KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Horeca
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Natuur
Artikel 9 Sport
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer - Verblijf
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Leiding - Riool
Artikel 15 Waarde - Archeologie 1
Artikel 16 Waarde - Archeologie 2
Artikel 17 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Geldende Bestemmingsplannen
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Functionele Inrichting
2.2 Verkeer En Parkeren
2.3 Groen En Water
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
4.1 Milieuzonering
4.2 Geluid
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Ecologie
4.6 Water
4.7 Bodem
4.8 Cultuurhistorie Inclusief Archeologie
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Bestemmingen
5.1 Bedrijf
5.2 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
5.3 Groen
5.4 Horeca
5.5 Maatschappelijk
5.6 Natuur
5.7 Sport
5.8 Verkeer
5.9 Verkeer - Verblijf
5.10 Water
5.11 Wonen
5.12 Leiding - Riool
5.13 Waarde - Archeologie 1
5.14 Waarde - Archeologie 2
5.15 Waterstaat - Waterkering
5.16 Vrijwaringszone - Dijk
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.3 Grondexploitatie

Bestemmingsplan Zurich

Bestemmingsplan - Gemeente Súdwest Fryslân

Vastgesteld op 09-08-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Zurich van de gemeente Súdwest-Fryslân;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met identificatienummer NL.IMRO.1900.2013noorBPzurich-ontw met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een in Bijlage 2 genoemd beroep, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.4 aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanleggelegenheid:

een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig;

1.8 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, niet zijnde een geluidszoneringsplichtige inrichting, risicovolle inrichting of vuurwerkbedrijf, waarbij het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven.

Voorzover van laatst genoemde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;

1.9 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

1.12 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde

perceel bevindend hoofgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd

en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

1.25 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.28 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.29 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.30 discotheek:

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.31 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.32 eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.33 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij

een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van

dat gebouw en waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.34 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.37 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.38 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.39 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;

1.40 hoofdvorm:

een hoofdgebouw, exclusief aan- en uitbouwen;

1.41 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.42 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in Bijlage 2 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.44 logiesaccommodatie:

een woning of een gebouw voor ten hoogste twee recreatieappartementen of ingericht uitsluitend als bed &breakfast-accommodatie;

1.45 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.46 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.47 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet, óf

met ten hoogste twee wanden is omsloten;

1.48 pand:

de kleinste bij de totstandkoming en bouwkundig-constructief zelfstandifge eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.49 peil:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

1.50 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.52 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.53 seksinriching:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.55 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.56 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.57 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.58 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.59 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.60 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.61 woonschip:

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en

overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de

bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;

met de daarbijbehorende:

  1. bedrijfsgebouwen;

  2. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  3. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. productiegebonden detailhandel;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' , de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'groen', zullen de gronden voor tenminste 75% worden ingericht met gras, beplanting en/of opgaande beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. water;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. tuinen, erven en terreinen;

  5. andere bouwwerken.

3.2 bouwregels

3.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid; en

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.

3.5 afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in lid 3.4 sub d in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, op de voorwaarde dat:

  1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

  2. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting hebben.

3.6 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbare nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. paden;

met de daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. andere bouwwerken;

  3. tuinen, erven en terreinen.

4.2 bouwregels

4.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de woonsituatie;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 5 Groen

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplanting;

  3. paden;

  4. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. andere bouwwerken;

  2. erven en terreinen.

5.2 bouwregels

5.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid; en

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 6 Horeca

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven, met uitzondering van grootschalige recreatie- en ontspanningsactiviteiten, zoals een automatenhal, een bowlingcentrum of een discotheek;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. water;

  3. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. bedrijfsgebouwen;

  2. bedrijfswoningen;

  3. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. andere bouwwerken;

  6. tuinen, erven en terreinen.

6.2 bouwregels

6.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven niet zijnde een restaurant, café en/of appartementenverhuur;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. religieuze, medische, sociale, culturele en educatieve doeleinden;

  2. een begraafplaats;

met daaraan ondergeschikt:

  1. restauratieve voorzieningen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'groen', zullen de gronden voor tenminste 75% worden ingericht met gras, beplanting en/of opgaande beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. speelvoorzieningen;

  3. water;

  4. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. andere bouwwerken;

  4. tuinen, erven en terreinen.

7.2 bouwregels

7.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid; en

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

7.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een zelfstandig horecabedrijf.

7.5 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 8 Natuur

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. natuurgebied in de vorm van oeverstroken en drasse graslanden;

  2. opgaande beplanting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - opgaande beplanting, deze gronden worden voor tenminste 75% ingericht met opgaande beplanting;

  3. een natuurijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';

  4. paden;

  5. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. recreatief medegebruik;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. andere bouwwerken;

  3. terreinen.

8.2 bouwregels

8.3 nadere eisen

6.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid; en

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  5. de afstemming op de natuurfunctie.

Artikel 9 Sport

9.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een sportterrein;

  2. een speelterrein;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. water;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. andere bouwwerken;

  4. erven en terreinen.

9.2 bouwregels

9.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid; en

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

9.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.

Artikel 10 Verkeer

10.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met een doorgaande functie;

  2. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water;

  4. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. andere bouwwerken.

10.2 bouwregels

10.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • de verkeersveiligheid.

Artikel 11 Verkeer - Verblijf

11.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. straten en paden;

  2. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer;

  2. groenvoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. water;

  5. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. andere bouwwerken.

