KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Wonen - Woongebouw
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Stukken Bij Het Plan
1.3 Ligging Van Het Plangebied
1.4 Huidig Planologisch Situatie
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Functionele Structuur
2.2 Stedebouwkundige Opzet
2.3 Verkeersstructuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
4.1 Milieuzonering
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Geluid
4.5 Bodem
4.6 Ecologie
4.7 Cultuurhistorie Inclusief Archeologie
4.8 Water
4.9 Verkeer
4.10 Lichthinder
4.11 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Inleiding
5.2 Planregels
5.3 Procedure
5.4 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.3 Grondexploitatie

Sneek - locatie Thabor

Bestemmingsplan - gemeente Súdwest Fryslân

Vastgesteld op 29-09-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Sneek - voormalige locatie Thabor van de gemeente Súdwest-Fryslân;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met identificatienummer NL.IMRO.1900.2015oostBPsneethab-vast met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk

Een op de grond staand gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.7 aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten:

Het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitvoeren van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omgeving in een woning met behorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;

1.8 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding is gehuisvest;

1.10 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.11 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne.

1.12 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 bebouwde kom

De percelen die op de kaart bladnummers k01-4 en k01-5 behorende bij de “Verordening Romte Fryslân” (vastgesteld op 15 juni 2011 door de Provinciale Staten van Fryslân), zijn gelegen in “Bestaand stedelijk gebied”;

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.16 bed & breakfast

Een bed & breakfast is een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning en wordt gerund door de bewoner van de betreffende woning. De woonfunctie van de woning wordt daarbij niet onevenredig aangetast;

1.17 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.18 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;

1.19 bestaand(e)

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.30 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.31 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.32 dakkapel

Een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt;

1.33 dakopbouw

Het door een gevel of nokverhoging vergroten van een bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging van de vorm en het profiel van het dak;

1.34 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.35 eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.36 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.37 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.38 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.40 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.41 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;

1.42 kap

Een kap is een afdekking van een gebouw waarbij bij in een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;

1.43 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.44 lessenaarsdak

een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;

1.45 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.46 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.47 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.48 openbaar nut

voorzieningen voor het openbaar nut, zoals energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.49 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoelt voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.50 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.51 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;

1.52 pand:

de kleinste bij de totstandkoming en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.53 peil:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

1.54 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf waardoor die ruimte als regulier woning is aan te merken. Er is sprake van hoofdverblijf als de huurder/eigenaar, binnen een periode van 360 dagen, die ruimte meer dan 180 dagen gebruikt voor nachtverblijf;

1.55 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.56 seksinriching:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.57 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.58 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.59 vrijstaand bijbehorend bouwwerk

een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

1.60 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.;

1.61 watersituatie

de waarde van een gebied in waterhuishoudkundige zin die wordt bepaald door de waterkwaliteit en waterkwantiteit in een gebied;

1.62 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.63 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.64 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de hoogte van een antenne-installatie

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne installatie.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 uitzondering wijze van meten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van nutsvoorzieningen behorende tot de milieucategorieën 1 tot en met 3.1 als genoemd in de bij deze regels als bijlage 2 opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten';

  2. antenne-installatie ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'

met de daarbij behorende:

  1. wegen en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. terreinen.

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 bouwregels

Artikel 4 Groen

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplanting;

  3. paden;

  4. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. andere bouwwerken.

4.2 bouwregels

4.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid; en

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor ’Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en open- bare dienstverlening;

  2. (bedrijfs)woningen;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, een bedrijfswoning;

  4. mantelzorg in de bedrijfswoning;

  5. bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen per hoofdgebouw;

  2. de logiesverstrekking is uitsluitend toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of in de bijbehorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;

  3. vrijstaande bijgebouwen mogen niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed en breakfast;

  4. de oppervlakte van bed en breakfast mag maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning, inclusief aan- of uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50m²;

  5. er mogen geen reclame-uitingen worden aangebracht;

  6. er ten behoeve van de uitoefening van de bed en breakfast dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein).

met daaraan ondergeschikt:

  1. wegen en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Parkeernormen;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;

5.2 bouwregels

5.3 specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen;

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met een functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, met dien verstande dat het aantal rijstroken van wegen niet meer dan 2 mag bedragen;

  2. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water;

  4. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. andere bouwwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • de verkeersveiligheid.

Artikel 7 Water

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. waterberging;

  4. bermen en beplanting;

7.2 bouwregels

Artikel 8 Wonen

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

  • een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, met dien verstande dat voldaan wordt aan de in lid 8.5 gestelde criteria:

met de daarbijbehorende:

  1. woonhuizen;

  2. mantelzorg in de woning;

  3. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen per hoofdgebouw;

  2. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed en breakfast;

  4. de oppervlakte van bed en breakfast maximaal 30% mag zijn van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50m²;

  5. er geen reclame-uitingen mogen worden aangebracht;

  6. er ten behoeve van de uitoefening van de bed en breakfast dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein).

  1. bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen;

  2. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. tuinen, erven en terreinen;

  6. andere bouwwerken.

8.2 bouwregels

8.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid; en

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

8.4 afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsitutaie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 28.2.2sub a met dien verstande dat ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak gelegen mag worden bebouwd.

8.5 specifieke gebruiksregels

  1. Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • Beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming wonen, met dien verstande dat:

  1. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1.

  2. het vloeroppervlak van de ruimten ten behoeve van de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2.

  3. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de bijbehorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of bedrijf.

  5. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan.

  6. er ten behoeve van de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein).

  7. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.

  8. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,5 m2 mag bedragen.

  9. er geen buitenopslag van goederen mag plaatsvinden.

  10. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert tevens de bewoner dient te zijn van de desbetreffende woning (er dient functionele en persoonlijke binding te zijn tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).

  11. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of bedrijf.

  12. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., er niet meer dan 1 plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd.

  13. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel welke direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik, niet is toegestaan.

  14. Detailhandel in producten die niet gerelateerd en verbonden zijn met de aangeboden dienst niet zijn toegestaan”.

  15. webwinkels uitsluitend en uitdrukkelijk slechts zijn toegestaan indien wordt voldaan aan de in artikel 1 genoemde begripsomschrijving van een 'webwinkel', waarbij detailhandel ter plaatse niet is toegestaan.

  1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting.

