Buitengebied Margraten 2009
Bestemmingsplan - gemeente Eijsden-Margraten
Geconsolideerde Versie op 14-12-2012 - geconsolideerd
Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
1.2 bestemmingsplan:
1.3 aan-huis-gebonden beroep:
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, in of bij een woonhuis, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.4 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.5 agrarisch bouwperceel:
een bouwperceel waarop geconcentreerde bebouwing ten behoeve van één agrarisch bedrijf is toegestaan.
1.6 agrarisch gebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.7 agrarisch hulp- en nevenbedrijf:
een niet-industrieel bedrijf voor productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, respectievelijk voor ver- of bewerking, op- of overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten voor derden.
1.8 agrarische activiteiten van ondergeschikte betekenis:
agrarisch getinte activiteiten van ondergeschikte betekenis, die niet vallen onder het regime van de Wet milieubeheer.
1.9 alternatieve energie
1.10 ambacht(elijke):
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt.
1.11 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zoals bijvoorbeeld een erfafscheiding.
1.12 antennemast
1.13 arbeidsmigranten:
1.14 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.
1.16 bed & breakfast:
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit aan maximaal 8 personen, met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Onder een bed and breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.17 bedrijf:
het bedrijfsmatig uitoefenen van één of meerdere bedrijfsactiviteiten vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage 2 en ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG.
1.18 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.
1.19 bedrijfsvloeroppervlak:
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
1.20 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor huisvesting van één huishouden, waarvan de huisvesting daar van één of meerdere leden van dat huishouden, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
1.21 begraafplaats:
een locatie waar overledenen worden begraven dan wel worden bijgezet in een urnenmuur of urnenveld.
1.22 bestaand:
bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.23 bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
1.24 bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid met éénzelfde bestemming.
1.25 bevoegd gezag:
1.26 bijbehorend bouwwerk:
1.27 bijgebouw:
een aangebouwd dan wel vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat architectonisch en/of bouwkundig ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.
1.28 boerderijverkoop:
1.29 boogkas:
een constructie met, die met plastic of een in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt, ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten. Hieronder wordt tevens verstaan een draagluchthal.
1.30 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.31 bouwgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
1.32 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder, dakopbouw of setback.
1.33 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.34 bouwvlak:
een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak, respectievelijk meerdere op de plankaart door middel van een koppelteken verbonden vlakken, die te samen één bouwvlak vormen, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.
1.35 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.36 calamiteit:
één of meerdere plotselinge, onverwachte gebeurtenissen, die binnen korte tijd ernstige schade (kunnen) veroorzaken.
1.37 coffeeshop:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, dan wel van hulpmiddelen om deze stoffen zelf te produceren. Als nevenactiviteit is sprake van het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor consumptie ter plaatse.
1.38 consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid:
het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen worden uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.
1.39 containervelden:
een werk, niet zijnde een bouwwerk, bestaande uit grond voorzien van een afdeklaag van plastic, antiworteldoek, beton en/of andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.
1.40 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.41 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.42 dienstverlening:
het bedrijfsmatig/beroepsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten, waaronder niet begrepen detailhandel, dan wel dat detailhandel een zeer ondergeschikt onderdeel vormt van de bedrijfsvoering.
1.43 draadomheining/-erfafscheiding:
een omheining of erfafscheiding bestaande uit één of meerdere evenwijdig aan elkaar lopende of haaks op elkaar staande draden met een onderlinge afstand van ten minste 10 cm.
1.44 erf:
1.45 erfscheiding
1.46 erosie:
een natuurlijk proces waarbij stenen en aarde loskomen en verplaatst worden van de ene locatie naar de andere.
1.47 evenemententerrein:
een terrein bedoeld en geschikt voor het houden van regelmatig terugkerende tijdelijke evenementen.
1.48 extensief recreatief medegebruik:
vormen van recreatief medegebruik gericht op natuur- en landschapsbeleving.
1.49 gebiedseigen geluiden:
geluiden die bij de normaal gebruikelijke wijze van wonen, werken en recreëren in het betreffende gebied op het moment van de inventarisatie in het kader van de mogelijke aanwijzing als stiltegebied (artikel 117 Wet geluidhinder) worden geproduceerd.
1.50 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.51 groepsaccommodatie:
(deel van) een gebouw welke blijvend bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten.
1.52 groepskamperen:
een vorm van recreatief verblijven, waarbij overnacht wordt in gemeenschappelijke tentruimten of tentenkampen.
1.53 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond, waaronder ook begrepen het gebruik van gronden met tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
1.54 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.55 hagelnet:
teeltondersteunende voorziening als bedoeld in de Beleidsregel Hagelnetten (GS Limburg, 9 maart 2004, Pbl. 11 maart 2004).
1.56 hemelwaterproblematiek:
de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door de wijze van bodemgebruik in het algemeen en door de toename van het verharde grondoppervlak in het bijzonder.
1.57 hoofdgebouw:
1.58 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies. Onder horeca worden niet verstaan bedrijven/instellingen, die zich (mede) richten op het bieden van spel, dans, vermaak en ontmoeting, zoals een discotheek, nachtclub, bioscoop, zalencentrum of speelautomatenhal of op het bieden van onderdak aan eenmalige ambulante handel.
1.59 houtgewas:
één of enkele struiken en/of bomen;
1.60 houtopstand:
hakhout, een houtwal of één of meerdere bomen;
1.61 horeca ondergeschikt aan hoofdbestemming:
het bedrijfsmatig, als ondergeschikte nevenactiviteit mede verstrekken van uitsluitend dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse.
1.62 huisvesting rustende boer:
het binnen de woning van een bedrijfsvoerder van een agrarisch bedrijf bieden van de mogelijkheid tot inwoning van het huishouden van de voormalige bedrijfsvoerder, voor zover dit betreft de (schoon)ouders van de huidige bedrijfsvoerder.
1.63 industrie(le):
een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen c.q. bewerken van goederen, producten en/of stoffen middels of grotendeels middels machines, installaties of anderszins via een geautomatiseerd proces.
1.64 intensieve veehouderij:
het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt onder meer gedoeld op varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders; melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.
1.65 kampeermiddel:
- a.een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
- b.enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.66 kampeerplaats:
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheidingen of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.67 kampeerseizoen:
de periode van 15 maart tot 1 november, gedurende welke kampeermiddelen op een kampeerterrein geplaatst mogen zijn.
1.68 kampeerterrein:
terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.69 kavelgrootte
1.70 karakteristiek pand:
te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.
1.71 kas:
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of daarmee vergelijkbaar materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen. Onder een kas wordt niet verstaan een boogkas.
1.72 kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap:
het kenmerkende reliëf, de historische landschapsstructuur en de daarin aanwezige cultuurhistorische landschapselementen, de afwisseling open-besloten en het groene karakter inclusief aanwezige natuurlijke waarden,
1.73 kleinschalig agrarisch gebruik:
gebruik van agrarisch gebied door burgers, als bijvoorbeeld schapen- of paardenwei, of ter vergroting van het huisperceel bij de eigen woning.
1.74 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.75 manege:
een vorm van een gebruiksgerichte paardenhouderij, die is gericht op het verzorgen, stallen, dresseren en trainen van paarden of pony's door derden.
1.76 mantelzorg:
het binnen de woning bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband.
1.77 monumentale waarde:
waarden van zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
1.78 monumenten:
alle op de plankaart als monument conform artikel 6 Monumentenwet 1988 aangeduide zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van algemeen belang wegens aanwezigheid daar van voornoemde zaken.
1.79 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.80 niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond en waaronder ten minste wordt verstaan een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij en een intensief veehouderijbedrijf dan wel een tak van deze bedrijvigheid.
1.81 nieuwvestiging niet grondgebonden agrarisch bedrijf:
het vestigen van niet grondgebonden agrarische bedrijven, waaronder begrepen zowel vestiging op een bestaand agrarisch bouwblok, als vestiging op een nieuw agrarisch bouwblok waar nog geen bestaande niet grondgebonden agrarische bedrijfstak aanwezig is.
1.82 omgevingsvergunning:
1.83 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven peil is gelegen.
1.84 ondergronds bouwen
1.85 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten,
1.86 (openbare) nutsvoorziening:
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.
1.87 paardenbak
1.88 paardenhouderij:
- a. gebruiksgericht: een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone;
- b. productiegericht: een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
1.89 peil:
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld aan de zijde van de hoofdtoegang tot het gebouw.
1.90 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken. Er is sprake van hoofdverblijf als de huurder/eigenaar, binnen een periode van 360 dagen, die ruimte meer dan 180 dagen gebruikt voor nachtverblijf.
1.91 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Hieronder wordt ook verstaan thuisprostitutie.
1.92 recreatief medegebruik:
het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserij, alsmede voor route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.
1.93 recreatiewoning:
een (deel van een) gebouw, dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. De maximum aaneengesloten verblijfsduur van gebruikers bedraagt 6 weken, zonder dat dit mag leiden tot permanente bewoning. Onder recreatieverblijf wordt niet verstaan verblijf, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Recreatiewoningen zijn gelegen op een complex met verblijfsrecreatie als hoofdfunctie, bestaande uit meerdere recreatiewoningen voor tijdelijke verhuur door de exploitant of beheerder van het complex, eventueel in combinatie met andere vormen van recreatief verblijf (toeristische plaatsen, stacaravans en chalets).
1.94 regenkap:
een constructie van palen met daarop een boog met een kap van transparante folie.
1.95 seksinrichting:
een gelegenheid waarin beroepsmatig, bedrijfsmatig of in clubverband:
- a. voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of;
- b. verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van porno-erotische aard plaatsheeft, en/of;
- c. seksuele diensten/handelingen (van welke aard dan ook) worden verricht.
1.96 setback:
een dakopbouw, die gelegen is op tenminste 2.00 m achter de doorgetrokken voorgevel van een woningmet een hoogte van maximaal 3.00 m. Bij een woning met meerdere voorgevels wordt in deze alleen de voorgevel waarin de hoofdtoegang is gelegen, als zodanig aangemerkt.
1.97 site sharing
1.98 smartshop/growshop:
een bedrijf waar bedrijfsmatig psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of geleverd.
1.99 standplaats:
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.100 stedenbouwkundig beeld:
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, debouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.
1.101 stiltegebied:
een gebied van enige omvang waarin de geluidsbelasting door toedoen van menselijke activiteit zo laag is, dat de gebiedseigen geluiden niet of nauwelijks worden verstoord.
1.102 straatprostitutie:
het zich in openbaar gebied of in openbare ruimten dan wel in een zich in het openbaar gebied of in openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen vergoeding.
1.103 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen/constructies:
- a. met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlengen ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit van het product, en/of
- b. noodzakelijk voor de teelt van gewassen in verband met het vergroten van de opbrengst van de oogst en het vergemakkelijken van de oogst, zoals tafelconstructies en gewasondersteunende constructies.
1.104 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorziening, die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.
1.105 vakantieappartement:
een (deel van een) gebouw, dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. De maximum aaneengesloten verblijfsduur van gebruikers bedraagt 6 weken, zonder dat dit mag leiden tot permanente bewoning. Onder recreatieverblijf wordt niet verstaan verblijf, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Een vakantieappartement vormt nimmer een zelfstandige functie, maar bestaat steeds naast een op hetzelfde bouwperceel aanwezige hoofdfunctie.
1.106 verkoopvloeroppervlak:
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor verkoopactiviteiten.
1.107 vloeroppervlak van een gebouw:
het oppervlak van alle van dat gebouw deel uitmakende ruimten, inclusief kelder, onderbouw en/of verdiepingen.
1.108 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf met tenminste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang (minimaal 70 Nederlandse grootte-eenheden (nge's)) dat de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd.
1.109 wabo:
1.110 waardevolle graslandvegetatie:
graslanden, waarbinnen zich een half-natuurlijke graslandvegetatie van enige omvang bevindt. Hieronder vallen niet graslanden, gedomineerd door cultuurgrassen.
1.111 wellness:
activiteiten gericht op het welzijn van de mens in de breedste zin van het woord, met als doel het grootst mogelijke geestelijke en lichamelijke welzijn voor een ieder te verkrijgen.
1.112 woning:
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouding.
1.113 woonwagen:
1.114 woonwagenstandplaats:
een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
1.115 zolder:
ruimte(n) in een gebouw, die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
1.116 zomerhuis:
een gebouw, in de vorm van een kleine zelfstandig gebouwde eenheid, dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. De maximum aaneengesloten verblijfsduur van gebruikers bedraagt 6 weken, zonder dat dit mag leiden tot permanente/reguliere bewoning. Onder recreatieverblijf wordt niet verstaan verblijf, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Een zomerhuis betreft een zelfstandige functie op een afzonderlijk bouwperceel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
- 1. lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
de buitenwerks (tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren) gemeten afstand.
- 2. bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
- 3. goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
- 4. dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
- 5. oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
- 6. inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
- 7. afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
- 8. bebouwingspercentage:
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.
- 9. ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.2 Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1.50 m.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor 'agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch gebruik;
- b. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast, waaronder begrepen de aanleg van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
- c. instandhouding en ontwikkeling van de landschapskarakteristiek en landschappelijke openheid;
met daaraan ondergeschikt:
- d. ontsluiting van de afzonderlijke percelen ten behoeve van het toegestane gebruik;
- e. extensief recreatief medegebruik;
- f. voor wandel-, ruiter-, fiets-, wielren- en mountainbike-evenementen op bestaande wegen/paden waarbij de bepalingen in artikel 42.3 in acht worden genomen;
- g. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', waarbij de bepalingen in artikel 42.3 in acht worden genomen.
3.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de tot 'agrarisch' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
3.2.2 Kleinschalige recreatieve voorzieningen en voederbergingen of voederruiven voor wild
Het onder 3.2.1 bepaalde geldt niet voor kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen) en voederbergingen of voederruiven voor wild, voor zover deze geen onevenredige afbreuk doen aan het agrarisch gebruik en de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap, met dien verstande dat:
- a. het oppervlak aan bouwwerken per voorziening ten hoogste 12 m² mag bedragen;
- b. de goothoogte ten hoogste 2.00 m mag bedragen;
- c. de nokhoogte ten hoogste 3.00 m mag bedragen;
- d. bouwwerken, voorzien van een dak, plat of met een kap van ten hoogste 45° mogen worden afgedekt.
3.2.3 Veldschuren/schuilgelegenheden voor vee
Het onder 3.2.1 bepaalde geldt niet voor veldschuren/-schuilgelegenheid voor vee, ter plaatse van de aanduiding 'overig-zone hoogstamboomgaarden' en uitsluitend ten behoeve van met het agrarisch gebruik van het buitengebied overeenkomend gebruik, mits er wordt voorzien in een afdoende landschappelijke inpassing, passend binnen de zone met hoogstamboomgaarden om de kernen en in compensatie van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden, die verloren gaan of kunnen gaan, overeenkomstig de eisen die zijn gesteld in de POL-uitwerking BOM+, met dien verstande dat:
- a. veldschuren/schuilgelegenheden voor vee uitsluitend op bouwpercelen met een oppervlak van ten minste 1 ha mogen worden gebouwd;
- b. het oppervlak van gebouwen per bouwperceel van ten minste 1 ha maximaal 12 m² mag bedragen;
- c. de goothoogte ten hoogste 2.50 m mag bedragen;
- d. de nokhoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
- e. gebouwen plat of met een kap van ten hoogste 45° mogen worden afgedekt.
3.2.4 Boogkassen
Het onder 3.2.1 bepaalde geldt niet voor boogkassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-boogkassen' en 'specifieke vorm van agrarisch-boogkassen tijdelijk', mits de boogkassen niet langer aanwezig zijn dan een periode van 6 maanden per jaar en zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte aan boogkassen ten hoogste het aangeduide 'maximum bebouwd oppervlak' mag bedragen;
- b. de bouwhoogte van boogkassen ten hoogste 2.50 m mag bedragen;
- c. indien gedurende 1 jaar of langer geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot het plaatsen van boogkassen, geen boogkassen meer mogen worden opgericht;
- d. de boogkassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-boogkassen tijdelijk' binnen de komende planperiode (10 jaar) dienen te zijn verplaatst naar een minder kwetsbare locatie.
3.2.5 Hagelnetten
Het onder 3.2.1 bepaalde geldt niet voor hagelnetten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-hagelnetten', mits zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte aan hagelnetten ten hoogste het aangeduide 'maximum bebouwd oppervlak' mag bedragen;
- b. de bouwhoogte van hagelnetten ten hoogste 4.00 m mag bedragen;
- c. indien gedurende 1 jaar of langer geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot het plaatsen van hagelnetten, geen hagelnetten meer mogen worden opgericht.
3.2.6 Omheiningen en/of erfafscheidingen
Het onder 3.2.1 bepaalde geldt niet voor omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat:
- a. de hoogte ten hoogste 1.50 m mag bedragen.
3.2.7 Bestaande bebouwing
Het onder 3.2.1 bepaalde geldt niet voor bestaande, in het verleden op legale wijze tot stand gekomen bebouwing, welke in de bestaande situering, vorm en omvang mag worden gehandhaafd.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwater- en bijkomende rioleringsproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
3.3.2 De onder 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1
- in het geval de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na omgevingsvergunning meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, vooraf advies is verkregen van de adviescommissie BOM+;
- omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
- de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
- de omgevingsvergunningniet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, zoals aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen”;
- de omgevingsvergunninggeen betrekking heeft op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen” behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
- zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte,
met dien verstande, dat:
- a. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen en regenkappen, voor zover deze niet binnen het bouwvlak van een agrarische bouwkavel opgericht kunnen worden, enkel mogen worden opgericht op aan de agrarische bouwkavel aansluitende gronden, indien en voor zover niet gelegen binnen de dubbelbestemming beekdal; bij de omgevingsvergunning worden de voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te gebruiken gronden vastgelegd;
- b. indien vanuit agrarische en/of landschappelijke motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan de bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van regenkappen en boogkassen ook op verder gelegen gronden mogen worden opgericht, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
- c. de hoogte van boogkassen ten hoogste 2.50 m mag bedragen;
- d. de hoogte van regenkappen ten hoogste 4.00 m mag bedragen;
- e. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen alleen aanwezig mogen zijn, als deze daadwerkelijk in gebruik zijn, met een maximum van 6 maanden per jaar. Op momenten dat de teeltondersteunende voorzieningen niet in gebruik zijn, dienen deze te worden verwijderd;
- f. bij een negatief advies van de adviescommissie BOM+ slechts een omgevingsvergunningmag worden verleend, nadat Gedeputeerde Staten hiermee hebben ingestemd.
