KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Sport
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Verkeer - Railverkeer
Artikel 11 Water
Artikel 12 Wonen - Woonboerderij
Artikel 13 Leiding - Gas
Artikel 14 Leiding - Hoogspanning
Artikel 15 Leiding - Water
Artikel 16 Waarde - Archeologie 1
Artikel 17 Waarde - Archeologie 2
Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorisch Waardevolle Lijnen
Artikel 19 Waarde - Landschap Verkaveling
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 26 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel
Artikel 27 Overgangsrecht
Artikel 28 Slotregel

Sneek- De Hemmen

Bestemmingsplan - gemeente Súdwest Fryslân

Vastgesteld op 23-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Sneek- De Hemmen met identificatienummer -NL.IMRO.1900.2017oostBPdehemmen-vast van de gemeente Súdwest-Fryslân;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

de uitoefening van een beroep of bedrijf op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

Een op de grond staand gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.7 aanlegplaats:

een ruimte voor het tijdelijk afmeren van een vaartuig;

1.8 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 afhankelijke woonruimte:

Een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding is gehuisvest;

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.11 agrarisch bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels van een ruimtelijk plan, zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing, verharding en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;

1.12 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.13 archeologisch monument:

een terrein dat op basis van de Erfgoedwet door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage:

Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bebouwingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.16 bed & breakfast:

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.17 bedrijf

een onderneming die is opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en/of herstellen van goederen, inzamelen en verhandelen van goederen of activiteiten op een daarmee gelijk te stellen gebied en het verlenen van diensten;

1.18 bedrijvenverzamelgebouw

een gebouw dat dienst doet voor de huisvesting van ten minste 5 verschillende afzonderlijke bedrijven waarbij uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) waarbij eventueel faciliteiten zoals ict-voorzieningen, parkeervoorzieningen, vergaderruimtes etc. gedeeld kunnen worden, met dien verstande dat de vloeroppervlakte van een kantoorvoorziening t.b.v. een toegelaten bedrijf niet groter mag zijn dan 150 m2;

1.19 bedrijfswoning:

Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde perceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert;

1.20 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.21 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.22 bestaand(e):

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.23 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, al dan niet vrijstaand bouwwerk;

1.26 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);

1.27 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.28 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.29 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.30 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.31 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.32 consumentenverzorgende dienstverlening;

een ambachtelijk of dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument;

1.33 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die worden gebruikt voor het agrarische bedrijf, dan wel hobbymatig agrarisch in gebruik zijn;

1.34 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.35 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.36 dakkapel:

Een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt;

1.37 dakopbouw:

Het door een gevel of nokverhoging vergroten van een bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging van de vorm en het profiel van het dak;

1.38 dakvormen

dakvormen:

  1. afgeknot schilddak: een schilddak met deels een platte afdekking, zoals hieronder is afgebeeld;

    [image]

  2. lessenaarsdak: een éénzijdige kapconstructie, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;
    [image]

  3. mansardedak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dakvlak bestaat uit twee vlakken die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten;
    [image]

  4. schilddak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit vier vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten;

    [image]

  5. zadeldak / tentdak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit twee vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten.
    [image]

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.40 detailhandel in ABC goederen:

detailhandel in auto’s, boten, caravans, aanhangwagens of landbouwwerktuigen eventueel in combinatie met hiermee samenhangende artikelen zoals onderhoudsmiddelen en onderdelen;

1.41 discotheek:

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.42 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.43 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.44 evenement:

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.45 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.46 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.47 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.48 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die al dan niet met beweiding hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;

1.49 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.50 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;

1.51 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor verkoop aan het publiek wordt bereid en verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

horecabedrijf categorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petitrestaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

horecabedrijf categorie 3: een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

horecabedrijf categorie 4: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

1.52 huishouden:

De bewoning van een woning door:

  1. één persoon;

  2. twee of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, waaronder geen kamerbewoning begrepen.