Artikel 9 Wonen - Woongebouw

9.1 bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

  • een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1,met dien verstande dat voldaan wordt aan de in lid 29.5 gestelde criteria:

met de daarbij behorende:

  1. erven;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

9.2 bouwregels

9.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid; en

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

9.4 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.2.1 sub a en toestaan dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen zal ten hoogste 100 m² per bouwvlak bedragen;

  3. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 5,50 m bedragen;

9.5 specifieke gebruiksregels

  1. Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • Beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming wonen, met dien verstande dat:

  1. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1.

  2. het vloeroppervlak van de ruimten ten behoeve van de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2.

  3. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de bijbehorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of bedrijf.

  5. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan.

  6. er ten behoeve van de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein).

  7. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.

  8. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,5 m2 mag bedragen.

  9. er geen buitenopslag van goederen mag plaatsvinden.

  10. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert tevens de bewoner dient te zijn van de desbetreffende woning (er dient functionele en persoonlijke binding te zijn tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).

  11. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of bedrijf.

  12. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., er niet meer dan 1 plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd.

  13. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel welke direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik, niet is toegestaan.

  14. Detailhandel in producten die niet gerelateerd en verbonden zijn met de aangeboden dienst niet zijn toegestaan”.

  15. webwinkels uitsluitend en uitdrukkelijk slechts zijn toegestaan indien wordt voldaan aan de in artikel 1 genoemde begripsomschrijving van een 'webwinkel', waarbij detailhandel ter plaatse niet is toegestaan.

  1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

10.1 bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor archeologisch verwachtingsgebied (Waarde – archeologie 2 (WR-a 2)) aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (hoofdbestemmingen), bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

10.2 bouwregels

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

de dubbelbestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde (Waarde – archeologie 2) te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;

  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;

  2. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:

  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

  3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

  1. Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
    de afmeting, situering en vorm van een bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. een bouwvlak ten hoogste 20% wordt vergroot;

  2. de afstand van een bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  1. aan gronden alsnog de dubbelbestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde (Waarde – archeologie 2) waarde toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.

  2. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik;

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Sneek - voormalige locatie Thabor

Behorend bij het besluit van __

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan is het belangrijkste gemeentelijke ruimtelijke plan als het gaat om de regels voor het gebruik van het grondgebied. In een bestemmingsplan staat waar, wat en hoe gebouwd mag worden en hoe gronden en gebouwen gebruikt mogen worden. Voor het gebied waarop dit bestemmingsplan van toepassing is, geldt op dit ogenblik geen planologisch regime. Met dit bestemmingsplan wordt voldaan aan de plicht uit de Wet ruimtelijke ordening, dat voor het hele grondgebied van de gemeente een of meerdere bestemmingsplannen moeten zijn vastgesteld. Uitgangspunt is dat de bestaande situatie wordt vastgelegd en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

1.2 Stukken Bij Het Plan

Het bestemmingsplan ‘Sneek - voormalige locatie Thabor’ bestaat uit de volgende stukken:

  • toelichting;

  • regels;

  • verbeelding;

  • bijlagen bij de toelichting;

  • bijlagen bij de regels.

De toelichting is naast een beschrijving van de ruimtelijke kwaliteiten van een gebied, een inventarisatie van de karakteristieken en historische gegevens van een gebied, en een soort van verantwoording over de gekozen bestemmingen.

De regels (voorwaarden) vertellen wat er gebouwd mag worden en hoe groot de gebouwen mogen worden. Hierin staat ook waar de gebouwen en gronden voor gebruikt mogen worden.

Op de verbeelding (kaart) staan de bestemmingen (bijvoorbeeld: wonen, maatschappelijke doeleinden of groenvoorzieningen) met de diverse kleuren en een legenda aangegeven.

De toelichting is voorzien van de volgende bijlagen:

Wateradvies van Wetterskip Fryslân

1.3 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied is gelegen ten westen van het Wilhelminapark aan de Bolswarderweg in Sneek. Het gebied wordt concreet begrensd door:

De noordkant aan de Franekervaart.

De Oostkant aan de Oude Dijk.

De zuidkant aan de Bolswarderweg.

De westkant aan de Worp Tjaardastraat.

Op Afbeelding 1 zijn de ligging en grenzen van het plangebied aangegeven.

[image]

Afbeelding 1: Ligging en grenzen plangebied

1.4 Huidig Planologisch Situatie

In het plangebied zijn de volgende functies te onderscheiden: wonen, maatschappelijke doeleinden, bedrijven-nutsvoorzieningen, groen en verkeer en verblijf.

Voor het plangebied bestaat nog geen actueel ruimtelijk plan. Tot 1 juli 2013 was voor het plangebied het ‘Uitbreidingsplan in onderdelen 1961’ van toepassing.

1.5 Leeswijzer

De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen juridisch onderdeel uit van het bestemmingsplan. De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Functionele Structuur

Binnen het plangebied komen diverse functies voor. Hieronder volgt een beschrijving van deze functies.

2.1.1 Wonen

In het plangebied staat een woongebouw met daarin 30 appartementen. Het woongebouw is in 1985 gebouwd als uitbreiding van het bejaardentehuis Thabor. Dit tehuis is in 2004 gesloopt. Het woongebouw functioneert sindsdien als zelfstandige woonvoorziening. Een deel van de begane grond van het gebouw is ingericht voor kinderopvang.

Naast het woongebouw staat een vrijstaand woonhuis met garage. Deze woning is destijds als dienstwoning voor het bejaardentehuis gebouwd.

2.1.2 Maatschappelijk

Het vroegere schoolgebouw aan de noordwestzijde van het plangebied wordt gebruikt door verschillende instanties en verenigingen met een maatschappelijk karakter.

2.1.3 Nutsvoorzieningen

De nutsvoorzieningen in het plangebied bestaan uit een trafohuis en een mast voor mobiele telefonie.

2.1.4 Groen

Een groot deel van het plangebied is ingericht als groenvoorziening. Het deel van het plangebied dat ligt aan de zijde van de Bolswarderweg en deels aan de Worp Tjaardastraat, heeft een groen karakter.

2.1.5 Verkeer

De wegen in het plangebied zijn gebiedsontsluitingswegen. Het gaat om een deel van de Worp Tjaardastraat en de Bolswarderweg.

2.1.6 Water

In de groenstrook ligt een vijver. Deze vijver is door het Wetterskip aangemerkt als waterberging en heeft daarom een specifieke bestemming gekregen.

