KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Recreatiewoningen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 5 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 6 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 7 Algemene Procedureregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Bijlage 1 : Wateradvies
Bijlage 2 : Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 : Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Separate Bijlage: Advies Natuurwaarden

Bestemmingsplan Toen Heeg

Bestemmingsplan - Gemeente Sudwest Fryslan

Onherroepelijk op 20-10-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  1. plan:

het bestemmingsplan Toen te Heeg van de gemeente Wymbritseradiel;

  1. verbeelding:

de kaart met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

  1. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1900.BPToenteHeeg-onhe met bijbehorende regels en bijlagen;

  1. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  1. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  1. aanleggen:

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;

  1. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  1. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

  1. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  1. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  1. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

  1. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  1. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

  1. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  1. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  1. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  1. kampeermiddel:

- een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan mits:

- deze is voorzien van een as-/wielenstelsel en een dissel;

- deze bestaat uit één geheel (dus geen gekoppelde caravans en geen aangebouwde uitbreidingen);

- deze is voort te bewegen als aanhanger;

- deze een maximale hoogte heeft van 3,5 m en een maximale oppervlakte van 55 m²;

- enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, mits deze een maximale hoogte heeft van 3,5 m en een maximale oppervlakte heeft van 55 m²,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  1. ligplaats innemen:

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dat doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;

  1. peil:

de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer:

- indien deze bovenzijde meer dan 60 cm boven het straatpeil ligt of komt te liggen, is 60 cm + het straatpeil het peil;

- indien deze bovenzijde meer dan 20 m van de straat of weg ligt of komt te liggen þ9n dan meer dan 10 cm boven het aansluitende terrein ligt of komt te liggen, is 10 cm + het aansluitende terrein het peil;

  1. recreatiewoning:

een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

  1. straatpeil:

1. de hoogte van de straat of weg op de plaats waar de hoofdtoegang van een bouwwerk aan die straat of weg grenst;

2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  1. vaartuig:

naast het begrip vaartuig in gebruikelijke zin van het woord, een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren, dan wel overblijfselen daarvan;

  1. woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. de dakhelling van een bouwwerk:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Recreatiewoningen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. 5 recreatiewoningen, met dien verstande dat permanente bewoning van de recreatiewoningen niet in de bestemming is begrepen;

  2. boothuizen/bergingen en garages;

  3. ligplaatsen voor vaartuigen;

  4. groenvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "groen" een beplantingsstrook met een minimale breedte van 5 m voorzien van opgaande- en struikbeplanting dient te worden gerealiseerd;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. parkeer-, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "verkeer" (mede) moet worden voorzien in een ontsluitingsweg;

  7. water, met dien verstande dat ten hoogste 3 insteekhavens mogen worden gerealiseerd met een maximum breedte van 8 m ter plaatse van de oever.

3.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van recreatiewoningen, boothuizen/bergingen en garages gelden de volgende regels:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. het aantal recreatiewoningen mag niet meer 5 bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan de binnen een bouwvlak aangeven goot- en bouwhoogte bedragen;

  4. de dakhelling mag niet minder dan de binnen een bouwvlak aangegeven dakhelling bedragen en mag niet meer dan de binnen een bouwvlak aangeven dakhelling bedragen;

  5. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdbouwvorm" mogen maximaal 2 recreatiewoningen (inclusief boothuizen/bergingen) worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van 660 m²;

  6. de oppervlakte van de overige recreatiewoningen mag niet meer dan 75 m² per recreatiewoning bedragen;

  7. er mag maximaal 1 boothuis/berging met een oppervlakte van 130 m² worden gebouwd;

  8. er mag maximaal 1 boothuis/berging met een oppervlakte van75 m² worden gebouwd;

  9. er mag maximaal 1 garage met een oppervlakte van 130 m² worden gebouwd;

  10. de gebouwen genoemd onder 6 tot en met 9 dienen op ten minste 12,5 m van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdbouwvorm" te worden gebouwd;

  11. de onderlinge afstand tussen de gebouwen genoemd onder 6 tot en met 9 dient ten minste 5 m te bedragen.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terrein- en erfscheidingen mag niet meer dan 1,2 m bedragen;

  2. terrein- en erfafscheidingen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van ten hoogste 6 m tot recreatiewoningen;

  3. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 mogen ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - terrein- en erfafscheiding met afwijkende bouwhoogte", terrein- en erfafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m worden gebouwd;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de sociale veiligheid;

  • de verkeersveiligheid;

  • de woonsituatie,

nadere eisen stellen aan de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in elk geval aangemerkt:

  • het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de sociale veiligheid;

  • de verkeersveiligheid;

  • de woonsituatie,

ontheffing verlenen van:

  1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  4. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 30 m mag bedragen en voor een centrale antenne tot een bouwhoogte van 25 m;

  5. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt.

Artikel 6 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de sociale veiligheid;

  • de verkeersveiligheid;

  • de woonsituatie,

het plan wijzigen in die zin, dat een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.

Artikel 7 Algemene Procedureregels

Bij het verlenen van de ontheffing als bedoeld in:

  • artikel 5;

  • artikel 9, lid 9.1, onder b,

of het stellen van een nadere eis als bedoeld in:

  • artikel 3, lid 3.3,

is de volgende procedure van toepassing:

  • Het ontwerp-besluit ligt met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 2 weken in het gemeentehuis ter inzage.

  • Burgemeester en Wethouders geven tevoren kennis van de nederlegging van het ontwerp-besluit in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de gebruikelijke wijze.

  • De kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om mondeling of schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerp-besluit naar voren te brengen bij Burgemeester en Wethouders, gedurende de sub 1 genoemde termijn.

  • Burgemeester en Wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 8 Overige Regels

Afstemming

Algemene Plaatselijke Verordening

Ten aanzien van het kappen van bomen c.q. beplanting kent de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening een kapverbod voor nader aangegeven geboomte c.q. beplanting, dit met als doel om de bomen c.q. beplanting te behouden. Houtopstanden met monumentale, landschappelijke, cultuurhistorische en beeldbepalende waarde vallen daaronder. Onder strikte voorwaarden wordt ontheffing van dat kapverbod verleend.

Ten aanzien van het houden van evenementen verzet het bestemmingsplan zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken voor dat doel, mits daarvoor op basis van de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening een evenementenvergunning kan worden verleend danwel kan worden volstaan met een kennisgeving.

Verordeningen ten aanzien van aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen

De aanwezigheid van aanlegplaatsen en ligplaatsen is in algemene zin in de daarvoor in aanmerking komende bestemmingen begrepen; de regeling ten aanzien van plaats, tijdsduur en dergelijke wordt nader bepaald in gemeentelijke verordeningen.

Waterschap

Bij activiteiten waarbij ook belangen van het waterschap een rol spelen, vindt overleg plaats met het waterschap. De keur van het waterschap is onverminderd van toepassing.

Welstand

De toetsing van bouwplannen, in het kader van het bouwvergunningenbeleid, dient plaats te vinden op basis van voor dit gebied geldende welstandscriteria zoals die door de raad zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in sub a voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.

  1. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  1. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  1. In het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  1. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Toen te Heeg'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 20 oktober 2010.

Bijlage 1 : Wateradvies

Bijlage 1: Wateradvies

Bijlage 2 : Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2: Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 3 : Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Bijlage 3: Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Separate Bijlage: Advies Natuurwaarden

Separate bijlage: Advies Natuurwaarden