedrijf mogelijk te maken, zodat dit per geval kan worden afgewogen. Bedrijfswoningen kunnen alleen worden toegestaan onder voorwaarde dat deze geen milieutechnische beperkingen voor de bestaande bedrijven veroorzaken en onder de uitdrukkelijke voorwaarde van bedrijfseconomische noodzaak. Indien gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid voor de noordelijke kavels, zullen de bedrijfswoningen op de Hagenady/Rigedyk georiënteerd moeten worden, dit in verband met landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit.
Landschappelijke en ecologische inpassing
Een goede landschappelijke en ecologische inpassing is noodzakelijk. In de stedenbouwkundige uitwerking van het plan is daarom rekening gehouden met de aanleg van een afschermende strook met inheemse beplanting van 10 m breed aan de oostzijde van het plangebied. Aan de westkant van het plangebied, kan volstaan worden met een beplantingsstrook van 8 m breedte inclusief een fietspad (zie onderstaande afbeelding). Deze beplantingsstrook markeert de overgang van het bestaande naar het nieuwe bedrijventerrein. Tussen de beplantingsstroken en de bebouwing bevindt zich een strook van minimaal 4 meter breedte, waarbinnen geen bebouwing is toegestaan. De kleinschalige bedrijfspanden aan de noordzijde van het plangebied bepalen de uitstraling van het terrein van de Rigedyk/Hagenadyk.
Ten oosten en zuiden van het toekomstige bedrijventerrein bevindt zich weidevogelgrasland en foerageergebied voor ganzen. Opgaande elementen hebben tot op 100 meter of meer een negatief effect op de broeddichtheid en/of broedsucces van weidevogels of op foeragerende ganzen. Ook kunnen opgaande elementen de uitvalsbasis worden van roofvogels en andere vogels/dieren die het gemunt hebben op eieren en/of jonge vogels.
In de Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet is geconcludeerd dat verstoring van kleine rietgans en brandgans voorkomen kan worden door de afschermende beplanting aan de oost- en zuidzijde van het terrein te beperken tot lage beplanting. Hierdoor kunnen predatoren er zich niet nestelen. Lage beplanting bestaat uit struiken en is niet hoger dan 3-5 meter. Alleen aan de noordoostkant van het plangebied kan de beplanting vanuit landschappelijk oogpunt weer hoger zijn omdat hier al sprake is van verstoring door de weg (Rigedyk), de aanliggende woningen en erfbeplanting (zone van maximaal 80 meter).
Aan de zuidzijde zal als specifieke invulling van de landschappelijke inpassing een open waterzone met lage beplanting worden gerealiseerd. Het toevoegen van een waterpartij aan de zuidkant van het plangebied heeft namelijk een positief effect op weidevogels. Juist aan de zuidzijde is op enige afstand geschikt weidevogelgebied aanwezig.
In de Voortoets is tevens geconcludeerd dat vogels in het buitengebied ook verstoord kunnen worden door verlichting van auto's en lantaarns. Effect kan optreden vanwege verblinding (luminantie) of door de aanwezigheid van een verlichte omgeving (illuminantie). Uitgangspunt is om deze redenen dat de buitenranden bestaan uit open water (zuidrand) of een sloot met lage struikvormige beplanting (oostrand) en om zichtbaarheid en uitstraling van licht in/naar de omgeving te voorkomen.
Op het bedrijventerrein worden zo min mogelijk nieuwe (openbare) verlichting aangebracht. Op deze manier kan het verstoorde gebied worden beperkt. Voor de nieuwe (openbare) verlichting geldt daarnaast de aanbeveling om gebruik te maken van dynamische verlichting. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van speciale armaturen die er voor zorgen dat het licht alleen op de weg schijnt waardoor verstrooiing naar de omgeving wordt voorkomen. In dit armatuur kan gebruik worden gemaakt van LED's, zodat tevens energie besparing optreedt. Er kan ook voor worden gekozen om deze lampen te dimmen (op basis van aantal verkeersbewegingen).
In het bij dit bestemmingsplan behorende beeldkwaliteitsplan wordt nader ingegaan op de landschappelijke inpassing. Daarnaast worden richtlijnen gegeven voor de bebouwing en principes voor de inrichting van de openbare ruimte met wegen, paden en groen.
Aandacht voor de beeldkwaliteit is gelet op de ligging van het bedrijventerrein ten opzichte van de kern en van het aangrenzende open gebied een belangrijk uitgangspunt. De beeldkwaliteitseisen worden door middel van een afzonderlijk beeldkwaliteitsplan door de raad onherroepelijk.
Ontsluiting
In de Voortoets is geconcludeerd dat verslechtering van het foerageergebied van kleine rietgans en brandgans beperkt kan worden door verstoring door bewegingen langs de randen van het plangebied zo veel mogelijk te vermijden. Dit wordt geborgd door de ontsluiting van het bedrijventerrein aan de binnenzijde van het plangebied te laten plaatsvinden zodat voorkanten, entrees naar binnen gericht zijn en verkeersbewegingen niet langs de randen plaatsvinden. Ook parkeren kan vooral aan de binnenzijde plaats vinden. Omwille van de verkeersveiligheid is er voor gekozen om het terrein niet rechtstreeks te ontsluiten op de Rigedyk, maar via de Joodyk.
Combinatie van bovenstaande argumenten (natuur en verkeersveiligheid) ligt ten grondslag aan de keuze voor ontsluiting van het bedrijventerrein vanaf de Joodyk. Dit is als zodanig aangegeven op de verbeelding. Alleen eventuele bedrijfswoningen in het noorden van het bedrijventerrein worden via bruggetjes ontsloten op de Rigedyk.
Parkeren
Het parkeren zal geheel op eigen terrein plaatsvinden. Voor de kleinschalige bedrijvigheid zal dit in het algemeen geen problemen opleveren.
3.4 Vestigingsplan
In onderstaande tabel is weergegeven welke zes bedrijven concrete belangstelling hebben getoond voor vestiging op bedrijventerrein It Joo. Deze bedrijven hebben een concept intentieovereenkomst getekend. Daarnaast is er momenteel nog een zevende gegadigde die concrete belangstelling heeft (Bouwkundig Bureau Terpstra te Oudega, bedrijf aan huis).
In onderstaande tabel is tevens is aangegeven welke bedrijfsactivtiteiten de geïnteresseerden voornemens zijn om te vestigen en onder welke milieucategorie deze activiteiten naar verwachting vallen. In § 4.5 wordt nader ingegaan op de milieucategorisering in relatie tot de situering van de bedrijven en bestaande (bedrijf)woningen in de omgeving.
Bedrijf | Bedrijfsomschrijving KvK | Huidige vestiging | Voorgenomen bedrijfsactiviteit | Milieu- categorie | |
1 | Onderhoudsbedrijf Zeilstra | ZZP-er: onderhoud en kleine verbouwingen aan woningen | Gaastmeer (geen geschikt terrein beschikbaar) | Aannemersbedrijf | 2 |
2 | Hey Bisco | Handel in hoeden, outdoor-kleding en producten van australian roadsign | Heeg (geen geschikt terrein beschikbaar) | Opslag van goederen | 2 |
3 | W.G. Zijlstra BV | Groothandel in autopoetsprodukten | Oudega (geen uitbreidingsruimte) | Opslag van goederen | 2 |
4 | Loonbedrijf Attema | Steunpunt agrarische dienstverlening | Gaastmeer (huidige locatie verkocht) | Loonbedrijf | 3.1 |
5 | RVS De Haas | Bedrijf in roestvaststaal scheepsbeslag | Oudega (geen uitbreidingsruimte) | Metaalbewerking | 3.2 |
6 | Boschma scheepsbouw | ZZP-er, klein onderhoud aan machines, boten en landbouwmachines | Oudega (bedrijf aan huis) | Aannemersbedrijf | 2 |
Drie van de bedrijven zijn afkomstig uit Oudega zelf en hebben geen uitbreidingsruimte of werken vanuit huis. De andere drie bedrijven zitten momenteel in Gaastmeer en Heeg waar geen geschikt bedrijventerrein voorhanden is.
Conform het provinciaal ruimtelijk beleid is het uitgangspunt om bij recht bedrijvigheid tot en met milieucategorie 2 toe te staan. Voor twee bedrijven is hierop een uitzondering gemaakt, namelijk Loonbedrijf Attema en RVS De Haas. De activiteiten van deze bedrijven zullen naar verwachting milieucategorie 3 betreffen.
Loonbedrijf Attema betreft een agrarisch dienstverlenend bedrijf die qua oppervlakte en schaal groter kunnen zijn dan bij een vergelijkbaar bedrijf in kleinere kernen. Dergelijk type bedrijven zijn echter vawege de binding met de landbouw vaak plaatsgebonden en passen daarom bij de aard van een kleine kern als Oudega. Daarnaast zal het bedrijf voornamelijk een lokale markt bedienen net zoals in de huidige situatie vanuit Gaastmeer. Er wordt dus geen inbreuk gedaan op de kernenstructuur zoals opgenomen in het Streekplan.
Het bedrijf RVS De Haas is momenteel al gevestigd in Oudega op het bestaande bedrijventerrein aan de Joodyk (waar het bedrijf geen uitbreidingsruimte voorhanden heeft). Het betreft hier een historisch gegroeide situatie van een bedrijf dat in hoofdzaak een lokale markt bedient. Ook hier wordt dus geen inbreuk gedaan op de kernenstructuur zoals opgenomen in het Streekplan.
In onderstaande afbeelding is een conceptindeling van bovenstaande bedrijven weergegeven.
Conceptindeling bedrijven op verbeelding voorontwerp bestemmingsplan
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Waterhuishouding
In deze paragraaf is aangegeven welke afwegingen ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant.
Hydrologische situatie plangebied
Huidige situatie
Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân in een gebied met twee streefpeilen. In het oostelijk deel (GPG-F7690) streeft het waterschap een vast waterpeil van NAP -2,4 m na. In het westelijk deel streeft het waterschap een vast peil van -2,2 m na (GPG-F7692). De hydrologische situatie is weergegeven in onderstaande afbeelding.