2.2 Stedebouwkundige Opzet

Het plangebied ligt langs de oude historische Hemdijk. Op deze plek, en verderop langs het aangrenzende Wilhelminapark, is het oude historische profiel van de Hemdijk nog goed zichtbaar. Het is een van de weinige plekken in de stad waar de oude dijk nog goed herkenbaar is.

Het plangebied maakt onderdeel uit van een grote wigvormige ruimte tussen de Franekervaart en de Bolswarderweg die vanuit het noordwesten de stad binnendringt. Sneek kent een aantal van deze zogenaamde groene scheggen die vanuit het buitengebied de stad binnenkomen. Ze worden groene scheggen genoemd omdat ze veelal redelijk extensief bebouwd zijn, een watergang onderdeel uitmaakt van deze ruimte en op deze manier de openheid van het buitengebied als het ware naar het oude centrum van de stad leidt. Het naast het plangebied gelegen Wilhelminapark vormt de uiterste punt van deze groene scheg.

De openheid van de groene scheggen, zo ook deze aan de noordwest kant van de stad, staat behoorlijk onder druk. Steeds meer functies claimen een plek in deze ruimte. In het verleden is op de locatie van dit plangebied ook al een behoorlijke inbreuk gemaakt op die openheid door de bouw van een fors woongebouw bestaande uit 4 bouwlagen met een forse kap en vrijwel direct aansluitend daaraan een schoolgebouw. Dit schoolgebouw heeft beduidend minder massa, het betreft hier hoofdzakelijk 1 bouwlaag. De bebouwing in het plangebied heeft het naastgelegen Wilhelminapark als het ware afgesneden van de rest van de groene scheg. Er is wat meer ‘lucht’ in het plangebied ontstaan na de sloop van een deel van het woongebouw in 2004. Door die sloop krijgt het park weer enigszins ‘contact’ met de rest van de scheg.

Bij een eventuele toekomstige herontwikkeling binnen dit plangebied zou de openheid tussen het Wilhelminapark en de rest van deze groene scheg verder hersteld kunnen worden. In geval van vervangende nieuwbouw zou dan gedacht kunnen worden aan gebouwen met een kleinere footprint maar, indien nodig, met meerdere bouwlagen.

2.3 Verkeersstructuur

2.3.1 Wegen

De inrichting van wegen vormt de basis voor een verkeersveilige, bereikbare en leefbare gemeente. Landelijk is afgesproken dat hiervoor het Duurzaam Veilig principe wordt toegepast. Hierin wordt onderscheid gemaakt in verkeersruimten en verblijfsgebieden. In de verkeersruimten krijgen vlotte autoverplaatsingen en bereikbaarheid prioriteit. In verblijfsgebieden is de kwaliteit van de openbare ruimte belangrijker. De doorstroming van het verkeer heeft een ondergeschikte rol ten opzichte van een aangenaam en veilig woon- en leefklimaat. Op basis van Duurzaam Veilig zijn er drie categorie wegen:

  1. Stroomwegen (verkeersruimte)

Stroomwegen vormen het landelijke- en regionale hoofdwegennet. Hier geldt een maximum snelheid van 120/130 of 100 km/u buiten de bebouwde kom en 70 km/u binnen de bebouwde kom.

  1. Gebiedsontsluitingswegen (verkeersruimte)

Gebiedsonsluitingswegen hebben een ontsluitende functie voor een groter gebied en regionale centra, en vormen een verbinding met de stroomwegen. Hier geldt een maximum snelheid van 80 km/u buiten de bebouwde kom en 50 km/u binnen de bebouwde kom.

  1. Erftoegangswegen (verblijfsgebied)

Erftoegangswegen lopen direct van en naar de percelen, hoofdzakelijk bestemmingsverkeer, agrarisch verkeer, fietsers. Hier geldt een maximum snelheid van 60 km/u buiten de bebouwde kom en 30 km/u binnen de bebouwde kom.

In het plangebied bevinden zich gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota’s vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;

  • verbeteren van de bereikbaarheid;

  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio’s. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen rijksbelangen geraakt.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.

In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:

  • rijksvaarwegen;

  • mainportontwikkeling Rotterdam;

  • kustfundament;

  • grote rivieren;

  • Waddenzee en waddengebied;

  • Defensie

  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen

  • elektriciteitsvoorziening;

  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;

  • ecologische hoofdstructuur;

  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament;

  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);

  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Het plan heeft geen betrekking op een nationaal belang

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007

Op 13 december 2006 hebben Gedeputeerde Staten het “Streekplan Fryslân 2007”, genaamd ‘Om de kwaliteit fan de romte’, vastgesteld. Het streekplan geeft de visie van Gedeputeerde Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Het streekplan gaat vergezeld met een ‘strategische milieubeoordeling’, een milieurapport dat op grond van een nieuwe Europese richtlijn is opgesteld.

Als centraal uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid kiest de provincie voor een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit. Een ondeelbaar Fryslân benadrukt dat stad en platteland elkaar nodig hebben en elkaar ondersteunen. Een Fryslân met ruimtelijke kwaliteit benadrukt het bovenlokale belang bij het instandhouden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. Bij een duurzame ontwikkeling wordt voorzien in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarbij de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving, waarbij tegelijkertijd wordt ingezet op de instandhouding en het verder ontwikkelen van aanwezige bodem-, water-, landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten.

3.2.2 Verordening Romte 2014

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. De verordening is in werking getreden op 1 augustus 2014. De verordening uit 2011 is hiermee integraal herzien.

In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen. Het streekplanbeleid is in het kader van de verordening voorzien van concrete beleidsregels. In de verordening is onder meer de grens tussen het buitengebied en het stedelijk gebied vastgelegd. In stedelijk gebied bestaat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening dan in het buitengebied.

Het plan is conserverend van aard. Het provinciaal beleid is daarom niet van toepassing.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Ontwikkelvisie 2011-2021

De “Ontwikkelvisie 2011–2021 gemeente Súdwest-Fryslân” is op 22 maart 2012 vastgesteld. In deze visie staan de gemeentelijke ambities betreffende sociale, ruimtelijke en economische ontwikkelingen beschreven. De visie vormt een belangrijke basis voor nieuw beleid en ruimtelijke plannen. De visie maakt duidelijk hoe de gemeente zich naar de toekomst toe wil positioneren, wat de belangrijkste speerpunten zijn en op welke aandachtsgebieden wordt ingezet. De ontwikkelvisie beslaat een periode van tien jaar.