3.4.2
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- door de zichtbaarheid van de hagelnetten geen onevenredige aantasting van de beleving van het landschap, zoals die wordt bepaald door het reliëf rond de beek- en droogdalen, de openheid op de plateaus en de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing, ontstaat of kan ontstaan, dan wel door landschappelijke inpassing op een wijze die overeenstemt met de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte, een en ander kan worden voorkomen;
- voldaan wordt aan de “Beleidsregel hagelnetten”, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg op 9 maart 2004, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader,
met dien verstande dat:
- a. bij de omgevingsvergunningde voor hagelnetten te gebruiken gronden worden vastgelegd;
- b. de hagelnetten niet door mogen lopen tot aan de grond;
- c. de hoogte van hagelnetten ten hoogste 4.00 m mag bedragen.
- de schietboom past binnen het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld ter plaatse;
- de schietboom en/of de activiteiten, die gepaard gaan met het gebruik van de schietboom, geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
- de schietboom en/of de activiteiten die gepaard gaan met het gebruik van de schietboom, niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de activiteiten die gepaard gaan met het gebruik van de schietboom, niet leiden tot onevenredige verkeersoverlast en parkeeroverlast;
- andere waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad,
- a. de hoogte van een schietboom ten hoogste 20.00 m mag bedragen.
3.5 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. sport- en wedstrijdterrein, buitenmanege, ligplaats en speelweide of volkstuin, uitgezonderd het gebruik ten behoeve van een sport- en wedstrijdterrein met een schietboom ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – schietboom' of ter plaatse van terreinen waarvoor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een schietboom wordt verleend;
- c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen al dan niet in wedstrijdverband;
- d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen al dan niet in wedstrijdverband;
- e. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- f. terrein voor het aanbrengen, het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- g. het opslaan van mest(stoffen), behoudens in mestzakken, voor zover daarvoor een omgevingsvergunningis verleend;
- h. nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
- i. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik; onder opslag inherent aan het toegelaten gebruik wordt niet begrepen de opslag van in plastic verpakte hooibalen;
- j. bedrijfswegen ten behoeve van het agrarisch bedrijf;
- k. het bebossen van gronden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1
- de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten van een aangrenzend functionerend agrarisch bedrijf;
- de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
- de activiteiten niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
- kamperen alleen plaatsvindt tijdens het kampeerseizoen;
- buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
- in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen de aangrenzende bestemming 'agrarisch-bedrijf';
- de afstand tot bestaande kampeerterreinen en campings ten minste 500 m bedraagt;
- de afstand tot de erfgrens van naastgelegen woningen tenminste 50 m bedraagt;
- het kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving, overeenkomstig de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek;
- bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kamperen op de boerderij wordt beëindigd, uitgezonderd de situatie dat de kinderen van degenen, die het agrarisch bedrijf laatstelijk uitoefenden, het kamperen op de boerderij mogen voortzetten,
met dien verstande dat:
- a. bij de omgevingsvergunninghet voor het kamperen op de boerderij te gebruiken perceelsgedeelte en het daarop te realiseren maximum aantal kampeerplaatsen worden vastgelegd;
- b. maximaal 15 standplaatsen per locatie aanwezig mogen zijn; op de standplaatsen mogen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
- c. sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak van het aangrenzende agrarisch bedrijf mogen worden opgericht.
3.6.2
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven of ophogen met meer dan 0.30 m en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- b. het aanleggen van mestzakken.
3.7.2 Het in 3.7.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning,ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
3.7.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 3.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de eerst bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijziging in de bestemming 'agrarisch-bedrijf' of 'agrarisch-paardenhouderij'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'agrarisch-bedrijf' of 'agrarisch-paardenhouderij' met aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-productiegerichte paardenhouderij', ten behoeve van:
- de vestiging van nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven respectievelijk productiegerichte paardenhouderijen;
- de vergroting van bestaande grondgebonden agrarische bedrijven respectievelijk productiegerichte paardenhouderijen;
- de vergroting van bestaande niet grondgebonden agrarische bedrijven,
mits:
- het betreft een volwaardig agrarisch bedrijf of een volwaardige paardenhouderij dan wel een bedrijf dat zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt;
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
- er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de POL-uitwerking BOM+,
- in het geval de wijziging plaatsvindt ten behoeve van het oprichten van boogkassen:
- de gronden niet zijn gelegen in de “(Beek)dalen en laagtes buiten het Maasdal”, zoals weergegeven in het POL;
- in gevallen waarbij het totale oppervlak aan bestaande en nieuwe boogkassen en regenkappen per bedrijf meer bedraagt dan 2.500 m² vooraf advies is verkregen van de adviescommissie BOM+;
- de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond,
met dien verstande dat:
- a. de maximale oppervlakte van de nieuwe bouwkavel in beginsel 1,5 ha mag bedragen. Van deze maat kan, gehoord de desbetreffende dienst van de Provincie Limburg, worden afgeweken indien door toepassing van de POL-uitwerking BOM+ de omgevingskwaliteit ten minste evenredig wordt vergroot;
- b. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4 respectievelijk 5 van deze regels.
3.8.2 Wijziging in de bestemming 'natuur'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'natuur', ten behoeve van de aanleg van nieuwe natuur, mits:
- aangrenzende waarden en belangen, waaronder het agrarische belang, niet onevenredig worden geschaad;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
- de aanleg van de nieuwe natuur past binnen de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek;
- de aanleg van nieuwe natuur in de vorm van bebossing uitsluitend is toegestaan op gronden met de dubbelbestemming 'waarde-ecologie',
met dien verstande dat:
- a. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 van deze regels.
3.8.3 Wijziging in de (dubbel)bestemming 'water' of 'waterstaat-waterlopen'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de (dubbel-)bestemming 'water' of 'waterstaat-waterlopen', gehoord het waterschap, ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, en het herinrichten van bestaande watergangen, mits:
- de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets),
- ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- het herinrichten plaatsvindt binnen een zone met een breedte van 5 m rondom de bestaande loop van de watergang,
met dien verstande dat:
- a. bij de wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 23 en 36 van deze voorschriften.
3.8.4 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de artikel 44 gegeven procedure.
Artikel 4 Agrarisch-bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 De voor 'agrarisch-bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- b. bestaande agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- c. bestaande agrarische bedrijven met aan de agrarische bedrijfsvoering gelieerde overige bedrijfsactiviteiten, in de vorm van:
- een agrarisch loonbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
- een productiegerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-productiegerichte paardenhouderij';
- een pensionstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-pensionstalling';
- een tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'
- een handel in gewasbeschermingsmiddelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-gewasbeschermings-middelen';
- d. stalling van kampeermiddelen, voor zover een 'maximum aantal te stallen kampeermiddelen' is aangeduid;
- e. verblijfsrecreatie, in de vorm van vakantieappartementen, kamperen op de boerderij of groepsaccommodaties, voor zover een 'maximum aantal vakantieappartementen' of 'maximum aantal kampeerplaatsen' is aangeduid, respectievelijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-groepsaccommodatie', mits in het geval van kamperen op de boerderij:
- kamperen als ondergeschikte nevenactiviteit onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf;
- kamperen alleen plaatsvindt tijdens het kampeerseizoen;
- buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
- de kampeerplaatsen landschappelijk zijn ingepast in de omgeving;
- binnen het bestemmingsvlak in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
- f. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', waarbij de bepalingen in artikel 42.3 in acht worden genomen;
- g. huisvesting van arbeidsmigranten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – huisvesting arbeidsmigranten', voor zover het betreft arbeidsmigranten die bij het betreffende bedrijf werkzaam zijn, dan wel arbeidsmigranten welke op andere bedrijven in de regio werkzaam zijn, waarbij het huisvesten van arbeidsmigranten welke niet op het bedrijf werkzaam zijn, alleen dan mag plaatsvinden indien bij de bedrijfsvoering van het eigen bedrijf ook arbeidsmigranten worden ingezet voor oogstdoeleinden, mits:
- op het moment dat de noodzaak voor de vestiging van arbeidsmigranten niet meer aanwezig is, de huisvestingsmogelijkheden worden ontmanteld, opdat voorkomen wordt dat permanente woongelegenheden ontstaan;
- in het geval in de behoefte aan huisvesting wordt voorzien door de plaatsing van woonunits, deze landschappelijk goed inpasbaar zijn;
- de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren huisvesting gegarandeerd kan worden;
- er minimaal 10 m2 woonoppervlak per werknemer met enige privacy aanwezig is;
- er in een gebouw met maximaal twee bouwlagen gehuisvest wordt,
met de daarbij behorende voorzieningen.
4.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de tot 'agrarisch-bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het onder 4.1.1 toegestane gebruik;
- (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen, regenkappen, hagelnetten, mestopslagplaatsen en ondergrondse en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de opvang en buffering van water;
- bedrijfswoningen, tot ten hoogste het per bouwkavel aangeduide 'maximum aantal wooneenheden', mits ter plaatse van de desbetreffende bouwkavel sprake is van een volwaardig bedrijf;
- vakantieappartementen, voor zover een 'maximum aantal vakantieappartementen' is aangeduid, tot ten hoogste het aangeduide aantal;
- groepsaccommodaties, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-groepsaccommodatie';
- kassen, niet zijnde boogkassen, voor zover sprake is van bestaande kassen, nieuwe kassen mogen niet worden gebouwd,
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen, boogkassen en mestopslagplaatsen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd, tijdelijke boogkassen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;
- b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, met uitzondering van boogkassen, ten hoogste 6.50 m mag bedragen;
- c.
de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen; - d. de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 800 m3 mag bedragen;
- e. een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan de bepalingen in artikel 24.2;
- f. de inhoud van de mestopslagplaatsen per bouwperceel in totaal ten hoogste 2.500 m3mag bedragen;
- g. de oppervlakte aan boogkassen per bouwperceel ten hoogste 2.500 m² mag bedragen, tenzij een grotere oppervlakte is aangeduid;
- h. de bouwhoogte van boogkassen ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
- i. het totale vloeroppervlak van een vakantieappartement ten hoogste 100 m2 mag bedragen;
- j. het totale vloeroppervlak van de verkoopruimte ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' ten hoogste 806 m² mag bedragen;
- k. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 8.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen.
4.2.2 Kampeerterrein
Op de tot 'agrarisch-bedrijf' aangewezen gronden mogen, voor zover een 'maximum aantal kampeerplaatsen' is aangeduid, daarnaast worden ingericht:
- standplaatsen voor kampeermiddelen, tot ten hoogste het aangeduide aantal,
met dien verstande dat:
- a. de standplaatsen voor kampeermiddelen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kampeerplaatsen' mogen worden opgericht;
- b. op de standplaatsen voor kampeermiddelen geen chalets, trekkershutten of stacaravans mogen worden geplaatst;
- c. sanitaire voorzieningen ten behoeve van de standplaatsen voor kampeermiddelen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Burgemeester en wethouders
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
- de situering en vormgeving van het vlak waarbinnen kampeerplaatsen zijn toegestaan;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
4.3.2 De onder 4.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
- ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
4.4 Afwijken van de bouwregels
- de overschrijding om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is,
met dien verstande dat:
- a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 200 m².
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,
met dien verstande, dat:
- a. de goothoogte ten hoogste 8.00 m mag bedragen.
- dit niet leidt tot een zelfstandige extra woning,
met dien verstande dat:
- a. de inhoud ten hoogste 1000 m3 mag bedragen.
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,
met dien verstande, dat:
- a. de hoogte ten hoogste 15.00 m mag bedragen.
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,
met dien verstande, dat:
- a. de inhoud ten hoogste 5000 m3 mag bedragen.
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
4.5 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen, uitgezonderd in de vorm van kamperen op de boerderij, voor zover een 'maximum aantal kampeerplaatsen' is aangeduid, tot ten hoogste het aangeduide aantal;
- b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- c.nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
- d. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
- a. woondoeleinden, anders dan in een bedrijfswoning; bij de bedrijfswoning zijn mantelzorg en huisvesting van de rustende boer toegestaan voor zover dit niet leidt tot het ontstaan van een nieuwe zelfstandige woning;
- b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- c. recreatieve doeleinden, anders dan toegelaten krachtens het plan;
- d. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
- e. agrarische hulp- en nevenbedrijfsdoeleinden, tenzij dit gebruik door middel van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' is toegestaan;
- f.opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, uitgezonderd stalling van kampeermiddelen, voor zover een 'maximum aantal te stallen kampeermiddelen' is aangeduid, tot ten hoogste het aangeduide aantal.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1
- de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
- de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
- de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
- de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden en belangen niet onevenredig schaden;
- de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
- boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
- uitsluitend boerderijverkoop plaats vindt van in hoofdzaak op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten;
- bewerking van agrarische producten uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;
met dien verstande dat:
- a. het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 200 m² mag bedragen.
4.6.2
- het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen;
- dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen, excursies en bezichtigingen van (sier)tuinen, alsmede ondergeschikte horeca;
- culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities;
en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:
- de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
- de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
- de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
- de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden en belangen niet onevenredig schaden;
- de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
- de dagrecreatieve en ondergeschikte horeca-activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes.
4.6.3
- de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
- de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
- de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden en belangen niet onevenredig schaden;
- de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
- kamperen alleen plaatsvindt tijdens het kampeerseizoen;
- buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
- in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen de bestemming 'agrarisch-bedrijf';
- de afstand tot bestaande kampeerterreinen en campings ten minste 500 m bedraagt;
- de afstand tot de erfgrens van
- het kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving, overeenkomstig de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek;
- bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kamperen op de boerderij wordt beëindigd, uitgezonderd de situatie dat de kinderen van degenen, die het agrarisch bedrijf laatstelijk uitoefenden, het kamperen op de boerderij mogen voortzetten,
met dien verstande dat:
- a. bij de omgevingsvergunninghet voor het kamperen op de boerderij te gebruiken deel van de bouwkavel wordt vastgelegd;
- b. maximaal 15 standplaatsen per locatie aanwezig mogen zijn; op de standplaatsen mogen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
- c. sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.
- het pand is gelegen binnen de dubbelbestemming 'waarde-cultuurhistorie', respectievelijk handhaving van het pand noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur,
- het pand een minimale inhoud heeft van 800 m³;
- het gebruik ten behoeve van bed & breakfast gekoppeld en ondergeschikt is aan de woonfunctie bij het ararisch bedrijf ter plaatse;
- de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
- de stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
- de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig wordt beïnvloed;
- er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
- de bed and breakfast door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kan functioneren als een zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de bed andbreakfast is niet toegestaan,
- a. ten hoogste 8 slaapplaatsen per bed & breakfast mogen worden gerealiseerd.
4.6.5 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van vakantieappartementen
- de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
- het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, respectievelijk handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur;
- de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd;
- de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
- de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden en belangen niet onevenredig schaden;
- de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden,
met dien verstande, dat
- a. het totale vloeroppervlak van een vakantieappartement ten hoogste 100 m2 mag bedragen;
- b. ten hoogste 5 vakantieappartementen per agrarisch bedrijf mogen worden gerealiseerd.
4.6.6
- stalling en/of opslag plaatsvindt in bestaande gesloten gebouwen;
- ter plaatse aanwezige natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
- het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.
4.6.7
- het betreft huisvesting van werknemers die tijdelijkarbeidsmigrantendie bij het desbetreffende bedrijf werkzaam zijn;
- op het moment dat de noodzaak voor de vestiging van de arbeidsmigrantenniet meer aanwezig is, de huisvestingsmogelijkheden worden ontmanteld, opdat voorkomen wordt dat permanente woongelegenheden ontstaan;
- in het geval in de behoefte aan huisvesting wordt voorzien door de plaatsing van woonunits, deze landschappelijk goed inpasbaar zijn;
- de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren huisvesting gegarandeerd kan worden,
- a. er minimaal 10 m² woonoppervlak per werknemer met enige privacy aanwezig is;
- b. er in een gebouw met maximaal 2 bouwlagen gehuisvest wordt.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging in de bestemming 'gemengd-
vrijkomende agrarische bebouwing'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'gemengd-vrijkomende agrarische bebouwing', ten behoeve van een doelmatig gebruik van de bebouwing, mits:
- de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
- het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, respectievelijk handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie en/of het te handhaven deel van de agrarische functie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en het aantal verkeersbewegingen, per saldo niet zullen toenemen;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets),
met dien verstande dat:
- a. de nieuwe functies uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing. Uitbreiding van de bebouwing is niet toegestaan. Overtollige bebouwing moet geamoveerd worden. Herbouw in gewijzigde vorm van delen van het complex is wel toegestaan, mits hier substantiële sloop tegenover staat, c.q. de bebouwingsmassa met ten minste 40% afneemt. Woningen mogen alleen binnen de bestaande hoofdbebouwing worden gerealiseerd;
- b. bij de wijziging voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 9 van deze regels.
4.7.2 Wijziging in de bestemming 'agrarisch-paardenhouderij'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'agrarisch-paardenhouderij' met aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-productiegerichte paardenhouderij' ten behoeve van de omschakeling naar een productiegerichte paardenhouderij, mits:
- de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
- aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
- de effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en het aantal verkeersbewegingen, per saldo niet zullen toenemen;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets),
met dien verstande dat:
- a. bij wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5 van deze regels.