11.2 bouwregels

11.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • de verkeersveiligheid.

Artikel 12 Water

12.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. riet en oeverstroken;

  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. waterberging;

  5. groenvoorzieningen;

  6. bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  1. wegen, straten en paden;

  2. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. andere bouwwerken, waaronder bruggen

12.2 bouwregels

12.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • de verkeersveiligheid.

12.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als (permanente) aanleggelegenheid voor (recreatie)vaartuigen en/of woonschepen.

Artikel 13 Wonen

13.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

  1. een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;

  2. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

  3. een logiesaccommodatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logiesaccommodatie';

  4. een reparatie- en onderhoudsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - onderhoudsbedrijf';

waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'groen', zullen de gronden voor tenminste 75% worden ingericht met gras, beplanting en/of opgaande beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. tuinen, erven en terreinen;

  6. speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. woonhuizen;

  2. bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen;

  3. tuinen, erven en terreinen;

  4. andere bouwwerken.

13.2 bouwregels

13.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen, indien deze respectievelijk meer dan 2,50 m en 7,00 m bedragen;

  2. de dakhelling van hoofdgebouwen indien deze minder dan 40° bedraagt;

  3. het aantal aaneengebouwde woningen;

  4. de plaats van de hoofdgebouwen in die zin dat in de gevellijn wordt gebouwd;

  5. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken indien deze respectievelijk meer dan 2,50 m en 5,00 m bedragen;

  6. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;

  7. de plaats van overige bouwwerken;

en tevens aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid; en

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

13.4 afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsitutaie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in lid 13.2.2 sub a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer dan 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm bedraagt;

  3. ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak wordt bebouwd;

  4. het bepaalde in lid 13.2.2 sub a in die zin dat het bebouwingspercentage van het erf buiten het bouwvlak wordt vegroot tot ten hoogste 70%;

  5. het bepaalde in lid 13.2.2 sub f voor het bouwen op minder dan 3 meter achter (het verlengde van) de naar weg gekeerde voorgevel van het hoofdgebouw.

13.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij als zodanig aangeduid;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte groter is dan 30% van de begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logiesaccommodatie' zijn ten hoogste twee recreatieappartementen of bed &breakfast-accommodaties toegestaan.

13.6 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

13.7 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Leiding - Riool

14.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding.

14.2 bouwregels

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waarde - Archeologie 1

15.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (hoofdbestemmingen), bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

15.2 bouwregels

  1. Voor bouwwerken dieper dan 40 cm beneden maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

  1. Indien uit het in sublid a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sublid b, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Archeologie 2

16.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (hoofdbestemmingen), bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

16.2 bouwregels

  1. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan de oppervlakte die in de desbetreffende advieszone van de gemeentelijke FAMKE wordt aangegeven en dieper dan 40 cm en een grotere oppervlakte dan 500 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

  1. Indien uit het in sublid a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sublid b, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

17.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. waterkering;

  2. de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering;

met de daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 bouwregels

17.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de waterkerende functie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

17.4 afwijken van de bouwregels

Met inachtneming van de waterkerende functie kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 17.2 in die zin dat de binnen de andere daar voorkomende bestemming(en) toegestane bouwwerken worden gebouwd, op voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de dijk.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutvoorzieningen gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van een nutsvoorziening zal ten hoogste 3,00 m bedragen, tenzij de hoogte is de bestaande situatie meer bedraagt, in welk geval dit de maximaal toegestane bouwhoogte betreft;

  2. de inhoud van een nutsvoorziening zal ten hoogste 30,00 m³ bedragen.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;

  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 vrijwaringszone - dijk

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;

  2. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:

  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

  3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

Artikel 23 Overige Regels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  2. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

  3. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.

  2. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Zurich

Behorend bij het besluit van 19 december 2013

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Súdwest-Fryslân is bezig met het actualiseren van de gemeentelijke bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan voor Zurich is bijna 10 jaar oud en dient daarom geactualiseerd te worden. Dit bestemmingsplan voorziet in een actuele regeling voor de kern van Zurich.

1.2 Geldende Bestemmingsplannen

Met dit bestemmingsplan worden (gedeelten van) de volgende bestemmingsplannen herzien:

  • bestemmingsplan Zurich (vastgesteld 22-12-2003, goedgekeurd 26-3-2004);

  • reparatieregeling bijgebouwen (vastgesteld 25 september 2006; goedgekeurd 4 december 2006);

  • wijzigingsplan Zurich - It Leech 3 (vastgesteld 23 augustus 2005; goedgekeurd 21 september 2005).

In dit bestemmingsplan worden ook verschillende verleende ontheffingen en vrijstellingen opgenomen.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van de omgeving besproken. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante beleidskader. Hierbij komen het relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 6 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

2.1 Functionele Inrichting

Zurich ligt 5 kilometer ten zuidwesten van Harlingen, direct aan de Waddenzeedijk. Tot de aanleg van de N31 liep de weg richting de Afsluitdijk door het dorp. Dit had een positieve invloed op de ontwikkeling van het dorp. Echter, de bevolkingsomvang is daarna afgenomen. De oudste bebouwing bevindt zich op de terp, waar ook de kerk staat.

De woonfunctie is nu de belangrijkste functie in het dorp. Wel is de geschiedenis van het dorp terug te zien in de divere oude boerderijpanden die nu nog aanwezig zijn. Kenmerkend is de diverse ruimtelijke structuur in het dorp. De bebouwing en wegenstructuur op en direct rondom de terp is divers en organisch. De bebouwing langs de Caspar de Roblesdijk kenmerkt zich door de eenvormige bebouwing, direct tussen de weg en de dijk. Hier is ook een hotel en restaurant gelegen.