In de gemeente worden vijf landelijke clusters en één stedelijk cluster rondom Bolsward en Sneek onderscheiden. De ontwikkelvisie rust op zes pijlers waar een visie op is geformuleerd en waar een koers per landelijk of stedelijke cluster voor is uitgezet. De pijlers met bijbehorende visie betreffen:

  1. Verscheidenheid in kernen: Gebiedsgerichte aanpak via clusters, met oog voor samenhang. Aandacht voor unieke ruimtelijke structuur, sociaaleconomische kenmerken en toekomstvisies van de kernen. Extra aandacht voor plattelandskernen en stadswijken waar de leefbaarheid onder druk staat.

  1. Weidsheid van het landschap: Zorgvuldig met weidsheid omgaan, maar ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen naar aard/schaal. Er worden hoge eisen aan ruimtelijke kwaliteit gesteld.

  1. Economische verscheidenheid: Gebiedsgerichte aanpak om te zorgen dat de gemeente zich in totaliteit sterk ontwikkelt. Ruimtelijke keuzes maken ten aanzien van economische ontwikkeling. Extra aandacht voor sterke sectoren vanwege hun groeipotentie en innovatief vermogen. Bijeenbrengen onderwijs en arbeidsmarkt, zodat vraag en aanbod beter aansluiten.

  1. Grote sociale verbondenheid: Iedereen kan (naar vermogen) meedoen. De huidige sociale infrastructuur wordt optimaal benut. Betere samenwerking en afstemming tussen partijen. Betere afstemming aanbod. Uitgangspunten zijn eigen verantwoordelijkheid, eigen kracht en zelfredzaamheid. Kwetsbare groepen actief opsporen.

  1. Grote rijkdom aan cultuur en erfgoed: Cultuur en cultureel erfgoed hebben verbindende werking op de samenleving en grote aantrekkingskracht op toeristen. Daarom wordt gezorgd voor een divers cultureel aanbod en voor bescherming, behoud en ontsluiting van cultureel erfgoed.

  1. Sterke aantrekkingskracht voor toeristen: Toerisme en recreatie als verbinding tussen stad/platteland, cultuur, natuur, sport, zorg, land- en tuinbouw. Verdiepen van bestaand aanbod, kwaliteitsverbetering en slim combineren van aanbod. Watertoerisme versterken door samenwerking andere vaargebieden.

Toekomstige ontwikkelingen in het plangebied zullen in het kader van de Ontwikkelvisie plaatsvinden. Voorliggend plan heeft echter een conserverend karakter ten aanzien van de huidige situatie.

3.3.2 Erfgoedvisie (2012) en Erfgoednota (2013)

Met het vaststellen van de “Erfgoedvisie Silhouet” (juni 2012) heeft de gemeente haar visie en missie op behoud en ontwikkeling van het erfgoed vastgesteld. De gemeente stelt zich hierbij ten doel om het culturele erfgoed op een evenwichtige, en duurzame manier in stand te houden en draagvlak hiervoor te ontwikkelen. Op basis van deze visie is de “Erfgoednota gemeente SWF 2013- 2016: De basis op orde” opgesteld (januari 2013). Een belangrijk speerpunt van de nota is dat de basis op orde wordt gebracht. Dit betekent dat de gemeentelijke organisatie haar kerntaken op het gebied van erfgoed zorgvuldig gaat uitvoeren. Het is namelijk een wettelijke taak voor gemeenten om te komen tot een zorgvuldige planbehandeling en besluitvorming wat betreft cultuurhistorie.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit was al verplicht voor archeologie. Met de Erfgoednota is het gemeentelijk erfgoedbeleid hierop aangepast. Zo gaat de gemeente bij de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden in ruimtelijke plannen nu formeel uit van de gemeentelijke FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra), een uitsnede van de provinciale FAMKE. Voor de bekende en de te verwachten cultuurhistorische waarden gaat de gemeente uit van de provinciale cultuurhistorische kaart (CHK). De kaart is daarmee onderlegger voor het in de erfgoednota geformuleerde beleid. Echter, niet alle waarden aangegeven op deze kaart kunnen bij voorbaat behouden blijven, hier zal een gemeentelijke afweging aan te pas komen. In de erfgoednota is verder uiteengezet hoe in het kader van ruimtelijke plannen omgegaan dient te worden met het erfgoed. In het kader van voorliggende ruimtelijke onderbouwing is daarmee rekening gehouden.

3.3.3 Antennebeleid 2012

De gemeenteraad heeft in haar vergadering van 18 oktober 2012 het “Antennebeleid gemeente Súdwest-Fryslân” vastgesteld. De noodzaak hiertoe ligt er in dat mobiele communicatie in Nederland de laatste jaren een ongekende groei doormaakt. Burgers en bedrijven hechten veel belang aan een ruime beschikbaarheid en goede toegankelijkheid van mobiele communicatie. Naast dit algemene belang is er ook een groot maatschappelijk belang voor goede mobiele communicatie, zoals de bereikbaarheid van de hulpdiensten. Door het toenemend gebruik van mobiele communicatie groeit de vraag naar plaatsingsmogelijkheden voor antenne-installaties. Om te komen tot een verantwoorde maatschappelijke, stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van antenne-installaties is gemeentelijk antennebeleid opgesteld.

In het plangebied staat een mast ten behoeve van mobiele communicatie. Bij eventuele vervanging van deze mast zal rekening gehouden worden met het beleid zoals hiervoor omschreven.

3.3.4 Bomenbeleidsplan (2012)

Groene dorpen en stadssilhouetten zijn karakteristieke elementen in het open landschap van onze gemeente. In het buitengebied vormen bomen rond boerenerven, klokkenstoelen of eendenkooien groene oases in een open en weids landschap. In de steden treffen we ook bijzondere bomen, parken en bossen aan.

Bomen bepalen voor een groot deel de kwaliteit van de openbare ruimte. Ze leveren een belangrijke bijdrage aan een gezond leefklimaat voor de bewoners en hebben daarnaast ook een belangrijke financieel-economische waarde. Woningen zijn bijvoorbeeld meer waard als zij door bomen worden omgeven.

Om ook in de toekomst te kunnen zorgen voor een duurzaam en vitaal bomenbestand is het Bomenbeleidsplan op 27 november 2012 vastgesteld. In dit plan zijn handvatten opgenomen voor handhaving, zorg, veiligheid, beheer en inrichting van bestaande en nieuwe bomenbestanden.