4.7.3 wijziging in de bestemming 'wonen' of 'wonen-cultuur en ontspanning'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'wonen' of 'wonen-cultuur en ontspanning', ten behoeve van de realisering van woningen voor bewoning respectievelijk een woning voor bewoning in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden, mits:
- de agrarische functie geheel is komen te vervallen;
- het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, respectievelijk handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woon- respectievelijk woon+cultuur en ontspanningsfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
- de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de toename van het aantal woningen past binnen het woningbouwprogramma behorende bij de Regionale Woonvisie, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader;
- er sprake is van inpandig bouwen, i.c. de woningen en bijgebouwen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
- de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
- er sprake is van een substantiële verbetering van de ruimtelijke kwaliteit,
met dien verstande, dat:
- a. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
- b. per agrarisch bedrijfscomplex binnen de hoofdbebouwing, zijnde dat deel van de bebouwing waarin ook reeds de bestaande bedrijfswoning is gelegen, meerdere woningen of 1 woning in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden mogen worden gerealiseerd;
- c. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 100 m² per woning, uitgezonderd bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
- d. indien sprake is van de stalling van kampeermiddelen, de desbetreffende aanduiding gehandhaafd blijft binnen de bestemming 'wonen', respectievelijk 'wonen-cultuur en ontspanning';
- e. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24 respectievelijk artikel 25 van deze regels.
4.7.4 Wijziging in de bestemming 'agrarisch' of 'agrarisch met waarden'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'agrarisch' of 'agrarisch met waarden', waarbij gelijktijdig een bestaand gedeelte van deze bestemmingen wordt gewijzigd in de bestemming 'agrarisch-bedrijf' ten behoeve van vormverandering van de bouwkavel van een agrarisch bedrijf, mits:
- de verandering van de vorm van de bouwkavel van het agrarisch-bedrijf noodzakelijk is vanwege bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het desbetreffende agrarisch bedrijf;
- de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
- er is voldaan aan de eisen gesteld in de POL-uitwerking BOM+.
met dien verstande, dat:
- a. de oppervlakte van de bouwkavel van het agrarisch bedrijf na de wijziging in beginsel niet meer mag bedragen dan 1,5 ha. De oppervlakte mag groter zijn indien door toepassing van de POL-uitwerking BOM+ de omgevingskwaliteit ten minste evenredig wordt vergroot;
- b. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3, respectievelijk 6 van deze regels.
4.7.5 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44 gegeven procedure.
Artikel 5 Agrarisch-paardenhouderij
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 De voor 'agrarisch-paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-gebruiksgerichte paardenhouderij', gebruiksgerichte paardenhouderijen, waaronder begrepen het stallen van paarden van derden in pension met gebruikmaking van de faciliteiten van het bedrijf, al dan niet met een ondergeschikte tak productiegerichte paardenhouderij;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-productiegerichte paardenhouderij', productiegerichte paardenhouderijen, al dan niet met een ondergeschikte tak gebruiksgerichte paardenhouderij, waaronder begrepen het geven van instructie;
met daaraan ondergeschikt:
- c. horecadoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-gebruiksgerichte paardenhouderij', ten behoeve van tijdelijke gebruikers van de gebruiksgerichte paardenhouderijen (maneges),
met de daarbij behorende voorzieningen.
5.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
5.2 Bouwregels
Op de tot 'agrarisch-paardenhouderij' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het onder 5.1.1 toegestane gebruik;
- mestopslagplaatsen, buitenrijbakken, stapmolens, longeercirkels en ondergrondse en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de opvang en buffering van water;
- bedrijfswoningen, tot ten hoogste het per bouwperceel aangeduide 'maximum aantal wooneenheden', mits ter plaatse van de desbetreffende bouwkavel sprake is van een volwaardig bedrijf,
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen en mestopslagplaatsen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
- b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 6.50 m mag bedragen;
- c. de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen;
- d. de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 800 m3 mag bedragen;
- e. een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan de bepalingen in artikel 24.2;
- f. de inhoud van de mestopslagplaatsen per bouwperceel in totaal ten hoogste 2.500 m3mag bedragen;
- g. het vloeroppervlak van horecavoorzieningen in totaal per paardenhouderij ten hoogste 200 m² mag bedragen;
- h. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 8.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Burgemeester en Wethouders
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
- de situering en vormgeving van het vlak “kampeerterrein”,
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
5.3.2 de onder 5.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
- ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwgrenzen
- de overschrijding om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is,
met dien verstande dat:
- a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 200 m².
5.4.2
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,
met dien verstande, dat:
- a. de goothoogte ten hoogste 8.00 m mag bedragen.
5.4.3
- dit niet leidt tot een zelfstandige extra woning,
met dien verstande dat:
- a. de inhoud ten hoogste 1000 m3 mag bedragen.
5.4.4
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,
met dien verstande, dat:
- a. de hoogte ten hoogste 15.00 m mag bedragen.
5.4.5
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,
met dien verstande, dat:
- a. de inhoud ten hoogste 5000 m3 mag bedragen.
5.5 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- c. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
- a. woondoeleinden, anders dan in een bedrijfswoning; bij de bedrijfswoning zijn mantelzorg en huisvesting van de rustende boer toegestaan voor zover dit niet leidt tot het ontstaan van een nieuwe zelfstandige woning;
- b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- c. recreatieve doeleinden, anders dan toegelaten krachtens het plan bij gebruiksgerichte paardenhouderijen;
- d. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegelaten gebruik bij gebruiksgerichte paardenhouderijen;
- e. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging in de bestemming 'gemengd-vrijkomende agrarische bebouwing'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'gemengd-vrijkomende agrarische bebouwing', ten behoeve van een doelmatig gebruik van de bebouwing, mits:
- de functie van paardenhouderij geheel of grotendeels is komen te vervallen;
- het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, respectievelijk handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt conform de BOM+ regeling. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie en/of het te handhaven deel van de agrarische functie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en het aantal verkeersbewegingen, per saldo niet zullen toenemen;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets),
met dien verstande dat:
- a. de nieuwe functies uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing. Uitbreiding van de bebouwing is niet toegestaan. Overtollige bebouwing moet geamoveerd worden. Herbouw in gewijzigde vorm van delen van het complex is wel toegestaan, mits hier substantiële sloop tegenover staat, c.q. de bebouwingsmassa met ten minste 40% afneemt. Woningen mogen alleen binnen de bestaande hoofdbebouwing worden gerealiseerd;
- b. bij wijziging voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 9 van deze regels.
5.6.2 Wijziging gebruiksgericht naar productiegericht
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het omzetten van een (overwegend) gebruiksgerichte paardenhouderij in een (overwegend) productiegerichte paardenhouderij, mits:
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en het aantal verkeersbewegingen, niet onevenredig niet zullen toenemen;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets),
met dien verstande dat:
- a. bij wijziging voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in dit artikel.
5.6.3 Wijziging productiegericht naar gebruiksgericht
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het omzetten van een (overwegend) productiegerichte paardenhouderij in een (overwegend) gebruiksgerichte paardenhouderij, mits:
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht conform de BOM+regeling;
- de effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en het aantal verkeersbewegingen, niet onevenredig zullen toenemen;
- op eigen terrein in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets),
met dien verstande dat:
- a. bij wijziging voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in dit artikel.
5.6.4 Wijziging in de bestemming 'agrarisch bedrijf'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'agrarisch-bedrijf' ten behoeve van de omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf, mits:
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en het aantal verkeersbewegingen, per saldo niet zullen toenemen;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets),
met dien verstande dat:
- a. bij wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 4 van deze regels.
5.6.5 Wijziging in de bestemming 'wonen' of 'wonen-cultuur en ontspanning'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'wonen' of 'wonen-cultuur en ontspanning', ten behoeve van de realisering van woningen voor bewoning respectievelijk een woning voor bewoning in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden, mits:
- de functie van paardenhouderij geheel is komen te vervallen;
- het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, respectievelijk handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woon- respectievelijk woon+cultuur en ontspanningsfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
- de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de toename van het aantal woningen past binnen het woningbouwprogramma behorende bij de Regionale Woonvisie, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader;
- er sprake is van inpandig bouwen, i.c. de woningen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
- de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- er sprake is van een substantiële verbetering van de ruimtelijke kwaliteit,
met dien verstande, dat:
- a. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
- b. per bedrijfscomplex binnen de hoofdbebouwing, zijnde dat deel van de bebouwing waarin ook reeds de bestaande bedrijfswoning is gelegen, meerdere woningen mogen worden gerealiseerd;
- c. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 100 m² per woning, uitgezonderd bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
- d. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24 respectievelijk artikel 25 van deze regels.
5.6.6 Wijziging in de bestemming 'agrarisch' of 'agrarisch met waarden'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'agrarisch' of 'agrarisch met waarden', waarbij gelijktijdig een bestaand gedeelte van deze bestemmingen wordt gewijzigd in de bestemming 'agrarisch-paardenhouderij' ten behoeve van vormverandering van de bouwkavel van een paardenhouderij, mits:
- de verandering van de vorm van de bouwkavel van de paardenhouderij noodzakelijk is vanwege bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van de desbetreffende paardenhouderij;
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- er sprake is van een substantiële verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- er is voldaan aan de eisen gesteld in de POL-uitwerking BOM+,
met dien verstande, dat:
- a. de oppervlakte van de bouwkavel van de paardenhouderij na de wijziging in beginsel niet meer mag bedragen dan 1,5 ha. De oppervlakte mag, gehoord de desbetreffende dienst van de Provincie Limburg, groter zijn indien door toepassing van de POL-uitwerking BOM+ de omgevingskwaliteit ten minste evenredig wordt vergroot;
- b. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3, respectievelijk 6 van deze regels.
5.6.7 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44 gegeven procedure.
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 De voor 'agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch gebruik;
- b. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast, waaronder begrepen de aanleg van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
- c. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden en de daarmee samenhangende landschapskarakteristiek;
- d. bescherming van aangrenzend natuurgebied;
met daaraan ondergeschikt:
- e. ontsluiting van de afzonderlijke percelen ten behoeve van het toegestane gebruik;
- f. recreatief medegebruik;
- g. voor wandel-, ruiter-, fiets-, wielren- en mountainbike-evenementen op bestaande wegen/paden waarbij de bepalingen in artikel 42.3 in acht worden genomen;
- h. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', waarbij de bepalingen in artikel 42.3 in acht worden genomen;
- i. verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen op de boerderij, voor zover een 'maximum aantal kampeerplaatsen' is aangeduid.
6.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Op de tot 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
6.2.2 Veestal
Het onder 6.2.1 bepaalde geldt niet voor, uitsluitend ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'veestal', een veestal met een omvang van 195 m², een mestopslag met een omvang van 40 m², een opslag voor ruwvoer met een omvang van 150 m², een paardenbak van 893 m², verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van het perceel en bijbehorende erfafscheidingen, met dien verstande dat:
- a. de veestal uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gebouwd;
- b. het oppervlak van de veestal ten hoogste 195 m² mag bedragen;
- c. de goothoogte van de veestal ten hoogste 3,60 m mag bedragen.
6.2.3 Schietboom
Het onder 6.2.1 bepaalde geldt niet voor, uitsluitend ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'schietboom', een schietboom met een hoogte van ten hoogste 20.00 m.
6.2.4 Kleinschalige recreatieve voorzieningen en
voederbergingen of voederruiven voor wild
Het onder 6.2.1 bepaalde geldt niet voor kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen) en voederbergingen of voederruiven voor wild, voor zover deze geen onevenredige afbreuk doen aan het agrarisch gebruik en de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap, met dien verstande dat:
- a. het oppervlak aan bouwwerken per voorziening ten hoogste 12 m² mag bedragen;
- b. de goothoogte ten hoogste 2.00 m mag bedragen;
- c. de nokhoogte ten hoogste 3.00 m mag bedragen;
- d. bouwwerken, voorzien van een dak, plat of met een kap van ten hoogste 45° mogen worden afgedekt.
6.2.5 Veldschuren/schuilgelegenheden voor vee
Het onder 6.2.1 bepaalde geldt niet voor veldschuren/schuilgelegenheid voor vee, ter plaatse van de aanduiding 'overig-zone hoogstamboomgaarden' en uitsluitend ten behoeve van met het agrarisch gebruik van het buitengebied overeenkomend gebruik, mits er wordt voorzien in een afdoende landschappelijke inpassing, passend binnen de zone met hoogstamboomgaarden om de kernen en in compensatie van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden, die verloren gaan of kunnen gaan, overeenkomstig de eisen die zijn gesteld in de POL-uitwerking BOM+, met dien verstande dat:
- a. veldschuren/schuilgelegenheden voor vee uitsluitend op bouwpercelen met een oppervlak van ten minste 1 ha mogen worden gebouwd;
- b. het oppervlak van gebouwen per bouwperceel van ten minste 1 ha. maximaal 12 m² mag bedragen;
- c. de goothoogte ten hoogste 2.50 m mag bedragen;
- d. de nokhoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
- e. gebouwen plat of met een kap van ten hoogste 45° mogen worden afgedekt.
6.2.6. Boogkassen en hoge boogkassen
Het onder 6.2.1 bepaalde geldt niet voor boogkassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden-boogkassen', 'specifieke vorm van agrarisch met waarden-boogkassen tijdelijk' of 'specifieke vorm van agrarisch met waarden-hoge boogkassen tijdelijk', mits de boogkassen niet langer aanwezig zijn dan een periode van 6 maanden per jaar en zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte aan boogkassen ten hoogste het aangeduide 'maximum bebouwd oppervlak' mag bedragen en de oppervlakte aan hoge boogkassen ten hoogste 825 m² mag bedragen;
- b. de bouwhoogte van boogkassen ten hoogste 2.50 m mag bedragen en de bouwhoogte van hoge boogkassen ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
- c. indien gedurende 1 jaar of langer geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot het plaatsen van boogkassen, geen boogkassen meer mogen worden opgericht;
- d. de boogkassen en hoge boogkassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden-boogkassen tijdelijk' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden-hoge boogkassen tijdelijk' binnen de komende planperiode (10 jaar) dienen te zijn verplaatst naar een minder kwetsbare locatie.
6.2.7 Hagelnetten
Het onder 6.2.1 bepaalde geldt niet voor hagelnetten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-hagelnetten', mits zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte aan hagelnetten ten hoogste het aangeduide 'maximum bebouwd oppervlak' mag bedragen;
- b. de bouwhoogte van hagelnetten ten hoogste 4.00 m mag bedragen;
- c. indien gedurende 1 jaar of langer geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot het plaatsen van hagelnetten, geen hagelnetten meer mogen worden opgericht.
6.2.8 Omheiningen en/of erfafscheidingen
Het onder 6.2.1 bepaalde geldt niet voor omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat:
- a. de hoogte ten hoogste 1.50 m mag bedragen.
6.2.9 Standplaatsen voor kampeermiddelen
Het onder 6.2.1 bepaalde geldt niet voor standplaatsen voor kampeermiddelen, voor zover een 'maximum aantal kampeerplaatsen' is aangeduid, met dien verstande dat:
- a. op de standplaatsen voor kampeermiddelen geen chalets, trekkershutten of stacaravans mogen worden geplaatst;
- b. sanitaire voorzieningen ten behoeve van de standplaatsen voor kampeermiddelen uitsluitend binnen het bouwvlak van een aangrenzende bestemming mogen worden opgericht.
6.2.11 Bestaande bebouwing
Het onder 6.2.1 bepaalde geldt niet voor bestaande, in het verleden op legale wijze tot stand gekomen bebouwing, welke in de bestaande situering, vorm en omvang mag worden gehandhaafd.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
6.3.2 de onder 6.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1
- in het geval de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na omgevingsvergunningmeer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, vooraf advies is verkregen van de adviescommissie BOM+;
- omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
- de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
- de omgevingsvergunningniet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, zoals aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen”;
- de omgevingsvergunninggeen betrekking heeft op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen” behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
- zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte,
met dien verstande, dat:
- a. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen en regenkappen, voor zover deze niet binnen het bouwvlak van een agrarische bouwkavel opgericht kunnen worden, enkel mogen worden opgericht op aan de agrarische bouwkavel aansluitende gronden, indien en voor zover niet gelegen binnen de dubbelbestemming beekdal; bij de omgevingsvergunningworden de voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te gebruiken gronden vastgelegd;
- b. indien vanuit agrarische en/of landschappelijke motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan de bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van regenkappen en boogkassen ook op verder gelegen gronden mogen worden opgericht, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
- c. de hoogte van boogkassen ten hoogste 2.50 m mag bedragen;
- d. de hoogte van regenkappen ten hoogste 4.00 m mag bedragen;
- e. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen alleen aanwezig mogen zijn, als deze daadwerkelijk in gebruik zijn, met een maximum van 6 maanden per jaar. Op momenten dat de teeltondersteunende voorzieningen niet in gebruik zijn, dienen deze te worden verwijderd;
- f. bij een negatief advies van de adviescommissie BOM+ slechts omgevingsvergunningmag worden verleend, nadat Gedeputeerde Staten hiermee hebben ingestemd.
6.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van hagelnetten
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- door de zichtbaarheid van de hagelnetten geen onevenredige aantasting van de beleving van het landschap, zoals die wordt bepaald door het reliëf rond de beek- en droogdalen, de openheid op de plateaus en de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing, ontstaat of kan ontstaan, dan wel door landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte, een en ander kan worden voorkomen;
- voldaan wordt aan de “Beleidsregel hagelnetten”, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg op 9 maart 2004, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader,
met dien verstande dat:
- a. bij de omgevingsvergunningde voor hagelnetten te gebruiken gronden worden vastgelegd;
- b. de hagelnetten niet door mogen lopen tot aan de grond;
- c. de hoogte van hagelnetten ten hoogste 4.00 m mag bedragen.
