KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Woongebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 5 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 6 Algemene Procedureregels
Artikel 7 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Bijlage: Toelichting Op Het Aanwijzingsbesluit Ijlst Beschermd Stadsgezicht
Bijlage 1 : Wateradvies
Bijlage 2 : Overlegreacties

Betsemmingsplan Kerkhofsteeg te IJlst

Bestemmingsplan - Gemeente Sudwest Fryslan

Onherroepelijk op 26-11-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  1. plan:

het bestemmingsplan Kerkhofsteeg te IJlst van de gemeente Wymbritseradiel;

  1. verbeelding:

de kaart met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

  1. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1900.BPKerkhofsteeg-onhe met bijbehorende regels en bijlagen;

  1. aan-huis-verbonden beroep - of bedrijf:

een dienstverlenend beroep -of bedrijf dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps - of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

  1. aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

  1. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  1. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  1. aanleggen:

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;

  1. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  1. beschermd stadsgezicht:

het in het plan met "beschermd stadsgezicht" aangegeven gebied;

  1. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

  1. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  1. bijgebouw:

een op zichzelf staand gebouw dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

  1. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  1. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

  1. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  1. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

  1. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  1. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  1. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik, of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  1. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  1. hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;

  1. kampeermiddel:

  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan mits:

- deze is voorzien van een as-/wielenstelsel en een dissel;

- deze bestaat uit één geheel (dus geen gekoppelde caravans en geen aangebouwde uitbreidingen);

- deze is voort te bewegen als aanhanger;

- deze een maximale hoogte heeft van 3,5 m en een maximale oppervlakte van 55 m²;

  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, mits deze een maximale hoogte heeft van 3,5 m en een maximale oppervlakte heeft van 55 m²,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  1. ligplaats innemen:

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dat doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;

  1. overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet, ÿ3f met ten hoogste twee wanden is omsloten;

  1. peil:

de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer:

  • indien deze bovenzijde meer dan 60 cm boven het straatpeil ligt of komt te liggen, is 60 cm + het straatpeil het peil;

  • indien deze bovenzijde meer dan 20 m van de straat of weg ligt of komt te liggen þ9n dan meer dan 10 cm boven het aansluitende terrein ligt of komt te liggen, is 10 cm + het aansluitende terrein het peil;

  1. seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  1. straatpeil:

  1. de hoogte van de straat of weg op de plaats waar de hoofdtoegang van een bouwwerk aan die straat of weg grenst;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  1. vaartuig:

naast het begrip vaartuig in gebruikelijke zin van het woord, een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren, dan wel overblijfselen daarvan;

  1. woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. de dakhelling van een bouwwerk:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Woongebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Woongebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

  2. groenvoorzieningen;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

  5. water.

De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van IJlst als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage bij deze regels.

3.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen, uitgezonderd aan- en uitbouwen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal woningen mag niet meer dan 1 bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen) mag niet meer dan de binnen het bouwvlak aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;

  4. de dakhelling van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen) mag niet minder dan de binnen het bouwvlak aangegeven dakhelling bedragen;

  5. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd.

  1. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet worden gebouwd op de gronden voorzien van de aanduiding "bebouwingsvrije zone";

  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;

  4. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  5. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;

  6. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 7 m bedragen, met dien verstande dat:

a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen die binnen een afstand van 3 m tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag bedragen;

  1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat:

- niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 90% van de oppervlakte van het hoofdgebouw mag bedragen.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de sociale veiligheid;

  • de verkeersveiligheid;

  • de woonsituatie;

  • de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,

nadere eisen stellen aan:

  1. de gevelindeling van hoofdgebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding ten minste 2:1 dient te bedragen;

  2. het materiaalgebruik bij hoofdgebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen en gebakken dakpannen en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;

  3. de dakvorm en het materiaalgebruik van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, in die zin dat de dakhelling ten minste 40° dient te zijn en gebruik wordt gemaakt van gebakken materialen en/of hout in traditionele kleurstellingen;

  4. de plaats en hoogte van erfafscheidingen;

  5. het materiaalgebruik van erfafscheidingen in die zin dat deze van hout dienen te zijn opgetrokken;

  6. de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing;

3.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de sociale veiligheid;

  • de verkeersveiligheid;

  • de woonsituatie;

  • de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,

ontheffing verlenen van:

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 1 voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op minder dan 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;

  2. het bepaalde lid 3.2, sub b, onder 6b voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen met een bouwhoogte van niet meer dan 7 m.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in elk geval aangemerkt:

  • niet-permanente bewoning;

  • het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;

  • het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;

  • het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

3.7 Aanlegvergunning

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • het afgraven van gronden ten behoeve van de realisatie van insteekhavens, ter plaatse van de aanduiding "specifiek vorm van wonen - bebouwingsvrije zone".

  1. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.

  1. De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de sociale veiligheid;

  • de verkeersveiligheid;

  • de woonsituatie;

  • de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,

ontheffing verlenen van:

  1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  4. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 30 m mag bedragen en voor een centrale antenne tot een bouwhoogte van 25 m;

  5. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 mû3 bedraagt;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt.

Artikel 6 Algemene Procedureregels

Bij het verlenen van de ontheffing als bedoeld in:

  • artikel 3, lid 3.4;

  • artikel 5;

  • artikel 8, lid 8.1,

of het stellen van een nadere eis als bedoeld in:

  • artikel 3, lid 3.3;

is de volgende procedure van toepassing:

  • Het ontwerp-besluit ligt met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 2 weken in het gemeentehuis ter inzage.

  • Burgemeester en Wethouders geven tevoren kennis van de nederlegging van het ontwerp-besluit in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de gebruikelijke wijze.

  • De kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om mondeling of schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerp-besluit naar voren te brengen bij Burgemeester en Wethouders, gedurende de sub 1 genoemde termijn.

  • Burgemeester en Wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 7 Overige Regels

Afstemming

Algemene Plaatselijke Verordening

Ten aanzien van het kappen van bomen c.q. beplanting kent de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening een kapverbod voor nader aangegeven geboomte c.q. beplanting, dit met als doel om de bomen c.q. beplanting te behouden. Houtopstanden met monumentale, landschappelijke, cultuurhisto-rische en beeldbepalende waarde vallen daaronder. Onder strikte voorwaarden wordt ontheffing van dat kapverbod verleend.

Ten aanzien van het houden van evenementen verzet het bestemmingsplan zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken voor dat doel, mits daarvoor op basis van de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening een evenementenvergunning kan worden verleend danwel kan worden volstaan met een kennisgeving.

Verordeningen ten aanzien van aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen

De aanwezigheid van aanlegplaatsen en ligplaatsen is in algemene zin in de daarvoor in aanmerking komende bestemmingen begrepen; de regeling ten aanzien van plaats, tijdsduur en dergelijke wordt nader bepaald in gemeentelijke verordeningen.

Waterschap

Bij activiteiten waarbij ook belangen van het waterschap een rol spelen, vindt overleg plaats met het waterschap. De keur van het waterschap is onverminderd van toepassing.

Welstand

De toetsing van bouwplannen, in het kader van het bouwvergunningenbeleid, dient plaats te vinden op basis van voor dit gebied geldende welstandscriteria zoals die door de raad zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in sub a voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.

  1. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  1. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  1. In het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  1. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Kerkhofsteeg te IJlst".

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 september 2010.

Bijlage: Toelichting Op Het Aanwijzingsbesluit Ijlst Beschermd Stadsgezicht

Bijlage: Toelichting op het aanwijzingsbesluit IJlst beschermd stadsgezicht

Bijlage 1 : Wateradvies

Bijlage 1: Wateradvies

Bijlage 2 : Overlegreacties

Bijlage 2: Overlegreacties