Bruisterbosch 1-3 te Sint Geertruid
Bestemmingsplan - gemeente Eijsden-Margraten
Vastgesteld op 23-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Bruisterbosch 1-3 te Sint Geertruid’ van de gemeente Eijsden-Margraten, bestaande uit de toelichting, deze regels en de verbeelding.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1903.BPBUI1010-VG02 met de bijbehorende regels.
1.3 aan-huis-gebonden beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, in of bij een woonhuis, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 agrarische activiteiten van ondergeschikte betekenis
agrarisch getinte activiteiten van ondergeschikte betekenis, die niet vallen onder het regime van de Wet milieubeheer.
1.7 alternatieve energie
vormen van duurzame, hernieuwbare energie, niet verkregen uit fossiele brandstoffen, maar uit windkracht, stromend water, zonnestraling en/of aardwarmte.
1.8 ambacht(elijke)
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt.
1.9 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zoals bijvoorbeeld een erfafscheiding.
1.10 antennemast
zendmast ten behoeve van telecommunicatie.
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bed & breakfast
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit aan maximaal 8 personen, met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Onder een bed and breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.14 bedrijf
het bedrijfsmatig uitoefenen van één of meerdere bedrijfsactiviteiten vergelijkbaar met de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG.
1.15 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.
1.16 bedrijfsvloeroppervlak
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
1.17 bestaand
bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bevoegd gezag
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.22 bijgebouw:
een aangebouwd dan wel vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat architectonisch en/of bouwkundig ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder, dakopbouw of setback.
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 buitengebied
de gronden vallende binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2009’ van de gemeente Margraten, vastgesteld d.d. 19 mei 2009 en het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2009, 1e herziening’ van de gemeente Margraten, vastgesteld d.d. 14 december 2010.
1.31 calamiteit
één of meerdere plotselinge, onverwachte gebeurtenissen, die binnen korte tijd ernstige schade (kunnen) veroorzaken.
1.32 coffeeshop
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, dan wel van hulpmiddelen om deze stoffen zelf te produceren. Als nevenactiviteit is sprake van het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor consumptie ter plaatse.
1.33 consumentverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid
het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen worden uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.
1.34 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit
1.36 dienstverlening
het bedrijfsmatig/beroepsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten, waaronder niet begrepen detailhandel, dan wel dat detailhandel een zeer ondergeschikt onderdeel vormt van de bedrijfsvoering.
1.37 draadomheining/-erfafscheiding
een omheining of erfafscheiding bestaande uit één of meerdere evenwijdig aan elkaar lopende of haaks op elkaar staande draden met een onderlinge afstand van ten minste 10 centimeter.
1.38 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.39 erfscheiding
in het terrein zichtbare afscheiding van het als erf aan te merken perceel(sgedeelte) bij een woning of andere hoofdfunctie.
1.40 erosie
een natuurlijk proces waarbij stenen en aarde loskomen en verplaatst worden van de ene locatie naar de andere.
1.41 evenemententerrein
een terrein bedoeld en geschikt voor het houden van regelmatig terugkerende tijdelijke evenementen.
1.42 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt.
1.43 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.44 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies. Onder horeca worden niet verstaan bedrijven/instellingen, die zich (mede) richten op het bieden van spel, dans, vermaak en ontmoeting, zoals een discotheek, nachtclub, bioscoop, zalencentrum of speelautomatenhal of op het bieden van onderdak aan eenmalige ambulante handel.
1.45 industrie(le):
een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen c.q. bewerken van goederen, producten en/of stoffen middels of grotendeels middels machines, installaties of anderszins via een geautomatiseerd proces.
1.46 kampeermiddel
a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolgde 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.47 kampeerplaats
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheidingen of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.48 kampeerseizoen
de periode van 15 maart tot 1 november, gedurende welke kampeermiddelen op een kampeerterrein geplaatst mogen zijn.
1.49 kampeerterrein
terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.50 karakteristiek pand
te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.
1.51 kavelgrootte
het oppervlak van een kavel, zijnde een stuk grond, al dan niet fysiek begrensd door middel van een omheining of een natuurlijke afscheiding (zoals een heg of een sloot). De afmetingen zijn vastgelegd in het Kadaster.
1.52 kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap
het kenmerkende reliëf, de historische landschapsstructuur en de daarin aanwezige cultuurhistorische landschapselementen, de afwisseling open-besloten en het groene karakter inclusief aanwezige natuurlijke waarden, zoals verwoord in de POL-aanvulling Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
1.53 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.54 mantelzorg
het binnen de woning bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband.
1.55 monumentale waarde
waarden van zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
1.56 monumenten
alle op de verbeelding als monument conform artikel 6 Monumentenwet 1988 aangeduide zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van algemeen belang wegens aanwezigheid daar van voornoemde zaken.
1.57 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.58 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.59 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
1.60 ondergronds bouwen
het bouwen van bouwwerken welke geheel beneden peil zijn gelegen.
1.61 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf.
1.62 paardenbak
buitenrijbak voor het trainen en/of africhten van paarden.
1.63 paardenhouderij
a. gebruiksgericht:
een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone;
b. productiegericht:
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
1.64 peil
a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld aan de zijde van de hoofdtoegang tot het gebouw.
1.65 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken. Er is sprake van hoofdverblijf als de huurder/eigenaar, binnen een periode van 360 dagen, die ruimte meer dan 180 dagen gebruikt voor nachtverblijf.