Het plangebied maakt samen met het naastgelegen Wilhelminapark onderdeel uit van een groencluster. De cluster vertegenwoordigt in zijn geheel een belangrijke bijdrage aan de leefomgeving. Uitgangspunt is dat groenclusters gehandhaafd moeten blijven. Daarnaast zijn de Bolswarderweg en de Worp Tjaardastraat in het Bomenbeleidsplan aangemerkt als boomstructuren. Dit houdt in dat het gaat om een belangrijke bomenlaan in de stad. Voor dergelijke structureren geldt een instandhoudingsopgaaf. In dit bestemmingsplan gaat het om het vastleggen van de bestaande situatie. Een groot deel van het plangebied krijgt daarom een groenbestemming. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen zal rekening moeten worden gehouden met het Bomenbeleidsplan.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

4.1 Milieuzonering

Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen op een verantwoorde afstand van elkaar worden gesitueerd. Op deze wijze worden gevaar en hinder voor de milieugevoelige functies voorkomen danwel zoveel mogelijk beperkt en omgekeerd wordt voldoende zekerheid aan milieubelastende activiteiten geboden dat deze activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden uitgeoefend kunnen worden.

Bij dit bestemmingsplan hoort een Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze is gebaseerd op de categorale indeling van bedrijfstypen uit de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Bij deze indeling is de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek gevolgd. Elk bedrijfstype heeft een eigen code.

Naast een omschrijving van de bedrijfstypen is per type aangegeven welke richtafstanden geleden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Dit is een indicatie van de minimale afstand die in beginsel, vanuit een bedrijf tot een rustige woonwijk, aangehouden moet worden. De grootste afstand is bepalend voor de indeling van een bedrijfstype in een milieucategorie.

Milieucategorie

Aan te houden afstand tot woonwijken (zone)

1

0 tot 10 meter

2

30 meter

3.1

50 meter

3.2

100 meter

4.1

200 meter

4.2

300 meter

5.1

500 meter

5.2

700 meter

5.3

1000 meter

6

1500 meter

Binnen het plangebied staat een trafostation. De kleinste afstand tot een woning binnen het plangebied bedraagt 50 m. Bovendien gaat het hier om het vastleggen van de bestaande feitelijke situatie. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet voorzien. Vanuit het oogpunt van het aspect milieuzonering wordt het plan uitvoerbaar geacht.

4.2 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door de volgende risicobronnen:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (in inrichtingen);

  • het transport van gevaarlijke stoffen (over wegen, waterwegen en spoorwegen en door buisleidingen);

  • het gebruik van luchthavens, maar dat speelt in de gemeente Súdwest-Fryslân niet.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico’s voor mensen die wonen of verblijven in de omgeving waar deze activiteiten plaatsvinden.

Binnen het bestemmingsplan zijn volgens de professionele Risicokaart geen risicobronnen aanwezig waarvan de risicocontouren of de invloedsgebieden over het plangebied lopen. Buiten, maar in de nabijheid van het plangebied ligt het LPG tankstations aan de Bolswarderweg 11-13. Dit heeft geen invloed Externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor deze ontwikkeling.

4.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken door te hoge niveaus van luchtverontreiniging. De wet heeft ook tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  1. Er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.

  2. Een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt.

  3. Een project ’niet in betekende mate’ bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe juridische regeling aan de huidige situatie. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Er zijn binnen de gemeente Súdwest-Fryslân geen knelpunten bekend over de luchtkwaliteit.

4.4 Geluid

Dit bestemmingsplan is gericht op het vastleggen van de bestaande feitelijke situatie. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet voorzien. De akoestische situatie verandert niet. Om deze reden hoeft er geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden.

4.5 Bodem

Het uitgangspunt is dat de kwaliteit van de bodem in het plangebied zodanig moet zijn dat er geen risico’s zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor wonen of een andere functie voor het verblijf van mensen.

Op 13 december 2012 heeft de gemeenteraad van Súdwest-Fryslân de Nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart Zuidwest Fryslân vastgesteld. De bodemkwaliteitskaart is een kaart waarop de kwaliteit van de bodem is aangegeven per deelgebied. De Nota bodembeheer beschrijft het beleid voor hergebruik of toepassen van grond als bodem. Het Besluit Bodemkwaliteit is hierin leidend. In de nota is ook een vrijstellingenbeleid opgenomen voor het uitvoeren van bodemonderzoek bij een omgevingsvergunning met de activiteiten bouw. Op basis hiervan kan de gemeente vrijstelling verlenen voor het uitvoeren van bodemonderzoek.

Hier volgen een aantal uitzonderingen waarbij géén vrijstelling kan worden verleend:

  • Locaties met een bekende verontreiniging, of locaties gelegen nabij (binnen een straal van 25 meter) een puntbron van bodemverontreiniging.

  • Verdachte locaties of locaties binnen een straal van 25 meter van verdachte locaties, waarvan een vermoeden bestaat van bodemverontreiniging, tenzij door een historisch onderzoek (uitgevoerd volgens NVN 5725) wordt aangetoond dat de locatie onverdacht is.

  • De bodemkwaliteit van het plangebied geeft aanleiding om een risico te verwachten bij het geplande gebruik.

Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling. Dan is een bodemonderzoek niet nodig. Dit bestemmingplan maakt bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Bij nieuw- of herbouw dient wel een bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

4.6 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op beschermingswaardige natuurwaarden, rekening te worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn. De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, dient een vergunning te worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciaal beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).

Het plangebied is niet gelegen in een beschermd natuurgebied. Daarnaast betreft het voorliggende bestemmingsplan hoofdzakelijk een beheersplan. Het biedt geen kader voor ingrijpende veranderingen ten opzichte van de bestaande situatie. De mogelijk aanwezige ecologische waarden worden door vaststelling van dit bestemmingsplan dan ook niet verstoord. Voor zover dit bestemmingsplan veranderingen mogelijk maakt (bijvoorbeeld de vernieuwing van gebouwen), ligt de zorgplicht voor het niet aantasten van eventuele ecologische waarden bij de initiatiefnemer. Dit rechtvaardigt geen onderzoek naar ecologie in het kader van dit bestemmingsplan.

4.6.2 Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn ook - in het kader van de Flora- en faunawet - de mogelijke effecten op de te beschermen soorten worden meegewogen.

Een beoordeling op het moment dat activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het maken van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld. Indien op dat moment blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en de activiteit in strijd is met de bepalingen uit de Flora- en faunawet, zal de betreffende activiteit pas plaats kunnen vinden na het verkrijgen van een ontheffing.