In figuur 1 is een luchtfoto van het dorp te zien.

[image]

Figuur 1: Luchtfoto Zurich (bron: Bing Maps)

2.2 Verkeer En Parkeren

De belangrijkste weg door het dorp is de Caspar de Roblesdijk. Deze dient voor de ontsluiting van Zurich. Tot de verdubbeling van de N31 was er een eigen aansluiting op deze weg. Echter, na de verdubbeling van de weg is deze aansluiting komen te vervallen. Het verkeer naar het dorp dat vanaf de N31 of de A7 komt, dient de afslag te nemen op het naar het dorp genoemde knooppunt.

Alle wegen in het dorp, ook de Caspar de Roblesdijk, kennen een maximumsnelheid van 30 km/uur. De wegen zijn ook als zodanig ingericht, met snelheidsremmers zoals drempels en wegversmallingen.

Parkeren vindt grotendeels plaats op de eigen erven. Daar waar geen of weinig ruimte is, bijvoorbeeld bij de huizen langs de dijk, wordt langs de openbare weg geparkeerd.

2.3 Groen En Water

Het belangrijkste en meest opvallende groene element is de Waddendijk. Deze loopt aan de noordwestkant langs het dorp. Naast de waterkerende functie, heeft de dijk ook een agrarische functie. Daarnaast kenmerkt het oudere gedeelte van het dorp zich door een groen karakter. De belangrijkste openbare groene elementen worden met dit bestemmingsplan zoveel mogelijk in stand gelaten. Aan de zuidkant van het dorp ligt een open gebied met natuurlijke waarden. In de wintermaanden wordt een deel van dit gebied gebruikt als ijsbaan. Langs de N31 kenmerkt het gebied zich door opgaande beplanting.

Langs de Caspar de Roblesdijk ligt de Dijkvaart. Dit is het grootste waterelement en loopt tot in het dorp door. Daarnaast komen er nog enkele kleinere sloten voor, bijvoorbeeld in het groene gebied aan de zuidkant van het dorp.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en begin 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vanaf 1 oktober geheel in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 13 nationale belangen zijn:

  1. Rijksvaarwegen

  2. Mainportontwikkeling Rotterdam

  3. Kustfundament

  4. Grote rivieren

  5. Waddenzee en waddengebied

  6. Defensie

  7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen

  8. Elektriciteitsvoorziening

  9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen

  10. Ecologische hoofdstructuur

  11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament

  12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)

  13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

Langs Zurich loopt de Waddenzeedijk. Dit is een primaire waterkering buiten het kustfundament. Voor de vrijwaringszone rond de dijk is een regeling opgenomen. Zie hiervoor onder meer de waterparagraaf.

De ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied raken geen andere rijksbelangen.

3.2 Provinciaal Beleid

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld.

Ondanks de verweving tussen steden en platteland wordt er nog steeds een grote waarde gehecht aan het onderscheid tussen de dynamiek en intensiteit van steden en de rust en de ruimte van het gebied eromheen. Deze onderscheiden kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.

Zurich ligt in de regio Noordwest-Fryslân, een overwegend grootschalig en open gebied. In de regio is de invloed van de voormalige Zuiderzee en (voorheen) de Waddenzee duidelijk herkenbaar door de aanwezige terpen, terpdorpen en kwelderwallen. In het streekplan is Zurich aangewezen als 'overige kern'. Dit houdt in dat er in deze kernen ruimte is voor lokale bedrijvigheid. Het ruimtebeslag is beperkt, staat in verhouding tot de kern en is verantwoord milieuhygiënisch ingepast. Voor woningbouw is er ruimte voor de opvang van de lokale behoefte.

Aangezien met het bestemmingsplan de bestaande situatie wordt vastgelegd, geeft het provinciale beleid geen uitgangspunten voor het bestemmingsplan.

Verordening Romte Fryslân

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening zet het streekplan om in algemeen geldende regels. Het belangrijkste uitgangspunt van de verordening is zorgvuldig ruimtegebruik. Aan een aantal ontwikkelingen, zoals woningbouw en nieuwe bedrijventerreinen zijn voorwaarden gekoppeld.

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe woningbouwlocaties of bedrijventerreinen mogelijk gemaakt. Wel is er sprake van een aantal provinciale belangen in het plangebied. Dit zijn:

reserveringszones voor versterking primaire waterkeringen:

Een deel van Zurich valt onder "aangesloten bebouwd gebied". Voor de primaire waterkering dient hiervoor een regeling opgenomen te worden. Dit geldt ook voor de gebieden buiten de kern. De reserveringszones met bijbehorende regeling wordt in het bestemmingsplan opgenomen.

cultuurhistorie:

Binnen het plangebied zijn een aantal cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig, zoals de kerk en de zuivelfabriek. De betreffende objecten zijn aangeduid met een aanduiding 'karakteristiek', welke is gekoppeld aan een beschermend regime.

natuur:

Het gebied ten zuidwesten van Zurich is door de provincie aangewezen als "natuur buiten de EHS". Dergelijke gebieden hebben wel een natuurlijke waarde, maar maken geen deel uit van beschermde natuurgebieden.

Conclusie

Zoals uit het voorgaande blijkt, past het bestemmingsplan binnen het provinciale beleid en levert dit geen uitgangspunten op voor het bestemmingsplan.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Erfgoedvisie en Erfgoednota

Met het vaststellen van de 'Erfgoedvisie Silhouet' (juni 2012) heeft de gemeente haar visie en missie op behoud en ontwikkeling van het erfgoed vastgesteld. De gemeente stelt zich hierbij ten doel om het culturele erfgoed op een evenwichtige, en duurzame manier in stand te houden en draagvlak hiervoor te ontwikkelen. Op basis van deze visie is de Erfgoednota gemeente SWF 2013-2016 opgesteld, getiteld 'De basis op orde'. Een belangrijk speerpunt van de nota is dat de basis op orde wordt gebracht. Dit betekent dat de gemeentelijke organisatie haar kerntaken op het gebied van erfgoed zorgvuldig gaat uitvoeren. Het is namelijk een wettelijke taak voor een gemeente om te komen tot een zorgvuldige planbehandeling en besluitvorming wat betreft cultuurhistorie.

Per 1 januari 2012 is het een en ander gewijzigd in het Besluit ruimtelijke ordening. In dit besluit is vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit was al verplicht voor archeologie. Met de Erfgoednota is het gemeentelijk erfgoedbeleid hierop aangepast. Zo gaat de gemeente bij de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden in bestemmingsplannen nu formeel uit van de gemeentelijke FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra), een uitsnede van de provinciale FAMKE. Voor de bekende en de te verwachten cultuurhistorische waarden gaat de gemeente uit van de provinciale cultuurhistorische kaart (CHK). De kaart is daarmee onderlegger voor het in de Erfgoednota geformuleerde beleid. Echter niet alle waarden aangegeven op deze kaart kunnen bij voorbaat behouden blijven, hier zal een gemeentelijke afweging aan te pas komen.

In de Erfgoednota is verder uiteengezet hoe in het kader van bestemmingsplannen omgegaan dient te worden met het erfgoed. Zo zijn er kaders aangegeven voor de uitvoering van werken, maar ook voor de opzet van de bestemmingsplanregeling. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is daarmee rekening gehouden.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

Bij realisatie van nieuwe ontwikkelingen moet, met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan, worden onderzocht of in de toekomst sprake is van een goede omgevingssituatie. Daarbij wordt getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

4.1 Milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem “Bedrijven en milieuzonering” (editie 2009) ontwikkeld. Dit heeft vorm gekregen in een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Deze lijst is opgesteld uitgaande van de standaardbedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De lijst is onderverdeeld in bedrijfsklassen en bedrijfstypen. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtafstanden tot rustige woongebieden of buitengebieden.

In het dorp liggen een aantal bedrijven, welke allemaal tot maximaal categorie 2 behorend. In het bestemmingsplan zijn bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. Daarmee is de huidige situatie ten aanzien van milieuzonering vastgelegd. Buiten Zurich zijn geen andere bedrijfsfuncties aanwezig die van invloed zijn op het plangebied.

4.2 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder is een geluidzone van kracht rond inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde.

In het plangebied zijn geen geluidzoneringplichtige inrichting en spoorwegen aanwezig. Daarom is alleen wegverkeerslawaai van belang. Op de wegen binnen Zurich geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het gaat om wegen die dienen ter ontsluiting van de aangelegen functies. Als gevolg van deze wegen is geen sprake van negatieve effecten door wegverkeerslawaai.

Wel ligt het plangebied aan de N31, een autoweg met 4 rijbanen. De weg zelf ligt niet in het plangebied, maar de geluidszone ligt wel over Zurich heen. Alle woningen in het plangebied zijn conform de huidige situatie vastgelegd. Uitbreiding richting de N31 is niet aan de orde. De akoestische situatie kan niet veranderen.

Een akoestisch onderzoek voor dit bestemmingsplan is daarom niet nodig.

4.3 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) van belang.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is dus sprake van een goede luchtkwaliteit.

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een toename van het aantal woningen of andere verkeersaantrekkende functies is niet aan de orde. Een wijziging van de luchtkwaliteit wordt daarom niet verwacht.

4.4 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);

  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);

  • het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico’s voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico’s gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR):

Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Groepsrisico (GR):

Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. Het volgende besluit is in dit geval relevant:

Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS)

De circulaire is van toepassing op bestemmingsplannen die liggen binnen de invloedsgebieden van transportroutes met vervoer van gevaarlijke stoffen.

Verantwoordingsplicht

In de cRNVGS is onder andere een verantwoordingsplicht GR opgenomen. Deze verantwoording houdt in dat in bepaalde gevallen een wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag.

RBM II

RBM II is een programma dat de risico’s van vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg berekent.

Ten oosten van het plangebied is de Rijksweg A31/N31 gelegen. Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen (LPG) plaats. Het plangebied ligt deels binnen het invloedsgebied van 300 meter van de Rijksweg.

Plaatsgebonden risico (PR)

In de cRNVGS staat beschreven dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan, dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt langs wegen die deel uitmaken van het Basisnet Weg, de berekening van het PR achterwege kan blijven. Hiervan is in in dit geval sprake. Een PR-berekening hoeft dus niet te worden gemaakt.

Veiligheidszone

Bij het Basisnet gelden de veiligheidsafstanden die in de cRNVGS zijn opgenomen. In bijlage 5 van de cRNVGS staat dat voor de A31/N31 geen veiligheidszone geldt.

Plasbrand Aandachtsgebied (PAG)

Het toekomstige PAG kan uit een zone van maximaal 30 meter bestaan waarbinnen niet zonder meer gebouwd mag worden. Op basis van het concept Basisnet Weg is langs de A31/N31 geen PAG aanwezig.

Groepsrisico (GR)

Het GR wordt bepaald door de combinatie van de maximale transportintensiteit van gevaarlijke stoffen over de weg en het aantal aanwezige personen aan weerszijden van de transportroute. Voor de verkeerscijfers is gerekend met de uitgangspunten genoemd in bijlage 5 van de cRNVGS (vervoershoeveelheid in 2020). Dit betekent dat voor de A31/N31 gerekend is met 1000 LPG transportbewegingen per jaar. De bepaling van de aanwezige personen binnen het invloedsgebied van de Rijksweg is gebaseerd op het aantal personen per eenheid genoemd in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico van november 2007.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Uit de berekening van RBM II blijkt dat het GR binnen het invloedsgebied van de Rijksweg lager is dan de oriëntatiewaarde.

Volgens de cRNVGS moet over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het GR of een toename van het GR verantwoording worden afgelegd. In casu is het GR onder de oriëntatiewaarde gelegen en vindt geen toename van het GR plaats.

Het plan is voorgelegd aan Brandweer Fryslân. Deze heeft een digitale veiligheidstoets uitgevoerd. Brandweer Fryslân concludeert dat geen sprake is van een toename van het aantal personen of een overschrijding van de drempelwaarden zoals gesteld in de cRNVGS en dat om deze reden dan ook geen verantwoording van het GR hoeft plaats te vinden.

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van het plan. Een uitgebreid externe veiligheidsrapport is opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan Rapport Advies Externe Veiligheid bestemmingsplan Zurich, januari 2013 (zie Bijlage 1 Advies externe veiligheid).

4.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermende natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.5.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Wanneer ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciaal beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).

In het plangebied zijn geen gebieden die behoren tot Natura 2000-gebied of de EHS gelegen. Zurich grenst direct aan het Natura 2000-gebied "Waddenzee". Op ongeveer 2 kilometer afstand ligt het Natura 2000-gebied "IJsselmeer". Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast, van nieuwe ontwikkelingen is geen sprake. Dit bestemmingsplan heeft geen invloed op de beschermde waarden van deze natuurgebieden.

4.5.2 Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde planten- en diersoorten en de vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

De Flora- en faunawet is altijd van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn - ook in het kader van de Flora- en faunawet - de mogelijke effecten op de te beschermen soorten worden meegewogen.

Een beoordeling op het moment dat activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het maken van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld. Wanneer op dat moment blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en de activiteit in strijd is met de bepalingen uit de Flora- en faunawet, vindt de betreffende activiteit pas plaats na het verkrijgen van een ontheffing.

Mochten er in het plangebied sloopwerkzaamheden plaatsvinden, dan is het noodzakelijk de betreffende gebouwen te controleren op de mogelijke aanwezigheid van kraamkolonies van vleermuizen. Sloop vindt dan pas plaats op het moment dat is vastgesteld dat er geen kraamkolonies en verblijfsplaatsen in het betreffende pand aanwezig zijn. Dit om te voorkomen dat de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet en de Habitat-richtlijn worden overtreden. Ook voor de gier- en huiszwaluwen geldt dat, in geval van sloop, de mogelijke aanwezigheid van deze vogels onderzocht dient te worden.

4.6 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument die moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder.

Het bestemmingsplan is conform artikel 3.1.1. Bro naar het Wetterskip verstuurd voor advies. Het Wetterskip geeft een aantal inhoudelijke aanbevelingen. Deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Het wateradvies is opgenomen in Bijlage 2 Wateradvies.

IJsselmeerdijk

In het plangebied is een deel van de Waddenzeedijk gelegen. Deze heeft de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Daarmee is functie van de dijk als primaire waterkering voldoende beschermd.

Daarnaast is de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - dijk" opgenomen. Dit om te voorkomen dat ontwikkeling het ophogen of verzwaren van de dijk in de toekomst kunnen belemmeren. Daarom is voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken een vergunningenplicht opgenomen. Ontwikkelingen moeten voor advies aan het bevoegd gezag voorgelegd worden. Pas bij een positief advies mag de ontwikkeling doorgang vinden.

Omdat het plan een consoliderend karakter heeft zijn er geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk. Hiermee wordt voldaan aan het bepaalde in de Verordening Romte Fryslân met betrekking tot de Waddenzeedijk.

4.7 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling. In dat geval is een bodemonderzoek niet nodig. Dit bestemmingsplan maakt bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

4.8 Cultuurhistorie Inclusief Archeologie

Ontstaansgeschiedenis

De eerste vermelding van het dorp Zurich dateert uit de 14e eeuw toen het Suderinge werd genoemd, wat zuidhoek of zuidoever betekent. Deze duiding verwijst naar de ligging op de zuidoever van de binnenzee de Marne. De strijd tegen het water speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van Zurich.

Toetsingskader en beleid

De belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van het erfgoed is de Monumentenwet 1988. Ter implementatie van het Verdrag van Malta, is deze Monumentenwet gewijzigd. De kern van de Monumentenwet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders

bewaard (ex situ).

De Modernisering Monumentenwet (MoMo) heeft op 1 januari 2012 tot een wijziging van art. 3.6.1, lid 1 van het Bro geleid, leder ruimtelijk plan dient nu tevens een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Zover hier sprake van is, dient daarnaast aangegeven te worden op

welke wijze met de mogelijk in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden

rekening is gehouden. Conform de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historisch kaart van de provincie Fryslân (CHK2), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van het document 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Friesland beschreven staan.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Archeologie

Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van het gemeentelijk beleid bepaald. De gemeente volgt hiertoe de provinciale Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Op deze kaart worden voor de perioden Steentijd - Bronstijd en Ijzertijd - Middeleeuwen adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken (zie afb). Volgens de FAMKE kent het gebied geen verwachting voor de steentijd-bronstijd. Eventuele archeologische waarden in het dekzand liggen hier dermate diep dat aantasting bij de meeste ingrepen niet aan de orde is. Voor de periode ijzertijd-nieuwe tijd daarentegen is er sprake van zowel archeologische waarden als wel verwachtingswaarden. Voor een groot deel van het plangebied geldt een hoge archeologische waarde, de zogenaamde 'streven naar behoud' en 'waarderend onderzoek' zones op de kaart. Er kunnen zich hier sporen bevinden van het oude deels afgegraven terpdorp Zurich. Bij ingrepen boven de 50 m2 en dieper dan 40 cm is hier archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Voorts wordt in het plangebied een 'karterend onderzoek 1' of een 'karterend onderzoek 2' geadviseerd. De provincie beveelt ter plaatse van deze gebieden aan om bij ingrepen van meer dan 500 m2 respectievelijk 2.500 m2 in het plangebied een karterend archeologisch onderzoek te verrichten. Hiertoe moeten tenminste 6 boringen per ha en per plan worden gezet.

Regeling in dit bestemmingsplan

Aangezien onderhavig bestemmingsplan voornamelijk actualiserend van aard is en er dientengevolge geen grote ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is nader archeologisch onderzoek ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan niet noodzakelijk. Voor de zone 'streven naar behoud' geldt een vrijstellingsgrens van maximaal 50 m2, waardoor binnen het voorliggende bestemmingsplan ingrepen mogelijk kunnen zijn. Voor deze zone is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' gehanteerd voor terreinen of gebieden die op de FAMKE het advies 'streven naar behoud' of 'waarderend onderzoek' hebben meegekregen, dus de bekende archeologisch waardevolle terreinen. Ook in de verwachtingszones zijn ingrepen vanaf 500 m2, zijnde niet bouwwerken, bijvoorbeeld in het kader van natuurontwikkeling, niet uitgesloten. Derhalve worden voor deze zones de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie2' gehanteerd.

[image]

Figuur 2: uitsnede FAMKE periode steentijd-bronstijd

[image]

Figuur 3: uitsnede FAMKE periode ijzertijd-middeleeuwen

Cultuurhistorie

Uit de CHK2 blijkt dat het plangebied in een gebied ligt met een blokverkaveling dat kleinschalige regelmaat kent. In 'Grutsk op 'e Romte' is het plangebied ingedeeld bij deelgebied Kleigebied Westergo. Geadviseerd wordt om de weerslag van de zee op het landschap en de rol die de inrichting van het gebied en de verschillende tussenperioden van landschapsvorming, herkenbaar en leesbaar te houden. Dit wordt bereikt door behoud, bescherming en het zichtbaar maken van deze ontwikkeling. Het betreft hier een actualisatie van het bestaande bestemmingsplan. Dat plan is conserverend van aard en doet geen afbreuk aan de bestaande situatie. Uit de CHK2 blijkt verder dat er in dit gebied boerderijplaatsen gelegen zijn, objecten van jongere bouwkunst, een zuivelfabriek en een 19de eeuwse kerk.

Regeling in dit bestemmingsplan

Boerderijplaatsen

Voor tenminste een deel zullen de boerderijplaatsen zijn verstoord door de afgraving van het terplichaam en de aanleg van latere bebouwing op de betreffende plekken. Eventuele nog aanwezige ondergrondse resten zijn overigens beschermd door de dubbelbestemmingen archeologie. Het betreft hier een actualisatie van het bestaande bestemmingsplan en er worden overigens geen grote nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Jongere bouwkunst

Een deel van de objecten die in de CHK zijn opgenomen onder de noemer Jongere bouwkunst hebben de aanduiding 'karakteristiek' gekregen.

Zuivelfabriek

Ook de voormalige zuivelfabriek heeft de aanduiding 'karakteristiek' gekregen.

Kerk

Dit geldt tevens voor de kerk.

Conclusie onderzoek

Het betreft hier een actualisatie van het bestaande bestemmingsplan. Dat plan is conserverend van aard; bestaande ruimtelijke structuren worden niet gewijzigd.

Er worden dan ook geen cultuurhistorische waarden als gevolg van het vaststellen dit bestemmingsplan aangetast. Aanwezige en verwachte archeologische waarden worden beschermd middels een dubbelbestemming. Dit bestemmingsplan mag uit cultuurhistorisch en archeologisch oogpunt derhalve uitvoerbaar worden geacht.

[image]

Figuur 4: uitsnede Cultuur Historischekaart

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Bestemmingen

In dit hoofdstuk wordt per bestemming een toelichting gegeven. Daarbij is er de mogelijkheid om direct naar de inhoud van de betreffende bestemming door te klikken.

5.1 Bedrijf

In de kern is een aantal bedrijven gevestigd. Deze hebben de bestemming Bedrijf. Alle activiteiten zijn aan te merken als categorie 2 van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering. De bedrijven zijn in de huidige omvang vastgelegd. Binnen de bestemming zijn algemeen categorie 2 bedrijven toegestaan. Zodoende kunnen de bedrijfsactiviteiten, mits maximaal categorie 2, uitgebreid worden. Ook kan na bedrijfsbeëindiging een ander bedrijf uit dezelfde categorie gevestigd worden. Een dergelijke functie is passend binnen een kern.

Bedrijfsgebouwen moeten binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Tot slot is er voor alle bebouwing, inclusief een bedrijfswoning, een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Dit is afgestemd op de geldende regeling en is op de verbeelding weergegeven. Een bedrijfswoning bij een bedrijf is alleen toegestaan waar de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen.

Op het perceel van It Wetterskip liggen twee groenstroken waarvan één langs de Dijkvaart. Om deze stroken te behouden, is de aanduiding "groen" opgenomen. Binnen deze aanduiding dient 75% van de gronden te bestaan uit gras, struiken of opgaande beplanting.

5.2 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

In het plangebied, nabij de Schoolstraat, is een nutsgebouw gelegen. Deze is vanwege het formaat met een aparte bestemming (Bedrijf - Nutsvoorziening) vastgelegd.

5.3 Groen

Eén groenstrook heeft de bestemming Groen. Het overige groen, zoals bermen langs wegen, is opgenomen binnen de bestemmingen Verkeer - Verblijf of Wonen. Gebouwen zijn binnen de bestemming Groen niet toegestaan. Daarmee is het groene karakter van dit gebiedje vastgelegd.

5.4 Horeca

Aan de Caspar de Roblesdijk bevindt zich een hotel en een restaurant. De bebouwing is bestemd als Horeca. In de bestemmingsomschrijving zijn de genoemde functies opgenomen. Alle bebouwing, inclusief bedrijfswoning, moet binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gerealiseerd. De huidige situatie is met het bouwvlak vastgelegd.

5.5 Maatschappelijk

De kerk heeft de bestemming Maatschappelijk. Binnen de bestemming zijn sociaal-culturele en andere maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Ook is, op de gronden rond de kerk, een begraafplaats mogelijk. De bestaande bebouwing is met een bouwvlak op de verbeelding aangegeven. Vanwege de karakteristieke waarde van het pand, is de aanduiding "karakteristiek" opgenomen. Daarnaast is een deel van het perceel van de kerk omzoomd met een beeldbepalende groenstrook. Deze is net als de groenstroken binnen de bedrijfsbestemming aangeduid. Ook hier is geregeld dat 75% van deze gronden moet bestaan uit gras, struiken of opgaande beplanting.

5.6 Natuur

Het natuurgebied aan de zuidkant van Zurich heeft de bestemming Natuur. Binnen de bestemming is ook de natuurijsbaan van het dorp gelegen. De ligging van de ijsbaan is aangeduid. Dit om te voorkomen dat het gehele gebied gebruikt kan worden als ijsbaan. Langs de N31 komt een strook met opgaande beplanting voor. Om deze groenstrook te handhaven, is een aanduiding opgenomen, namelijk "specifieke vorm van natuur - opgaande beplanting".

5.7 Sport

Het sportterrein van het dorp heeft de bestemming Sport. Sportterreinen en andere vergelijkbare voorzieningen zijn toegestaan. Binnen de bestemming is het clubgebouw vastgelegd met een bouwvlak. Het gebouw mag maximaal 150 m2 bedragen.

5.8 Verkeer

De doorgaande verkeersroute door het dorp, de Caspar de Roblesdijk, heeft een aparte bestemming gekregen. Daarmee is de doorgaande verkeersfunctie van deze weg vastgelegd.

5.9 Verkeer - Verblijf

Wegen en fietspaden met een ondergeschikte verkeersfunctie hebben de bestemming Verkeer - Verblijf. Naast wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen bijvoorbeeld ook speelvoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren.

Ondergeschikt zijn tuinen, erven, terreinen en nutsvoorzieningen mogelijk. Dit maakt bijvoorbeeld een geringe wijziging van begrenzingen van dergelijke functies mogelijk. Bebouwing is niet toegestaan.

5.10 Water

De waterstructuren met een belangrijke waterhuishoudkundige functie, hebben de bestemming Water. Hieronder vallen hoofdwatergangen met een belangrijke waterfunctie voor bijvoorbeeld de afwatering. Er zijn geen flexibiliteitsbepalingen opgenomen om het water binnen de bestemming te dempen. Zodoende wordt de belangrijke waterhuishoudkundige functie van de als Water bestemde sloten en vaarten voldoende gewaarborgd.

5.11 Wonen

De bestemming Wonen maakt het gebruik van gronden voor woningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk. Alle functies die daarbij horen, zijn in deze bestemming mogelijk gemaakt. Allereerst gaat het om het wonen. Dit is de hoofdfunctie, die gerealiseerd wordt via woonhuizen met de daarbij horende aan- en uitbouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen. Een combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep is mogelijk.

Functionele mogelijkheden

Ondergeschikt zijn onder andere parkeerplaatsen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen en water mogelijk. Hierdoor is uitwisseling tussen functies mogelijk, wat de nodige flexibiliteit biedt. Enkele functies zijn uitgesloten. Het gaat om de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, detailhandel en bedrijvigheid, anders dan een aan-huis-verbonden beroep. Een aan-huis-verbonden beroep is bij recht toegestaan, maar er moet worden voldaan aan oppervlaktevereisten. Deze regeling is opgenomen in de specifieke gebruiksregels.