- de schietboom past binnen het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld ter plaatse;
- de schietboom en/of de activiteiten, die gepaard gaan met het gebruik van de schietboom, geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
- de schietboom en/of de activiteiten die gepaard gaan met het gebruik van de schietboom, niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de activiteiten die gepaard gaan met het gebruik van de schietboom, niet leiden tot onevenredige verkeersoverlast en parkeeroverlast;
- andere waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad,
- a. de hoogte van een schietboom ten hoogste 20.00 m mag bedragen.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen, uitgezonderd in de vorm van kamperen op de boerderij, voor zover een 'maximum aantal kampeerplaatsen' is aangeduid, tot ten hoogste het aangeduide aantal;
- b. sport- en wedstrijdterrein, buitenmanege, ligplaats en speelweide of volkstuin, met uitzondering van een paardenbak van 893 m² ter plaatse van de aanduiding 'veestal', uitgezonderd het gebruik ten behoeve van een sport- en wedstrijdterrein met een schietboom ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - schietboom' of ter plaatse van terreinen waarvoor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een schietboom wordt verleend;
- c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen al dan niet in wedstrijdverband;
- d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen al dan niet in wedstrijdverband;
- e. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- f. militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- g. terrein voor het aanbrengen, het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- h. het opslaan van mest(stoffen), waaronder het opslaan van mest in mestzakken, met uitzondering van een mestopslag met een oppervlak van 40 m² ter plaatse van de aanduiding 'veestal';
- i. nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
- j. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik; onder opslag inherent aan het toegelaten gebruik wordt niet begrepen de opslag van in plastic verpakte hooibalen;
- k. bedrijfswegen ten behoeve van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van de erfafscheidingen en de verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van het perceel, voorzien van de aanduiding 'veestal';
- l. het bebossen van gronden.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van militaire oefeningen
6.6.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van kamperen op de boerderij
- de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten van een aangrenzend functionerend agrarisch bedrijf;
- de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
- de activiteiten niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
- kamperen alleen plaatsvindt tijdens het kampeerseizoen;
- buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
- in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen de aangrenzende bestemming 'agrarisch-bedrijf';
- de afstand tot bestaande kampeerterreinen en campings ten minste 500 m bedraagt;
- de afstand tot de erfgrens van naastgelegen woningen tenminste 50 m bedraagt;
- het kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving, overeenkomstig de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek;
- bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kamperen op de boerderij wordt beëindigd, uitgezonderd de situatie dat de kinderen van degenen, die het agrarisch bedrijf laatstelijk uitoefenden, het kamperen op de boerderij mogen voortzetten,
met dien verstande dat:
- a. bij de omgevingsvergunninghet voor het kamperen op de boerderij te gebruiken perceelsgedeelte en het daarop te realiseren maximum aantal kampeerplaatsen worden vastgelegd;
- b. maximaal 15 standplaatsen per locatie aanwezig mogen zijn; op de standplaatsen mogen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
- c. sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak van het aangrenzende agrarisch bedrijf mogen worden opgericht.
6.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bedrijfswegen
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7.1
- a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven of ophogen met meer dan 0.30 m en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting, niet zijnde bebossing, anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap.
6.7.2 Het in 6.7.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
6.7.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 6.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de eerst bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
6.8 Wijzigingsbevoegdheid
6.8.1 Wijziging in de bestemming 'agrarisch-bedrijf” of 'agrarisch-paardenhouderij'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'agrarisch-bedrijf' of 'agrarisch-paardenhouderij' met aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-productiegerichte paardenhouderij', ten behoeve van:
- de vestiging van nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven respectievelijk productiegerichte paardenhouderijen;
- de vergroting van bestaande grondgebonden agrarische bedrijven respectievelijk productiegerichte paardenhouderijen;
- de vergroting van bestaande niet grondgebonden agrarische bedrijven;
mits:
- het betreft een volwaardig agrarisch bedrijf of een volwaardige paardenhouderij dan wel een bedrijf dat zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt;
- de locatie niet is gelegen binnen de dubbelbestemmingen 'beekdal' en 'ecologie';
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
- er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de POL-uitwerking BOM+,
met dien verstande, dat:
- a. de maximale oppervlakte van de nieuwe bouwkavel in beginsel 1,5 ha mag bedragen. Van deze maat kan, gehoord de desbetreffende dienst van de Provincie Limburg, worden afgeweken indien door toepassing van de POL-uitwerking BOM+ de omgevingskwaliteit ten minste evenredig wordt vergroot;
- b. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4 respectievelijk 5 van deze regels.
6.8.2 Wijziging in de bestemming 'natuur'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'natuur', ten behoeve van de aanleg van nieuwe natuur, mits:
- aangrenzende waarden en belangen, waaronder het agrarische belang, niet onevenredig worden geschaad;
- de aanleg van de nieuwe natuur past binnen de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
- de aanleg van nieuwe natuur in de vorm van bebossing uitsluitend is toegestaan op gronden met de dubbelbestemming 'waarde-ecologie',
met dien verstande dat:
- a. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 van deze regels.
6.8.3 Wijziging in de (dubbel)bestemming 'water' of 'waterstaat-waterlopen'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de (dubbel-)bestemming 'water' en 'waterstaat-waterlopen', gehoord het waterschap, ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, en het herinrichten van bestaande watergangen, mits:
- de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
- ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- het herinrichten plaatsvindt binnen een zone met een breedte van 5 m rondom de bestaande loop van de watergang,
met dien verstande dat:
- a. bij de wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 23 en 36 van deze regels.
6.8.4 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44 gegeven procedure.
Artikel 7 Bedrijf-nutsvoorzieningen
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 De voor 'bedrijf-nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, alsmede de daarbij behorende ondergrondse leidingen.
7.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
7.2 Bouwregels
Op de tot 'bedrijf-nutsvoorzieningen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het onder 7.1.1 toegestane gebruik;
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en omvang bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd, dan wel, voor zover geen bouwvlak is aangeduid, gebouwen binnen het bestemmingsvlak mogen worden gebouwd;
- b. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 4.00 m mag bedragen;
- c. de nokhoogte van gebouwen ten hoogste 6.00 m mag bedragen;
- d. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van een zendmast, die ten hoogste 40 m mag bedragen;
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen.
Artikel 8 Bedrijf-toegesneden
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 De voor 'bedrijf-toegesneden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bestaande ter plaatse reeds gevestigde bedrijven, overeenkomstig de aanduiding:
- 'specifieke vorm van bedrijf-1': atelier/-kunsthandel;
- 'specifieke vorm van bedrijf-2': atelier/-kunsthandel /horeca
- 'specifieke vorm van bedrijf-3': bakkerij;
- 'specifieke vorm van bedrijf-4': boerenbondwinkel;
- 'specifieke vorm van bedrijf-5': bouwbedrijf;
- 'specifieke vorm van bedrijf-6': brandstofhandel;
- 'specifieke vorm van bedrijf-7': garagebedrijf;
- 'specifieke vorm van bedrijf-8': kunstmest- en graanbedrijf;
- 'specifieke vorm van bedrijf-9': leemverwerking;
- 'specifieke vorm van bedrijf-10': transportbedrijf en brandstofhandel;
- 'specifieke vorm van bedrijf-11': wijnhandel/- wijnmuseum en slijterij;
- 'opslag': opslag;
- b. bedrijven, opgenomen in categorie 1 en 2 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen, zoals opgenomen in bijlage 2. bij de regels en/of daarmee naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders qua aard, omvang en milieueffecten vergelijkbare bedrijven,
en de daarbij behorende voorzieningen.
8.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
8.2 Bouwregels
Op de tot
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het onder 8.1.1 toegestane gebruik;
- bedrijfswoningen, tot ten hoogste het per bouwperceel aangeduide 'maximum aantal wooneenheden';
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
- b. het bouwvlak geheel mag worden gebouwd, onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de geldende parkeernormen;
- c. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 6.50 m mag bedragen;
- d. de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen;
- e. de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 800 m3 mag bedragen;
- f. een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan de bepalingen in artikel 24.2;
- g. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 8.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
8.3.2 de onder 8.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
- ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
8.4 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- c. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik; ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten', is opslag buiten het bouwvlak niet toegestaan;
- d. woondoeleinden, anders dan in bedrijfswoningen; bij de bedrijfswoning is mantelzorg toegestaan voor zover dit niet leidt tot het ontstaan van een nieuwe zelfstandige woning;
- e. detailhandel, anders dan het verkopen of leveren van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van het toegelaten gebruik;
- f. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1
- aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast;
- de effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu, per saldo niet zullen toenemen.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
8.6.1 Wijziging in de bestemming 'wonen' of 'wonen-cultuur en ontspanning'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'wonen' of 'wonen-cultuur en ontspanning', ten behoeve van de realisering van woningen voor bewoning respectievelijk een woning voor bewoning in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden, mits:
- de bedrijfsfunctie geheel is komen te vervallen;
- het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, respectievelijk handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woon- respectievelijk woon+cultuur en ontspanningsfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
- de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de toename van het aantal woningen past binnen het woningbouwprogramma behorende bij de Regionale Woonvisie, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader;
- er sprake is van inpandig bouwen, i.c. de woningen en bijgebouwen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
- de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
- er sprake is van een substantiële verbetering van de ruimtelijke kwaliteit,
met dien verstande, dat:
- a. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
- b. per agrarisch bedrijfscomplex binnen de hoofdbebouwing, zijnde dat deel van de bebouwing waarin ook reeds de bestaande bedrijfswoning is gelegen, meerdere woningen of 1 woning in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden mogen worden gerealiseerd;
- c. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 100 m² per woning, uitgezonderd bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
- d. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24 respectievelijk artikel 25 van deze regels.
8.6.2. Wijziging in de bestemming 'agrarisch' of 'agrarisch met waarden'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'agrarisch' of 'agrarisch met waarden', ten behoeve van de afbouw van niet aan het buitengebied gebonden bedrijfsfuncties, mits:
- de bedrijfsfunctie geheel is komen te vervallen;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets),
met dien verstande, dat:
- a. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3, respectievelijk 6 van deze regels.
8.6.3 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44 gegeven procedure
Artikel 9 Gemengd-vrijkomende Agrarische Bebouwing
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 De voor 'gemengd-vrijkomende agrarische bebouwing' aangewezen gronden zijn bestemd voor een doelmatig hergebruik van vrijgekomen (agrarische) bedrijfsgebouwen, met de daarbij behorende voorzieningen, ten behoeve van:
- wonen al dan niet in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden, daaronder niet begrepen seksinrichtingen;
- vervaardigen, ver- of bewerken en/of verkopen van in de directe omgeving geproduceerde agrarische producten en, mits ondergeschikt daaraan, het verkopen van de vervaardigde, ver- of bewerkte producten;
- dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en/of excursies;
- culturele en artistieke activiteiten, waaronder cursussen en exposities;
- beroep, praktijk en kantoor aan huis;
- consumentverzorgende en ambachtelijke en daarmee qua aard, omvang en milieueffecten vergelijkbare (bedrijfs)activiteiten;
- horeca ondergeschikt aan de hiervoor genoemde mogelijke hoofdgebruiksvorm(en), zoals in de vorm van een kantine, restaurant, terras en daarmee vergelijkbare voorzieningen. De omvang van de horecavoorziening is afgestemd op de behoefte voortkomend uit de gebruikers van de hoofdgebruiksvorm(en). Echter ook medegebruik door passanten is toegestaan. Het is niet toegestaan het horecagedeelte op enig moment af te splitsen en als zelfstandige vorm van horeca onafhankelijk van de hoofdgebruiksvorm(en) voort te zetten. Ook is het niet toegestaan de ondergeschikte horeca nog langer uit te oefenen op het moment dat de hoofdgebruiksvorm(en) zijn komen te vervallen of niet langer van toepassing zijn,
waarbij er qua aard of omvang geen sprake mag zijn van zodanig gebruik dat:
- aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de omgevingseffecten per saldo ten opzichte van het voormalige (agrarische) gebruik toenemen;
- verkeersoverlast ontstaat, waardoor het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
- de leefbaarheid in de vorm van de woon- en verblijfskwaliteit in de directe omgeving wordt aangetast.
9.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Op de tot 'gemengd-vrijkomende agrarische bebouwing' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen ten behoeve van het onder 9.1.1 toegestane gebruik;
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
- b. het bouwvlak geheel mag worden gebouwd, onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de geldende parkeernormen;
- c. ten hoogste 2 woningen, inclusief bedrijfswoningen, en 5 vakantieappartementen per vrijkomend agrarisch bebouwingscomplex mogen worden gebouwd, binnen de bestaande bebouwing;
- d. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 6.50 m mag bedragen;
- e. de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen;
- f. de inhoud van een (bedrijfs-)woning ten hoogste 800 m3 mag bedragen;
- g. een (bedrijfs-)woning voor het overige voldoet aan de bepalingen in artikel 24.2;
- h. het totale vloeroppervlak van een vakantieappartement ten hoogste 100 m² mag bedragen;
- i. het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor horeca ondergeschikt aan de hoofdgebruiks-vorm(en) ten hoogste 100 m² mag bedragen;
- j. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen.
9.2.2 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten en hellingen afwijken van de bepalingen in 9.2.1, mogen de bestaande maten en hellingen gehandhaafd worden.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
9.3.2 de onder 9.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
- in verband met maatwerk ten aanzien van het bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit.
9.4 Specifieke gebruiksregels.
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- c. het opslaan van mest(stoffen), waaronder het opslaan van mest in mestzakken;
- d. terrein voor het aanbrengen, het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- e. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
- f. detailhandel, anders dan het verkopen of leveren van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van het toegelaten gebruik;
- g. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Wijziging in de bestemming 'agrarisch-bedrijf' of 'agrarisch-paardenhouderij'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'agrarisch-bedrijf' of 'agrarisch-paardenhouderij' met aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-productiegerichte paardenhouderij', mits:
- de overige functies geheel zijn komen te vervallen;
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
- er is voldaan aan de eisen, die zijn gesteld in de POL-uitwerking BOM+,
met dien verstande dat:
- a. indien afbraak heeft plaatsgevonden van (een deel van) de oorspronkelijke agrarische bedrijfsbebouwing, zoals die aanwezig was voordat de bestemming 'gemengd-vrijkomende agrarische bebouwing' van kracht werd, her- c.q. nieuwbouw mag plaatsvinden tot een oppervlak dat ten minste 20% kleiner is dan het oppervlak van die oorspronkelijke bebouwing;
- b. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4 respectievelijk 5 van deze regels.
9.5.2 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44 gegeven procedure.
Artikel 10 Gemengd-vrijkomende Kloosterbebouwing
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 De voor 'gemengd-vrijkomende kloosterbebouwing' aangewezen gronden zijn bestemd voor een doelmatig hergebruik van vrijgekomen kloostergebouwen, met de daarbij behorende voorzieningen, ten behoeve van:
- wonen al dan niet in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden, daaronder niet begrepen seksinrichtingen;
- dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en/of excursies;
- culturele, educatieve en/of sociale activiteiten, waar onder begrepen het geven van cursussen en het houden van exposities;
- horeca ondergeschikt aan de hiervoor genoemde mogelijke hoofdgebruiksvorm(en), zoals in de vorm van een kantine, restaurant, café, terras en daarmee vergelijkbare voorzieningen. De omvang van de horecavoorziening is afgestemd op de behoefte voortkomend uit de gebruikers van de hoofdgebruiksvorm(en). Echter ook medegebruik door passanten is toegestaan. Het is niet toegestaan het horecagedeelte op enig moment af te splitsen en als zelfstandige vorm van horeca onafhankelijk van de hoofdgebruiksvorm(en) voort te zetten. Ook is het niet toegestaan de ondergeschikte horeca nog langer uit te oefenen op het moment dat de hoofdgebruiksvorm(en) zijn komen te vervallen of niet langer van toepassing zijn,
waarbij er qua aard of omvang geen sprake mag zijn van zodanig gebruik dat:
- aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap; in het geval er sprake is van monumentale bebouwing dient vooraf de monumentencommissie gehoord te worden over het voorgestane gebruik;
- de omgevingseffecten per saldo ten opzichte van het voormalige (agrarische) gebruik toenemen;
- verkeersoverlast ontstaat, waardoor het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
- de leefbaarheid in de vorm van de woon- en verblijfskwaliteit in de directe omgeving wordt aangetast.
10.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
Op de tot 'gemengd-vrijkomende kloosterbebouwing' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen ten behoeve van het onder 10.1.1 toegestane gebruik;
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
- b. het bouwvlak geheel mag worden gebouwd, onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de geldende parkeernormen;
- c. de goothoogte van gebouwen ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
- d. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
- e. het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor horeca ondergeschikt aan de hoofdgebruiks-vorm(en) ten hoogste 10% van het totaal vloeroppervlak mag bedragen;
- f. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen;
- de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken, die ten hoogste 8.00 m mag bedragen.
10.2.2 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten afwijken van de bepalingen in 10.2.1, mogen de bestaande maten gehandhaafd worden.
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
10.3.2 De onder 10.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
- in verband met maatwerk ten aanzien van het bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit.
10.4 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- c. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
- d. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
- e. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- f. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
- g. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, zoals trapvelden, speelplaatsen, plantsoenen, waterpartijen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen;
- b. duurzaam bodem- en waterbeheer, waaronder begrepen de aanleg van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water, ;
- c. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut,
- d. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' uitsluitend groenstroken met onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de opvang en buffering van water zijn toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – grondwal' uitsluitend groenstroken met een grondwal zijn toegestaan.
11.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
11.2 Bouwregels
Op de tot 'groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken:
- noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
- ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
- behorende tot de recreatieve voorziening, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
- behorende tot het straatmeubilair;
- ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water,
met dien verstande dat:
- a. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen;
- de hoogte van voorzieningen voor verlichting, die ten hoogste 10.00 m mag bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van zend-/ontvangstinstallaties
- de installatie past binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
- andere waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad,
met dien verstande dat:
- a. de hoogte van een mast behorende tot de installatie ten hoogste 40,00 m mag bedragen.