Mochten er in het plangebied sloopwerkzaamheden plaatsvinden, dan is het noodzakelijk de betreffende gebouwen te controleren op de mogelijke aanwezigheid van kraamkolonies van vleermuizen. Sloop kan dan pas plaatsvinden op het moment dat is vastgesteld dat er zich geen kraamkolonies en verblijfplaatsen in het betreffende pand bevinden. Dit om te voorkomen dat de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet en de Habitatrichtlijn worden overtreden. Ook voor de gier- en huiszwaluwen geldt dat in geval van sloop de mogelijke aanwezigheid van deze vogels onderzocht dient te worden.

4.7 Cultuurhistorie Inclusief Archeologie

4.7.1 Toetsingskader en beleid

De belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van het erfgoed is de Monumentenwet 1988. Ter implementatie van het Verdrag van Malta, is deze Monumentenwet gewijzigd. De kern van de Monumentenwet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

De Modernisering Monumentenwet (MoMo) heeft op 1 januari 2012 tot een wijziging van art. 3.6.1, lid 1 van het Bro geleid. Ieder ruimtelijk plan moet een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Zover hier sprake van is, moet ook aangegeven worden hoe met de mogelijk in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Hierbij moet de historische (stede)bouwkunde en historische geografie worden meegenomen in de belangenafweging. Aangegeven moet worden welke conclusies aan de geanalyseerde waarden worden verbonden en op welke wijze deze zijn geborgd in het plan.

Conform de gemeentelijke erfgoedvisie en –nota wordt hierbij uitgegaan van de Cultuur Historisch kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie ‘Grutsk op ‘e Romte’ waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Friesland beschreven staan.”

4.7.2 Archeologie

Algemeen

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van het gemeentelijk beleid bepaald. De gemeente volgt hiertoe de provinciale Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Op deze kaart worden voor de perioden Steentijd - Bronstijd en IJzertijd – Middeleeuwen adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken (zie afb X).

Volgens de FAMKE geldt er voor de periode steentijd-bronstijd geen verwachting. Voor de periode ijzertijd-middeleeuwen geldt een archeologische verwachting voor ingrepen vanaf 500 m2.

Vooralsnog betreft het een conserverend bestemmingsplan, er worden geen nieuwe ingrepen mogelijk gemaakt. Er is voorafgaand aan de vaststelling daarom geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Wel wordt in het BP een dubbelbestemming archeologie opgenomen vanwege de archeologische verwachting. Concreet betekent dit dat bij bodemverstorende ingrepen dieper dan 40 cm en meer dan 500 m2 in principe een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd.

[image]


Afbeelding 2: Uitsnede van de gemeentelijke FAMKE steentijd-bronstijd

[image]

Afbeelding 3: Uitsnede van de gemeentelijke FAMKE IJzertijd-middeleeuwen

4.7.3 Cultuurhistorie - inventarisatie en waardering

Het plangebied ligt van oudsher ingeklemd tussen de Franekervaart aan de noordzijde, de Oude Dijk aan de oostzijde en de weg richting Ysbrechtum (de huidige Bolswarderweg) aan de zuidzijde. Aan de westzijde vormt de Worp Tjaardastraat vanaf begin jaren zestig de begrenzing van het plangebied. Het gebied was als weiland in gebruik tot en met medio twintigste eeuw. In 1937 werd het bejaardenhuis Thabor gesticht door de Hervormde Diaconieën Sneek en op 20 september 1939 werd dit gebouw geopend. Dit gebouw is in 2004 gesloopt. Aan de Franekervaart werd na de oorlog de Nieuwe Conventschool gebouwd. Dit gebouw is niet meer in gebruik al school.

[image]

Afbeelding 4: Uitsnede Topografische Militaire Kaart van 1932. Op deze kaart is het plangebied nog onbebouwd. Bron: watwaswaar.nl .

[image]

Afbeelding 5: Luchtfoto uit 1972 met op de voorgrond het voormalige bejaardenhuis Thabor en ten noorden daarvan de Conventschool. Bron: Beeldbank Súdwest-Fryslân.

[image]

Afbeelding 6: Foto van het voormalige bejaardentehuis Thabor. Bron: Beeldbank Súdwest-Fryslân.

[image]

Afbeelding 7: Foto uit 1971 van de Conventschool voor buitengewoon lager onderwijs bij de Franekervaart. Bron: Beeldbank Súdwest-Fryslân.

4.7.4 Conclusie


Het betreft hier een herziening van het bestaande conserverende bestemmingsplan. Aanwezige en verwachte cultuurhistorische en archeologische waarden worden beschermd middels het voorliggende voorstel voor dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan mag vanuit cultuurhistorisch oogpunt dan ook uitvoerbaar worden geacht.

4.8 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte ‘watertoets’. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder.

Voor het bestemmingsplan is door het Wetterskip Fryslân een wateradvies afgegeven. Deze is in bijlage 1 bij de toelichting opgenomen.

De conclusies uit deze watertoets zijn de volgende:

De Franekervaart ligt net buiten het plangebied. Deze vaart betreft een hoofdwatergang en heeft een belangrijke aan-, af- en doorvoer functie. Voor het onderhoud van deze watergangen is aan beide zijden een obstakelvrije zone van 5 meter vanaf de oever noodzakelijk. In dit gebied mag niet worden gebouwd.

Het advies geeft verder aan dat in het plangebied regionale keringen liggen. Deze keringen betreffen het fiets/voetpad dat evenwijdig ligt aan de Franekervaart en het voetpad en berm van de Worp Tjaardastraat. Een regionale kering beschermt het achterliggende gebied tegen hoge waterstanden in de Friese boezem.

De regionale kering heeft met een bepaalde hoogte een kerende werking. Deze kerende werking moet te allen tijde worden gehandhaafd. Aan beide kanten van de keringen hanteert het Wetterskip een obstakelvrije zone van 5 meter, gerekend vanaf de teen van de kade. Deze obstakelvrije zone is nodig voor beheer en onderhoud van de kering. Voor werkzaamheden ter plaatse van de kering of binnen de obstakelvrije zone is een watervergunning nodig.

In het bestemmingsplan hebben de regionale keringen en de obstakelvrije zone van de hoofdwatergang de bestemming ‘groen’. Op grond van deze bestemming mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.

De in het plangebied gelegen vijver heeft de bestemming ‘water’ en is daarmee beschermd.

Wanneer de in het wateradvies aangegeven opmerkingen worden opgevolgd, ziet het Wetterkip Fryslân met betrekking tot het voorliggende plan geen waterhuishoudkundige bezwaren.