Bodem en hydrologie
De toplaag is een teellaag van zware zavel die varieert van 0 cm tot 80 cm diepte, daaronder en op sommige plekken aan de oppervlakte komt lichte tot zeer zware klei voor. De klei is niet in alle boorprofielen teruggevonden en heeft een maximale diepte van 50 cm. De veenlaag die weer daaronder zit varieert van 30 cm dikte tot 1 meter dikte. Het veen komt voor tot een diepte van 1,50 m. onder het veen zit een zandpakket met sterk lemig zand.
Hydrologische situatie
Toekomstige situatie
Op advies van het waterschap wordt in het uitbreidingsgebied één peil gehanteerd. In het ontwerp wordt het peil van -2,40 aangehouden. De watergangen worden zodanig geplaatst dat de peilgrens verplaatst wordt tot aan de boerderij naast de nieuw aan te leggen bedrijventerrein. Dit is weergegeven in onderstaande afbeelding. In het ontwerp dient rekening te worden gehouden met de nieuwe waterhuishoudkundige situatie. De drooglegging is 1,00 m van peil tot aan onderkant fundering.
Toekomstige situatie
De inrichting van het bedrijventerrein omvat enkele nieuwe gebouwen en een verhard stuk terrein en een nieuw aan te leggen weg. De toename van het verhard oppervlak bedraagt circa 18.000 m2. Uitbreiding van de oppervlakte open water is 2.800 m2. Dit is ruim meer dan de door het waterschap vereiste 10% van de toename van de verharde oppervlakte.
Er wordt uitgegaan van een gescheiden rioolstelsel waarbij hemelwater niet in het vuilwater riool terecht komt. Om de berging te garanderen worden er voorzieningen getroffen door middel van nog te graven sloten. Er worden geen vaarten of sloten gedempt, wel worden er enkele verlengd en verbreed. Eventuele duikers (Joodyk) moeten voldoen aan de eisen voor de hoofdwatergang. Uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van de Keurontheffing.
Het plan ligt in de buurt van de boezem (Rigedijk). In verband met de boezemkade Rigedijk dienen bouwwerken op een afstand van minimaal 5 meter van de teen van de dijk geplaatst te worden.
Uitgangspunten en randvoorwaarden ten aanzien van water
Hieronder worden de hydrologische uitgangspunten en randvoorwaarden voor de inrichting van het bedrijventerrein It Joo beschreven. Bij de totstandkoming van de uitgangspunten en randvoorwaarden is gebruik gemaakt van informatie van Wetterskip Fryslan, de gemeente Wymbritseradriel en Attema Vastgoed BV. Daarnaast is gebruik gemaakt van de Handreiking Watertoets 2.
Veiligheid
Het plan ligt tegen de boezemkade Rigedijk aan, hiermee moet rekening worden gehouden ten aanzien van de afstand van de bebouwing en de teen van de dijk. Ten aanzien van dit aspect zijn verder geen onderwerpen waarmee rekening gehouden dient te worden.
Riolering/berging
Er wordt uitgegaan van een gescheiden stelsel, waarbij afvalwater op de riolering wordt aangesloten en naar de rioolwaterzuivering wordt afgevoerd. Omdat het verhard oppervlak toeneemt, moet er extra waterberging gerealiseerd worden. Dit wordt gerealiseerd door de bestaande watergangen te verbreden en te verlengen en nieuwe watergangen te graven. Het hemelwater van het verhard oppervlak wordt dus niet gekoppeld aan de riolering. Hierdoor wordt de belasting van het rioleringssysteem tot een minimum beperkt. Dit komt de algemene waterkwaliteit ten goede. Het definitieve rioleringsplan zal aan het waterschap worden voorgelegd.
(Grond)wateroverlast
Bij de aanleg van de nieuwe gebouwen dient rekening te worden gehouden met de gewenste drooglegging door een voldoende hoog vloerpeil te kiezen in combinatie met eventuele ophoging. Wetterskip Fryslân adviseert om te kiezen voor een minimale drooglegging van 1,00 m onder vloerpeil (bij gebruik van kruipruimte). Bij een streefpeil van NAP -2,4 m betekent dit een minimaal vloerpeil van NAP -1,40 m.
Uit de boorprofielen blijkt dat de GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) 10 tot 20 cm onder maaiveld is en de GLG (Gemiddeld Laagste Grondwaterstand) ongeveer 70 cm onder maaiveld.
Uit de Waterkansenkaart Noord-Nederland volgt dat in dit gebied grondwatertrap II voorkomt. In deze indeling is de GHG praktisch gelijk aan maaiveld en de GLG tussen de 50 en 80 cm onder maaiveld. Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat bouwen met een kruipruimte niet zinvol wordt geacht.
Watervoorziening
Ten aanzien van dit aspect zijn er vooralsnog geen onderwerpen waarmee rekening gehouden dient te worden.
Volksgezondheid
Ten aanzien van dit aspect zijn er vooralsnog geen onderwerpen waarmee rekening gehouden dient te worden.
Bodemdaling
Ten aanzien van dit aspect zijn er vooralsnog geen onderwerpen waarmee rekening gehouden dient te worden.
Waterkwaliteit
Om vervuiling van hemelwater tegen te gaan worden er geen uitlogende bouwmaterialen, zoals koper en lood toegepast.
Verdroging/ natte natuur
Het plangebied ligt in het agrarisch gebied met een bestemming voor hoogwaterpeil en ligt niet in een verdroogd gebied. De verschuiving van de peilgrens heeft naar verwachting geen invloed op het natuurgebied Oudegaaster Brekken. Het gebied grenst aan graslanden en ten westen aan het dorp.
Beheer en onderhoud
Ten aanzien van dit aspect zijn er vooralsnog geen onderwerpen waarmee rekening gehouden dient te worden.
Wateradvies
Op 7 januari 2009 heeft het waterschap een verzoek ontvangen om een wateradvies uit te brengen betreffende de ontwikkeling van het bedrijven terrein It Joo te Oudega. Op 14 januari 2009 is het verzoek besproken met het waterschap. Het waterschap heeft op 9 februari 2009 gereageerd op het concept waterparagraaf met een positief wateradvies. Indien afgeweken wordt van de uitgangspunten zoals beschreven in deze paragraaf, wordt geadviseerd contact op te nemen met het waterschap.
4.2 Bodemhygiëne
De inrichting van het bedrijventerrein leidt tot grondverzet vanwege de bebouwing van het terrein. Op deze locaties moet onderzocht worden in hoeverre de bodem (grond en grondwater) bruikbaar is en of sanering noodzakelijk is in geval van een eventuele verontreiniging. Om inzicht te krijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd''.
Onderzoeksstrategie
Via de provinciale signaleringskaart voor bodemverontreiniging, is nagegaan of op en direct grenzend aan It Joo en de Rigedyk sprake is van verdachte locaties ten aanzien van bodemverontreiniging. Op basis van de signaleringskaart komt een slootdemping met een lengte van circa 120 meter (luchtfoto's uit 1970) als verdachte deellocatie naar voren. Deze demping zou zich aan de oostkant van de onderzoekslocatie bevinden en loopt in het verlengde van de bestaande sloot tot ongeveer 80 meter zuidwaarts, buigt dan voor circa 30 meter in zuidwestelijke richting af om vervolgens weer in zuidoostelijke richting de onderzoekslocatie te verlaten.
Ter plaatse van de slootdemping is de strategie aangehouden voor verdachte locaties met een plaatselijke bodembelasting met een duidelijke verontreinigingkern (VEP). De bodem ter plaatse van het overige deel van de onderzoekslocatie is als (grootschalig) onverdacht beschouwd (strategie ONV-GR).
Het veldonderzoek is verricht op 11 december 2008 en heeft bestaan uit de volgende werkzaamheden:
- het uitvoeren van een visuele terreininspectie. Mede aan de hand hiervan is de plaats van de boringen bepaald;
- het uitvoeren van in totaal 28 verkennende handboringen, waarvan 13 tot circa 0,5 m beneden maaiveld (-mv), 12 tot circa 1,50 m -mv en 3 tot circa 2,0 m -mv;
- het zintuiglijk beoordelen van het bij de boringen vrijkomende bodemmateriaal op bodemkundige eigenschappen en op eventueel aanwezige verontreinigingskenmerken;
- het nemen van monsters van het bij de boringen vrijkomende bodemmateriaal. De monstertrajecten zijn weergegeven aan rechterzijde van de boorprofielen in bijlage 3;
- het plaatsen van een peilbuis met een filterlengte van 1,0 m (bovenkant filter circa 0,5 m onder actueel grondwaterniveau) in de drie diepste boorgaten, gevolgd door het doorpompen van deze peilbuizen.
Op 18 december 2008 zijn de volgende werkzaamheden verricht:
- het opnemen van de grondwaterstand in de drie peilbuizen;
- het bepalen van de zuurgraad (pH) en het elektrisch geleidingsvermogen (Ec) van het grondwater en het nemen van grondwatermonsters uit de peilbuizen.
Resultaten
Op de onderzoekslocatie is een licht verhoogd gehalte molybdeen aangetroffen in de bovengrondmengmonsters van het noordelijke en het zuidelijke deel (03 en 04) en in de puinhoudende bovengrond uit boring 26.
In de ondergrond, zowel ter plaatse van een demping als elders, zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen.
In het grondwater op de gehele locatie (peilbuizen 12, 14 en 15) is nikkel in een licht verhoogd gehalte aangetroffen. Het grondwater aan de oostzijde (peilbuizen 14 en 15, de vermoedelijke dempingen) bevat daarnaast ook licht verhoogde gehalten aan vluchtige aromaten. In het grondwater uit peilbuis 14 zijn ook de metalen kobalt en zink in licht verhoogde gehalten aangetroffen.
Conclusies
Op de onderzoekslocatie zijn enkele gehalten aangetroffen die de streefwaarde overschrijden. De aangetroffen verhoogde gehalten overschrijden de toetsingswaarde voor nader onderzoek echter niet. Nader onderzoek wordt daarom niet nodig geacht. Ook aanpassing van de onderzoekshypothese en uitvoering van de daarbij behorende onderzoeksstrategie is, gezien de mate van overschrijding van de streefwaarde, niet nodig. Ter plaatse van de mogelijke demping zijn maximaal licht verhoogde gehalten aangetroffen en wordt nader onderzoek niet noodzakelijk geacht.
De aangetroffen verhoogde gehalten vormen geen risico's voor mens en milieu. De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen herinrichting van de locatie. Wel dient bij de afvoer van grond rekening te worden gehouden met de voorschriften van het Besluit Bodemkwaliteit of de gemeentelijke regelgeving met betrekking tot toepassing van grond. Grond met licht verhoogde gehalten is niet zonder meer elders toepasbaar.
4.3 Archeologie
Bodemingrepen die gepaard gaan met bouw van de wooneenheden zullen eventueel aanwezige archeologische resten mogelijk verstoren of vernietigen. Daarom is voorafgaand aan de geplande werkzaamheden een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Doel van het onderzoek is het bepalen van de gaafheid van het bodemprofiel en het opsporen en in kaart brengen van eventueel aanwezige archeologische resten. Het onderzoek heeft bestaan uit een bureaustudie, het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (IVO-B) en de rapportage hierover.
Bureauonderzoek
Het doel van het bureauonderzoek is om de bekende en potentiële archeologische waarden van het plangebied in kaart te brengen. Hierbij is gebruik gemaakt van bodemkaarten en van geologische, topografische en historische kaarten, het Archeologisch Informatiesysteem (Archis2) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en overige relevante literatuur. Aan de hand van deze gegevens is een specifieke archeologische verwachting opgesteld.
Archeologische verwachting Oudega
Uit het bureauonderzoek is gebleken dat binnen het plangebied bewoning mogelijk was vanaf de Oude Steentijd tot en met het Midden-Neolithicum. Vanaf het Midden-Neolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen was het gebied niet geschikt voor bewoning vanwege te natte omstandigheden. Vanaf de Late Middeleeuwen was bewoning weer mogelijk in het gebied.
Archeologische indicatoren kunnen met name op de relatief hoger gelegen dekzandwelving aan de noordzijde van het plangebied worden verwacht. Archeologische resten uit de Steentijd worden op enige diepte onder het klei- en veendek verwacht. Archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd worden voornamelijk in de bouwvoor verwacht. Hieronder wordt per periode aangegeven welke vondsten kunnen worden verwacht.
Paleolithicum en Mesolithicum
In het Paleolithicum en Mesolithicum werd het gebied mogelijk bezocht door nomadische jagers/verzamelaars. Deze trokken door het gebied en sloegen tijdelijke kampen op. Archeologische indicatoren uit deze periode bestaan uit verbrande of bewerkte vuurstenen afslagen, houtskool en sporen van haarden.
Neolithicum
Vanaf het Neolithicum gingen mensen op vaste plaatsen wonen waar ze nederzettingen bouwden. Verder deed men vanaf deze periode aan akkerbouw en veeteelt. Archeologische indicatoren uit het Neolithicum kunnen onder andere bestaan uit sporen (paalkuilen, waterputten, greppels), huttenleem, houtskool en voor de betreffende periode kenmerkend aardewerk.
Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd
Archeologische indicatoren uit de periode Romeinse Tijd - Nieuwe Tijd kunnen bestaan uit onder andere sporen (paalkuilen, waterputten, greppels, afvalkuilen), funderingsresten, aardewerk, houtskool, metaal, glas en bot.
Periode | Tijd | ||
Laat-Paleolithicum (Oude Steentijd) | tot | 9.000 v.Chr. | |
Mesolithicum (Midden Steentijd) | 9.000 v.Chr. | - | 4.900 v.Chr. |
Neolithicum (Nieuwe Steentijd) | 5.325 v.Chr. | - | 1.900 v.Chr. |
Bronstijd | 1.900 v.Chr. | - | 800 v.Chr. |
IJzertijd | 800 v.Chr. | - | 12 v.Chr. |
Romeinse Tijd | 12 v.Chr. | - | 450 n.Chr. |
Vroege Middeleeuwen | 450 | - | 1.050 n.Chr. |
Late Middeleeuwen | 1.050 | - | 1.500 n.Chr. |
Nieuwe Tijd | 1.500 | - | heden |
Conclusies
Uit de resultaten van het veldonderzoek is gebleken dat de bodem in het plangebied zeer homogeen is. Het bodemprofiel bestaat uit een bovengrond van zavel of klei met daaronder een veenpakket waaronder zich zand bevindt. De bodem is in het merendeel van de boringen onverstoord aangetroffen. De dekzandwelving die in het noordelijk deel van het plangebied wordt aangegeven, is in de boringen aangetroffen. In het dekzand is geen bodemvorming in de vorm van podzolering waargenomen. Er zijn in de boringen geen archeologische indicatoren aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een archeologische nederzetting.
Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen. De voorgenomen bodemingrepen kunnen zonder archeologisch voorbehoud worden uitgevoerd. Het onderzoek is overeenkomstig de provinciale richtlijnen gebaseerd op een steekproef. Indien tijdens de uitvoering van graafwerkzaamheden alsnog archeologische resten worden aangetroffen, dient direct contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag.
4.4 Natuur
Sinds 2002 moeten alle ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan bepalingen uit het natuurbeschermingsrecht: de Flora- en faunawet (soortbescherming) en de Natuurbeschermingswet en provinciale EHS (gebiedsbescherming). De natuurwetgeving in Nederland heeft als belangrijkste component het zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van eventuele schadelijke effecten op voorkomende beschermde soorten planten en dieren en hun leefomgeving.
Vanuit deze wet- en regelgeving vloeit voort dat bij de planontwikkeling dient te worden na gegaan of ruimtelijke ingrepen een negatieve invloed hebben op planologische begrensde en beschermde natuur- en landschapswaarden (Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Ecologische Hoofdstructuur) en beschermde planten- en diersoorten. Is dat aan de orde, dan is een ontheffing van de Flora- en faunawet en/of een vergunning van de Natuurbeschermingswet vereist. In hoeverre die afgegeven kunnen worden hangt af van de beschermingsstatus van de betreffende soort of het gebied, de aard van de effecten, de mogelijkheden voor compensatie en mitigatie, en het belang van de ruimtelijke ontwikkeling.
Soortbescherming
Op 19 november heeft Buro Bakker een ecologische verkenning in het plangebied uitgevoerd. Daarbij is gelet op de aanwezige Flora en Fauna. Op basis van de terreinkenmerken is een inschatting gemaakt van het voorkomen van beschermde soorten. De watergangen in het plangebied zijn bevist met RAVON-steeknet.
Het plangebied maakt deel uit van een grootschalig open graslandgebied. Door de lage ligging en het relatief hoge slootwaterpeil is het gebied erg drassig. Het waterpeil waarop de poldersloten afwateren is hoger dan het maaiveld van de polder. Het plangebied wordt rondom begrensd door sloten. Aan de noordkant staat een gemaal die zorgt dat overtollig water uit de polder wordt afgevoerd in het kanaal langs de Hagenadyk. Opgaande beplanting is niet in het plangebied aanwezig.
Flora en vegetatie
Het plangebied bestaat vrijwel volledig uit grasland en valt onder regulier agrarisch beheer (maaien en beweiden). In de graslanden werd ondermeer Engels raaigras, Kruipende boterbloem, Gestreepte witbol, Vogelmuur, Madeliefje, Paardenbloem, Veldzuring, Ridderzuring en Witte klaver aangetroffen. De gevonden soorten zijn karakteristiek voor voedselrijke graslanden. Daarnaast is plaatselijk Speenkruid vrij talrijk aanwezig. Deze voorjaarsbloeier wordt behalve in bossen ook in vochtige weilanden aangetroffen. De meeste soorten zijn te vinden in en langs de sloten die rondom het plangebied zijn gelegen. Door recente schoning van de sloten is de daar aanwezige flora onherkenbaar. Hier kunnen echter de licht beschermde soorten Zwanebloem en Dotterbloem voorkomen. Soorten met een zwaarder beschermingsregime worden niet in het plangebied verwacht.
Fauna
Het plangebied maakt deel uit van een uitgestrekt open veenweidegebied en is als zodanig geschikt voor groot aantal weidevogels, waaronder Grutto (RL), Tureluur (RL), Watersnip (RL), Kievit, Scholekster, Meerkoet, Zomertaling (RL), Slobeend (RL), Wilde Eend en Graspieper (RL). Omdat weidevogels door intensivering van de landbouw en verdergaande ontwatering sterk onder druk staan, staat een groot aantal te verwachten soorten in het plangebied op de Rode Lijst (RL) van bedreigde vogelsoorten.
Soorten met een jaarrond beschermde verblijfplaats (o.a. roofvogels, uilen en kolonievogels) komen niet in het plangebied voor. Buiten het broedseizoen kan het plangebied door een aantal overwinterende vogelsoorten worden gebruikt als foerageergebied. De hoogproductieve graslanden zijn geschikt voor ganzen die op gras foerageren. Tijdens het veldbezoek werd in het zuidelijk deel van het plangebied en het aansluitend gebied een grote groep foeragerende ganzen waargenomen, bestaande uit ongeveer 2000 Kleine Rietganzen, 200 Kolganzen en enkele Brandganzen.
In het plangebied zijn sporen gevonden die duiden op verblijfplaatsen van Veldmuis en Mol. Deze soorten zijn licht beschermd (categorie 1). Gezien de terreinkenmerken kunnen ook verblijfplaatsen van enkele andere licht beschermde soorten in het plangebied worden verwacht (Woelrat, Bunzing en Hermelijn). Verblijfplaatsen van soorten met een zwaarder beschermingsregime komen naar verwachting niet in het plangebied voor.