11.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van kunstwerken, voorwerpen betreffende de beeldende kunsten,speelvoorzieningen
- deze qua aard en omvang in de omgeving passen;
- bij speelvoorzieningen de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering ervan,
met dien verstande dat:
- a. de hoogte van deze bouwwerken ten hoogste 6.00 m mag bedragen.
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 De voor 'horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven;
- b. bedrijven gericht op verblijven, recreëren, verzorgen en verwennen, daaronder niet begrepen seksinrichtingen;
- c. één seksinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting',
en de daarbij behorende voorzieningen.
12.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
Op de tot 'horeca' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de in 12.1 genoemde doeleinden;
- bedrijfswoningen, tot ten hoogste het per bouwperceel aangeduide 'maximum aantal wooneenheden',
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:
- a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
- b. het bouwvlak geheel mag worden gebouwd, onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de geldende parkeernormen;
- c. er ten hoogste 2 bouwlagen mogen worden opgericht;
- d. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 7.00 m mag bedragen;
- e. de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen;
- f. de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 800 m3 mag bedragen;
- g. een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan de bepalingen in artikel 24.2.;
- h. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 5.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen.
12.2.2 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten afwijken van de bepalingen in 12.2.1, mogen de bestaande maten gehandhaafd worden.
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
12.3.2 De onder 12.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
- ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
12.4 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- c. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
- d. woondoeleinden, anders dan in bedrijfswoningen;
- e. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
- f. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- g. recreatieve doeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik
- h. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
12.5.1 Wijziging in de bestemming 'wonen' of 'wonen-cultuur en ontspanning'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'wonen' of 'wonen-cultuur en ontspanning', ten behoeve van de realisering van woningen voor bewoning respectievelijk een woning voor bewoning in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden, mits:
- de horecafunctie geheel is komen te vervallen;
- het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woon- respectievelijk woon+cultuur en ontspanningsfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
- de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de toename van het aantal woningen past binnen het woningbouwprogramma behorende bij de Regionale Woonvisie, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader;
- er sprake is van inpandig bouwen, i.c. de woningen en bijgebouwen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
- de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
- er sprake is van een substantiële verbetering van de ruimtelijke kwaliteit,
met dien verstande, dat:
- a. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
- b. per agrarisch bedrijfscomplex binnen de hoofdbebouwing, zijnde dat deel van de bebouwing waarin ook reeds de bestaande bedrijfswoning is gelegen, meerdere woningen of 1 woning in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden mogen worden gerealiseerd;
- c. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 100 m² per woning, uitgezonderd bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
- d. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24 respectievelijk artikel 25 van deze regels.
12.5.2 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44 gegeven procedure.
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke doeleinden van religieuze, educatieve, sociaal-medische, sociaal-maatschappe-lijke en culturele aard,
en de daarbij behorende voorzieningen.
13.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
Op de tot 'maatschappelijk' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in 13.1 toegestane gebruik;
- bedrijfswoningen, voor zover een 'maximum aantal wooneenheden' is aangeduid, tot ten hoogste het aangeduide aantal,
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, uitgezonderd ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-andere bouwwerken niet toegestaan' waar geen andere bouwwerken mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
- b. het bouwvlak geheel mag worden gebouwd, onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de geldende parkeernormen;
- c. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 6.50 m mag bedragen;
- d. de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen;
- e. de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 800 m3 mag bedragen;
- f. een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan de bepalingen in artikel 24.2;
- g. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen.
13.2.2 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten en hellingen afwijken van de bepalingen in 13.2.1, mogen de bestaande maten en hellingen gehandhaafd worden.
13.3 Nadere eisen
13.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
13.3.2 de onder 13.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
- ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1
- deze qua aard en omvang in de omgeving passen;
- bij speelvoorzieningen de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering ervan,
met dien verstande dat:
- a. de hoogte van deze bouwwerken ten hoogste 6.00 m mag bedragen.
13.5 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- c. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
- d. woondoeleinden, anders dan in bedrijfswoningen; bij de bedrijfswoning is mantelzorg toegestaan voor zover dit niet leidt tot het ontstaan van een nieuwe zelfstandige woning;
- e. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
- f. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- g. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegelaten gebruik;
- h. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
Artikel 14 Maatschappelijk-amerikaanse Begraafplaats
14.1 Bestemmingsomschrijving
Voor de voor 'maatschappelijk-Amerikaanse begraafplaats' aangewezen gronden gelden de bepalingen, zoals neergelegd in de tweede volzin van artikel II lid 3. van de “overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten inzake Amerikaanse Militaire Begraafplaatsen van 4 mei 1970, Tractatenblad 1970 nummer 99” of een regeling die daarvoor in de plaats kan worden gesteld.
Artikel 15 Maatschappelijk-begraafplaats
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 De voor 'maatschappelijk-begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. doeleinden van lijkbezorging,
en de daarbij behorende voorzieningen.
15.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
15.2 Bouwregels
Op de tot 'maatschappelijk-begraafplaats' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in 15.1 toegestane gebruik;
en de daarbij behorende andere bouwwerken, waaronder begrepen een urnenmuur, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:
- a. het totale oppervlak van de gebouwen per begraafplaats ten hoogste 50 m2 mag bedragen;
- b. de goothoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
- c. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen;
- de hoogte van één ander bouwwerk, die ten hoogste 8.00 m mag bedragen.
Artikel 16 Maatschappelijk-jeugdzorg En Volwassenenopvang
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 De voor 'maatschappelijk-jeugdzorg en volwassenenopvang' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke doeleinden op het gebied van jeugdzorg en volwassenenopvang, zowel residentieel, justitieel, open, gesloten als forensisch met tbs-opvang;
- b. woondoeleinden, voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op de onder a. genoemde doeleinden,
en de daarbij behorende voorzieningen, zoals voorzieningen ter ontsluiting van het terrein, parkeervoorzieningen, sportvoorzieningen, beveiligings- en verlichtingsconstructies en voorzieningen voor de ontvangst van bezoekers.
16.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
Op de tot 'maatschappelijk-jeugdzorg en volwassenenopvang' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in 16.1 toegestane gebruik,
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:
- a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
- b. het bouwvlak tot ten hoogste het aangeduide percentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' bebouwd mag worden;
- c. gebouwen in ten hoogste 4 bouwlagen mogen worden gebouwd;
- d. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 18.00 m mag bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte', waar de goothoogte ten hoogste de aangeduide goothoogte mag bedragen;
- e. de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen;
- f. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 6.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen en de hoogte van kunstwerken en voorwerpen betreffende de beeldende kunsten, die ten hoogste 8.00 m mogen bedragen;
- de hoogte van voorzieningen voor verlichting, die ten hoogste 16.00 m mag bedragen.
16.2.2 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten en hellingen afwijken van de bepalingen in 16.2.1, mogen de bestaande maten en hellingen gehandhaafd worden.
16.3 Nadere eisen
16.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen en voorzieningen voor verlichting;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
16.3.2 De onder 16.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
- ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
16.4 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
- d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
- e. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
- f. woondoeleinden, anders dan de huisvesting van jeugdigen en volwassenen in het kader van jeugdzorg en volwassenopvang en voor zover verder noodzakelijk met het oog op de toegestane doeleinden;
- g. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
- h. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegelaten gebruik;
- i. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
Artikel 17 Natuur
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 De voor 'natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden,
- b. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast, waaronder begrepen de aanleg van onder- en bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
- c. bestaand agrarisch gebruik,
met daaraan ondergeschikt:
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
- f. wandel-, ruiter-, fiets-, wielren- en mountainbike-evenementen op bestaande wegen/paden waarbij de bepalingen in artikel 42.3 in acht worden genomen.
17.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
Op de tot 'natuur' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
17.2.2 Voorzieningen waterputten
Het onder 17.2.1 bepaalde geldt niet voor het oprichten van voorzieningen, zoals in de vorm van hekwerken, ter bescherming van waterputten in waterwingebied.
17.2.3 Bestaande bebouwing
Het onder 17.2.1 bepaalde geldt niet voor bestaande, in het verleden op legale wijze tot stand gekomen bebouwing, welke in de bestaande situering, vorm en omvang mag worden gehandhaafd.
17.2.4 Artikel 3.22 Wro
De toepassing van artikel 3.22 van de Wro is uitgesloten.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1
met dien verstande, dat:
- a. de hoogte ten hoogste 4.00 m mag bedragen.
17.3.2
met dien verstande, dat:
- a. de hoogte ten hoogste 25.00 m mag bedragen.
17.3.3
17.4 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', waar gedurende het kampeerseizoen tenten en vouwwagens zijn toegestaan;
- b. sport- en wedstrijdterrein, buitenmanege of ligplaats en speelweide;
- c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
- d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
- e. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- f. het winnen van bosstrooisel en mos;
- g. militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- h. terrein voor het aanbrengen, het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- i. het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen, waaronder begrepen boogkassen en regenkappen, en hagelnetten;
- j. voor het opslaan van mest(stoffen), waaronder het opslaan van mest in mestzakken;
- k. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van militaire oefeningen
17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
- e. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de delfstoffenwinning;
- f. het geheel of gedeeltelijk aanleggen van oeverbeschoeiingen en graven, aanleggen en/of dempen van waterlopen;
- g. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken en/of grasbanen;
- h. het scheuren van grasland;
- i. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden.
17.6.2 Het in 17.6.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
17.6.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 17.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de eerst bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
17.7 Wijzigingsbevoegdheid
17.7.1 Wijziging in de (dubbel)bestemming 'water' en 'waterstaat-waterlopen'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de (dubbel)bestemming 'water' en 'waterstaat-waterlopen', gehoord het waterschap en gehoord de desbetreffende natuur beherende instantie, ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, en het herinrichten van bestaande watergangen, mits:
- de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
- de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- het herinrichten plaatsvindt binnen een zone met een breedte van 5 m rondom de bestaande loop van de watergang,
met dien verstande, dat:
- a. bij de wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 23 en 36 van deze regels.
17.7.2 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44 gegeven procedure.
Artikel 18 Natuur-kalksteengroeve
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 De voor'natuur-kalksteen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de winning van kalksteen, alsmede het ontgraven van de bodem in het kader van deze activiteit, waarbij de feitelijke graaf- en winwerkzaamheden uitsluitend mogen plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur-wingebied';
- b. natuurontwikkeling;
- c. verkeer in de vorm van ontsluitingswegen.
18.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
18.2 Bouwregels
Op de tot 'natuur-kalksteengroeve' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in 18.1 toegestane gebruik;
en de daarbij behorende andere bouwwerken, verhardingen en voorzieningen, welke qua aard en omvang bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:
- a. het oppervlak van gebouwen tezamen in het totaal ten hoogste 600 m² mag bedragen;
- b. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 4.00 m mag bedragen;
- c. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 20.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van terreinafscheidingen, die ten hoogste 3,00 m mag bedragen.
18.3 Nadere eisen
18.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering en de afmetingen van de gebouwen;
- de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.3.2 De onder 18.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden.
18.4 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. sport- en wedstrijdterrein, buitenmanege of ligplaats en speelweide;
- c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
- d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
- e. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- f. militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- g. terrein voor het aanbrengen, het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- h. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
18.5.1 Wijziging in de bestemming 'natuur'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'natuur', na overdracht van de betrokken gronden aan de provincie Limburg na beëindiging van delen van de winning en mits:
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
met dien verstande dat:
- a. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 van deze regels.
18.5.2 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44 gegeven procedure.
Artikel 19 Recreatie-golfbaan
19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 De voor 'recreatie-golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de beoefening van de golfsport;
- b. horecadoeleinden in de vorm van een clubhuis/-ontvangstruimte annex restaurant;
- c. behoud en/of herstel en/of ontwikkeling van de bestaande dan wel oorspronkelijk aanwezige landschappelijke, bodemkundige, archeologische, cultuurhistorische, landschapsecologische en/of natuurlijkwetenschappelijke waarden;
- d. behoud en/of herstel en/of ontwikkeling van de bestaande kleine landschapselementen;
- e. extensief recreatief medegebruik van de bestaande openbare voetpaden,
en de daarbij behorende voorzieningen.
19.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
19.2 Bouwregels
Op de tot 'recreatie-golfbaan' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het onder 19.1.1 toegestane gebruik,
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd, met uitzondering van schuilgelegenheden, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
- b. het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
- c. het oppervlak van de schuilgelegenheden buiten het bouwvlak in totaal ten hoogste 20 m2 mag bedragen, waarbij het oppervlak per schuilgelegenheid ten hoogste 10 m2 mag bedragen;
- d. de goothoogte van gebouwen in het bouwvlak ten hoogste 7.00 m mag bedragen;
- e. de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen;
- f. de nokhoogte van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak ten hoogste 3.00 m mag bedragen;
- g. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen;
- de hoogte van ballenvangers rond de driving range, die ten hoogste 20.00 m mag bedragen.
19.3 Nadere eisen
19.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de inrichting van de golfbanen;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een inrichtingsplan en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
19.3.2 De onder 19.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde landschappelijke en cultuurhistorische inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de aanwezige waarden en bestaande kleine landschapselementen, of
- in verband met maatwerk ten aanzien van de golfaccommodatie en de verbetering van de gebiedskwaliteit.
19.4 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- c. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- d. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- e. het winnen van bosstrooisel en mos;
- f. terrein voor het aanbrengen, het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- g. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
- h. woondoeleinden;
- i. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
- j. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- k. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het wijzigen van de maaiveldhoogte met meer dan 0.30 m;
- d. het scheuren van grasland;
- e. het vellen of rooien van kleine landschapselementen of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van kleine landschapselementen tot gevolg kunnen hebben.
19.5.2 Het in 19.5.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning,ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
19.5.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 19.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 19.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 20 Recreatie-verblijfsrecreatie
20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 De voor 'recreatie-verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bestaande ter plaatse reeds gevestigde verblijfsrecreatieve voorzieningen, overeenkomstig de aanduiding:
- 'specifieke vorm van recreatie-1':
toeristische plaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren, trekkershutten en tenthuisjes;
- 'specifieke vorm van recreatie-2:
toeristische plaatsen zoals genoemd onder 'specifieke vorm van recreatie-1', alsmede stacaravans en chalets;
- 'specifieke vorm van recreatie-3':
toeristische plaatsen zoals genoemd onder 'specifieke vorm van recreatie-1', stacaravans en chalets, alsmede recreatiewoningen;
- 'specifieke vorm van recreatie-4':
een groepsaccommodatie, recreatiewoningen en toeristische plaatsen zoals genoemd onder -'specifieke vorm van recreatie-1';
- 'specifieke vorm van recreatie-5':
een zomerhuis;
- 'specifieke vorm van recreatie-6':
toeristische plaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren, trekkershutten en tenthuisjes, die uitsluitend tijdens het kampeerseizoen in gebruik mogen zijn;
- b. horecavoorzieningen, ondergeschikt en/of inherent aan de verblijfsrecreatieve functie, uitgezonderd bij zomerhuizen, waarbij geen horecavoorzieningen zijn toegestaan,
en de daarbij behorende voorzieningen.
20.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen
Op de tot 'recreatie-verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen, met in acht name van het gestelde onder 20.1 uitsluitend worden ingericht of gebouwd:
- standplaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten en huifkarren;
- trekkershutten en tenthuisjes;
- standplaatsen voor stacaravans;
- chalets;
- recreatiewoningen;
- een groepsaccommodatie;
- een zomerhuis;
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de daarbij behorende voorzieningen;
- bedrijfswoningen, tot ten hoogste het per bouwperceel aangeduide 'maximum aantal wooneenheden',
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
- a.gebouwenrecreatiewoningen, groepsaccommodaties, zomerhuizen, gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de bij de berblijfsrecreatieve inrichting behorende voorzieningen en bedrijfswoningen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd; chalets mogen uitsluitend in het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal chalets' worden gebouwd tot ten hoogste het aangeduide aantal;
- b. het bouwvlak geheel mag worden bebouwd, tenzij een 'maximum bebouwingspercentage' is aangeduid, in welk geval het bouwvlak tot maximaal het aangeduide percentage mag worden bebouwd;
- c. sanitaire en daarmee vergelijkbare voorzieningen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat het bebouwingspercentage buiten het bouwvlak ten hoogste 15% mag bedragen;
- d. de goothoogte van trekkershutten, tenthuisjes, stacaravans, chalets en recreatiewoningen
en van voorzieningengebouwen buiten het bouwvlakten hoogste 3.50 m mag bedragen; - e. de goothoogte van de overige gebouwen binnen het bouwvlak ten hoogste 6.50 m en buiten het bouwvlak ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
- f. de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen;
- g. het vloeroppervlak van een trekkershut of tenthuisje ten hoogste 30 m² mag bedragen;
- h. het oppervlak van stacaravans ten hoogste 40 m² mag bedragen;
- i. het vloeroppervlak van chalets ten hoogste 70 m² mag bedragen;
- j. het totale vloeroppervlak van een recreatiewoning ten hoogste 100 m² mag bedragen;
- k. het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor kantine/ontspanningsruimte/horeca-accommodatie ten hoogste 200 m² per verblijfsrecreatieve voorziening mag bedragen;
- l. de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 800 m3 mag bedragen;
- m. een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan de bepalingen in artikel 24.2.2;
- n. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen.
20.2.2 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten en hellingen afwijken van de bepalingen in dit lid, mogen de bestaande maten en hellingen gehandhaafd worden.
20.3 Nadere eisen
20.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
20.3.2 De onder 20.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
- in verband met maatwerk ten aanzien van het bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van grotere goothoogte
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,
met dien verstande, dat:
- a. de goothoogte ten hoogste 6.50 m mag bedragen.
20.5 Specifieke gebruiksregels
- a. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
- b. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
- c. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- d. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
- e. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen buiten het kampeerseizoen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-6';
- f. permanente bewoning, anders dan in bedrijfswoningen;
- g. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
- h. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- i. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
- j. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
Artikel 21 Sport
21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 De voor 'sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatieve doeleinden op sportgebied,
- b. zend-/ontvangstinstallaties, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
- c. recreatieve doeleinden op dagrecreatief gebied en scoutingactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
- d. duurzaam bodem- en waterbeheer, waaronder begrepen de aanleg van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water,
en de daarbij behorende voorzieningen.
21.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen
Op de tot 'sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, ten behoeve van het in 21.1.1 toegestane gebruik,
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen in en buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
- b. het bouwvlak geheel mag worden gebouwd;
- c. het oppervlak van gebouwen buiten het bouwvlak in totaal per sportaccommodatie ten hoogste 5% van het oppervlak van het bij de sportaccommodatie behorende perceel mag bedragen, met een maximum van 40 m2;
- d. de goothoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
- e. de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen;
- f. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen
- de hoogte van lichtmasten, ballenvangers en pijlenvangers, alsmede schietbomen en kogelvangers, die ten hoogste 20.00 m mag bedragen;
- de hoogte van masten behorende tot een zend-/ontvangstinstallatie, die ten hoogste 40.00 m mag bedragen.
21.2.2 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten afwijken van de bepalingen in 21.2.1, mogen de bestaande maten gehandhaafd worden.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
21.3.2 De onder 21.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
- in verband met maatwerk ten aanzien van het bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van zend-/ontvangstinstallatie
- de installatie past binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
- andere waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad,
met dien verstande dat:
- a. de hoogte van een mast behorende tot de installatie ten hoogste 40,00 m mag bedragen.
21.5 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (bom)fietsen;
- c. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- d. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- e. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
- f. woondoeleinden, anders dan in bedrijfswoningen;
- g. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
- h. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- i. recreatieve doeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
- j. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
- k. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
Artikel 22 Verkeer
22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bewegend en stilstaand wegverkeer met de daarbij behorende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten van motorbrandstoffen;
- b. een verkeersveilige, integraal toegankelijke en sociaal veilige openbare ruimte, waaronder begrepen verblijfsruimte;
- c. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, daaronder begrepen kabels en leidingen;
- d. groenvoorzieningen, ter aankleding van niet direct voor bewegend en stilstaand verkeer noodzakelijke gronden, zoals (midden)bermen;
- e. duurzaam bodem- en waterbeheer, waaronder begrepen de aanleg van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
- f. voor wandel-, ruiter-, fiets-, wielren- en mountainbike-evenementen op bestaande wegen/paden waarbij de bepalingen in artikel 42.3 in acht worden genomen;
en, ter plaatse van de aangeduide 'waterstaat-waterlopen', voor:
- g. primair water in de vorm van wegwaterlossingen en overkluisde watergangen, waarbij tevens de Keur van het waterschap van toepassing is.
22.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
22.2 Bouwregels
Boven, op of onder de tot 'verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken:
- noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
- ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
- behorende tot de recreatieve voorziening, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
- behorende tot het straatmeubilair;
- ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
- noodzakelijk voor de gescheiden boven- of ondergrondse inzameling van afvalstoffen;
- uitsluitend ter plekke van de aangeduide 'waterstaat-waterlopen', welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de wegwaterlossing of overkluizing,
met dien verstande dat:
- a. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van voorzieningen voor verlichting, verkeerstekens en andere palen en masten, die ten hoogste 10.00 m mag bedragen.
22.3 Nadere eisen
22.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering en de afmetingen van bouwwerken.
22.3.2 De onder 22.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en uitzicht en privacy van derden.
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1
- deze qua aard en omvang in de omgeving passen;
- bij speelvoorzieningen de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering ervan,
met dien verstande dat:
- a. de hoogte van deze bouwwerken ten hoogste 6.00 m mag bedragen.
Artikel 23 Water
23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het ontvangen, vasthouden, infiltreren, (tijdelijk) bergen en/of afvoeren van water, waarbij tevens de Keur van het waterschap van toepassing is,
voor zover sprake is van niet permanent watervoerende watergangen, zijn de gronden op de momenten dat deze niet watervoerend zijn, tevens bestemd voor:
- b. gebruik overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen, waarbij de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met de bestemming “water” en de Keur van het waterschap, van toepassing zijn.
23.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
23.2 Bouwregels
Boven of op de tot 'water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang en/of de regenwaterbuffer,
met dien verstande, dat:
- a. de hoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen.
Artikel 24 Wonen
24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met inbegrip van mantelzorg, aan-huis-gebonden-beroepen en agrarische activiteiten van ondergeschikte betekenis;
- b. stalling van kampeermiddelen, voor zover een 'maximum aantal te stallen kampeermiddelen' is aangeduid;
- c. verblijfsrecreatie in de vorm van vakantieappartementen of bed & breakfast, voor zover een 'maximum aantal vakantieappartementen' is aangeduid, respectievelijk ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast',
en de daarbij behorende voorzieningen.
24.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen
Op de tot 'wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- woningen;
- vakantieappartementen, voor zover een 'maximum aantal vakantieappartementen' is aangeduid, tot ten hoogste het aangeduide aantal;
- een bed & breakfast-voorziening ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast',
en de daarbij behorende bijgebouwen en andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:
- a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak en binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen worden gebouwd.
24.2.2 Bouwvlak
Regels met betrekking tot het bouwvlak:
- a. per bouwvlak mag ten hoogste het aangeduide 'maximum aantal wooneenheden' worden gebouwd;
- b. de voorgevel van een woning mag uitsluitend in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
- c. de voorgevelbreedte van een woning zal ten minste 5.00 m bedragen;
- d. in ten hoogste 2 bouwlagen mag worden gebouwd;
- e. de goothoogte mag ten hoogste 6.50 m bedragen;
- f. gebouwen mogen plat, met setback of met een kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
- g. vrijstaande woningen zullen aan beide zijden en halfvrijstaande woningen aan één zijde op ten minste 2.50 m uit de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
- h. de totale vloeroppervlakte van een vakantieappartement mag ten hoogste 100 m2bedragen.
24.2.3.Bouwaanduidingen 'bijgebouwen'
Regels met betrekking tot de bouwaanduidingen 'bijgebouwen':
- a. de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel/per tot een woning te rekenen gedeelte van de bouwaanduiding 'bijgebouwen, inclusief bijbehorende kleine zelfstandig gesitueerde bouwaanduidingen 'bijgebouwen', voor ten hoogste 50% bebouwd worden;
- b. het totaal oppervlak aan bovengrondsebijgebouwen mag per woning binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen', onverminderd het bepaalde onder a., ten hoogste 100 m2bedragen;het totaal oppervlak aan ondergrondse bijgebouwen mag per woning binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen', onverminderd het bepaalde onder a., ten hoogste 120 m2 bedragen, verminderd met het oppervlak aan bovengrondse bijgebouwen;
- c. bijgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand op ten minste 1.00 m afstand van het bouwvlak of aangebouwd worden opgericht;
- d. bijgebouwen zullen in of ten minste 1.00 m uit de zijdelingse erfscheiding worden gebouwd;
- e. in ten hoogste 1 bouwlaag mag worden gebouwd waarvan de goothoogte ten hoogste 3.30 m mag bedragen;
- f. de bouwhoogte mag ten hoogste 6.60 m bedragen;
- g. bijgebouwen mogen uitsluitend plat of met een kap van ten hoogste 45° worden afgedekt;
- h. ten aanzien van het gestelde onder e. en f. kan geen gebruik worden gemaakt van een algemene omgevingsvergunning van 10%;
- i. het oprichten van bijgebouwen mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
24.2.4 Andere bouwwerken
Regels met betrekking tot andere bouwwerken:
- a. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 3.00 m bedragen. met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen;
- de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken, welke ten hoogste 5.00 m mag bedragen.
24.2.5 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten afwijken van de bepalingen in 24.2.2, 24.2.3 en 24.2.4 mogen de bestaande maten gehandhaafd worden.
24.3 Nadere eisen
24.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering van bouwwerken;
- de omvang van de tweede bouwlaag, wanneer de bouwgrens op minder dan 3.00 m uit de zijdelingse erfscheiding is gelegen of het bouwvlak dieper is dan 10.00 m,
24.3.2 De onder 24.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig, van de verkeersveiligheid en van het uitzicht en de privacy van derden, of,
- in verband met eisen van duurzaam bouwen.
24.4 Afwijken van de bouwregels
24.4.1
- ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot de bestemming 'verkeer' wordt aangehouden;
- geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundig beeld plaatsvindt;
- dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap,
met dien verstande dat:
- a. ten minste 3.00 m uit de zijdelingse perceelsgrens zal worden gebouwd;
- b. de overschrijding van de zijdelingse bouwgrens maximaal 4.00 m mag bedragen;
- c.overschrijding van de zijdelingse bouwgrens slechts aan één zijde van het bouwvlak mogelijk isten aanzien van het gestelde onder a. en b. geen gebruik kan worden gemaakt van een algemene omgevingsvergunning van 10%.
24.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwaanduiding 'bijgebouwen'
- geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundig beeld plaatsvindt,
met dien verstande dat:
- a. de afstand van bijgebouwen tot de bestemming 'verkeer' ten minste 5.00 mzal bedragen;
- b. bijgebouwen de lijn, die kan worden getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde bouwgrens op het naastgelegen perceel, met niet meer dan 3.00 m zullen overschrijden.
24.5 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- c. het opslaan van mest(stoffen), waaronder het opslaan van mest in mestzakken, met uitzondering van mestopslag van niet meer dan 10 m3;
- d. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
- e. Bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt ten dienste van de woonfunctie
- f.zelfstandige bewoning voor zover het betreft
woondoeleinden in vrijstaandebijgebouwen; - g. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- h. recreatieve doeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
- i. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, uitgezonderd stalling van kampeermiddelen, voor zover een 'maximum aantal te stallen kampeermiddelen' is aangeduid, tot ten hoogste het aangeduide aantal.
24.6 Afwijken van de gebruiksregels
24.6.1
- er geen afbreuk wordt gedaan aan het karakter van de buurt;
- het woonmilieu niet onevenredig wordt geschaad, dit betekent dat categorie 1 en maximaal 2 (VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering”) in beginsel toelaatbaar zijn;
- er geen extra verkeersmaatregelen of parkeervoorzieningen noodzakelijk worden, dan wel indien extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn, deze op eigen terrein gerealiseerd kunnen worden;
- er geen zelfstandige vorm van detailhandel (uitgezonderd beperkte verkoop, inherent aan de betreffende activiteit) ontstaat,
met dien verstande dat:
- a. ten hoogste 30% van de totale vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor het bedrijf, uitgezonderd ter plaatse van beschermde monumenten, karakteristieke bebouwing en bebouwing waarvan handhaving noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, waar het bouwvlak geheel mag worden gebruikt voor het bedrijf onder de voorwaarde dat de woonfunctie voor ten minste 50% van de totale vloeroppervlakte gehandhaafd blijft.
24.6.2
- het pand is gelegen binnen de dubbelbestemming 'waarde-cultuurhistorie', respectievelijk handhaving van het pand noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur,
-
dan welhet pand een minimale inhoud heeft van635650 m³; -
de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, c.q. de woning als zodanig blijft functionerenhet gebruik ten behoeve van bed & breakfast gekoppeld en ondergeschikt is aan de woonfunctie ter plaatse; - de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
- de stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
- de bed & breakfast door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kan functioneren als een zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan;
- de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig wordt beïnvloed;
- er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonende en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan,
met dien verstande dat:
- a. de woning als zodanig herkenbaar blijft;
- b. ten hoogste 8 slaapplaatsen per bed & breakfast mogen worden gerealiseerd.
24.6.3
- het pand is gelegen binnen de dubbelbestemming 'waarde-cultuurhistorie', respectievelijk handhaving van het pand noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur;
- de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, c.q. de woning als zodanig blijft functioneren;
- de vakantieappartementen binnen de bestaande bebouwing kunnen worden gerealiseerd. Alleen ter verkrijging van kwalitatief hoogwaardiger appartementen dan wel ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit of inpassing in de omgeving van het complex, is uitbreiding of vervanging van bestaande bebouwing binnen het bouwvlak toegestaan;
- de totstandkoming van een goed verblijfsklimaat in de te realiseren vakantieappartementen gegarandeerd kan worden;
- de stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de woning/het complex behouden blijven;
- de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig wordt beïnvloed;
- er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonende en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan,
met dien verstande, dat
- a. de woning als zodanig herkenbaar blijft;
- b. het totale vloeroppervlak van een vakantieappartement ten hoogste 100 m² mag bedragen.
24.7 Wijzigingsbevoegdheid
24.7.1 Wijziging voor het splitsen van woningen
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het splitsen van woningen, in bebouwing gelegen binnen de dubbelbestemming 'waarde-cultuurhistorie', respectievelijk bebouwing waarvan handhaving noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, mits:
- de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de toename van het aantal woningen past binnen het woningbouwprogramma behorende bij de Regionale Woonvisie, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader;
- de totstandkoming van een goed woonklimaat in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden,
met dien verstande dat:
- a. de bouwmassa niet mag toenemen;
- b. voorafgaand aan de realisatie van de toe te voegen woning het oppervlak aan bijgebouwen is teruggebracht tot ten hoogste 100 m² per woning, uitgezonderd bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
- c. voor het overige voldaan wordt aan het bepaalde in dit artikel.
24.7.2 Wijziging in de bestemming 'wonen-cultuur en ontspanning'
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'wonen-cultuur en ontspanning', ten behoeve van de realisering van een woning voor bewoning in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden, mits:
- de woning is gelegen binnen de dubbelbestemming 'waarde-cultuurhistorie', respectievelijk handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur;
- de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- er sprake is van inpandig bouwen; er mag geen uitbreiding van de bestaande bebouwing plaatsvinden of mogelijk worden gemaakt;
- de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woning en ruimten voor verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden gegarandeerd kan worden,
met dien verstande, dat:
- a. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
- b. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 25 van deze regels.
24.7.3 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44 gegeven procedure.
Artikel 25 Wonen-cultuur En Ontspanning
25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 De voor 'wonen-cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met inbegrip van mantelzorg, aan-huis-gebonden beroepen, agrarische activiteiten van ondergeschikte betekenis, waaronder begrepen een gebruiksgerichte paardenhouderij van ondergeschikte betekenis;
- b. verblijfsrecreatieve doeleinden;
- c. wellness;
- d. culturele, educatieve en sociale doeleinden;
- e. stalling van kampeermiddelen, voor zover een 'maximum aantal te stallen kampeermiddelen' is aangeduid, tot maximaal het daarbij aangeduide aantal,
en bij het medegebruik qua aard of omvang in overwegende mate geen sprake mag zijn van zodanig gebruik dat:
- aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- een onevenredig negatief effect op de omgeving ontstaat;
- er een verkeersoverlast ontstaat, waardoor het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
- er negatieve effecten ontstaan op de waterhuishouding.
25.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen
Op de tot 'wonen-cultuur en ontspanning' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- woningen;
- gebouwen, ten behoeve van het in 25.1 toegestane gebruik,
en de daarbij behorende bijgebouwen en andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:
- a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak en binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen worden gebouwd.
25.2.2 Bouwvlak
Regels met betrekking tot het bouwvlak:
- a. per bouwvlak mag ten hoogste het aangeduide 'maximum aantal wooneenheden' worden gebouwd;
- b. de voorgevel van een woning mag uitsluitend in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
- c. de voorgevelbreedte van een woning zal ten minste 5.00 m bedragen;
- d. in ten hoogste 2 bouwlagen mag worden gebouwd;
- e. de goothoogte mag ten hoogste 6.50 m bedragen;
- f. gebouwen mogen plat, met setback of met een kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
- g. vrijstaande woningen zullen aan beide zijden en halfvrijstaande woningen aan één zijde op ten minste 2.50 m uit de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
25.2.3 Bouwaanduiding 'bijgebouwen'
Regels met betrekking tot de bouwaanduiding 'bijgebouwen':
- a. de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel geheel bebouwd worden;
- b. in ten hoogste 1 bouwlaag mag worden gebouwd waarvan de goothoogte ten hoogste 3.30 m mag bedragen;
- c. de bouwhoogte mag ten hoogste 6.60 m bedragen;
- d. bijgebouwen mogen uitsluitend plat of met een kap van ten hoogste 45° worden afgedekt.
- e. ten aanzien van het gestelde onder c. en d. kan geen gebruik worden gemaakt van een algemene omgevingsvergunning van 10%;
- f.het oprichten van bijgebouwen mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
25.2.4 Andere bouwwerken
Regels met betrekking tot andere bouwwerken:
- a. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 3.00 m bedragen. met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen;
- de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken, welke ten hoogste 5.00 m mag bedragen.
25.2.5 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten afwijken van de bepalingen in 25.2, mogen de bestaande maten gehandhaafd worden.
25.3 Nadere eisen
25.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering van bouwwerken;
- de landschappelijke en (steden)bouwkundige -inrichting en ruimtelijke kwaliteit van het perceel;
- de omvang en inrichting van parkeervoorzieningen;
- de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen,
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
25.3.2 De onder 25.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig, van de verkeersveiligheid en van het uitzicht en de privacy van derden, of,
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing, of;
- ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden en bouwwerken, of;
- in verband met maatwerk ten aanzien van het bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit, of;
- in verband met eisen van duurzaam bouwen.
25.4 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
- c. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
- d. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- e. het opslaan van mest(stoffen), waaronder het opslaan van mest in mestzakken, met uitzondering van mestopslag van niet meer dan 10 m3;
- f. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
- g. Bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt ten dienste van de woonfunctie;
- h.zelfstandige bewoning voor zover het betreft
woondoeleinden in vrijstaandebijgebouwen; - i. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
- j. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- k. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
- l. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, uitgezonderd stalling van kampeermiddelen, voor zover een 'maximum aantal te stallen kampeermiddelen' is aangeduid, tot ten hoogste het aangeduide aantal.
25.5 Afwijken van de gebruiksregels
25.5.1
- er geen afbreuk wordt gedaan aan het karakter van de buurt;
- het woonmilieu niet onevenredig wordt geschaad, dit betekent dat categorie 1 en maximaal 2 (VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering”) in beginsel toelaatbaar zijn;
- er geen extra verkeersmaatregelen of parkeervoorzieningen noodzakelijk worden;
- er geen zelfstandige vorm van detailhandel (uitgezonderd beperkte verkoop, inherent aan de betreffende activiteit) ontstaat,
met dien verstande dat:
- a. het bouwvlak geheel mag worden gebruikt voor het bedrijf onder de voorwaarde dat de woon + cultuur en ontspanningsfunctie voor ten minste 50% van de totale vloeroppervlakte gehandhaafd blijft.
25.6 Wijzigingsbevoegdheid
25.6.1 Wijziging voor een groter aantal woningen
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het toestaan van een groter aantal woningen, in bebouwing gelegen binnen de dubbelbestemming 'waarde-cultuurhistorie', respectievelijk bebouwing waarvan handhaving noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, mits:
- de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
- de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- de toename van het aantal woningen past binnen het woningbouwprogramma behorende bij de Regionale Woonvisie, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader;
- de totstandkoming van een goed woonklimaat in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
met dien verstande, dat:
- a. de bouwmassa niet mag toenemen;
- b. voorafgaand aan de realisatie van de toe te voegen woning het oppervlak aan bijgebouwen is teruggebracht tot ten hoogste 100 m² per woning, uitgezonderd bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
- c. voor het overige voldaan wordt aan het bepaalde in dit artikel.
25.6.2 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44 gegeven procedure.
Artikel 26 Wonen-woonwagenstandplaats
26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1 De voor 'wonen-woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, in woonwagens,
en de daarbij behorende voorzieningen.
26.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
26.2 Bouwregels
Op de tot 'wonen-woonwagenstandplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- woonwagenstandplaatsen ten behoeve van woonwagens,
en de daarbij behorende bijgebouwen en andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:
- a. ten hoogste het aangeduide 'maximum aantal wooneenheden' is toegestaan;
- b. het oppervlak per woonwagenstandplaats ten hoogste 200400 m²mag bedragen;
- c. bijgebouwen en andere bouwwerken uitsluitend mogen worden gebouwd op de woonwagenstandplaatsen en woonwagens uitsluitend mogen worden geplaatst op de woonwagenstandplaatsen;
- d. een woonwagenstandplaats voor ten hoogste 60% mag worden bebouwd, met inbegrip van de geplaatste woonwagen;
- e. de goothoogte van woonwagens en bijgebouwen ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
- f. woonwagens en gebouwen plat of met een kap van ten hoogste 60° mogen worden afgedekt;
- g. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.00 m mag bedragen. met uitzondering van de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen.
26.3 Nadere eisen
26.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering van bouwwerken en woonwagens.
26.3.2 De onder 26.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en van het uitzicht en de privacy van derden, of,
- in verband met eisen van duurzaam bouwen.
26.4 Specifieke gebruiksregels
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen, met uitzondering van één woonwagen per woonwagenstandplaats;
- b. sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide, met uitzondering van ten hoogste 2 parkeerplaatsen per woonwagenstandplaats;
- c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (bom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
- d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
- e. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- f. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
- g. woondoeleinden in vrijstaande bijgebouwen;
- h. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
- i. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- j. recreatieve en/of horecadoeleinden;
- k. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
Artikel 27 Leiding
27.1 Bestemmingsomschrijving
27.1.1 De voor 'leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen voor gastransport, gasvoeding, rioolwatertransport, watertransport en brandstoftransport, overeenkomstig de aanduiding van de hartlijnen van de desbetreffende leidingen.
27.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
27.2 Bouwregels
Op de tot 'leiding' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken van geringe omvang ten dienste van of ter instandhouding van de betreffende leiding,
met dien verstande dat:
- a. de hoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen.
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere bebouwing
- het belang van de leiding, gehoord de leidingbeheerder, niet onevenredig wordt aangetast;
- dit geen gevaar oplevert voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doet en/of door het aan de ontheffingomgevingsvergunningverbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen
- bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
27.4 Specifieke gebruiksregels
- a. een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doet;
- b. het uitvoeren van ontgrondingen, dan wel het anderszins wijzigen van het bodemniveau;
- c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- d. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting;
- e. het verrichten van grondroeractiviteiten, anders dan normaal spit- en ploegwerk, en het diepploegen;
- f. het verrichten van grondophogingen;
- g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- i. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- j. het heien of anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
27.4.2 Gebruiksregels en normaal onderhoud
De in 27.4.1 genoemde verbodsbepalingen gelden niet voor werken en werkzaamheden, die plaats vinden in het kader van normaal onderhoud.
27.5 Afwijken van de gebruiksregels
27.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van verboden gebruik
- het belang van de leiding, gehoord de leidingbeheerder, niet onevenredig wordt aangetast;
- deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de ontheffingomgevingsvergunningverbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.
Artikel 28 Waarde-archeologie
28.1 Bestemmingsomschrijving
28.1.1 De voor 'waarde-archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.
28.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
28.2 Bouwregels
Op de tot 'waarde-archeologie' aangewezen gronden mag op bouwpercelen, die op de desbetreffende kaartuitsneden of na gebruik van de wijzigingsbevoegdheid een uitbreidingsmogelijkheid voor bebouwing hebben van meer dan 0,25 ha dan wel in gevallen waarbij de uitbreidingsmogelijkheid gelegen is binnen een afstand van 50 m tot archeologisch waardevolle terreinen of anderszins archeologische waarden in het geding zijn, uitsluitend gebouwd worden, nadat door middel van archeologisch vooronderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden veilig zijn gesteld.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0.30 m wordt gewijzigd;
- b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0.30 m wordt gewijzigd;
- c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;
- d. het bebossen van gronden, met dien verstande dat een aanlegvergunningomgevingsvergunningenkel kan worden verleend ter plaatse van de dubbelbestemming 'waarde-ecologie';
- e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- g. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
- h. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- i. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.
28.3.2 Het in 28.3.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning,ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
28.3.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 28.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien de ter plaatse van de aangeduide 'archeologische waarden' aanwezige oudheidkundige sporen niet dan in geringe mate worden of kunnen worden aangetast of als de mogelijkheid bestaat tot het doen van voorafgaand wetenschappelijk onderzoek of het doen van oudheidkundige waarnemingen.
Artikel 29 Waarde-beekdal
29.1 Bestemmingsomschrijving
29.1.1 De voor 'waarde-beekdal' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de natuurlijke waterhuishouding, betreffende zowel het oppervlaktewater als het grondwater, en de daarvan afhankelijke landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede de realisering van een veerkrachtig watersysteem geschikt voor waterconservering en opvang van hoge waterafvoeren.
29.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
29.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0.30 m wordt gewijzigd;
- c. het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
- d. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
- e. het verrichten van werkzaamheden welke beschadigingen tot gevolg kunnen hebben aan vochtige bronbiotopen.
29.2.2 Het in 29.2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning,ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- e. voor zover de werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van de Keur van het waterschap.
29.2.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 29.2.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 29.1. genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 30 Waarde-beschermd Dorpsgezicht
30.1 Bestemmingsomschrijving
30.1.1 De voor 'waarde-beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande bebouwing, bouwwerken en bebouwde gronden, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang, die een beeld opleveren dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap, de cultuurhistorische waarde en de ruimtelijke structurele samenhang.
30.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
30.2 Bouwregels
Op de tot 'waarde-beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor de inrichting ten behoeve van de onderliggende bestemming en verenigbaar is met beheer, behoud en ontwikkeling van de karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht, mits dit gehoord de Monumentencommissie of daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten en een aantasting van de karakteristiek van het ruimtelijk beeld, met dien verstande dat:
- a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0.30 m wordt gewijzigd;
- b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0.30 m wordt gewijzigd;
- c. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan normale verhardingswerkzaamheden bij woningen zoals garage-inritten, terrassen en tuinpaden;
- d. het rooien van bomen en opgaande beplanting zoals hagen en heggen, anders dan voor effectuering van een bouwvergunningomgevingsvergunning voor het bouwen.
30.3.2 Het in 30.3.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning,ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
30.3.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 30.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 30.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind, en mits vooraf advies is gevraagd van de Monumentencommissie.
Artikel 31 Waarde-cultuurhistorie
31.1 Bestemmingsomschrijving
31.1.1 De voor 'waarde-cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de cultuurhistorisch waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing) en patronen (verkavelingen, wegenpatronen, beplantingspatronen, stedenbouwkundig beeld).
31.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
31.2 Bouwregels
Op de tot 'waarde-cultuurhistorie' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor de inrichting ten behoeve van de onderliggende bestemming en verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de bestaande bebouwing, mits dit conform advies van de Monumentencommissie of daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten, met dien verstande dat:
- a. de gevels in de aangegeven bouwgrenzen zullen worden gebouwd;
- b. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming.
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het doorvoeren van veranderingen in de verkaveling of percelering van terreinen, voor zover het niet betreft gronden die agrarisch in gebruik zijn;
- b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- c. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
31.3.2 Het in 31.3.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning,ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- e. werken of werkzaamheden, gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden.
31.3.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 31.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 31.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
31.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
31.4.2 Het in 31.3.1 bepaalde is niet van toepassing voor sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde
Artikel 32 Waarde-ecologie
32.1 Bestemmingsomschrijving
32.1.1 De voor 'waarde-ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de samenhang tussen abiotische (niet-levende natuur) en biotische (levende natuur) kenmerken van de betreffende plangebiedsdelen.
32.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
32.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0.30 m wordt gewijzigd;
- c. het bebossen van gronden, met dien verstande dat een aanlegvergunning enkel kan worden verleend ter plaatse van de aanduiding 'overig-zone bebossing';
- d. het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
- e. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen.
32.2.2 Het in 32.2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning,ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
32.2.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 32.2.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 32.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 33 Waarde-landschapselement
33.1 Bestemmingsomschrijving
33.1.1 De voor 'waarde-landschapselement' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en herstel van de in het buitengebied aanwezige kleine landschapselementen en de daarmee samenhangende landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede het daarmee samenhangende waterbergend vermogen van de grond.
33.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
33.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het vellen, rooien, slopen, dempen, egaliseren of verwijderen van kleine landschapselementen, dan wel het verrichten van werkzaamheden, die ernstige beschadiging of de dood of verdwijning van kleine landschapselementen tot gevolg hebben;
- b. het verwijderen of afgraven van steilranden of het verrichten van andere grondwerkzaamheden die een aantasting hiervan inhouden of kunnen inhouden.
33.2.2 Het in 33.2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
33.2.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 33.2.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 33.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorwaarden stellen ter compensatie.
33.2.4 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 33.2 zijn slechts toelaatbaar:
- a. voor zover, in het geval de werken of werkzaamheden betrekking hebben op kleine landschapselementen ten hoogste 20% van elk ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp bestaand klein landschapselement wordt geveld/gerooid/verwijderd/gekapt;
- b. voor zover, in het geval de werken of werkzaamheden worden uitgevoerd ter plaatse van waterlopen en of poelen, de ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp bestaande waterlopen en poelen worden gehandhaafd.
- c. voor zover de werken of werkzaamheden de ecologie van de aanwezige natuurwaarden niet aantasten.
Artikel 34 Waarde-onderaards Gangenstelsel
34.1 Bestemmingsomschrijving
34.1.1 De voor 'waarde-onderaards gangenstelsel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en herstel van de in het buitengebied aanwezige onderaardse gangenstelsels en mergelgrotten en de daarmee samenhangende cultuurhistorische waarden.
34.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
34.2 Bouwregels
34.2.1 Algemeen
Op de tot 'waarde-onderaards gangenstelsel' aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, niet worden gebouwd.
34.2.2 Ondersteunende voorzieningen en/of constructies
Het onder 34.2.1 bepaalde geldt niet voor het oprichten van ondersteunende voorzieningen en/of constructies in het onderaards gangenstelsel zelf.
34.3 Afwijken van de bouwregels
34.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bebouwing
- bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;
- de gangenstelsels geen gevaar op kunnen leveren voor de bebouwing;
- door de aard en situering van de bebouwing geen schade wordt of kan worden aangebracht aan het onderaards gangenstelsel en de daarmee samenhangende cultuurhistorische waarden.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het vergroten en/of verleggen van gangen;
- b. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen en het egaliseren, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0.30 m wordt gewijzigd;
- c. het aanbrengen van transport-, energie of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houd met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
34.4.2 Het in 34.4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
34.4.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 34.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 34.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 35 Waarde-recreatieve Ontsluitingsstructuur
35.1 Bestemmingsomschrijving
35.1.1 De voor 'waarde-recreatieve ontsluitingsstructuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor geleiding van het recreatieve ontsluitingsverkeer door middel van het ontwikkelen van recreatietransferpunten met voorzieningen gericht op de geleiding van en de informatievoorziening aan recreanten.
35.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
35.2 Bouwregels
Op de tot 'waarde-recreatieve ontsluitingsstructuur' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in 35.1.1 toegestane gebruik;
- andere bouwwerken,
met dien verstande, dat:
- a. het oppervlak van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 20 m² mag bedragen;
- b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
- c. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 m zal bedragen.
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
35.3.2 Het in 35.3.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning,ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
35.3.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 35.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 35.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 36 Waterstaat-waterlopen
36.1 Bestemmingsomschrijving
36.1.1 De voor 'waterstaat-waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het waterschap.
36.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
36.2 Bouwregels
Boven of op de tot 'waterstaat-waterlopen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren,
met dien verstande dat:
- a. de hoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen.
36.3 Afwijken van de bouwregels
36.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere bebouwing
- het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;
- bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
36.4 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden binnen de dubbelbestemming 'waterstaat-waterlopen' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het waterschap van toepassing.
Artikel 37 Waterstaat-erosie
37.1 Bestemmingsomschrijving
37.1.1 De voor 'waterstaat-erosie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het bestrijden en voorkomen van:
- a. bodemerosie en wateroverlast;
- b. het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem;
- c. de aantasting van het grondwaterpakket.
37.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
37.2 Specifieke gebruiksregels
37.2.1
- a. het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van graften;
- b. het in hun functioneren belemmeren of aantasten van aanwezige of kunstmatige waterbuffers (inclusief aan- en afvoervoorzieningen).
37.2.2 Gebruiksregels en bedrijfserosieplan
Het onder 37.2.1 bepaalde geldt niet indien voor de desbetreffende percelen een bedrijfserosieplan conform de Erosieverordening HPA is opgesteld.
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het rooien en/of verwijderen van opgaande begroeiing (met een hoogte van 0.30 m of meer) op graften, in de vorm van groenstroken, grasbanen, bermen en hagen of daarmee vergelijkbare elementen, voor zover deze van belang zijn in het kader van de bestrijding van erosie;
enof landschapselementen - b. het ophogen of egaliseren van de in het landschap aanwezige laagten, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0.30 m wordt gewijzigd;
- c. het afgraven van grond, indien door de afgraving de kans op bodemerosie en/of wateroverlast toeneemt;
- d. het aanbrengen van verhardingen op gronden steiler dan 10%.
37.3.2 Het in 37.3.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning,ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- e. werken of werkzaamheden op percelen waarvoor een bedrijfserosieplan conform de Erosieverordening HPA is opgesteld.
37.3.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 37.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 37.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 38 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 39 Algemene Bouwregels
39.1 Algemeen
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de op de plankaart aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.
39.2 Alternatieve energiewinning
- a. plaatsing is uitsluitend mogelijk bij woningen en bedrijven;
- b. maximaal 1 constructie per bouwperceel;
- c. de maximale breedte bedraagt 1 meter;
- d. bij plaatsing op een mast, uitsluitend:
- 1. op minimaal 5 en maximaal 40 meter achter de voorgevelrooilijn;
- 2. met een maximale hoogte van 12 meter, inclusief de constructie;
-
- e. bij plaatsing op een gebouw:
- 1. op een hellend dak, maximaal 2 meter vanaf de bovenkant van de nok;
- 2. zo mogelijk op het van de weg gekeerde dakvlak;
-
- f.plaatsing op monumenten en/of in beschermde dorpsgezichten is niet toegestaan.
- 1 constructie voor de opwekking van alternatieve energie ontoereikend is gebleken voor de energievoorziening;
- geen sprake is van onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige beeld en het woonklimaat;
- het bepaalde in artikel 39.2.1 b. tot en met e. en in artikel40.2in acht wordt genomen
- a. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' worden opgericht;
- b. binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen' bedraagt de maximaal toegestane oppervlakte aan ondergrondse bijgebouwen 120 m2, verminderd met het oppervlak aan bovengrondse bijgebouwen, waarbij het maximaal toegestane oppervlak aan bovengrondse bijgebouwen binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen' maximaal 100 m2 bedraagt;
- c. de maximale bouwdiepte, inclusief de fundering, bedraagt 3 meter onder peil.
Artikel 40 Algemene Gebruiksregels
40.1 Algemene gebruiksregels van de gronden
- het gebruik van de grond als seksinrichting of soortgelijk bedrijf, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting'. Het bestemmingsplan “Prostitutiebeleid gemeente Margraten”, dat op 29 augustus 2000 is vastgesteld en op 12 december 2000 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Limburg, is op dit plan van toepassing;
- het gebruik van de grond voor een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- het gebruik van de grond voor een discotheek;
- het gebruik van opstallen als seksinrichting of soortgelijk bedrijf, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting'. Het bestemmingsplan “Prostitutiebeleid gemeente Margraten”, dat op 29 augustus 2000 is vastgesteld en op 12 december 2000 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Limburg, is op dit plan van toepassing;
- het gebruik van opstallen voor een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- het gebruik van opstallen voor een discotheek.