4.9 Verkeer

De wegen in het plangebied zijn in het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (vastgesteld door de raad op 16 mei 2013) aangewezen als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. Hierbij hoort een maximum snelheid van 50 km per uur.

Bij nieuwbouw of herbouw van bestaande functies moet er voldaan worden aan de geldende CROW parkeerkencijfers.

4.10 Lichthinder

Op het aspect lichthinder is geen wettelijk toetsingskader van toepassing. Ook is er geen gemeentelijk beleid. Uit het oogpunt van de bescherming van ecologische- en landschapswaarden is het echter wenselijk om lichthinder zoveel mogelijk te voorkomen of in ieder geval zo veel mogelijk te beperken. Dit geldt met name voor gebieden waar het nog relatief donker wordt. Het gaat dan vooral om het buitengebied. De gemeente Súdwest-Fryslân wil dan ook graag dat initiatiefnemers aandacht besteden aan het aspect lichthinder zodat dit tot een minimum beperkt kan worden.

[image]

Afbeelding 8: Fragment hemelhelderheidskaart (Bron: Provinsje Fryslân, 2014)

In de provincie Fryslân is meer dan de helft van het grondgebied (56%) donker of erg donker. Op 87% van het grondgebied is de Melkweg nog te zien. De provincie Fryslân is één van de donkerste provincies. 15% van Fryslân is donkerder dan ieder ander gebied in Nederland, waar tot nu toe de hemelhelderheid gemeten is.

Binnen de gemeente zijn vooral de stedelijke gebieden Sneek en in minder mate Bolsward grote bronnen van licht.

Dit bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast in het stedelijk gebied van de gemeente Súdwest-Fryslân. In het plan is hierdoor verder geen aandacht besteed aan het aspect lichthinder.

4.11 Kabels En Leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig waarmee in planologische zin rekening gehouden dient te worden.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden per locatie aangeduid. Het bestemmingsplan is opgesteld in aansluiting op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.

In dit hoofdstuk zal de juridische systematiek van het bestemmingsplan worden toegelicht. Ook wordt een beschrijving per bestemming en een toelichting op de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen gegeven.

5.2 Planregels

In deze paragraaf wordt de algemeen gehanteerde indeling van de bestemmingsregels aan de orde gesteld. Deze ziet er als volgt uit:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

  • Begrippen

  • Wijze van meten

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

  • Bestemmingen

  • Dubbelbestemmingen

Hoofdstuk 3: Algemene regels

  • Antidubbeltelregel

  • Algemene bouwregels

  • Algemene gebruiksregels

  • Algemene afwijkingsregels

  • Algemene wijzigingsregels

  • Overige regels

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

  • Overgangsrecht

  • Slotregel

5.2.1 Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen en de wijze van meten. In de begripsomschrijving wordt aangegeven wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan. De gemeente Súdwest-Fryslân heeft een standaardbegrippenlijst waarvan alleen in uitzonderingsgevallen mag worden afgeweken. In het bestemmingsplan worden alleen de begrippen opgenomen die van toepassing zijn op het plan.

Ook de wijze van meten wordt in het bestemmingsplan beschreven.

5.2.2 Bestemmingsregels

Een bestemming is een omschrijving van aan de grond toegekende functies, zoals wonen, bedrijven, groenvoorzieningen, etc. In de bestemmingsregel wordt aangegeven waarvoor en –indien nodig- hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Voor de bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid wordt een vaste volgorde gehanteerd. Voor zover het voor het betrokken bestemmingsplan van toepassing is, geldt dit voor alle soorten bestemmingen, zoals bestemmingen, dubbelbestemmingen, uit te werken bestemmingen en voorlopige bestemmingen.

In de bestemmingsplan van de gemeente Súdwest-Fryslân zijn verschillende bestemmingen te onderscheiden. Aan deze bestemmingen zijn bepaalde regelingen zoals de bestemmingsomschrijving, bouwregels, gebruik, etc. gekoppeld. De volgende indelingen worden bij de gemeente Súdwest-Fryslân gebruikt voor het opstellen van bestemmingsregels.

Artikel (nummer) Bestemmingsnaam

Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De bestemmingsomschrijving is voornamelijk functioneel, maar bevat ook enkele inrichtingsaspecten.

Bouwregels

In de bouwregels worden de bebouwingsbepalingen voor alle bouwwerken geregeld.

Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig zijn met de bestemming. Niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen worden genoemd, maar met name die, waarvan het niet meteen duidelijk is of deze in strijd is met de bestemming. Te denken valt aan het verbod op het bewonen van vrijstaande bijgebouwen.

Afwijken van de gebruiksregels

Hier kan worden aangegeven of en in hoeverre kan worden afgeweken van de gebruiksregels. De voorwaarden moeten objectief begrensd zijn.

5.2.3 Algemene regels

Hierin staan de regelingen over de afstemming met andere regelgeving (waaronder een anti-dubbeltelbepaling) en de algemene procedurebepalingen, afwijkingsbevoegdheid en/of wijzigingsbevoegheid. De stedenbouwkundige bepaling die vroeger waren opgenomen in de Bouwverordening worden in dit hoofdstuk als algemene bouwregels opgenomen.

5.2.4 Overgangs- en slotregel

Voor de overgangsregels wordt verwezen naar het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij dient de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht per 1 oktober 2010 in acht te worden genomen.

5.3 Procedure

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staan de regels voor de bestemmingsplanprocedure. De procedure bestaat uit de volgende onderdelen:

Voorbereiding

  • De gemeente bekijkt de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in het gebied waarvoor het bestemmingsplan geldt.

  • Er wordt een nieuw voorontwerpbestemmingsplan gemaakt.

  • Het voorontwerp wordt toegestuurd aan diverse besturen en diensten, zoals het Rijk, de Provincie en het Waterschap. Zij kunnen hun reactie geven op het bestemmingsplan.

  • Het bestemmingsplan wordt eventueel ook voor inspraak ter inzage gelegd. Iedereen kan dan binnen zes weken een reactie geven.

  • Burgemeester en wethouders (B&W)geven een reactie op de overleg- en inspraakreacties.

Ontwerp

  • B&W verwerken de overleg- en inspraakreacties in een ontwerpbestemmingsplan.

  • Het ontwerpbestemmingsplan wordt zes weken ter inzage gelegd. Iedereen kan dan een zienswijze indienen.

  • B&W geven een reactie op de eventueel ingediende zienswijzen in een zienswijzennota.