Bij twee woningen is een logiesfunctie gevestigd. Deze is aangeduid met de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - logiesaccommodatie". Het algemeen toestaan van een recreatieve functie van deze omvang is binnen de woonbestemming niet gewenst en is daarom alleen voor deze woningen toegestaan. De karakteristieke panden hebben de aanduiding "karakteristiek".

Bouwmogelijkheden

De gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken mag maximaal 50% van het bouwperceel (dus niet bouwvlak) zijn. Deze algemene bouwregel biedt een richtlijn binnen de globale regeling, maar biedt ook flexibiliteit in de locatie en afmetingen van bouwwerken.

Voor de hoofdgebouwen geldt dat het in de bestemming om woningen gaat, omdat deze in ruimtelijke en functioneel opzicht de hoofdgebouwen op het perceel zijn. Deze moeten binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Per bouwvlak is één woning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, in welk geval dat aantal woningen is toegestaan. Verder is een afstand tot de zijdelingse en achtererfgrens opgenomen. Het hoofdgebouw moet minimaal op die afstand gebouwd worden. Hiermee is de openheid van de woonpercelen gewaarborgd.

De maatvoering van de hoofdgebouwen is op de verbeelding weergegeven door middel van een maatvoeringsymbool dat de maximum toegestane goot- en bouwhoogte weergeeft. Daarbij is onderscheid gemaakt in gebouwen van één bouwlaag met kap en gebouwen van twee bouwlagen met een kap. De hoofdgebouwen met een goothoogte van 5 meter of meer bestaan uit twee bouwlagen met kap, de overige hoofdgebouwen bestaan uit één bouwlaag met kap.

Voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij de hoofdfunctie. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere maatvoering dan de hoofdgebouwen. Voor deze bouwwerken is een maximale gezamenlijke oppervlakte opgenomenvan 75 m2. Hierdoor wordt het volbouwen van het perceel voorkomen en behoud een perceel het open karakter. Voor de goothoogte van aan- en uitbouwen is een specifieke regeling opgenomen. Met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid kan deze oppervlakte worden vergroot tot 100 m².

5.12 Leiding - Riool

In het plangebied ligt een rioolleiding. Ter bescherming van deze leiding is de dubbelbestemming Leiding - Riool opgenomen. Aan bepaalde werkzaamheden is een vergunningenplicht gekoppeld. Dit betreft onder andere verschillende werkzaamheden die een ingreep in de bodem met zich meebrengen.

5.13 Waarde - Archeologie 1

De terp en de directe omgeving hebben de dubbelbestemming Waarde -Archeologie 1. Voor dit gebied is bekend dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Aan ingrepen groter dan 50 m2 is een vergunningeplicht gekoppeld. Voor een toelichting op het aspect archeologie zie ook paragraaf 4.8Cultuurhistorie inclusief archeologie.

5.14 Waarde - Archeologie 2

Voor een groot gedeelte van het plangebied is de dubbelbestemming Waarde -Archeologie 2 opgenomen. Hier gelden verschillende archeologische verwachtingswaarden. In een deel van het gebied geldt dat bij ingrepen groter dan 500 m2. Een deel van het plangebied heeft een lagere archeologische verwacgtingswaarde. In dit gebied moet bij ingrepen groter dan 2500 m2 een archeologisch onderzoek uitgevoerd worden. De verschillende gebieden zijn vastgelegd in de gemeente FAMKE. Voor een toelichting op het aspect archeologie zie ook paragraaf 4.8 Cultuurhistorie inclusief archeologie.

5.15 Waterstaat - Waterkering

De Waddenzeedijk heeft de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Het doel hiervan is de waterkerende functie van deze waterkering hiermee te beschermen. Daarnaast speelt het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de dijk. Ook deze waarden zijn in de omschrijving van de dubbelbestemming opgenomen.

5.16 Vrijwaringszone - Dijk

Voor de Waddenzeedijk is de aanduiding vrijwaringszone - dijk opgenomen. Binnen deze zone is in principe geen nieuwe bebouwing mogelijk. Hierdoor wordt de dijk beschermd en wordt er geen bebouwing gerealiseerd die eventuele toekomstige aanpassingen aan de dijken in de weg kunnen zitten.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet voor een bestemmingsplanprocedure vroegtijdig overleg plaatsvinden met de betrokken adviespartners en overheden. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt daarom toegezonden aan een aantal vaste overleg- en adviesinstanties.

Het ontwerpplan wordt vervolgens gedurende 6 weken ter inzage gelegd, waarbij een ieder in de gelegenheid wordt gebracht zienswijzen in te dienen. Deze zienswijzen wordt vervolgens betrokken in de vaststellingsfase. Het plan wordt uiteindelijk al dan niet gewijzigd vastgesteld.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft hiervoor in de begroting van dit jaar een bedrag beschikbaar gesteld. De kosten kunnen hieruit gedekt worden.

6.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken, planschade en kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten “anderszins verzekerd” zijn en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht.

In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen, die worden aangemerkt als een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1. van het Bro. Zodoende is de afdeling grondexploitatie uit de Wro van toepassing. Het vaststellen van een grondexploitatieplan bij het bestemmingsplan is dan ook niet

aan de orde.