40.2 Algemene gebruiksregels alternatieve energiewinning
- a. de constructie mag uitsluitend worden gebruikt voor de opwekking van energie voor eigen gebruik;
- b. eventuele piekstroom mag tegen vergoeding worden afgedragen aan het algemene elektriciteitsnet.
Artikel 41 Aanduidingsregels
41.1 Vrijwaringszone-Molenbiotoop
Binnen de molenbiotoop mag niet worden gebouwd, indien de windvang van de molen daardoor in onevenredige mate wordt aangetast. Uitgangspunt hierbij is dat de optimale windvang tot maximaal 5% mag worden beperkt.
41.2 Vrijwaringszone-Straalpad
Binnen het straalpad mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte van meer dan 20 m boven peil.
41.3 Veiligheidszone-Leiding
Binnen de veiligheidszone rond ondergrondse leidingen dient het risico voor gevaar voor mensen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen door de leidingen te worden beperkt. Binnen de veiligheidszone moet aan de hand van de daarvoor vastgestelde wet- en regelgeving steeds worden afgewogen of ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden toegestaan.
41.4 Milieuzone-Bodembeschermingsgebied
Binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland is duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden een als bijzondere bescherming van de bodem noodzakelijk. Het streven is naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige bijzondere biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Provinciale Milieuverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.
41.5 Milieuzone-Geurzone
41.5.1 Ter plaatse van de geurzone van een rioolwatergemaal mogen geen milieugevoelige bestemmingen worden gevestigd.
41.6 Milieuzone-Grondwaterbeschermingsgebied
Binnen het grondwaterbeschermingsgebied mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan en met inachtneming van de voorwaarden, zoals die door de Provinciale Milieuverordening Limburg worden gesteld.
41.7 Milieuzone-Stiltegebied
Binnen het stiltegebied zijn storende gebruiksvormen, zoals lawaaisporten, vormen van intensieve recreatie, niet-agrarische bebouwing en infrastructuur, behalve indien het beoogde gebruik geen akoestische verstoring tot gevolg heeft, uitgesloten, e.e.a. met uitzondering gebiedseigen geluid. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Provinciale Milieuverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.
41.8 Milieuzone-Waterwingebied
41.8.1.Binnen het waterwingebied mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, welke noodzakelijk zijn in verband met de openbare drinkwaterwinning.
41.9 Overig-Ensemble
Binnen de ensembles mag slechts worden gebouwd indien en voor zover geen wezenlijke verandering wordt aangebracht aan het stedenbouwkundige beeld en de ruimtelijke kwaliteit binnen het betreffende ensemble.
41.10 Overig-Traktaatgebied
Binnen het traktaatgebied zal het bestaand landelijk karakter en de waardigheid en het esthetisch karakter van de Amerikaanse begraafplaats bewaard blijven.
41.11 Overig-Voormalige stortplaats
Bij de voormalige stortplaatsen ligt het primaat bij het instandhouden van de milieuvoorzieningen, zoals die zijn getroffen ter bescherming van het milieu. Dit geldt zowel voor de fase van het realiseren van de bestemming(en), als de daarna intredende beheersfase. De met de milieuvoorzieningen samenhangende gebruiksbeperkingen dienen in acht te worden genomen.
41.12 Overig-Zone hoogstamboomgaarden
Artikel 42 Afwijkingsregels
42.1 Afwijking van de bouwregels ten behoeve van gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van het openbare nut
- a. de hoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen
- b. de inhoud ten hoogste 50 m3 mag bedragen.
42.2 Afwijking van de bouwregels met 10%
- de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
42.2.2
- het maximum oppervlak, de maximum goothoogte en de maximum nokhoogte van bijgebouwen;
- het minimum oppervlak van gebouwen, die na ontheffingeen omgevingsvergunningvoor het exploiteren van een bed & breakfast mogen worden gebruikt;
- het maximum vloeroppervlak van de verkoopruimte ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'.
42.2.3 In die gevallen waarin reeds uit hoofde van de regels in de respectievelijke artikelen een
42.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van evenementen
Het bevoegd gezag kan, behoudens voor de gronden bestemd voor 'natuur' en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen van de regels van het plan ten aanzien van het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld jaarlijks) plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit (inclusief het opbouwen en afbreken) en/of vanwege de omvang van de activiteit (aantal deelnemers/toeschouwers), mits:
- de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
- het evenement maximaal 15 dagen duurt, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
- een locatie niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement wordt gebruikt;
- er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
- er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
- in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;
- aan de van toepassing zijnde milieuwet- en –regel-geving wordt voldaan;
- het evenement niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap en de aanwezige natuurlijke en met de stiltegebieden samenhangende waarden niet worden geschaad;
- het evenement niet plaatsvindt binnen de EHS of de POG, zoals weergegeven door de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie', behoudens op bestaande wegen en paden daarbinnen;
- geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
- de verkeershinder beperkt blijft dan wel voorzien wordt in alternatieve routes;
- belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
42.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van tijdelijk kamperen
- de periode van kamperen niet meer bedraagt dan 10 aaneengesloten dagen;
- een locatie niet meer dan 4 maal per jaar voor tijdelijk kamperen wordt gebruikt;
- aanwezige waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
- belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
42.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bijgebouwen (sloopbonusregeling)
- voorafgaand aan de vergroting van het maximale oppervlak aan bijgebouwen, bestaande niet als woning of daarbij behorend bijgebouw aan te merken bebouwing op hetzelfde bouwperceel wordt gesloopt ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- een goede landschappelijke inpassing verzekerd is;
- aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
- dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap,
met dien verstande dat:
- a. alvorens nieuwe bijgebouwen mogen worden opgericht eerst het teveel aan bestaande bijgebouwen geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;
- b. de vergroting van het maximale oppervlak aan bijgebouwen ten hoogste 25% van het oppervlak van de te slopen bebouwing mag bedragen;
- c. tot een totaal oppervlak aan bijgebouwen bij de woning van het maximale oppervlak aan bijgebouwen per bouwperceel ten hoogste 200m² mag bedragen;
- d. maximaal 50% van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel'/per tot een woning te rekenen gedeelte van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' bebouwd mag worden.
42.6 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van antennemasten
- a. antennemasten op daken van bestaande gebouwen, niet zijnde woningen en voorzover niet vergunningsvrij, zijn toegestaan, mits geen sprake is van:
- 1. een monument;
- 2. aantasting van het stedenbouwkundige beeld ter plaatse;
- 3. aantasting van het woonklimaat.
-
- b. antennemasten die niet op bestaande gebouwen worden opgericht, zijn toegestaan, mits:
- 1. dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- 2. de hoogte van de antennemast maximaal 40 meter bedraagt;
- 3. de antennemast uitsluitend wordt gebruikt voor telecommunicatiedoeleinden;
- 4. de antennemast niet in beschermde dorpsgezichten dan wel in de nabijheid van monumenten wordt geplaatst, tenzij het beschermde dorpsgezicht of monument hierdoor niet wordt aangetast;
- 5. de antennemast niet wordt geplaatst in:
- gebieden behorende tot de EHS, POG en/of Natura 2000;
- gebieden die de bestemming 'Natuur' hebben;
- open velden of beekdalen;
-
- 6. bij het oprichten van antennemasten wat betreft plaatsing van antennes de hier genoemde volgorde wordt aangehouden:
-
- I. in eerste instantie moet de antenne worden geplaatst op/aan bestaande masten of andere infrastructurele werken (site sharing);
- II. indien plaatsing zoals genoemd onder I. om technische redenen niet mogelijk is, wordt de antennemast op een industrieterrein dan wel sportterrein geplaatst;
- III. indien plaatsing zoals genoemde onder I. en II. niet mogelijk is, wordt plaatsing aan de randen van de kernen voorgestaan;
- IV. indien plaatsing zoals genoemd onder I., II., en III. niet mogelijk is, wordt plaatsing in het buitengebied toegestaan,
- de antennemast past binnen het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld ter plaatse;
- de mast zoveel mogelijk in de omgeving wordt ingepast;
- andere waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad.
42.7 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van paardenbakken
- a. de paardenbak wordt opgericht bij een (bedrijfs)woning, waarbij:
- 1. de totale kavelgrootte inclusief aaneengesloten eigendom(men) minimaal 5000 m² bedraagt en waarbij de woning dient te zijn gelegen op het perceel met de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Cultuur en ontspanning';
- 2. in overige gevallen de oppervlakte van dat deel van de kavel behorende bij de bedrijfswoning minimaal 5000 m² bedraagt. Het gedeelte van het perceel dat gebruikt wordt voor de bedrijfsactiviteiten (bedrijfsbebouwing, parkeren, opslag en overige bedrijfsgerelateerde inrichtingselementen) wordt derhalve niet meegerekend bij deze 5000 m²;
-
- b. het gebruik van de paardenbak uitsluitend voortkomt uit het hobbymatig houden van paarden en derhalve voor privé gebruik bedoeld is;
- c. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden ontstaan;
- d. aangrenzende landschappelijk, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, waaronder de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap, niet onevenredig worden aangetast;
- e. de paardenbak geconcentreerd bij bestaande bebouwing wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast,
- a. de paardenbak wordt opgericht ten dienste van de op het perceel aanwezige (bedrijfs)woning;
- b. per woning ten hoogste 1 paardenbak mag worden aangelegd;
- c. de aanzet van de buitenrijbak op ten hoogste 100 meter van de voorgevelrooilijn begint;
- d. een minimale afstand van 50 meter dient te worden aangehouden tussen de paardenbak en woningen, met uitzondering van de op hetzelfde perceel als de paardenbak gelegen woning;
- e. de afmetingen van een paardenbak exclusief de omheining niet meer mogen bedragen dan 40 meter bij 20 meter;
- f.de hoogte van bouwwerken, waaronder omheiningen en springtoestellen, ten hoogste 1,50 meter mag bedragen;
- g. lichtmasten niet mogen worden opgericht.
Artikel 43 Wijzigingsregels
43.1 Wijziging bestemmingsgrenzen
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming van het plan wijzigen ten behoeve van het verschuiven van de bestemmingsgrenzen, voorzover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.
43.2 Wijziging Ruimte voor Ruimte
Burgemeester en Wethouders kunnen, toepassing gevende aan de “POL-aanvulling Ruimte voor Ruimte Zuid-Limburg”, het plan wijzigen ten behoeve van het realiseren van één of meerdere burgerwoningen op passende locaties, in ruil voor het duurzaam en substantieel slopen van (overtollige) bedrijfsgebouwen, mogelijk maken, mits:
- dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- voldaan wordt aan de algemene randvoorwaarden en de specifieke voorwaarden voor Zuid-Limburg, zoals deze zijn vermeld in de “POL-aanvulling Ruimte voor Ruimte Zuid-Limburg”,
met dien verstande dat:
- a. zoveel als mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de in dit plan opgenomen bestemmingen.
43.3 Wijziging Rood voor Groen
Burgemeester en Wethouders kunnen, toepassing gevende aan de “Rood voor Groen (Landgoederen)-regeling”, het plan wijzigen ten behoeve van het realiseren van een landgoed, waarbij in ruil voor het toestaan van extra bebouwing versterking van de natuur- en landschapskwaliteit plaatsvindt, mits:
- dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- voldaan wordt aan de specifieke randvoorwaarden voor Rood voor Groen (Landgoederen), zoals deze zijn vermeld in de “POL-herziening op onderdelen Contourenbeleid Limburg”,
met dien verstande dat:
- a. zoveel als mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de in dit plan opgenomen bestemmingen.
43.4 Wijziging Verhandelbare Ontwikkelings Rechten-methode (VORm)
Burgemeester en Wethouders kunnen, toepassing gevende aan de 'Verhandelbare Ontwikkelings-Rechten-methode (VORm)', het plan wijzigen ten behoeve van het realiseren van één of meerdere burgerwoningen of andere stedelijke functies op passende locaties, in ruil voor een ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij ingezet wordt op ecologische doelen, mits
- dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- voldaan wordt aan de algemene randvoorwaarden en de specifieke voorwaarden, zoals deze zijn vermeld in de 'POL-herziening op onderdelen Contourenbeleid Limburg',
met dien verstande, dat:
- a. zoveel als mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de in dit plan opgenomen bestemmingen;
- b. ontwikkelingen niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) plaatsvinden.
43.5 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44 gegeven procedure in acht.
Artikel 44 Algemene Procedureregels
44.1 Procedure wijziging
Bij het wijzigen van het plan ingevolge de in deze regels opgenomen wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, worden de procedureregels van artikel 3.6, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening in acht genomen en indien van toepassing wordt daaraan voorafgaand de inspraakprocedure als bedoeld in de gemeentelijke Inspraakverordening gevolgd.
Artikel 45 Overige Regels
45.1 Wettelijke regels
Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.
45.2 Gemeentelijke regels
45.2.1 Algemeen
Indien en voor zover in deze regels of op de plankaart wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.
45.2.2 Parkeernormen
Daar waar in de regels wordt verwezen naar parkeernormen, moeten de op het tijdstip van aanvraag van de
45.3 Provinciale regels
45.3.1 Algemeen
Indien en voor zover in deze regels of op de plankaart wordt verwezen naar provinciale regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.
45.3.2 Compensatie natuurwaarden
Daar waar in de regels wordt verwezen naar compensatie van natuurwaarden overeenkomstige de provinciale regels wordt toepassing gegeven aan de Provinciale Beleidsregel Mitigatie en compensatie natuurwaarden.
Artikel 46 Voorrangsregels
46.1 Strijdigheid belangen
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
46.2 Realisatie nieuw beleid door dubbelbestemmingen
De realisatie van nieuw beleid door middel van dubbelbestemmingen hoeft niet gebiedsbreed (binnen de gehele dubbelbestemming) te zijn, wil de doelstelling gehaald worden. Als er echter afbreuk gedaan wordt aan de gegeven gebiedsbreedte c.q. niet de gehele dubbelbestemming wordt benut, moet voor het resterende gedeelte aangetoond worden dat dit voldoende is om het beoogde beleid voor dat gebied te realiseren. Dat wil zeggen dat de omvang van de opgenomen dubbelbestemmingen zo ruim is dat, om het nagestreefde beleid te doen slagen, niet altijd de gehele dubbelbestemming behoeft te worden benut.
46.3 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
- waarde-landschapselement;
- waarde-beekdal;
- waarde-ecologie;
- waarde-archeologie;
- waarde-cultuurhistorie;
- waarde-beschermd dorpsgezicht;
- waarde-onderaards gangenstelsel;
- waterstaat-erosie;
- leiding-ondergronds;
- waterstaat-waterlopen;
- waarde-recreatieve ontsluitingsstructuur.
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 47 Overgangsrecht
47.1 Overgangsrecht bouwwerken
47.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunningomgevingsvergunning voor het bouwenwordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
47.1.2 Eenmalig kan
47.1.3 Het bepaalde in 47.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
47.2 Overgangsrecht gebruik
47.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
47.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 47.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
47.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in 47.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
47.2.4 Het bepaalde in 47.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
47.2.5 In afwijking van het bepaalde in 47.2.4 is het bepaalde in 47.2.1 wel van toepassing op het gebruik dat de natuurlijke personen die zijn genoemd in onderstaand overzicht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan maakten van gronden en/of opstallen gelegen aan de in het overzicht opgenomen adressen.
naam | adres | gebruik |
dhr. W.H.J. Dreessen en zijn wettige echtgenote dhr. J.H.J. Ubachs Oude Akerstraat 57, 6268 NC, Bemelen dhr. J. Beckers Rondelenstraat 12, 6261 NP, Mheer dhr. J.C.L. Bendermacher Steegstraat 15, 6261 NK, Mheer | Bemelerberg 5, 6268 NN, Bemelen Molenweg Rondelenstraat ongenummerd Trichterweg ongenummerd, Rondelenstraat ongenummerd | gebruik van vrijstaand bijgebouw ten behoeve van studentenhuisvesting gebruik van schuur aan de Molenweg als materialen-berging gebruik van gronden voor het oprichten van boogkassen t.p.v. de aanduiding 'saw-bkt' op kaartuitsnede 48a gebruik van gronden voor het oprichten van (hoge) boog-kassen t.p.v. de aanduiding 'saw-bkt' en 'saw-hbkt' op kaartuitsnede 48a |
dhr. W.P.J. Notermans Hoogcruts 5, 6255 NS, Noorbeek | Provincialeweg ongenummerd | gebruik van gronden voor het oprichten van boogkassen t.p.v. de aanduiding 'sa-bkt' op kaartuitsnede 29 |
Artikel 48 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2009,
Bijlage 1 Toelichting Moederplan
Bijlage 1 Toelichting moederplan
Bijlage 2 Toelichting Herziening
Bijlage 2 Toelichting herziening
Bijlage 1 Toegesneden Lijst Van Bedrijfstypen
Bijlage 1 Toegesneden lijst van bedrijfstypen
Bijlage 2 Kleine Landschapselementen
Bijlage 2 Kleine landschapselementen
Bijlage 1 Verantwoording
Bijlage 2 Procedure Vooroverleg En Inspraak
Bijlage 2 Procedure vooroverleg en inspraak
Bijlage 3 Procedure Vaststelling
Bijlage 3 Procedure vaststelling
Bijlage 4 1e Herziening Gen Höf
Bijlage 4 1e herziening Gen Höf
Bijlage 5 1e Herziening Rijksweg 100
Bijlage 5 1e herziening Rijksweg 100
Bijlage 6 1e Herziening Einderweg 17
Bijlage 6 1e herziening Einderweg 17
Bijlage 7 1e Herziening Heiweg 7
Bijlage 7 1e herziening Heiweg 7
Bijlage 8 Uitspraak Raad Van State - Moederplan
Bijlage 8 Uitspraak Raad van State - Moederplan
Bijlage 9 Uitspraak Raad Van State - 1e Herziening
Bijlage 9 Uitspraak Raad van State - 1e herziening