Vaststelling

De gemeenteraad stelt de zienswijzennota en het ontwerpbestemmingsplan, met of zonder wijzigingen, vast. Dit moet binnen een periode van ten hoogste 12 weken na de termijn van inzage van het ontwerp gebeuren.

Beroep

  • Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan zes weken ter inzage.

  • Als de Provincie of het Rijk een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of als de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, moet de bekendmaking en terinzagelegging binnen zes weken na vaststelling gebeuren.

  • Uiterlijk zes weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS).

  • Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van de Provincie en het Rijk wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad bekendgemaakt en het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Dit moet binnen twee weken gebeuren.

Terinzagelegging

Bij de onderdelen Ontwerp en Beroep moet het plan ter inzage worden gelegd. Voor een voorontwerpbestemmingsplan is dit niet verplicht en kan het dus voorkomen dat deze niet ter inzage wordt gelegd.

Voor de bekendmaking van een plan plaatsen B&W een publicatie. Dit gebeurt in het Gemeenteblad en/of de Staatscourant. Hierin staat ondere andere vermeld óf en binnen welke periode er gereageerd kan worden en waar deze reactie naartoe gestuurd moet worden.

De publicaties staan de op de website www.officielebekendmakingen.nl. Op de gemeentelijke website www.gemeentesudwestfryslan.nl staat ook een link naar deze website.

5.4 Toelichting Op De Bestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting op de juridische regels van het plan gegeven. Voor de verschillende bestemmingen wordt aangegeven welke doeleinden worden nagestreefd. Ook is aangegeven op welke gronden de verschillende bestemmingen van toepassing zijn. Naast de directe bestemmingen gelden er ook een aantal gebieds- en functieaanduidingen.

5.4.1 Bedrijf - Nutsvoorziening

Het trafohuis en de mast voor mobiele telefonie zijn bestemd tot ‘Bedrijf – Nutsvoorzieningen’. Dit houdt in dat deze gronden mogen worden gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van voorzieningen van openbaar nut en een antennemast. De maximale afmetingen van de toegestane bouwwerken zijn conform de bestaande situatie vastgelegd.

5.4.2 Groen

Deze bestemming heeft betrekking op groenvoorzieningen, paden, sloten, bermen en beplanting. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 m bedragen.Voor zover deze bestemming de regionale kering betreft dan wel de obstakelvrije zones voor deze kering of de Franekervaart, valt deze onder de Keur van Wetterskip Fryslân. Dit betekent dat voor werkzaamheden aan deze kering of binnen de zones een watervergunning nodig is.

5.4.3 Maatschappelijk

De bestemming "Maatschappelijk" is gegeven aan het voormalig schoolgebouw. Het toegestane gebruik is gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening. Bebouwing is mogelijk conform de bestaande situatie.

5.4.4 Verkeer - Verblijf

De in het plangebied gelegen wegen zijn bestemd tot Verkeer. Binnen deze bestemming staan de doorgaande en ontsluitingsfunctie voorop. Voor zover deze bestemming de regionale kering betreft dan wel de obstakelvrije zones voor deze kering of de Franekervaart, valt deze onder de Keur van Wetterskip Fryslân. Dit betekent dat voor werkzaamheden aan deze kering of binnen de zones een watervergunning nodig is.

5.4.5 Water

De bestemming "Water" is gegeven aan alle van betekenis zijnde waterlopen in het plangebied, alsmede oeverstroken, bermen, beplanting en groenvoorzieningen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Een brug is alleen toegestaan waar ter plaatse de aanduiding "brug toegestaan" is aangegeven. Voorzover deze bestemming de Opvaart betreft, valt deze onder de Keur van het Wetterskip Fryslân, wat betekent dat werkzaamheden aan deze vaart, inclusief de bruggen daarover, ontheffingsplichtig zijn.

5.4.6 Wonen

De bestemming "Woondoeleinden" is gelegd op 1 bestaande woning. De woonfunctie is de hoofdfunctie binnen deze bestemming. Door middel van een bouwvlak op de verbeelding is de locatie van het hoofdgebouw vastgelegd.

Naast het hoofdgebouw zijn ook bijbehorende bouwwerken toegestaan. In totaal mogen de bijbehorende bouwwerken maximaal 90% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen met een maximum van 100 m². Het bij de woning behorende erf mag daarbij voor maximaal 50% worden bebouwd.

5.4.7 Wonen - Woongebouw

De bestemming "Wonen - Woongebouw" heeft betrekking op het wooncomplex waarin 30 appartementen zijn ondergebracht. Door middel van een bouwvlak op de verbeelding is de locatie van de gebouwen vastgelegd. Voor het realiseren van bijbehorende bouwwerken (uitsluitend binnen het bouwvlak) kan worden afgeweken van de bouwregels. De maximum bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven.

5.4.8 Waarde Archeologie 2

De bestemming waarde archeologie 2 wordt gehanteerd voor gebieden die op de FAMKE het advies ‘karterend onderzoek’ en ‘quickscan’ hebben gekregen. Dit betekent dat die gebieden een archeologische verwachtingswaarde hebben. Voor het gehele plangebied geldt een archeologische verwachtingswaarde. Het gebied heeft om die reden een dubbelbestemming.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet over een bestemmingsplanprocedure overleg plaatsvinden met verschillende adviespartners en overheden. Het voorontwerpbestemmingsplan is opgestuurd naar een aantal vaste overleg- en adviesinstanties. De reacties zijn voorzien van een gemeentelijk antwoord. De Reactienota Overleg is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan en de bijbehorende stukken hebben met ingang van ..-..-.... tot en met ..-..-.... ter inzage gelegen. Er zijn geen of (...) zienswijzen binnengekomen. Een aantal zienswijzen heeft aanleiding gegeven het bestemmingsplan aan te passen.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actueel juridisch-planologische regeling. Er is geen sprake van te maken uitvoeringskosten. De kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De raad heeft hiervoor in de begroting een bedrag beschikbaar gesteld. De kosten worden hieruit gedekt. De economische uitvoerbaarheid is hiermee voldoende aangetoond.

6.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw-en woonrijp maken, planschade en kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan. Als er sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor een exploitatieplan vaststellen. Dit hoeft niet als deze kosten ‘anderszins verzekerd’ zijn en het stellen van eisen voor kwaliteit en fasering niet nodig zijn.

Dit bestemmingsplan staat geen nieuwe bouwmogelijkheden toe, die zijn opgenomen als een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1. van het Bro. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig.