KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 8 Algemene Procedureregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Bijlage 1 : Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 : Toelichting Op Het Aanwijzingsbesluit Woudsend Beschermd Dorpsgezicht
Bijlage 3 : Bouwvormenkaart
Bijlage : Nibm-tool

Bestemmingsplan Midstrjitte2-6 te Woudsend

Bestemmingsplan - Gemeente Sudwest Fryslan

Onherroepelijk op 28-01-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  1. plan:

het bestemmingsplan Midstrjitte 2 - 6 te Woudsend van de gemeente Wymbritseradiel;

  1. verbeelding:

de kaart met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

  1. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1900.BpMidstrjitte-onhe met bijbehorende regels en bijlagen;

  1. aan-huis-verbonden beroep - of bedrijf:

een dienstverlenend beroep -of bedrijf dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

  1. aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

  1. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  1. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  1. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  1. bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

  1. beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

  1. beschermd dorpsgezicht:

het in het plan met "beschermd dorpsgezicht" aangegeven gebied;

  1. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

  1. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  1. bijgebouw:

een op zichzelf staand gebouw dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

  1. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  1. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

  1. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  1. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

  1. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  1. bouwvormenkaart:

de kaart met de bijbehorende verklaring waarop de bouwvormen van de binnen het beschermd dorpsgezicht opgenomen gebouwen zijn aangegeven, als bijlage 3 opgenomen bij deze regels;

  1. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  1. café:

een horecabedrijf niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

  1. cafetaria:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

  1. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik, of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  1. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  1. geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

  1. hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;

  1. horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

  1. hotel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

  1. kampeermiddel:

  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan mits:

  • deze is voorzien van een as-/wielenstelsel en een dissel;

  • deze bestaat uit één geheel (dus geen gekoppelde caravans en geen aangebouwde uitbreidingen);

  • deze is voort te bewegen als aanhanger;

  • deze een maximale hoogte heeft van 3,5 m en een maximale oppervlakte van 55 m²;

  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, mits deze een maximale hoogte heeft van 3,5 m en een maximale oppervlakte heeft van 55 m²,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  1. kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

  1. maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

  1. ondergeschikte detailhandel:

detailhandel die qua oppervlakte en qua functie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een niet-detailhandelsbedrijf;

  1. overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet, ÿ3f met ten hoogste twee wanden is omsloten;

  1. peil:

de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer:

  • indien deze bovenzijde meer dan 60 cm boven het straatpeil ligt of komt te liggen, is 60 cm + het straatpeil het peil;

  • indien deze bovenzijde meer dan 20 m van de straat of weg ligt of komt te liggen én dan meer dan 10 cm boven het aansluitende terrein ligt of komt te liggen, is 10 cm + het aansluitende terrein het peil;

  1. restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

  1. risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  1. seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  1. straatpeil:

  • de hoogte van de straat of weg op de plaats waar de hoofdtoegang van een bouwwerk aan die straat of weg grenst;

  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  1. woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. de dakhelling van een bouwwerk:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. dienstverlening;

  3. detailhandel;

  4. café/cafetaria/restaurant/hotel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca";

  5. bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen 'Staat van bedrijven' onder categorieën 1 en 2;

  6. wonen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. openbare nutsvoorzieningen;

  9. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

  10. water.

De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd dorpsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het dorpsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Woudsend als beschermd dorpsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.

3.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen, uitgezonderd aan- en uitbouwen bij woningen, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. het aantal (bedrijfs- of dienst-) woningen mag niet meer dan 1 woning per bouwvlak bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen bij woningen) mag niet meer dan de op de bouwvormenkaart aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, met dien verstande dat de bouwvormenkaart als bijlage 3 bij de regels is opgenomen;

  4. 4. de dakhelling van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen bij woningen) mag niet minder dan de op de bouwvormenkaart aangegeven dakhelling bedragen, met dien verstande dat de bouwvormenkaart als bijlage 3 bij de regels is opgenomen;

  5. in aanvulling op het bepaalde onder 3 en 4 geldt dat voor beeldondersteunende en beeldbepalende hoofdgebouwen zoals aangegeven op de bouwvormenkaart de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm), gehandhaafd dient te blijven, met dien verstande dat de bouwvormenkaart als bijlage 3 bij de regels is opgenomen;

  6. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is.

  1. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;

  3. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5,5 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;

  5. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 7 m bedragen, met dien verstande dat:

a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

b. de bouwhoogte van delen van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen die binnen een afstand van 3 m tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag bedragen;

  1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat:

a. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd;

b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 90% van de oppervlakte van het hoofdgebouw mag bedragen.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de sociale veiligheid;

  • de verkeersveiligheid;

  • de woonsituatie;

  • de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht,

ter plaatse van de aanduiding "beschermd dorpsgezicht" nadere eisen stellen aan:

  • de gevelindeling van hoofdgebouwen, in die zin dat deze overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding tenminste 2:1 dient te bedragen;

  • het materiaalgebruik bij hoofdgebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen en gebakken dakpannen en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;

  • de dakvorm en het materiaalgebruik van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, in die zin dat de dakhelling tenminste 40û0 dient te zijn en gebruik wordt gemaakt van gebakken materialen en/of hout in traditionele kleurstellingen;

  • de plaats en hoogte van erfafscheidingen;

  • het materiaalgebruik van erfafscheidingen in die zin dat deze van hout dienen te zijn opgetrokken;

  • de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de sociale veiligheid;

  • de verkeersveiligheid;

  • de woonsituatie;

  • de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht,

ontheffing verlenen van:

  1. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 5 voor het bouwen van een afwijkende hoofdvorm indien het pand redelijkerwijs niet handhaafbaar is, met dien verstande dat sprake dient te zijn van een binnen het beschermd dorpsgezicht passende bouwvorm, waarbij uitgegaan dient te worden van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 m en 8 m en een dakhelling van ten minste 45û0;

  2. het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 1 voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op minder dan 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;

  3. het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 5b voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen met een bouwhoogte van niet meer dan 7 m.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • niet-permanente bewoning;

  • het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;

  • het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  • het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;

  • het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;

  • het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde -Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 50 m² wordt uitgebreid;

  2. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.

4.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2, sub a en sub b, voor het bouwen van bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met meer dan 50 m² wordt uitgebreid en voor het bouwen van bouwwerken, met een oppervlakte groter dan 50 m², mits:

  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of

  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:

  1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of

  2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de ontheffing voorwaarden te verbinden als bedoel in sub c, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de ontheffing niet verleend.

4.4 Aanlegvergunning

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm;

  • het graven van watergangen;

  • het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;

  • het verlagen van het waterpeil.

  1. Een vergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:

  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;

  3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:

a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of

b. een verplichting tot het doen van opgravingen; of

c. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg.

Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in sub b, onder 3 wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.

  1. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  • het normale onderhoud betreffen;

  • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;

  • op archeologisch onderzoek gericht zijn.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om de wijzigingsbevoegdheid toe te passen, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijzigingsbevoegdheid niet verleend.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de sociale veiligheid;

  • de verkeersveiligheid;

  • de woonsituatie;

  • de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht,

ontheffing verlenen van:

  1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  3. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 30 m mag bedragen en voor een centrale antenne tot een bouwhoogte van 25 m;

  4. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt.

Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

  • de sociale veiligheid;

  • de verkeersveiligheid;

  • de woonsituatie;

  • de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht,

het plan wijzigen in die zin, dat:

  1. een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m;

  2. aan de gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie' wordt toegekend, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de begrenzing van de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie', gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 8 Algemene Procedureregels

Bij het verlenen van de ontheffing als bedoeld in:

  • artikel 3, lid 3.4;

  • artikel 4, lid 4.4;

  • artikel 6,

of het stellen van een nadere eis als bedoeld in:

  • artikel 3, lid 3.3,

is de volgende procedure van toepassing:

  1. Het ontwerp-besluit ligt met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 2 weken in het gemeentehuis ter inzage.

  1. Burgemeester en Wethouders geven tevoren kennis van de nederlegging van het ontwerp-besluit in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de gebruikelijke wijze.

  1. De kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om mondeling of schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerp-besluit naar voren te brengen bij Burgemeester en Wethouders, gedurende de sub a genoemde termijn.

  1. Burgemeester en Wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 9 Overige Regels

Afstemming

Algemene Plaatselijke Verordening

Ten aanzien van het kappen van bomen c.q. beplanting kent de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening een kapverbod voor nader aangegeven geboomte c.q. beplanting, dit met als doel om de bomen c.q. beplanting te behouden. Houtopstanden met monumentale, landschappelijke, cultuurhistorische en beeldbepalende waarde vallen daaronder. Onder strikte voorwaarden wordt ontheffing van dat kapverbod verleend.

Ten aanzien van het houden van evenementen verzet het bestemmingsplan zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken voor dat doel, mits daarvoor op basis van de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening een evenementenvergunning kan worden verleend danwel kan worden volstaan met een kennisgeving.

Waterschap

Bij activiteiten waarbij ook belangen van het waterschap een rol spelen, vindt overleg plaats met het waterschap. De keur van het waterschap is onverminderd van toepassing.

Welstand

De toetsing van bouwplannen, in het kader van het bouwvergunningenbeleid, dient plaats te vinden op basis van voor dit gebied geldende welstandscriteria zoals die door de raad zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in sub a voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.

  1. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  1. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  1. In het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  1. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Midstrjitte 2 - 6 te Woudsend".

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 20 oktober 2010

Bijlage 1 : Staat Van Bedrijven

Bijlage 1: Staat van bedrijven

Bijlage 2 : Toelichting Op Het Aanwijzingsbesluit Woudsend Beschermd Dorpsgezicht

Bijlage 2: Toelichting op het aanwijzingsbesluit Woudsend beschermd dorpsgezicht

Bijlage 3 : Bouwvormenkaart

Bijlage 3: Bouwvormenkaart

Bijlage : Nibm-tool

Bijlage : NIBM-tool