1.66 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Hieronder wordt ook verstaan thuisprostitutie.
1.67 seksinrichting
een gelegenheid waarin beroepsmatig, bedrijfsmatig of in clubverband:
- voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of;
- verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van porno-erotische aard plaatsheeft, en/of;
- seksuele diensten/handelingen (van welke aard dan ook) worden verricht.
1.68 setback
een dakopbouw, die gelegen is op tenminste 2,00 meter achter de doorgetrokken voorgevel van een woning met een hoogte van maximaal 3,00 meter. Bij een woning met meerdere voorgevels wordt in deze alleen de voorgevel waarin de hoofdtoegang is gelegen, als zodanig aangemerkt.
1.69 site sharing
het delen van een locatie door meerdere gebruikers, in het geval van antennemasten het delen van een mast door meerdere mobiele telefonieaanbieders.
1.70 smartshop/growshop
een bedrijf waar bedrijfsmatig psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of geleverd.
1.71 standplaats
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.72 stedenbouwkundig beeld
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.
1.73 stiltegebied
een gebied van enige omvang waarin de geluidsbelasting door toedoen van menselijke activiteit zo laag is, dat de gebiedseigen geluiden niet of nauwelijks worden verstoord.
1.74 vakantieappartement
een (deel van een) gebouw, dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. De maximum aaneengesloten verblijfsduur van gebruikers bedraagt 6 weken, zonder dat dit mag leiden tot permanente bewoning. Onder recreatieverblijf wordt niet verstaan verblijf, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Een vakantieappartement vormt nimmer een zelfstandige functie, maar bestaat steeds naast een op hetzelfde bouwperceel aanwezige hoofdfunctie.
1.75 vloeroppervlak van een gebouw
het oppervlak van alle van dat gebouw deel uitmakende ruimten, inclusief kelder, onderbouw en/of verdiepingen.
1.76 vloeroppervlak van een vakantieappartement
het oppervlak van alle van een vakantieappartement deel uitmakende gebruiks- en verblijfsruimten, inclusief kelder, onderbouw en/of verdiepingen.
1.77 Wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.78 wellness
activiteiten gericht op het welzijn van de mens in de breedste zin van het woord, met als doel het grootst mogelijke geestelijke en lichamelijke welzijn voor een ieder te verkrijgen.
1.79 woning
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouding.
1.80 Zolder
ruimte(n) in een gebouw, die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
1.81 Zomerhuis
een gebouw, in de vorm van een kleine zelfstandig gebouwde eenheid, dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. De maximum aaneengesloten verblijfsduur van gebruikers bedraagt 6 weken, zonder dat dit mag leiden tot permanente/reguliere bewoning.
Onder recreatieverblijf wordt niet verstaan verblijf, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Een zomerhuis betreft een zelfstandige functie op een afzonderlijk bouwperceel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-) gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.1.2 bebouwingspercentage
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.
2.1.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.7 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
de buitenwerks (tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren) gemeten afstand.
2.1.8 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.1.9 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Uitzondering wijze van meten
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,50 meter.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor 'agrarisch - bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
met de daarbij behorende voorzieningen.
3.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 20.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de tot 'agrarisch-bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
· gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het onder 3.1.1 toegestane gebruik;
· (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen, regenkappen, hagelnetten, mestopslagplaatsen en ondergrondse en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de opvang en buffering van water;
· één bedrijfswoning, ter plaatse van de specifieke functieaanduiding ‘bedrijfswoning’;
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
a. gebouwen, boogkassen en mestopslagplaatsen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd, tijdelijke boogkassen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, met uitzondering van boogkassen, ten hoogste 6.50 m mag bedragen;
c. de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste 800 m³ mag bedragen;
d. een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan de bepalingen in artikel 7;
e. de inhoud van de mestopslagplaatsen voor vaste mest per bouwperceel in totaal ten hoogste 600 m³ mag bedragen;
f. de inhoud van mestbassins per bouwperceel in totaal ten hoogste 2.500 m3 mag bedragen;
g. de oppervlakte aan boogkassen per bouwperceel ten hoogste 2.500 m² mag bedragen, tenzij een grotere oppervlakte is aangeduid;
h. de bouwhoogte van boogkassen ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
i. het vloeroppervlak van een vakantieappartement ten hoogste 100 m² mag bedragen;
j. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 8.00 m mag bedragen, met uitzondering van de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen.
3.2.2 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten en hellingen afwijken van de bepalingen in dit lid, mogen de bestaande maten en hellingen gehandhaafd worden.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Burgemeester en wethouders zullen nadere eisen stellen ten aanzien van:
· de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
· de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
· voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
· de situering en vormgeving van het vlak waarbinnen kampeerplaatsen zijn toegestaan;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in het Limburgs Kwaliteitsmenu dan wel het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu.
3.3.2 De onder 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
· indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
· ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
· ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
3.4 Landschappelijke inpassing
3.4.1 De landschappelijke inpassing en tegenprestatie op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf’ moet binnen een termijn van twee jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan danwel het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning zijn aangelegd overeenkomstig het inrichtingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
3.4.2 Onder inrichtingsplan wordt in deze regels verstaan de ‘Landschappelijke inpassing en kwaliteitsbijdrages ‘uitbreiding bouwkavel/bouwplan agrarisch bedrijf Roosenhof’, Bruisterbosch 3, 6265 NK Sint Geertruid- PNR 6265NK3-151211/161112’ gedateerd 15 december 2011 en gewijzigd op 16 november 2012, opgesteld door ir. Guido Paumen, Tuin- en landschapsarchitect Bnt (bijlage 5 van de toelichting).
3.5 Afwijken van de bouwregels
3.5.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2, ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen, mits:
· de overschrijding om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is,
met dien verstande dat:
a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 200 m².
3.5.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van goothoogte bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2, ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen met een goothoogte groter dan 6.50 m, mits:
· de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
· landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,
met dien verstande, dat:
a. de goothoogte ten hoogste 8.00 m mag bedragen.
3.5.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van inhoud bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2, ten behoeve van het vergroten van de maximale inhoud van de bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van de rustende boer, mits:
· dit niet leidt tot een zelfstandige extra woning,
met dien verstande dat:
a. de inhoud ten hoogste 1000 m³ mag bedragen.
3.5.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van hoogte van andere bouwwerken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2, ten behoeve van het vergroten van de maximum hoogte van andere bouwwerken, daaronder begrepen windenergie-installaties, mits:
· de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
· landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,
met dien verstande, dat:
a. de hoogte ten hoogste 15.00 m mag bedragen.
3.5.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van oppervlakte boogkassen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2, ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte aan boogkassen, mits:
· de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
· landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
3.6 Specifieke gebruiksregels
3.6.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen, uitgezonderd in de vorm van kamperen op de boerderij, voor zover een 'maximum aantal kampeerplaatsen' is aangeduid, tot ten hoogste het aangeduide aantal;
b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
c. nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
d. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
e. woondoeleinden, anders dan in een bedrijfswoning; bij de bedrijfswoning zijn mantelzorg en huisvesting van de rustende boer toegestaan voor zover dit niet leidt tot het ontstaan van een nieuwe zelfstandige woning;
f. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
g. recreatieve doeleinden, anders dan toegelaten krachtens het plan;
h. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
i. agrarische hulp- en nevenbedrijfsdoeleinden, tenzij dit gebruik door middel van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' is toegestaan;
j. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, uitgezonderd stalling vankampeermiddelen, voor zover een 'maximum aantal te stallen kampeermiddelen' is aangeduid, tot ten hoogste het aangeduide aantal.
3.7 Afwijken van de gebruiksregels
3.7.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bewerking en/of verkoop aan de boerderij van agrarische producten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.6, ten behoeve van boerderijverkoop, bewerking van agrarische producten en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:
· de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
· de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
· de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
· de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden en belangen niet onevenredig schaden;
· de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
· boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
· uitsluitend boerderijverkoop plaats vindt van in hoofdzaak op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten;
· bewerking van agrarische producten uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;
met dien verstande dat:
a. het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 200 m² mag bedragen.
3.7.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van zorg, dagrecreatie en culturele activiteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.6, ten behoeve van:
· het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen;
· dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen, excursies en bezichtigingen van (sier)tuinen, alsmede ondergeschikte horeca;
· culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities;
en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:
· de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
· de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
· de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
· de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden en belangen niet onevenredig schaden;
· de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
· de dagrecreatieve en ondergeschikte horeca-activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes.
3.7.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kamperen op de boerderij
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.6, ten behoeve van kamperen op de boerderij en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:
· de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
· de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
· de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden en belangen niet onevenredig schaden;
· de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
· kamperen alleen plaatsvindt tijdens het kampeerseizoen;
· buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
· in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen de bestemming 'agrarisch-bedrijf';
· de afstand tot naastgelegen woningen tenminste 50 m bedraagt;
· het kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving, overeenkomstig de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek;
· bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kamperen op de boerderij wordt beëindigd, uitgezonderd de situatie dat de kinderen van degenen, die het agrarisch bedrijf laatstelijk uitoefenden, het kamperen op de boerderij mogen voortzetten,
met dien verstande dat:
a. bij de omgevingsvergunning het voor het kamperen op de boerderij te gebruiken deel van de bouwkavel wordt vastgelegd;
b. maximaal 15 standplaatsen per locatie aanwezig mogen zijn; op de standplaatsen mogen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
c. sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.
3.7.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.6, ten behoeve van het exploiteren faciliteren van een bed and breakfast en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:
· het pand is gelegen binnen de dubbelbestemming 'waarde-cultuurhistorie', respectievelijk handhaving van het pand noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur,
· het pand een minimale inhoud heeft van 800 m³;
· het gebruik ten behoeve van bed & breakfast gekoppeld en ondergeschikt is aan de woonfunctie bij het agrarisch bedrijf ter plaatse;
· de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
· de stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
· de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig wordt beïnvloed;
· er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
· de bed and breakfast door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kan functioneren als een zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de bed and breakfast is niet toegestaan,
met dien verstande dat:
a. ten hoogste 8 slaapplaatsen per bed & breakfast mogen worden gerealiseerd.
3.7.5 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het stallen van kampeermiddelen en/of de opslag van materialen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.6, ten behoeve van het toestaan van het stallen van kampeermiddelen tot een maximum van 50 kampeermiddelen dan wel ten behoeve van de opslag van materialen, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, mits:
· stalling en/of opslag plaatsvindt in bestaande gesloten gebouwen;
· ter plaatse aanwezige natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
· het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.
3.7.6 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het huisvesten van arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.6, ten behoeve van het huisvesten van arbeidsmigranten op de bouwkavel binnen het bouwvlak, mits:
· het betreft huisvesting van werknemers die tijdelijk arbeidsmigranten die bij het desbetreffende bedrijf werkzaam zijn;
· op het moment dat de noodzaak voor de vestiging van de arbeidsmigranten niet meer aanwezig is, de huisvestingsmogelijkheden worden ontmanteld, opdat voorkomen wordt dat permanente woongelegenheden ontstaan;
· in het geval in de behoefte aan huisvesting wordt voorzien door de plaatsing van woonunits, deze landschappelijk goed inpasbaar zijn;
· de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren huisvesting gegarandeerd kan worden,
met dien verstande dat:
a. er minimaal 10 m² woonoppervlak per werknemer met enige privacy aanwezig is;
er in een gebouw met maximaal 2 bouwlagen gehuisvest wordt.
Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 De voor 'Recreatie-verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor vakantieappartementen en de daarbij behorende voorzieningen tot ten hoogste het op de verbeelding aangeduide ‘maximum aantal vakantieappartementen’.
4.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 20.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de tot 'recreatie-verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen, met in acht name van het gestelde onder 4.1 uitsluitend worden ingericht of gebouwd:
· vakantieappartementen;
· een groepsaccommodatie;
· een zomerhuis;
· gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de daarbij behorende voorzieningen;
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
a. vakantieappartementen, groepsaccommodaties, zomerhuizen, gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de bij de verblijfsrecreatieve inrichting behorende voorzieningen en bedrijfswoningen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
b. het bouwvlak geheel mag worden bebouwd, tenzij een 'maximum bebouwingspercentage' is aangeduid, in welk geval het bouwvlak tot maximaal het aangeduide percentage mag worden bebouwd;
c. de goothoogte van vakantieappartementen ten hoogste gelijk mag zijn aan de goothoogte van de bestaande bebouwing;
d. de goothoogte van de overige gebouwen binnen het bouwvlak ten hoogste 6.50 m en buiten het bouwvlak ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
e. de dakhelling maximaal gelijk is aan de dakhelling van de bestaande bebouwing dan wel ten hoogste 60° mag bedragen;
f. het vloeroppervlak van een vakantieappartementen ten hoogste 100 m² mag bedragen;
g. het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor kantine/ontspanningsruimte/horeca-accommodatie ten hoogste 200 m² per verblijfsrecreatieve voorziening mag bedragen;
h. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
· de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen.
4.2.2 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten en hellingen afwijken van de bepalingen in dit lid, mogen de bestaande maten en hellingen gehandhaafd worden.
4.3 Nadere eisen
4.3.1
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
· de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
· de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
· voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in het Limburgs Kwaliteitsmenu dan wel het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu.
4.3.2 De onder 4.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
· indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
· ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
· in verband met maatwerk ten aanzien van het bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van grotere goothoogte
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2, ten behoeve van de bouw van voorzieningengebouwen buiten het bouwvlak met een goothoogte groter dan 3.50 m, mits:
· de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
· landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,
met dien verstande, dat:
a. de goothoogte ten hoogste 6.50 m mag bedragen.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
b. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
c. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
d. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
e. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen buiten het kampeerseizoen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-6';
f. permanente bewoning;
g. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
h. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
i. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen en terras;
b. nutsvoorzieningen;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, behorende bij de op hetzelfde bouwperceel gelegen woning of vakantieappartementebn.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Tuin' worden gebouwd.
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming 'Tuin' gelden de navolgende regels:
a. de bouwhoogte mag maximaal 1 m bedragen;
b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
1. speeltoestellen, verlichting en tuinmeubilair maximaal 3 m bedragen;
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
5.3.2 De onder 5.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld indien deze niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2.1 De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verkeersdoeleinden met de daarbij behorende voorzieningen;
b. parkeren;
c. bergings- en infiltratievoorzieningen met bijbehorende bodemfilters.
6.2.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 20.
6.2 Bouwregels 6.2.1 Algemeen
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen, uitsluitend worden gebouwd bouwwerken:
a. ten behoeve van de verlichting van wegen, erven en parkeerplaatsen;
6.2.2 Regels met betrekking tot bebouwing
De bouwhoogte van voorzieningen voor verlichting mag ten hoogste 6,50 m mag bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, met inbegrip van mantelzorg, aan-huis-gebonden-beroepen en agrarische activiteiten van ondergeschikte betekenis en de daarbij behorende voorzieningen.
7.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 20.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Op de tot ‘Wonen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. woningen en de daarbij behorende bijgebouwen en andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:
1. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak en binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen worden gebouwd.
7.2.2 Bouwvlak
Regels met betrekking tot het bouwvlak:
a. per bouwvlak mag ten hoogste het aangeduide ‘maximum aantal wooneenheden’ worden gebouwd;
b. de voorgevel van een woning mag uitsluitend in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
c. de voorgevelbreedte van een woning zal ten minste 5,00 meter bedragen;
d. in ten hoogste 2 bouwlagen mag worden gebouwd;
e. de goothoogte mag ten hoogste 6,50 meter bedragen;
f. gebouwen mogen plat, met setback of met een kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
g. vrijstaande woningen zullen aan beide zijden en halfvrijstaande woningen aan één zijde op ten minste 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
7.2.3.Bouwaanduidingen ‘bijgebouwen’
Regels met betrekking tot de bouwaanduidingen ‘bijgebouwen’:
a. de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ mag per bouwperceel/per tot een woning te rekenen gedeelte van de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’, inclusief bijbehorende kleine zelfstandig gesitueerde bouwaanduidingen ‘bijgebouwen’, voor ten hoogste 50% bebouwd worden;
b. het totaal oppervlak aan bovengrondse bijgebouwen mag per woning binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen', onverminderd het bepaalde onder a., ten hoogste 100 m2bedragen;
c. het totaal oppervlak aan ondergrondse bijgebouwen mag per woning binnen de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’, onverminderd het bepaalde onder a., ten hoogste 120 m² bedragen, verminderd met het oppervlak aan bovengrondse bijgebouwen;
d. bijgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand op ten minste 1,00 meter afstand van het bouwvlak of aangebouwd worden opgericht;
e. bijgebouwen zullen in of ten minste 1,00 meter uit de zijdelingse erfscheiding worden gebouwd;
f. in ten hoogste 1 bouwlaag mag worden gebouwd waarvan de goothoogte ten hoogste 3,30 meter mag bedragen;
g. de bouwhoogte mag ten hoogste 6,60 meter bedragen;
h. bijgebouwen mogen uitsluitend plat of met een kap van ten hoogste 45° worden afgedekt;
i. ten aanzien van het gestelde onder f. en g. kan geen gebruik worden gemaakt van een algemene afwijkingsregel van 10%;
j. het oprichten van bijgebouwen mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
7.2.4 Andere bouwwerken
Regels met betrekking tot andere bouwwerken:
a. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2,00 meter mag bedragen;
2. de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken, welke ten hoogste 5,00 meter mag bedragen.
7.2.5 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten afwijken van de bepalingen in 7.2.2, 7.2.3 en 7.2.4 mogen de bestaande maten gehandhaafd worden.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
a. de situering van bouwwerken;
b. de omvang van de tweede bouwlaag, wanneer de bouwgrens op minder dan 3,00 meter uit de zijdelingse erfscheiding is gelegen of het bouwvlak dieper is dan 10,00 meter.
7.3.2 De onder 7.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig, van de verkeersveiligheid en van het uitzicht en de privacy van derden, of,
b. in verband met eisen van duurzaam bouwen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van zijdelingse bouwgrens
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.2, ten behoeve van het overschrijden van de zijdelingse bouwgrens, mits:
a. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot verkeersdoeleinden wordt aangehouden;
b. geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundig beeld plaatsvindt;
c. dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
met dien verstande dat:
1. ten minste 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens zal worden gebouwd;
2. de overschrijding van de zijdelingse bouwgrens maximaal 4,00 meter mag bedragen;
3. ten aanzien van het gestelde onder a. en b. geen gebruik kan worden gemaakt van een algemene omgevingsvergunning van 10%.
7.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwaanduiding ‘bijgebouwen’
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.2, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen buiten de bouwaanduidingen ‘bijgebouwen’ aan de voorzijde van de woning, mits:
a. geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundig beeld plaatsvindt,
met dien verstande dat:
1. de afstand van bijgebouwen tot de bestemming ‘Verkeer’ ten minste 5,00 meter zal bedragen;
2. bijgebouwen de lijn, die kan worden getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde bouwgrens op het naastgelegen perceel, met niet meer dan 3,00 meter zullen overschrijden.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
c. het opslaan van mest(stoffen), waaronder het opslaan van mest in mestzakken, met uitzondering van mestopslag van niet meer dan 10 m3 , mits de afstand tot de naastgelegen woning minimaal 50 meter bedraagt.
d. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
e. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt ten dienste van de woonfunctie;
f. zelfstandige bewoning voor zover het betreft bijgebouwen;
g. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
h. recreatieve doeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
i. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijfjes
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.5, ten behoeve van het uitoefenen van consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijfjes, mits:
a. er geen afbreuk wordt gedaan aan het karakter van de buurt;
b. het woonmilieu niet onevenredig wordt geschaad, dit betekent dat categorie 1 en maximaal 2 (VNG brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’) in beginsel toelaatbaar zijn;
c. er geen extra verkeersmaatregelen of parkeervoorzieningen noodzakelijk worden, dan wel indien extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn, deze op eigen terrein gerealiseerd kunnen worden;
d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel (uitgezonderd beperkte verkoop, inherent aan de betreffende activiteit) ontstaat,
met dien verstande dat:
1. ten hoogste 30% van de totale vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor het bedrijf, uitgezonderd ter plaatse van beschermde monumenten, karakteristieke bebouwing en bebouwing waarvan handhaving noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, waar het bouwvlak geheel mag worden gebruikt voor het bedrijf onder de voorwaarde dat de woonfunctie voor ten minste 50% van de totale vloeroppervlakte gehandhaafd blijft.
7.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.5, ten behoeve van het faciliteren van een bed & breakfast, mits:
a. het pand is aangeduid als rijks- of gemeentelijk monument of karakteristiek pand, respectievelijk handhaving van het pand noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur;
b. het pand een minimale inhoud heeft van 650 m³;
c. het gebruik ten behoeve van de bed & breakfast gekoppeld en ondergeschikt is aan de woonfunctie ter plaatse;
d. de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
e. de stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
f. de bed & breakfast door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kan functioneren als een zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan;
g. de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig wordt beïnvloed;
h. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonende en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan,
met dien verstande dat:
1. de woning als zodanig herkenbaar blijft;
2. ten hoogste 8 slaapplaatsen per bed & breakfast mogen worden gerealiseerd.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Wijziging voor het splitsen van woningen
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het splitsen van woningen in rijks- of gemeentelijk monument of karakteristiek pand, respectievelijk handhaving van het pand noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, mits:
a. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
b. de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
c. de toename van het aantal woningen past binnen het woningbouwprogramma behorende bij de Regionale Woonvisie, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader;
d. de totstandkoming van een goed woonklimaat in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden,
met dien verstande dat:
1. de bouwmassa niet mag toenemen;
2. voorafgaand aan de realisatie van de toe te voegen woning het oppervlak aan bijgebouwen is teruggebracht tot ten hoogste 100 m² per woning, uitgezonderd bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
3. voor het overige voldaan wordt aan het bepaalde in dit artikel.
7.7.2 Wijziging in de bestemming ‘Wonen – Cultuur en ontspanning’
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Wonen – Cultuur en ontspanning’, ten behoeve van de realisering van een woning voor bewoning in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden, mits:
a. het betreft een rijks- of gemeentelijk monument of karakteristiek pand, respectievelijk handhaving van het pand noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur;
b. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
c. de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
d. er sprake is van inpandig bouwen; er mag geen uitbreiding van de bestaande bebouwing plaatsvinden of mogelijk worden gemaakt;
e. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woning en ruimten voor verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden gegarandeerd kan worden,
met dien verstande, dat:
1. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
2. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel ‘Wonen-Cultuur en ontspanning’, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels.
7.7.3 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 18 gegeven procedure.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.
8.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemming en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 20.
8.2 Bouwregels
Op de tot ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden mag op bouwpercelen, die op de desbetreffende kaartuitsneden of na gebruik van de wijzigingsbevoegdheid een uitbreidingsmogelijkheid voor bebouwing hebben van meer dan 0,25 hectare dan wel in gevallen waarbij de uitbreidingsmogelijkheid gelegen is binnen een afstand van 50 meter tot archeologisch waardevolle terreinen of anderszins archeologische waarden in het geding zijn, uitsluitend gebouwd worden, nadat door middel van archeologisch vooronderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden veilig zijn gesteld.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Het is verboden op of in de voor 'waarde-archeologie' aangewezen gronden, voor zover aangeduid als 'archeologische waarden' in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0.30 m wordt gewijzigd;
b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0.30 m wordt gewijzigd;
c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;
d. het bebossen van gronden, met dien verstande dat een aanlegvergunning omgevingsvergunning enkel kan worden verleend ter plaatse van de dubbelbestemming 'waarde-ecologie';
e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
g. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
h. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
i. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.
8.3.2 Het in 8.3.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
8.3.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 8.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien de ter plaatse van de aangeduide 'archeologische waarden' aanwezige oudheidkundige sporen niet dan in geringe mate worden of kunnen worden aangetast of als de mogelijkheid bestaat tot het doen van voorafgaand wetenschappelijk onderzoek of het doen van oudheidkundige waarnemingen.
Artikel 9 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 De voor ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande bebouwing, bouwwerken en bebouwde gronden, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang, die een beeld opleveren dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap, de cultuurhistorische waarde en de ruimtelijke structurele samenhang.
9.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemming en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 20.
9.2 BouwregelsOp de tot ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’ aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor de inrichting ten behoeve van de onderliggende bestemming en verenigbaar is met beheer, behoud en ontwikkeling van de karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht, mits dit gehoord de Monumentencommissie of daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten en een aantasting van de karakteristiek van het ruimtelijk beeld, met dien verstande dat:
a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde,of van werkzaamheden9.3.1 Het is verboden op of in de voor ‘Waarde – Beschermd dorpsgezicht’ aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of in afwijking van de Keur van het waterschap de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,30 meter wordt gewijzigd;
b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,30 meter wordt gewijzigd;
c. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan normale verhardingswerkzaamheden bij woningen zoals garage-inritten, terrassen en tuinpaden;
d. het rooien van bomen en opgaande beplanting zoals hagen en heggen, anders dan voor effectuering van een omgevingsvergunning voor het bouwen.
9.3.2 Het in 9.3.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
9.3.3
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 9.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 9.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind, en mits vooraf advies is gevraagd van de Monumentencommissie.
Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 De voor 'waarde-cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de cultuurhistorisch waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing) en patronen (verkavelingen, wegenpatronen, beplantingspatronen, stedenbouwkundig beeld).
10.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 20.
10.2 BouwregelsOp de tot 'waarde-cultuurhistorie' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor de inrichting ten behoeve van de onderliggende bestemming en verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de bestaande bebouwing, mits dit conform advies van de Monumentencommissie of daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten, met dien verstande dat:
a. de gevels in de aangegeven bouwgrenzen zullen worden gebouwd;
bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming.
Artikel 11 Waarde - Landschapselement
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 De voor 'waarde-landschapselement' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en herstel van de in het buitengebied aanwezige kleine landschapselementen en de daarmee samenhangende landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede het daarmee samenhangende waterbergend vermogen van de grond.
11.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 20.
11.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden11.2.1 Het is verboden op of in de voor 'waarde-landschapselement' aangewezen gronden, met daarop een klein landschapselement of steilrand, zoals aangeduid op de kaart kleine landschapselementen (opgenomen als bijlage 2 bij de regels), zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of in afwijking van de Keur van het waterschap de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het vellen, rooien, slopen, dempen, egaliseren of verwijderen van kleine landschapselementen, dan wel het verrichten van werkzaamheden, die ernstige beschadiging of de dood of verdwijning van kleine landschapselementen tot gevolg hebben;
b. het verwijderen of afgraven van steilranden of het verrichten van andere grondwerkzaamheden die een aantasting hiervan inhouden of kunnen inhouden.
11.2.2 Het in 11.2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
11.2.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.2.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 11.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorwaarden stellen ter compensatie.
11.2.4 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.2 zijn slechts toelaatbaar:
a. voor zover, in het geval de werken of werkzaamheden betrekking hebben op kleine landschapselementen ten hoogste 20% van elk ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp bestaand klein landschapselement wordt geveld/gerooid/verwijderd/gekapt;
b. voor zover, in het geval de werken of werkzaamheden worden uitgevoerd ter plaatse van waterlopen en of poelen, de ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp bestaande waterlopen en poelen worden gehandhaafd.
voor zover de werken of werkzaamheden de ecologie van de aanwezige natuurwaarden niet aantasten.
3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Bouwregels
13.1 Algemeen
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de op de verbeelding aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.
13.2 Alternatieve energiewinning
13.2.1 Ten aanzien van een constructie voor de opwekking van alternatieve energie gelden de volgende bouwregels:
a. plaatsing is uitsluitend mogelijk bij woningen en bedrijven;
b. maximaal 1 constructie per bouwperceel;
c. de maximale breedte bedraagt 1 meter;
d. bij plaatsing op een mast, uitsluitend:
1. op minimaal 5 en maximaal 40 meter achter de voorgevelrooilijn;
2. met een maximale hoogte van 12 meter, inclusief de constructie;
e. bij plaatsing op een gebouw:
1. op een hellend dak, maximaal 2 meter vanaf de bovenkant van de nok;
2. zo mogelijk op het van de weg gekeerde dakvlak;
f. plaatsing op monumenten en/of in beschermde dorpsgezichten is niet toegestaan.
13.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van beschermde dorpsgezichten en monumenten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.2.1, ten behoeve van het plaatsen van een constructie voor het opwekken van alternatieve energie in beschermde dorpsgezichten en/of op monumenten, voorzover de bijzondere monumentale dan wel cultuurhistorische waarden ter plaatse niet worden aangetast.
13.4 Ondergronds bouwen
Ten aanzien van het oprichten van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
a. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ worden opgericht;
b. binnen de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ bedraagt de maximaal toegestane oppervlakte aan ondergrondse bijgebouwen 120 m², verminderd met het oppervlak aan bovengrondse bijgebouwen, waarbij het maximaal toegestane oppervlak aan bovengrondse bijgebouwen binnen de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ maximaal 100 m² bedraagt;
de maximale bouwdiepte, inclusief de fundering, bedraagt 3 meter onder peil.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Algemene gebruiksregels van de gronden
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken van gronden of bouwwerken voor en/of als:
a. het gebruik van de grond als seksinrichting of soortgelijk bedrijf, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘seksinrichting’. Het bestemmingsplan ‘Prostitutiebeleid gemeente Margraten’, dat op 29 augustus 2000 is vastgesteld en op 12 december 2000 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Limburg, is op dit plan van toepassing;
b. het gebruik van de grond voor een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
c. het gebruik van de grond voor een discotheek;
d. het gebruik van opstallen als seksinrichting of soortgelijk bedrijf, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘seksinrichting’. Het bestemmingsplan ‘Prostitutiebeleid gemeente Margraten’, dat op 29 augustus 2000 is vastgesteld en op 12 december 2000 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Limburg, is op dit plan van toepassing;
e. het gebruik van opstallen voor een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
f. het gebruik van opstallen voor een discotheek.
14.2 Algemene gebruiksregels alternatieve energiewinning
Ten aanzien van de plaatsing van een constructie voor de opwekking van alternatieve energie gelden de volgende gebruiksregels:
a.de constructie mag uitsluitend worden gebruikt voor de opwekking van energie voor eigen gebruik;
b.eventuele piekstroom mag tegen vergoeding worden afgedragen aan het algemene elektriciteitsnet.
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 Milieuzone - Bodembeschermingsgebied
Binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland is duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden een als bijzondere bescherming van de bodem noodzakelijk. Het streven is naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige bijzondere biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Provinciale Omgevingsverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.
15.2 Milieuzone - GrondwaterbeschermingsgebiedBinnen het grondwaterbeschermingsgebied mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan en met inachtneming van de voorwaarden, zoals die door de Provinciale Omgevingsverordening Limburg worden gesteld.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
16.1 Afwijking van de bouwregels ten behoeve van gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van het openbare nut
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de regels van het plan ten aanzien van de bebouwing van niet voor bewoning bestemde gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut, met dien verstande dat:
a. de hoogte ten hoogste 3,50 meter mag bedragen;
b. de inhoud ten hoogste 50 m3mag bedragen.