De watergangen in het plangebied zijn geschikt voor enkele licht beschermde amfibieën. Voortplanting van Bastaardkikker, Meerkikker, Bruine kikker en Gewone pad in het plangebied is waarschijnlijk. De watergangen zijn daarnaast mogelijk geschikt als voortplantingsgebied voor de kleine watersalamander. Ook deze soort is licht beschermd. Beschermde vissen zijn niet waargenomen in het plangebied. In de watergangen zijn alleen kleine aantallen Tiendoornige stekelbaarsjes gevangen. Deze soort is niet beschermd. Door het ontbreken van geschikt biotoop zullen beschermde reptielen niet in het plangebied voorkomen.
Overige soorten zoals beschermde vlinders en libellen worden niet verwacht, hiervoor is geen geschikt biotoop aanwezig.
Samenvatting
Onderstaande tabel geeft voor de aangetroffen en mogelijk aanwezige beschermde soorten het beschermingsregime aan. Voor soorten uit de eerste categorie geldt een algehele vrijstelling. Voor de soorten uit de tweede en derde categorie dient over het algemeen ontheffing te worden aangevraagd. Alle broedvogels vallen in de derde categorie. In de soortgroep vogels zijn in de tabel alleen de Rode Lijstsoorten opgenomen.
Overzicht van waargenomen of waarschijnlijk in het plangebied voorkomende beschermde fauna. Type waarneming: A=waarschijnlijk aanwezig, B=sporen/holen/nesten aanwezig, C=zichtwaarneming, D=mogelijk aanwezig, nader onderzoek noodzakelijk. Tabel 1=algemene maar beschermde soorten, Tabel 2=overige soorten, Tabel 3=strikt beschermde soorten
Gebiedsbescherming
Het gebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of een Ecologische verbindingszone. Wel ligt het plangebied in de nabijheid van een gebied wat onderdeel is van de EHS. Nadere toetsing aan de hand van de spelregels EHS is dan ook niet noodzakelijk.
Het plangebied behoort evenmin tot een Natura2000 gebied. Wel bevindt zich het Natura2000 gebied Oudegaaster Brekken, Fluessen en omgeving op korte afstand (circa 1 km) van het plangebied. Het Natura 2000 gebied is aangemeld als Habitatrichtlijngebied en Vogelrichtlijngebied. Tevens is het gebied aanwezen als weidevogelgebied en ganzenfoerageergebied.
Natura 2000
Het Natura 2000 gebied is onder meer aangewezen voor de niet-broedvogels Kleine rietgans, Kolgans, Brandgans en Smient. Deze soorten slapen of rusten in het Natura2000 gebied en foerageren op de graslanden in de omgeving. Hierdoor kan er een ecologische relatie tussen het Natura 2000 gebied en het plangebied bestaan.
Door middel van een voortoets is een eerste oriënterende analyse naar mogelijke effecten uitgevoerd. Hierin wordt geconcludeerd dat de uitbreiding van het bedrijventerrein de graslanden minder aantrekkelijk maakt voor foeragerende (overwinterende) exemplaren van de kleine rietgans en brandgans. Beide soorten zijn doelsoorten voor het nabij gelegen Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken. Door de voorgenomen ontwikkeling wordt 3 - 3,5 ha grasland minder aantrekkelijk voor de ganzen. Zowel kleine rietgans als brandgans verkeren landelijk gezien in een gunstige staat. De oppervlakte grasland die minder aantrekkelijk wordt als foerageergebied voor de ganzen is een beperkt deel van het totaal oppervlakte aan ganzenfoerageergebied in deze regio. Gezien de gunstige staat van instandhouding heeft de verslechtering van circa 3 - 3,5 ha grasland dan ook geen negatieve effecten op de tot doel gestelde populatie kleine rietgans en brandgans in dit gebied.
Er kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling weliswaar leidt tot enige verslechtering van foerageergebied voor kleine rietgans en brandgans, maar dat dit niet aan te merken is als een significant negatief effect op de instandhoudingdoelstellingen van Oudegaasterbrekken. Er hoeven geen verdere procedures in het kader van de Natuurbeschermingswet in gang te worden gezet.
Om de verslechtering van het foerageergebied van kleine rietgans en brandgans, ten gevolge van toekomstig bedrijventerrein It Joo te beperken, worden de volgende aanbevelingen gedaan (deze maatregelen zijn opgenomen in dit bestemmingsplan en/of het bijbehorende beeldkwaliteitsplan):
- Verminderen verstoring door bewegingen langs de randen van het plangebied zo veel mogelijk te vermijden: Dit wordt in het bestemmingsplan geborgd door de ontsluiting van het bedrijventerrein aan de binnenzijde van het plangebied te laten plaatsvinden (vanaf de Joodyk) zodat voorkanten en entrees naar binnen gericht zijn en verkeersbewegingen niet langs de randen plaatsvinden. Ook parkeren kan dan vooral aan de binnenzijde plaatsvinden.
- Verminderen verstoring door de afschermende beplanting om het terrein (in de vorm van hogere bomen) te verlagen tot lage struikbeplanting: Hierdoor ontstaat minder ruimtelijke invloed op het agrarische gebied en wordt voorkomen dat predatoren zich kunnen vestigen. Lage beplanting bestaat uit struiken en is niet hoger dan 3-5 meter. Alleen aan de noordoostkant van het plangebied kan de beplanting vanuit landschappelijk oogpunt weer hoger, in aansluiting op de bestaande erfbeplantingen. Langs de weg (Rigedyk) is al sprake van verstoring door verkeer en er zijn al opgaande woningen en bomen aanwezig.
- Waterpartij aan de zuidkant: het toevoegen van een open waterzone met lage beplanting wordt als positief beoordeeld voor de weidevogels.. Juist aan de zuidzijde is op enige afstand geschikt weidevogelgebied aanwezig.
- Verminderen zichtbaarheid en uitstraling: Ten behoeve van de kleine rietgans en de brandgans wordt in het beeldkwaliteitsplan meegenomen dat op het toekomstige bedrijventerrein zo min mogelijk nieuwe openbare verlichting aangebracht wordt, dat deze alleen intern langs de hoofdontsluiting komt, en dat verlichting wordt toegepast die geen uitstraling geeft naar boven en opzij. Op deze manier kan het door licht verstoorde gebied sterk worden beperkt. Voor de nieuwe openbare verlichting geldt daarnaast de aanbeveling om gebruik te maken van dynamische verlichting. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van speciale armaturen. Verstrooiing van licht kan worden beperkt door bijvoorbeeld gebruik te maken van speciale armatuur de Arc, zie onderstaand figuur. Deze armatuur zorgt ervoor dat het licht alleen op de weg schijnt en verstrooiing naar de omgeving wordt voorkomen. In dit armatuur kan gebruik worden gemaakt van LED's, zodat tevens energiebesparing optreedt. Er kan ook voor worden gekozen om deze lampen te dimmen (op basis van aantal verkeersbewegingen). De verlichting kan worden gedimd tot 50% met uitzondering van de belangrijke schakels, hier wordt de verlichting bijvoorbeeld op 20% ingeschakeld.
- Deze aanbevelingen gelden ook voor de terreinverlichting en de verlichting van gebouwen. Rekening houdend met veiligheidseisen is het mogelijk om hiervoor ook verlichting toe te passen die niet zichtbaar is vanuit het landschap én geen uitstraling geeft op de randzone en het omringende open landschap.
Armatuur van de Arc, als voorbeeld voor een dynamische verlichting waardoor verstoring van dieren in de omgeving door licht wordt voorkomen
Ganzenfoerageergebied
Nederland heeft een grote internationale verantwoordelijkheid voor overwinterende ganzen en smienten. Om de alsmaar oplopende schade door deze soorten te beperken heeft het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit in het beleidskader Faunabeheer nieuw beleid geformuleerd. Kern van dit nieuwe beleid is dat de provincies gebieden aanwijzen voor de opvang van ganzen en smienten, waarbinnen deze soorten welkom zijn, de zgn. ganzenfoerageergebieden. Door middel van subsidies wordt hier een gansvriendelijk beheer gevoerd, waardoor ganzen (en Smienten) naar deze gebieden worden gelokt. Buiten deze foerageergebieden mogen ganzen geweerd en verjaagd worden. Het plangebied valt binnen de begrenzing van een dergelijk foerageergebied. Het zuidwesten van Friesland is een belangrijke pleisterplaats voor de Kleine Rietgans. Gedurende enkele weken in november zit hier vrijwel de totale populatie van deze soort. De effecten van de voorgenomen ingreep, waarbij foerageergebied verloren zal gaan, dienen te worden getoetst door de provincie.
In het streekplan wordt aangegeven dat verdichting door beplanting en bebouwing niet gewenst zijn in foerageergebieden. Alleen bij noodzakelijke ruimtelijke ingrepen van openbaar belang kan daarbij worden afgeweken. Daarbij wordt gestreefd naar aanwijzing van vervangende foerageergebieden ter compensatie. Dit beleid is echter voor ganzenfoerageergebieden niet geconcretiseerd.
Weidevogelgebied
Het plangebied is in het Streekplan eveneens aangewezen als weidevogelgebied. Op grond van het Streekplan moet de openheid en rust van deze gronden worden gehandhaafd. Hiervan kan worden afgeweken ten behoeve van een ingreep van openbaar belang. Er moet dan wel worden zorggedragen voor compensatie van het verloren weidevogelareaal conform het Werkplan Weidevogels in Fryslân 2007-2013.
De benodigde compensatie is door de provincie berekend op basis van de mate van verstoring die de ontwikkeling met zich meebrengt. Uit deze berekening blijkt dat door de aanleg van het bedrijventerrein sprake zal zijn van een afname van de openheid van het landschap. Het bedrijventerrein zal een verstoringafstand hebben van 300 meter. Er is sprake van 3,1 hectare aan rust en ruimte dat verstoord wordt. De initiatiefnemer heeft in overleg met de provincie besloten om de weidevogelcompensatie te regelen door middel van een financiële bijdrage aan het provinciale weidevogelfonds. Door middel van een brief heeft de initiatiefnemer zich akkoord verklaard met de omvang van de compensatie.
Conclusies
Vanwege het mogelijk voorkomen van enkele broedvogelsoorten zullen de werkzaamheden bij voorkeur buiten het broedseizoen moeten worden uitgevoerd. Wanneer dat niet mogelijk is en de werkzaamheden toch in het broedseizoen worden gepland is het noodzakelijk om voorafgaand aan het broedseizoen geschikte broedgebieden voor vogels onaantrekkelijk te maken.
Alle andere gevonden en te verwachten soorten in het plangebied zijn licht beschermd. Hiervoor geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. Er is wel een algemene zorgplicht van kracht.
Uit de Voortoets blijkt dat toetsing van de ingreep aan de Natuurbeschermingswet 1998 verder niet aan de orde is.
4.5 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening en bescherming van de woon- en leefkwaliteit is het van belang om inzicht te krijgen in relevante milieuhinderaspecten. Milieuzonering is hiervoor een geschikt instrument. Het instrument bestaat uit het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende (bijvoorbeeld een bedrijf) en milieugevoelige functies (bijvoorbeeld woningen). Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld scholen).
In het handboek 'Bedrijven en milieuzonering' worden milieuaspecten als geluid, geur, stof en gevaar uitgedrukt in richtlijnafstanden die wenselijk worden geacht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De richtlijnafstand is gebaseerd op een minimale afstand tot aaneengesloten woonbebouwing. Het betreffen indicatieve afstanden die bij voorkeur worden aangehouden. Er kan gemotiveerd van worden afgeweken als de situatie ter plekke dat toelaat.
Het handboek maakt onderscheid tussen de omgevingstypen gemengd gebied en rustige woonwijk (c.q. rustig buitengebied):
- 1. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor (zoals bedrijven of kantoren). Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Rustig buitengebied is een vergelijkbaar omgevingstype. Dit geldt voor het gebied ten noorden van het plangebied (woningen langs Rigedyk).
- 2. Gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct naast hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Ten westen van het plangebied (bestaand bedrijventerrein aan de Joodyk) is sprake van een gemengd gebied omdat er zowel bedrijven als bedrijfswoningen aanwezig zijn. Voor gemengde gebieden geldt dat een lagere indicatieve afstand aangehouden mag worden (bijvoorbeeld tussen bedrijven en bedrijfswoningen).
In onderstaande tabel is per te vestigen bedrijf aangegeven welke indicatieve afstanden gelden voor de bedrijven die zich gaan vestigen op bedrijventerrein It Joo.
Bedrijf | Voorgenomen bedrijfsactiviteit | Milieu- categorie | Maximale afstand woningen | Maximale afstand bedrijfswoningen | |
1 | Onderhoudsbedrijf Zeilstra | Aannemersbedrijf | 2 | 30 meter | 10 meter |
2 | Hey Bisco | Opslag van goederen | 2 | 30 meter | 10 meter |
3 | W.G. Zijlstra BV | Opslag van goederen | 2 | 30 meter | 10 meter |
4 | Loonbedrijf Attema | Loonbedrijf (bedrijfsoppervlak > 500 m2) | 3.1 | 50 meter | 30 meter |
5 | RVS De Haas | Metaalbewerking | 3.1/3.2 | 100 meter | 50 meter |
6 | Boschma scheepsbouw | Aannemersbedrijf | 2 | 30 meter | 10 meter |
Met de situering van de bedrijven op het bedrijventerrein (zie conceptindeling in § 3.4) is rekening gehouden met bovengenoemde afstanden. De grens van de bouwvlakken ligt op minimaal 50 meter (= indicatieve afstand milieucategorie 3.2 voor omgevingstype gemengd gebied) van de dichtstbijzijnde bedrijfswoning (Joodyk 7) en op minimaal 30 meter (= indicatieve afstand milieucategorie 2 voor omgevingstype rustig buitengebied) van de dichtstbijzijnde woning (Rigedyk 3). De grens van het gebied waarvoor door middel van een wijzigingsbevoegdheid bedrijven tot categorie 3.2 toegelaten kunnen worden ligt op ruim 100 meter (= indicatieve afstand milieucategorie 3.2 voor omgevingstype rustig buitengebied) van de dichtstbijzijnde woning (Rigedyk 3). De begrenzing van het gebied waar een wijzigingsbevoegdheid naar milieucategorie 3 geldt is eveneens afgestemd op de ligging van bestaande (bedrijfs)woningen.
Op deze wijze liggen de bestaande (bedrijfs)woningen in de omgeving van het plangebied op voldoende afstand van de toekomstige bedrijven zodat een acceptabel woon- en leefklimaat geborgd is.
4.6 Verkeer
In deze paragraaf wordt de bereikbaarheid, de ontsluiting en de inrichting van de wegen van Oudega globaal beschreven en wordt ingezoomd op de ontsluiting van bedrijventerrein It Joo. Tevens wordt ingegaan op de toename van het verkeer in de omgeving van het plangebied, zowel autonoom als inclusief realisatie van de uitbreidingsplannen. Ten slotte wordt aandachtbesteed aan de verkeersveiligheid. Op basis van deze inventarisatie wordt duidelijk wat de gevolgen van de uitbreidingsplannen zijn op de belasting van het wegennet en de verkeersveiligheid.
Wegencategorisering
In 2002 is door de gemeenteraad van Wymbritseradiel het wegencategoriseringsplan onherroepelijk. Het plan vertaalt onherroepelijk Rijks- en Provinciaal beleid naar de gemeentelijke praktijk. Bijna het hele gebied wordt als verblijfsgebied aangemerkt en in het verlengde daarvan worden de wegen volgens de Duurzaam Veilig-terminologie gecategoriseerd als 'erftoegangsweg'. Op de erftoegangswegen is er volledige uitwisseling tussen alle verkeersdeelnemers op zowel wegvakken als kruispunten. Binnen de bebouwde kom zijn erftoegangswegen de gewone straten (30 km/u) en buiten de bebouwde kom zijn dat de wegen waarop de erfaansluitingen direct zijn aangesloten (60 km/u).
De bebouwde kom van de kern Oudega bestaat uitsluitend uit 30-kilometerzones. Dit geldt ook voor de Joodyk, die weg die bedrijventerrein It Joo zal ontsluiten. Enkele wegen binnen de gemeente zijn aangewezen als 60 km/u wegen, oftewel als 'erftoegangsweg A'. Deze wegen lenen zich voor een snelheid van maximaal 80 km/u. De wegen nabij Oudega waarvoor dit geldt, zijn de Rigedyk en de Wetterskatting.
Ontsluiting en inrichting
Vanuit het oosten is Oudega ontsloten via de Rigedyk en vanuit het noorden via de Westerskatting/Stasjonsleane, alle 80 km/u wegen. De zuidwestelijke ontsluitingsweg is de Tsjerkewei, met een maximumsnelheid van 60 km/u. Deze ontsluitingswegen zijn voorrangswegen. Deze voorrangssituatie vervalt, zodra de bebouwde kom binnengereden wordt.
Geen van de wegen binnen de bebouwde kom heeft een asmarkering. Van de toegangswegen heeft alleen de Tsjerkewei asmarkering in de vorm van een onderbroken streep. Buiten de bebouwde kom zijn de wegen geasfalteerd, binnen de bebouwde kom liggen hoofdzakelijk klinkers. De Joodyk is uitgevoerd met betontegels.
Bij het betreden van de bebouwde kom en bij enkele kruisingen binnen de bebouwde kom liggen taluds als snelheidbeperkende maatregel. Bij vaststelling van het bestemmingsplan zal de komgrens worden opgeschoven zodat het bedrijventerrein ook binnen de komgrens komt te liggen. Het gedeelte van de Rigedyk ten noorden van het plangebied zal ingericht worden als een 30-km zone.
De Rigedyk ontsluit Oudega en It Joo vanuit het oosten
De Joodyk ontsluit het bestaande en toekomstige bedrijventerrein
Huidige en verwachte intensiteit
Op basis van ervaringscijfers is een prognose opgesteld van de toename van het verkeer rondom het bedrijventerrein in de situatie 2011 en de situatie 10 jaar na uitbreiding (2021). In de berekening is uitgegaan van de verkeersintensiteiten op de Hagenadyk/Rigedyk die volgen uit verkeerstellingen die zijn uitgevoerd door de gemeente Wymbritseradiel. Het betreft een telling op Hagenadyk net ten westen van de Joodyk (ter hoogte van De Wearen 36, telperiode 23-29 mei 2006) en een telling op de Hagenadyk net ten oosten van De Joodyk (ter hoogte van Hagenadyk 63, telperiode 13-18 mei 2005). De voertuigverdeling is gebaseerd op de telling net ten westen van de Joodyk.
De verkeersaantrekkende werking voor de bestaande en toekomstige bedrijven aan de Joodyk en It Joo wordt geschat op 70 motorvoertuigbewegingen per etmaal (mvt/etmaal) per bedrijf (zie onderstaande tabel). Uitgaande van 7 bedrijven op het bestaande bedrijventerrein en 6 bedrijven op de geprojecteerde uitbreiding genereren de huidige bedrijven circa 490 en de toekomstige bedrijven circa 420 mvt/etmaal.
Verkeersaantrekkende werking per bedrijf per etmaal
Licht | Middel- zwaar | Zwaar | |
Dagperiode (7:00-19:00) | 40 | 5 | 5 |
Avondperiode (19:00-24:00) | 8 | 1 | 1 |
Nachtperiode (24:00-7:00) | 8 | 1 | 1 |
Het bedrijventerrein wordt ontsloten via de Joodyk (zie onderstaande afbeelding). Niet alle voertuigen rijden echter de hele Joodyk af. Aan het begin van de Joodyk bedraagt de intensiteit in de huidige situatie 490 mvt/etmaal. Op het laatste gedeelte van de Joodyk bedraagt dit circa 105 mvt/etmaal. Door de uitbreiding komen er over de gehele Joodyk 420 mvt/etmaal bij waardoor de intensiteiten in 2021 1.005 respectievelijk 580 mvt/etmaal bedragen (inclusief autonome verkeersgroei van 1% per jaar) (zie onderstaande tabel).
Alleen eventuele bedrijfswoningen in het noorden van het bedrijventerrein (en niet de bedrijfspanden zelf) zullen via bruggetjes rechtstreeks ontsloten worden op de Rigedyk. Deze bedrijfswoningen zijn niet bij recht toegestaan, maar alleen bij afwijking. Een nadere afweging met betrekking tot het aspect verkeer (intensiteiten en verkeersveiligheid) zal plaatsvinden in het kader van de omgevingsvergunningprocedure voor deze woningen. Op voorhand kan echter al geconcludeerd worden dat het effect van extra verkeersbewegingen vanwege deze bedrijfswoningen minimaal zullen zijn (circa 6-7 mvt/etmaal per woning, zie CROW publicatie 256 Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden). Een dergelijk aantal zal niet leiden tot een significante toename van de intensiteit op de Rigedyk. Ook leidt het niet tot een verslechtering van de verkeersveiligheid, te meer omdat het gedeelte van de Rigedyk ten noorden van het plangebied ingericht zal worden als een 30-km zone.
Ontsluitingswijze plangebied
Intensiteiten omliggende wegvakken (voertuigbewegingen per etmaal)
Wegvak | Situatie 2011 (huidige situatie) | Situatie 2011 (na uitbreiding) | Situatie 2021 | |
Hagenadyk (west) | 1.783 | 1.993 | 2.202 | |
Rigedyk (oost) | 1.652 | 1.862 | 2.057 | |
Joodyk (begin) | 490 | 910 | 1.005 | |
Joodyk (huidige eind) | 315 | 735 | 812 | |
Joodyk (uitbreiding) | - | 420 | 464 |
De Joodyk sluit aan op de Hagenadyk/Rigedyk (zie bovenstaande afbeelding). Naar verwachting zal het verkeer zich evenredig verspreiden via de Hagenadyk in westelijke dan wel de Rigedyk in oostelijke richting. Zowel de westelijke als de oostelijke ontsluiting krijgen daar als gevolg van de uitbreidingsplannen circa 210 voertuigbewegingen bij. Dit leidt tot een totaal van 2.202 respectievelijk 2.057 mvt/etmaal in 2021.
Ondanks het extra verkeer dat de uitbreiding van het bedrijventerrein genereert, blijven de intensiteiten beperkt. Het huidige wegennet kan de verkeerstoename probleemloos opvangen.
Verkeersveiligheid
In onderstaande afbeelding zijn de ongevallen in de periode 1998-2007 voor Oudega weergegeven. In de beschouwde periode hebben 14 ongevallen plaatsgevonden. Op één dodelijk ongelijk na betroffen het ongevallen met uitsluitend materiële schade. Het dodelijke ongeval betrof een eenzijdig ongeval. In de periode 2003-2006 hebben er helemaal geen ongevallen plaatsgevonden. In 1998 daarentegen 6. De ongevallen zijn redelijk verspreid over het gebied, maar voornamelijk op de doorgaande wegen. Als er al gesproken kan worden van een concentratie van ongelukken, dan betreft dat de Breksdyk in het centrum van Oudega. Hier hebben 5 van de 14 ongevallen plaatsgevonden. Op het bestaande bedrijventerrein heeft geen enkel ongeval plaatsgevonden.
Locatie ongevallen in Oudega periode 1998-2007
Ondanks het extra verkeer dat de uitbreiding van het bedrijventerrein genereert, blijven de intensiteiten beperkt. Gelet op het relatief lage aandeel zwaar verkeer worden er geen problemen verwacht met betrekking tot de verkeersveiligheid.
Conclusie
De bereikbaarheid, verkeersveiligheid en de doorstroming zullen niet verslechteren. Hier wordt aan bijgedragen doordat de komgrens zal worden verplaatst. Het bedrijventerrein zal binnen de komgrens komen te liggen. Tegelijkertijd zal het 30-km regime dat binnen de komgrens heerst ook gaan gelden voor de Rigedyk/Hagenadyk ten noorden van het plangebied.
4.7 Geluid
Ingenieursbureau WNP heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van woningen op en nabij het bedrijventerrein 'It Joo' aan De Joodyk te Oudega. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van het effect van het bedrijventerrein op de geluidsbelasting op omliggende woningen en eventuele bedrijfswoningen.
Wegverkeerslawaai
De berekening van de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de gevels van de woningen is uitgevoerd volgens de Standaard Rekenmethode II uit Bijlage III van het “Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006”. Bij de berekeningen is uitgegaan van de huidige situatie waarbij het deel van de Rigedyk ten noorden van het bedrijventerrein buiten de bebouwde kom is gelegen. De maximum toegestane snelheid bedraagt hier 80 km/u. Verder is uitgegaan van de verkeersprognoses zoals beschreven in paragraaf 4.6.
Geluidsbelasting van eventuele bedrijfswoningen
In de huidige situatie ligt het bedrijventerrein buiten de bebouwde kom. De uitgevoerde berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de huidige situatie waarin 80-km per uur mag worden gereden. Op basis van de berekeningen zal de geluidsbelasting van de gevels van de eventueel toekomstige bedrijfswoningen (toe te staan door middel van een wijzigingsbevoegdheid) binnen de daarvoor aangewezen zone ongeveer 56 dB bedragen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. De gemeente Súdwest Fryslân kan voor deze woningen een hogere waarde vaststellen.
Op grond van de Wegenverkeerswet is de raad van de gemeente Súdwest Fryslân bevoegd te besluiten over het verschuiven van de komgrens naar het oosten, waardoor eventuele bedrijfswoningen in stedelijk gebied komen te liggen. Voor dit gebied zal eveneens een 30-km regime worden ingesteld en de Rigedyk zal hier op worden ingericht. Voor wegen met een maximum snelheid van 30 km per uur geldt geen zoneringsplicht. Toetsing van de geluidsbelasting vanwege 30 km-wegen aan de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder is alleen noodzakelijk van uit een goede ruimtelijke ordening. Het eventueel aanvragen van een eventuele hogere waarde is in dit geval niet nodig.
Bestaande woningen
De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer is berekend op 10 ontvangerpunten ter plaatse van de gevels van de bepalende bestaande woningen aan de Joodyk, de Hagenadyk en de Rigedyk en op 2 ontvangerpunten ter plaatse van (mogelijk) te realiseren bedrijfswoningen.
In onderstaande tabellen is een overzicht weergegeven van de berekende Lden geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op De Joodyk en de Hagenadyk/Rigedyk invallend op de relevante woningen voor de huidige situatie (2011) de situatie na de geprojecteerde uitbreiding en de situatie 10 jaar na realisatie van de uitbreiding. In de waarden is de correctie van 2 dB of 5 dB op grond van artikel 110g van de Wet geluidhinder opgenomen. Daar waar de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB is in de tabel tevens de toename van de geluidsbelasting aangegeven.
Rekening houdend met de eerder genoemde uitgangpunten neemt de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op De Joodyk ter plaatse van de bepalende woning buiten het bedrijventerrein (De Wearen 38) toe met ruim 3 dB (tot 51 dB). Ter plaatse van de woningen De Joodyk 3 en 7 op het bedrijventerrein neemt de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op De Joodyk met ruim 4 dB toe (tot 51 respectievelijk 50 dB). De hoogst toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van reeds aanwezige woningen in stedelijk gebied bedraagt 63 dB. De Joodyk is echter een 30 km/uur weg en is derhalve niet zoneringsplichtig. Toetsing van de geluidsbelasting aan de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder is niet noodzakelijk. Omdat de berekende geluidsniveaus ruim onder de hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB blijven, wordt de toename in geluidsbelasting vanuit ruimtelijk oogpunt (woon- en leefklimaat) aanvaardbaar geacht.
De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op Hagenadyk/Rigedyk neemt ter plaatse van de bepalende woningen buiten het bedrijventerrein toe met ten hoogste 1,4 dB. In de berekening is echter nog uitgegaan van de huidige situatie waarin dit een 80-km weg betreft. In werkelijkheid zal deze toename minder zijn (of wellicht sprake zijn van een afname) omdat een 30-km regime zal worden ingesteld.
Industrielawaai
De meeste bedrijven op het bedrijventerrein (zullen) vallen onder de werkingssfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Op grond van artikel 2.17 van dit besluit dient het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) vanwege de inrichtingen invallend op de gevel van woningen te voldoen aan:
- 50 dB(A) in de dagperiode (07.00 – 19.00 uur);
- 45 dB(A) in de avondperiode (19.00 – 23.00 uur);
- 40 dB(A) in de nachtperiode (23.00 – 07.00 uur).
Het maximale geluidsniveau (LAmax) vanwege de inrichting mag ter plaatse van de woningen niet meer bedragen dan:
- 70 dB(A) in de dagperiode (07.00 – 19.00 uur);
- 65 dB(A) in de avondperiode (19.00 – 23.00 uur);
- 60 dB(A) in de nachtperiode (23.00 – 07.00 uur).
Ten aanzien van bedrijfswoningen op het bedrijventerrein geldt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau vanwege de inrichtingen invallend op de gevel niet meer mag bedragen dan:
- 55 dB(A) in de dagperiode (07.00 – 19.00 uur);
- 50 dB(A) in de avondperiode (19.00 – 23.00 uur);
- 45 dB(A) in de nachtperiode (23.00 – 07.00 uur).
Het maximale geluidsniveau (LAmax) vanwege de inrichting mag ter plaatse van de woningen niet meer bedragen dan:
- 75 dB(A) in de dagperiode (07.00 – 19.00 uur);
- 70 dB(A) in de avondperiode (19.00 – 23.00 uur);
- 65 dB(A) in de nachtperiode (23.00 – 07.00 uur).
Ieder bedrijf afzonderlijk, dat valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit dient aan bovenstaande grenswaarden te voldoen. Als cumulatie van de geluidimmissie van verschillende bedrijven leidt tot een naar een oordeel van het bevoegd gezag te hoge geluidsbelasting, dan bestaat de mogelijkheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften.
4.8 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 is er nieuwe regelgeving voor luchtkwaliteit van kracht. In de Wet Milieubeheer is een nieuw hoofdstuk opgenomen over luchtkwaliteit ('Wet luchtkwaliteit'). Deze vervangt het Besluit Luchtkwaliteit uit 2005. In dit besluit zijn Europese richtlijnen voor de luchtkwaliteit geïmplementeerd. Daarin is onder meer bepaald dat gemeenten de lokale luchtkwaliteit in kaart moeten brengen.
De luchtkwaliteit wordt beïnvloed door de verkeersintensiteit en door de aanwezigheid van industrie. Het gaat om luchtverontreiniging door zwaveldioxide, lood, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (fijn stof/PM10), koolmonoxide en benzeen. De concentraties hierbij worden getoetst aan grenswaarden. Het besluit verplicht gemeentes bij onder meer het vaststellen en herzien van bestemmingsplannen de gevolgen voor de luchtkwaliteit mee te wegen, met name op plaatsen waar mensen langdurig verblijven en aan luchtverontreiniging worden blootgesteld. In elk geval moet bekeken worden of aan de grenswaarden wordt voldaan. Met name de waarden van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) vormen daarbij een aandachtspunt. Uit onderzoek is gebleken dat slechts bij hoge verkeersintensiteiten in grotere stedelijke gebieden overschrijdingen van grenswaarden voorkomen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan een bestemmingsplan worden onherroepelijk indien aannemelijk is gemaakt dat de planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt “niet in betekenende mate” bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof. Door middel van een quickscan (NIBM tool, versie 12 mei 2010) is onderzocht of aan het bepaalde omtrent luchtkwaliteit kan worden voldaan of dat nadere berekeningen voor luchtkwaliteit noodzakelijk zijn. In onderstaande afbeelding is de ingevulde rekensheet weergegeven. Hieruit blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer vanwege het bedrijventerrein niet in betekende mate is en nader onderzoek niet nodig is.
Ingevulde rekensheet NIBM tool
4.9 Externe Veiligheid
De regelgeving voor externe veiligheid is opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Dit besluit beoogt naast de verankering van de normen voor externe veiligheid in wetgeving tevens het beleid te harmoniseren en de mogelijkheid te creëren om rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen te betrekken bij de besluitvorming over milieu en ruimtelijke ordening. Bij een bestemmingsplan(wijziging) moet volgens het Bevi het plangebied worden getoetst aan het vigerende beleid voor externe veiligheid. Om de ontwikkeling verder in procedure te kunnen brengen is het noodzakelijk aan te tonen dat:
- het plangebied geen onaanvaardbare risico's veroorzaakt voor de omliggende bebouwing;
- de omgeving geen onaanvaardbare risico's veroorzaakt voor de voorgenomen ontwikkeling.
De uitgangspunten van het externe veiligheidsbeleid kunnen als volgt worden samengevat:
- Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op een minimum be-schermingsniveau (plaatsgebonden risico = PR).
- De kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers moet expliciet worden afgewogen en verantwoord (groepsrisico = GR).
Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De grenswaarden voor kwetsbare objecten moet in acht genomen worden. Voor beperkt kwetsbare objecten zijn dit richtwaarden, waarvan om gewichtige redenen afgeweken mag worden (verantwoordingsplicht). Het GR is de kans per jaar dat een groep mensen gelijktijdig overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriënterende waarde. Wanneer deze wordt overschreden, geldt de verantwoordingsplicht. Het groepsrisico moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Voor de ontwikkeling van bedrijventerrein It Joo is een risico-inventarisatie uitgevoerd. Volgens het Bevi kunnen de voorgenomen ontwikkeling (bedrijven en bedrijfswoningen) aangemerkt worden als (beperkt) kwetsbare objecten. Omliggende objecten kunnen gevaar opleveren voor deze functies. Hieronder is weergegeven welke risicovolle objecten nabij het plangebied zijn gelegen. Hierbij is gekeken naar transport gevaarlijke stoffen, inrichtingen, LPG-tankstations en buisleidingen. Tijdens deze inventarisatie zijn de objecten die mogelijk een risico vormen geïdentificeerd.
Inventarisatie
Het bestemmingsplan sluit de vestiging van risicovolle bedrijven uit. Dit betekent dat de komst van het bedrijventerrein geen invloed heeft op de kwetsbare objecten in de omgeving. Om te beoordelen of er sprake is van externe veiligheidsrisico's voor het plangebied is geïnventariseerd welke mogelijk risicovolle objecten in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Het gaat om de volgende (mogelijke) risicovolle objecten:
- Tankstation S. Attema;
- Wegen;
- Spoorwegen;
- Vaarwegen;
- Leidingen.
Tankstation S. Attema
Het enige nabijgelegen risicovolle object is het LPG-tankstation S. Attema. Dit LPG-station met een vergunde doorzet van 1000 m3 per jaar ligt op ruim 4 kilometer ten zuidoosten van het plan-gebied. De contour van het plaatsgebonden risico (10-6 contour) van dit object bedraagt volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) per 1 juli 2007 35 meter vanaf het vulpunt. Het invloedsgebied van het GR is 150 meter. Het plangebied ligt derhalve op voldoende afstand van het tankstation.
N359 en A7
De provinciale weg N359 en rijksweg A7 zijn gelegen op circa 6 kilometer van het plangebied. De N359 heeft volgens de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen geen verhoogd risico door vervoer van gevaarlijke stoffen. Op de A7 vindt regelmatig vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen dient een vaste veiligheidszone rond het Basisnet Weg en Spoor te worden aangehouden van 30 meter en gelden er in principe geen beperkingen aan het ruimtegebruik in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Gezien de afstand van de planlocatie tot de weg, zijn geen risico's te verwachten voor de plannen.
Spoorlijn Leeuwarden-Stavoren
De spoorlijn Leeuwarden-Stavoren ligt op circa 1 kilometer van het plangebied. Volgens de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen dient een vaste veiligheidszone rond het Basisnet Weg en Spoor te worden aangehouden van 30 meter en gelden er in principe geen beperkingen aan het ruimtegebruik in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Gezien de afstand van de planlocatie tot het spoor, zijn geen risico's te verwachten voor de plannen.
Prinses Margrietkanaal
Over het Prinses Margrietkanaal worden regelmatig gevaarlijke stoffen vervoerd. Het Prinses Margrietkanaal ligt op ruim 9 kilometer van het plangebied. Gezien deze afstand tot het plange-bied, zijn geen risico's te verwachten voor de plannen.
Leidingen
Uit het raadplegen van de KLIC-bedrijvengids is gebleken dat van de beheerders van hoge-druk aardgastransportleidingen, alleen Continuon belangen heeft op of rondom het plangebied. Navraag bij Continuon heeft uitgewezen dat dit geen aardgastransportleidingen betreft. Geconcludeerd kan worden dat er voor het plangebied geen externe veiligheidsrisico's bestaan van aardgastransportleidingen
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er geen externe veiligheidsrisico's te verwachten zijn voor het plangebied. De wegen, spoorwegen, vaarwegen en leidingen liggen op voldoende afstand van het plangebied. Dit geldt tevens voor risicovolle objecten.
4.10 M.e.r.-beoordeling
In de Wet Milieubeheer is verankerd dat voor sommige projecten en besluiten het opstellen van een milieueffectrapportage is vereist. Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieu een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Voor een aantal activiteiten geldt daarom een zogenaamde m.e.r.-plicht. In het Besluit milieueffectrapportage 1994 is gespecificeerd voor welke gevallen deze verplichting van toepassing is. Deze activiteiten worden gekenmerkt door het feit dat zij over het algemeen belangrijke nadelige milieugevolgen hebben. Voor andere activiteiten geldt dat zij afhankelijk van de omstandigheden nadelige milieugevolgen kunnen hebben. Voor deze activiteiten geldt een zogenaamde m.e.r.-beoordelingsplicht.
Op 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De consequentie van de nieuwe regeling is dat zich vijf situaties kunnen voordoen bij toetsing aan het Besluit m.e.r. (zie onderstaand schema):
- Er is sprake van een m.e.r.-plichtig besluit;
- Er is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit;
- Er is sprake van een m.e.r.-plichtig plan;
- De activiteit staat wel genoemd in onderdeel D van het besluit, maar bevindt zich beneden de genoemde drempelwaarde. In dit geval is er sprake van een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling;
- Het Besluit m.e.r. leidt niet tot een m.e.r.- (beoordelings)plicht.
Dit bestemmingsplan maakt de aanleg van een bedrijventerrein met een oppervlakte van 2,4 hectare mogelijk. Deze activiteit is genoemd in categorie 11.3 van bijlage D van het Besluit m.e.r. (De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein). De drempelwaarde bedraagt 75 hectare. Dit betekent dat er een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden. Deze is opgenomen in de tabel op de volgende pagina.