1.53 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.54 kap:

Een kap is een afdekking van een gebouw waarbij bij in een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;

1.55 karakteristiek pand of object:

panden of objecten die cultuurhistorisch waardevol zijn door hun stedenbouwkundige ligging, architectonische beeldwaarde, materiaaltoepassing in relatie met de authenticiteit en de streekhistorische waarde van het pand en/of haar bewoners;

1.56 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.57 ligplaats:

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dat doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;

1.58 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening - als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.59 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.60 milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.61 monument:

een pand of object dat op basis van de geldende wetgeving door het Rijk is aangewezen als beschermd monument;

1.62 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel;

1.63 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.64 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.65 ondergeschikte horeca:

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de bestemming;

1.66 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;

1.67 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.68 peil:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

1.69 permanente bewoning:

bewoning van een pand als hoofdverblijf, zijnde de vaste woon- en verblijfplaats, waarbij het pand voor de bewoners het reële hoofdverblijf vormt en derhalve niet een adres is waar met tijdelijk en/of recreatief verblijft;

1.70 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.71 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.72 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een veiligheidsafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.73 seksinriching:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.74 standplaats:

een in of op het terrein aangegeven plek voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeerplaats of standplaats mobiele verkoopinrichting;

1.75 standplaats mobiele verkoopinrichting:

een standplaats met een mobiele verkoopinrichting die wordt ingenomen op vaste dagen of dagdelen, zoals vergund.

1.76 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.77 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.78 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevellijn, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.79 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.80 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

1.81 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.;

1.82 webwinkel:

een winkel op een perceel waarbij de verkoop van op de eindgebruiker gerichte goederen
uitsluitend plaatsvindt via internet, waarbij geen klanten op het perceel langskomen (om
goederen af te halen of uit te proberen of te betalen) en er geen ruimtelijke uitstraling uitgaat van de webwinkel;

1.83 windturbine:

een op zichzelf staand bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;

1.84 wonen:

het huisvesten van één (afzonderlijk) huishouden in een (bedrijfs)woning waarbij een (bedrijfs)woning uitsluitend mag worden gebruikt voor permanente bewoning;

1.85 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.86 woonboerderij:

een gebouw, zijnde een voormalig agrarisch bedrijf, met tenminste één woning, dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.87 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.88 woonschip:

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

1.89 zelfstandig kantoor

een onderneming die niet in de bij deze regels behorende bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) is genoemd waarbij het accent ligt op het verrichten van werkzaamheden op administratief, maatschappelijk, juridisch, financieel of een daarmee gelijk te stellen gebied.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de hoogte van een antenne-installatie

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne installatie.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 uitzondering wijze van meten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering,

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. recreatief medegebruik;

  6. sport- en speelvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • het opslaan van meststoffen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’: bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 2 behorende bij deze regels;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’: bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 2 behorende bij deze regels;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1’: bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 2 behorende bij deze regels;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2’: bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 2 behorende bij deze regels,

en tevens voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel 1’: detailhandel in de hoofdbranches Plant & Dier en Doe-Het-Zelf van de Branche-indeling Locatus in bijlage 3 behorende bij deze regels, met een verkoopvloeroppervlakte van ten minste 1000 m2 per individuele vestiging;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – antiekhandel en woonaccessoires en inboedelopslag’ detailhandel in antieke meubelen, woonaccessoires, woondecoratie en wooninrichtingsartikelen met een vloeroppervlakte van ten minste 1000 m2 per individuele vestiging en inboedelopslag;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijvenverzamelgebouw’ bedrijvenverzamelgebouwen

  4. ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel kachelzaak’ detailhandel in haarden en kachels en (ondergeschikt) hieraan verwante producten;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel showroom’ een showroom in de volgende volumineuze producten: serres, veranda’s, buitenverblijven, zonwering, plafonds en (ondergeschikt) hieraan verwante producten waaronder o.a. buitenhaarden en (buiten)keukens;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - zand- en grindhandel’ detailhandel in de volgende volumineuze producten: grond, zand, grind, sierbestrating en (ondergeschikt) hieraan verwante producten;

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein- modelspoormuseum’ een museale inrichting voor publieksgerichte tentoonstellingen op het gebied van de (model)treinhistorie;

  8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein-padel’ een met wanden omsloten voorziening voor racketsport;

  9. ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’: zelfstandige kantoren;

  10. ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’: maatschappelijke voorzieningen, waaronder begrepen een kinderdagverblijf;

  11. ter plaatse van de aanduiding ‘sport’: binnensport, zoals fitness, personal training, yogastudio e.d.;

  12. ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG’: een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG;

  13. detailhandel in ABC goederen.

met de daarbij behorende:

  1. productiegebonden detailhandel;

  2. webwinkel;

  3. kantooractiviteiten;

  4. antennemast ter plaatse van de aanduiding ‘antennemast’;

  5. bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  6. mantelzorg in de bedrijfswoning;

  7. bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  1. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  2. niet meer dan 2 slaapkamers en niet meer dan 5 personen zijn toegestaan;

  3. de oppervlakte van bed & breakfast niet meer dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  4. de omvang van reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  5. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt.

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1,

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sport- en speelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. Het bepaalde in lid 4.2.2 sub a voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, overige gebouwen en overkappingen tot op de perceelsgrens, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. bedrijfsactiviteiten die niet op grond van artikel 4.1 volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten of via een specifieke aanduiding zijn toegestaan;

  2. wonen in een bedrijfswoning anders dan in de begripsbepaling (artikel 1.19) is omschreven;

  3. detailhandel, anders dan de detailhandel die in artikel 4.1 via een specifieke aanduiding is toegestaan of detailhandel in ABC-goederen of detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte meer dan 1000 m2 in de hoofdbranches Plant & Dier en Doe-Het-Zelf van de Branche-indeling Locatus in bijlage 3 behorende bij deze regels ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein-detailhandel 1’ ;

  4. een zelfstandig kantoor, anders dan ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;

  5. een bed & breakfast in vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning;

  6. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, anders dan ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG’;

  7. het opslaan van materiaal op de gronden voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s).

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in artikel 4.1 sub a t/m d ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan genoemd in artikel 4.1 mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, voor wat betreft geur, stof, gevaar, geluid, visuele hinder, bodem- en luchtverontreiniging en verkeersaantrekking kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven in de lagere categorie;

  2. het bepaalde in artikel 4.1 sub a t/m d ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd en het geen consumentverzorgende dienstverlening betreft, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, voor wat betreft geur, stof, gevaar, geluid, visuele hinder, bodem- en luchtverontreiniging en verkeersaantrekking kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke in bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) zijn genoemd en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het ondernemersklimaat, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de bereikbaarheid van en de verkeersveiligheid op het bedrijventerrein en de verzorgende functie en leefbaarheid van de binnenstad;

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel in de hoofdbranches Wonen, Bruin & Witgoed, Auto & Fiets van de Branche-indeling Locatus in bijlage 3 behorende bij deze regels, met een verkoopvloeroppervlakte van ten minste 1000 m2 per individuele vestiging, dan wel uitsluitend voor bestaande detailhandel de bestaande verkoopvloeroppervlakte, indien deze kleiner is,

met de daarbij behorende:

  1. ondergeschikte horeca, met een oppervlak van niet meer dan 10% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak, met een maximum van 150 m2 per gebouw;

  2. tuinen, erven en terreinen;

  3. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1,

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sport- en speelvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. Het bepaalde in lid 5.2.1 sub b voor het bouwen van gebouwen en overkappingen tot op de perceelsgrens,
    mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. detailhandel, anders dan de detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte meer dan 1000 m² in de hoofdbranches Wonen, Bruin & Witgoed, Auto & Fiets van de Branche-indeling Locatus in bijlage 3 behorende bij deze regels;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horecadoeleinden.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. sport- en speelvoorzieningen;

  3. wegen en paden;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een horecabedrijf categorie 1 en 2,

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1,

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sport- en speelvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. Het bepaalde in lid 7.2.1 sub a voor het bouwen van gebouwen en overkappingen tot op de perceelsgrens,
    mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Sport

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. binnensport- en speelvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. ondergeschikte horeca, met een oppervlak van niet meer dan 10% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak, met een maximum van 150 m2 per gebouw;

  2. tuinen, erven en terreinen;

  3. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1,

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. Het bepaalde in lid 8.2.1 sub a voor het bouwen van gebouwen en overkappingen tot op de perceelsgrens,
    mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horecadoeleinden.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met een functie voor de afwikkeling van het verkeer en de ontsluiting van aanliggende gronden;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. voet- en fietspaden;

  4. voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer;

  5. sloten, bermen en beplanting,

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. sport- en speelvoorzieningen,

met dien verstande dat:

  1. de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een wijziging van het aantal rijbanen voorziet.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Verkeer - Railverkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. spoorwegen;

  2. wegen met een functie voor de afwikkeling van het verkeer;

  3. voet- en fietspaden,

met de daarbij behorende:

  1. voorzieningen en kunstwerken, waar onder spoorwegovergangen;

  2. geluidwerende voorzieningen,

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met dien verstande dat:

  1. de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een wijziging van het aantal spoorbanen voorziet.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. waterberging;

  4. bermen en beplanting,

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. sport- en speelvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen;

  2. het gebruik van gronden als ligplaats voor (recreatie)vaartuigen.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Wonen - Woonboerderij

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Woonboerderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen in een woonboerderij, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1:

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1;

  3. mantelzorg in de woonboerderij;

  4. bed & breakfast in de woonboerderij, met dien verstande dat:

  1. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woonboerderij en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  2. niet meer dan 2 slaapkamers en niet meer dan 5 personen zijn toegestaan;

  3. de oppervlakte van bed & breakfast niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woonboerderij bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  4. de omvang van reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  5. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt,

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sport- en speelvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding en de brandweer;

  3. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen t.b.v. inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;

  2. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object ontstaat.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Leiding - Hoogspanning

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een ondergrondse hoogspanningsverbinding ten behoeve van de aansluiting op het hoogspanningsnet (ontsluitingkabel) en uitbreiding van het hoogspanningsnet (netuitbreiding , bestaande uit maximaal twee circuits met een maximum spanning van 110 kV per circuit);

  2. ondergrondse kabels en leidingen;

  3. bijbehorende voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de in lid 14.1 bedoelde bestemming met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;

  2. in afwijking op het bepaalde in sub a geldt dat ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels mag worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Leiding - Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van watertransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Archeologie 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.

16.2 Bouwregels

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.

17.2 Bouwregels

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorisch Waardevolle Lijnen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. het behoud en versterking van de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden van dijken, strekdammen, kapglooiingen, historische paden en (vaar)wegen.

18.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen nieuwe gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behalve ter vervanging van bestaande gebouwen en bouwwerken.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken van dijken, historische paden en wegen voor tuin- en akkerbouw.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Landschap Verkaveling

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Landschap verkaveling’ aangewezen gronden zijn, naast de aangegeven andere bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de bijzondere kavelstructuur en kavelsloten.

19.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;

  2. het ophogen, afgraven, afschuiven of egaliseren van gronden;

  3. het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of partijen.

  1. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

  2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;

  3. normaal onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen.

  4. bodemverstoringen betreffen, die door middel van gestuurde boringen uitgevoerd worden waardoor de kavelstructuur en kavelsloten niet aangetast worden;

  5. op basis van nadere toetsing van de specifieke locatie voor de ontwikkeling geen hoge landschappelijke- en/of cultuurhistorische waarde hebben.

  1. De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien:

  1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gaafheid van het gebied met de bijzondere kavelstructuur en kavelsloten, dat is voorzien van de dubbelbestemming ‘ Waarde – Landschap verkaveling’ waarbij tevens wordt getoetst aan de “Historische verkaveling in de gemeente Súdwest-Fryslân en de Landschapsbiografie. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;

  2. de waterhuishouding niet onevenredig wordt aangetast en hier advies voor ingewonnen is bij de waterbeherende instantie.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

21.1 Karakteristieke bouwwerken

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

23.1 Geluidzone - industrie

23.2 Luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;

  2. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:

  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

  3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  1. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde – archeologie 1 toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

  2. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde – archeologie 2 toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 26 Overige Regels

26.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden (al dan niet gecombineerd), waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;

  2. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt op basis van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

  3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sub a. met maximaal 10%.

  2. Sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

27.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Sub a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Sneek- De Hemmen