Bedrijventerrein It Joo | |
Kenmerken van de projecten | |
Omvang van het project (relatie met drempel D lijst) | Activiteit D11.3: Aanleg industrieterrein met als drempelwaarde 75 hectare Initiatief: Aanleg bedrijventerrein van 2,4 hectare |
Cumulatie met andere projecten | Nee |
Gebruik natuurlijke hulpbronnen | Nee |
Productie afvalstoffen | Normaal niveau, afvalinzameling vindt plaats op de gebruikelijk wijze |
Verontreiniging en hinder | Geen overschrijding van wettelijke normen voor geluid en luchtkwaliteit. Er is sprake van voldoende afstand tussen het plangebied en nabijgelegen woningen (milieuzonering) |
Risico voor ongevallen | Risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan |
Plaats van de projecten | |
Bestaande grondgebruik | Agrarisch, water |
Rijkdom aan en kwaliteit en regeneratievermogen natuurlijke hulpbronnen van het gebied | Geen natuurlijke hulpbronnen in het gebied |
Opnamevermogen milieu met aandacht voor wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, H/V richtlijngebieden, gebieden waar milieunormen worden overschreden, gebieden met hoge bevolkingdichtheid, landschappelijk historisch cultureel of archeologische gebieden van belang. | Natura 2000 gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving ligt nabij het plangebied (circa 1 kilometer). Er treden geen negatieve effecten op als gevolg van het plan. |
Kenmerken van het potentiële effect | |
Bereik van het effect (geografisch en grootte getroffen bevolking) | Klein, enkele woningen |
Grensoverschrijdend karakter | n.v.t. |
Orde van grootte en complexiteit effect | Gering/laag: - Lichte toename verkeer en geluidsbelasting - Afname areaal ganzenfoerageergebied (wordt financieel gecompenseerd) - Toename verhard oppervlak wordt gecompenseerd binnen het plangebied |
Waarschijnlijkheid effect | Zeker |
Duur, frequentie en omkeerbaarheid effect | Permanent |
Conclusie | De functiewijziging tot bedrijventerrein leidt niet tot belangrijke nadelige milieueffecten die nadere geanalyseerd en afgewogen dienen te worden in een m.e.r. |
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
De verdere ontwikkeling van het plangebied, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, is vastgelegd in de regels en verbeelding. Dit hoofdstuk beschrijft de juridische vormgeving van voorliggend bestemmingsplan.
Het doel van dit bestemmingsplan is het wijzigen van het geldende planologische regime ten behoeve van een bedrijventerrein. Hiermee wordt voorzien in een lokale behoefte naar beschikbare kleinschalige bedrijfskavels. Er is voor gekozen het bedrijventerrein drie bestemmingen te geven waarbinnen de benodigde voorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Dit geeft een beperkte flexibiliteit voor de inrichting van het terrein, waarbij het stedenbouwkundige plan zoals gepresenteerd in hoofdstuk 3 als uitgangspunt dient.
5.2 Toelichting, Verbeelding En Regels
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld. Voor de verbeelding wordt als ondergrond de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) gehanteerd met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing.
Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden, door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 10 artikelen.
5.3 Artikelgewijze Toelichting
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde grootheden dienen te worden gemeten.
Artikel 1: Begripsbepaling
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.
Artikel 2: Wijze van meten
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven. De bestemmingsregels zijn opgenomen in artikel 3 tot en met 5. De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.
De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om bouwvergunning.
De afwijkingsmogelijkheden geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden ontheffing te verlenen van een specifieke bouw- of gebruiksregel. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik.
Artikel 3: Bedrijventerrein
Binnen deze bestemming zijn in hoofdzaak bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Dit zijn bedrijven die weinig tot geen milieubelastende activiteiten ontplooien. Tevens zijn bij recht twee bedrijven uit milieucategorie 3 toegestaan. Ten behoeve van de hiervoor genoemde doeleinden zijn andere bouwwerken, bijgebouwen, groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, verkeer- en verblijfsvoorzieningen (wegen, paden en parkeervoorzieningen), en water. Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht. De situering van de bouwvlakken is afstemd op de ligging van bestaande (bedrijfs)woningen in de omgeving (op basis van de minimale afstanden behorende bij de betreffende milieucategorieën). In de bouwregels zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de maatvoering van hoofd- en bijgebouwen.
Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om vestiging van bedrijven mogelijk te maken in de categorie 3. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen het noordelijk en zuidelijk deel van het plangebied. Milieucategorie 3.2 (grootste afstand tot woonbebouwing van 100 m) is mogelijk in het zuidelijke gedeelte van het plangebied en milieucategorie 3.1 (grootste afstand van 50 meter) in het noordelijke gedeelte. De wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast onder voorwaarde dat de aard en schaal van de bedrijven passen bij de aard en schaal van Oudega en geen inbreuk wordt gedaan op de kernenstructuur zoals opgenomen in het Streekplan Fryslân. Ook mag geen afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Bij afwijking kunnen specifieke vormen van detailhandel en bedrijfswoningen mogelijk worden gemaakt. Ook is het mogelijk om toestemming te verlenen voor de vestiging van bedrijven die naar aard en omvang overeenkomen met de bedrijven die zijn opgenomen in de staat van bedrijven.
De inrichting van het terrein zal in principe plaatsvinden volgens de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals beschreven in hoofdstuk 3 en het beeldkwaliteitsplan, daarbij rekening houdend met de milieuaspecten zoals beschreven in hoofdstuk 4. In de regels is een bepaling opgenomen waarin is geregeld dat het gebruik als bedrijventerrein slechts is toegestaan in samenhang met de realisatie en de instandhouding van de landschappelijke inpassing. De situering van de bouwvlakken is afgestemd op de gewenste zichtlijnen naar het open landschap. Bij het realiseren van bedrijfspanden dient hiervoor een zone in acht te worden genomen die is afgestemd op de eis van het Wetterskip (de beheerszone van 5 meter tot de teen van de dijk vrijhouden van bebouwing).
Om negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden in het buitengebied (weidevogels en ganzen) en de verkeersveiligheid te voorkomen is er voor gekozen om de ontsluiting van het bedrijventerrein plaats te laten vinden vanaf de Joodyk. Dit is als zodanig aangegeven op de verbeelding. Alleen eventuele bedrijfswoningen in het noorden van het bedrijventerrein (maximaal twee) worden via bruggetjes ontsloten op de Rigedyk.
Artikel 4 Groen - Water
De bestemming Groen - Water is opgenomen ten westen, zuiden en oosten van de bestemming Bedrijventerrein om voorzieningen ten behoeve van landschappelijke inpassing mogelijk te maken en hier specifiek ruimte voor te reserveren. De inpassing bestaande uit (deels lage) beplanting (west- en oostzijde) en een waterzone (zuidzijde) is afgestemd op de specifieke ecologische en cultuurhistorische situatie rond Oudega (zie de genoemde uitgangspunten in hoofdstuk 3.3 en 4.4).
Binnen de bestemming kunnen naast groenvoorzieningen de benodigde waterhuishoudkundige voorzieningen (sloten, waterzone) worden aangelegd en is de aanleg van fiets- en voetpaden toegestaan. De aanleg van een fietspad is gepland in de westelijke groenzone. Binnen de bestemming is het oprichten van gebouwen niet toegestaan.
De groenstroken zullen in eigendom komen van de aanliggende bedrijven. Bij de uitgifte van het bedrijventerrein wordt contractueel vastgelegd dat de eigenaren op het bedrijventerrein gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de aanleg en het onderhoud van de groenvoorzieningen. Vooral de zuidelijke en oostelijke water- en groenzones dienen vanuit een landschappelijk oogpunt zorgvuldig te worden beheerd.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardbepalingen opgenomen die gelden voor alle bestemmingen van het plan, namelijk de antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene aanduidingsregels.
Artikel 5: Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelbepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 6: Algemene gebruiksregels
In deze bepaling wordt het houden van evenementen toegestaan voor zover daarvoor op basis van de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening een evenementenvergunning kan worden verleend dan wel kan worden volstaan met een kennisgeving.
Artikel 7: Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om met een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde specifiek genoemde onderwerpen. Met deze bepalingen wordt meer flexibiliteit aan het plan gegeven. Dit voorkomt dat bij kleine ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk is.
Artikel 8: Algemene aanduidingsregels
In dit artikel wordt de wijze waarop het bedrijventerrein ontsloten wordt geregeld door middel van de aanduiding 'as van de weg'.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
In hoofdstuk 4 zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.
Artikel 9: Overgangsrecht
In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht.
Artikel 10: Slotregel
Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.
5.4 Verbeelding
Tot dit bestemmingsplan behoort de verbeelding met nummer NL.IMRO.1900.2011middBPitjoo-onhe. De verbeelding moet altijd in samenhang met de regels worden gelezen. Op de verbeelding zijn de bestemmingen weergegeven. Binnen de bestemming bedrijventerrein zijn bouwvlakken opgenomen. Binnen de bestemming bedrijventerrein zijn tevens aanduidingen met betrekking tot de milieucategorisering opgenomen.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
De kosten voor de realisering van het plan en de inrichting van het bedrijventerrein komen ten laste van grondeigenaar en initiatiefnemer Attema Vastgoed B.V. Op grond van de opgestelde exploitatieberekening en de aanwezige belangstelling voor vestiging op het bedrijventerrein kan de economische uitvoerbaarheid van het plan in voldoende mate gewaarborgd worden geacht.
Voor het kostenverhaal (onder meer aan te leggen openbare voorzieningen en eventueel beheer van de landschappelijke inpassing) is met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst ex artikel 6.24 Wro afgesloten. Er hoeft derhalve geen exploitatieplan in de zin van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening te worden opgesteld. In deze exploitatieovereenkomst zijn onder meer afspraken gemaakt over de realisatie en onderhoud van de openbare ruimte en de landschappelijke inpassing (zoals beschreven in hoofdstuk 3 en in het beeldkwaliteitsplan 'Bedrijventerrein it Joo).
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro) opgestuurd naar diverse instanties (onder meer provincie Fryslân, het Wetterskip Fryslân en de VROM-inspectie). Tevens heeft het voorontwerp 6 weken ter inzage gelegen en is op 29 november 2010 een inloopspreekuur gehouden in het Dorpshuis 'It Joo' te Oudega. De ontvangen reacties en zienswijzen zijn in een reactienotitie opgenomen en van beantwoording voorzien. Naar aanleiding van de reacties is het bestemmingsplan op enkele punten gewijzigd. Verwezen wordt naar bijlage 1.
Het ontwerp van dit bestemmingsplan wordt, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht 6 weken ter visie gelegd. Eventueel ingediende zienswijzen worden opgenomen in de Nota van Beantwoording. In deze nota zal tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende reacties worden opgenomen. Waar dit standpunt zal leiden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zullen de aanpassingen in het bestemmingsplan verwerkt worden. Verwezen wordt naar bijlage 2.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan 'Bedrijventerrein It Joo Oudega'
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan 'Bedrijventerrein It Joo Oudega'