16.2 Afwijking van de bouwregels met 10%16.2.1 Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de regels van het plan ten aanzien van de in de deze regels genoemde percentages, hellingen en maten, mits:
a. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
16.2.2 Omgevingsvergunning mag niet worden verleend van:
a. het maximum oppervlak, de maximum goothoogte en de maximum nokhoogte van bijgebouwen;
b. het minimum oppervlak van gebouwen, die na een omgevingsvergunning voor het exploiteren van een bed & breakfast mogen worden gebruikt.
16.2.3 In die gevallen waarin reeds uit hoofde van de regels in de respectievelijke artikelen een omgevingsvergunning is verleend mag niet nogmaals op grond van onderhavige bepaling een omgevingsvergunning worden verleend.
16.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van evenementenHet bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de regels van het plan ten aanzien van het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld jaarlijks) plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit (inclusief het opbouwen en afbreken) en/of vanwege de omvang van de activiteit (aantal deelnemers/toeschouwers), mits:
a. de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
b. het evenement maximaal 15 dagen duurt, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
c. een locatie niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement wordt gebruikt;
d. er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
e. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
f. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;
g. aan de van toepassing zijnde milieuwet- en –regelgeving wordt voldaan;
h. het evenement niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap en de aanwezige natuurlijke en met de stiltegebieden samenhangende waarden niet worden geschaad;
i. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
j. de verkeershinder beperkt blijft dan wel voorzien wordt in alternatieve routes;
k. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
16.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van tijdelijk kamperenHet bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van het plan ten aanzien van het gebruik van de grond als standplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen ten behoeve van het toestaan van tijdelijke vormen van kamperen, mits:
a. de periode van kamperen niet meer bedraagt dan 10 aaneengesloten dagen;
b. een locatie niet meer dan 4 maal per jaar voor tijdelijk kamperen wordt gebruikt;
c. aanwezige waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
d. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
16.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bijgebouwen (sloopbonusregeling)Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het realiseren van nieuwe bijgebouwen op bouwpercelen waarop reeds bestaande bijgebouwen met een totaal oppervlak groter dan 100 m² aanwezig zijn, mits:
a. voorafgaand aan de vergroting van het maximale oppervlak aan bijgebouwen, bestaande niet als woning of daarbij behorend bijgebouw aan te merken bebouwing op hetzelfde bouwperceel wordt gesloopt ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
b. een goede landschappelijke inpassing verzekerd is;
c. aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
d. dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap,
met dien verstande dat:
1. alvorens nieuwe bijgebouwen mogen worden opgericht eerst het teveel aan bestaande bijgebouwen geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;
2. de vergroting van het maximale oppervlak aan bijgebouwen ten hoogste 25% van het oppervlak van de te slopen bebouwing mag bedragen;
3. tot een totaal oppervlak aan bijgebouwen bij de woning van het maximale oppervlak aan bijgebouwen per bouwperceel ten hoogste 200 m² mag bedragen;
4. maximaal 50% van de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ per bouwperceel /per tot een woning te rekenen gedeelte van de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ bebouwd mag worden.
16.6 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van antennemastenHet bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van bouwverboden dan wel bouwregels ten behoeve van het oprichten van antennemasten, met dien verstande dat:
a. antennemasten op daken van bestaande gebouwen, niet zijnde woningen en voorzover niet vergunningvrij, zijn toegestaan, mits geen sprake is van:
1. een monument;
2. aantasting van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;
3. aantasting van het woonklimaat.
b. antennemasten die niet op bestaande gebouwen worden opgericht, zijn toegestaan, mits:
1. dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
2. de hoogte van de antennemast maximaal 40 meter bedraagt;
3. de antennemast uitsluitend wordt gebruikt voor telecommunicatiedoeleinden;
4. de antennemast niet in beschermde dorpsgezichten dan wel in de nabijheid van monumenten wordt geplaatst, tenzij het beschermde dorpsgezicht of monument hierdoor niet wordt aangetast;
5. de antennemast niet wordt geplaatst in:
· gebieden behorende tot de EHS, POG en/of Natura 2000;
· open velden of beekdalen;
6. bij het oprichten van antennemasten wat betreft plaatsing van antennes de hiergenoemde volgorde wordt aangehouden:
I. in eerste instantie moet de antenne worden geplaats op/aan bestaande masten of andere infrastructurele werken (site sharing);
II. Indien plaatsing zoals genoemd onder I. om technische redenen niet mogelijk is, wordt de antennemast op een industrieterrein dan wel sportterrein geplaatst;
III. Indien plaatsing zoals genoemd onder I. en II. niet mogelijk is, wordt plaatsing aan de randen van de kernen voorgestaan;
IV. Indien plaatsing zoals genoemd onder I., II. en III. niet mogelijk is, wordt plaatsing in het buitengebied toegestaan,
mits:
· de antennemast past binnen het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld ter plaatse;
· de mast zoveel mogelijk in de omgeving wordt ingepast;
· andere belangen en waarden niet onevenredig worden geschaad.
16.7 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van paardenbakkenHet bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van bouwverboden en bouwvoorschriften ten behoeve van het oprichten van paardenbakken, mits:
a. de paardenbak wordt opgericht bij een (bedrijfs)woning, waarbij:
1. de totale kavelgrootte inclusief aaneengesloten eigendom(men) minimaal 5.000 m² bedraagt en waarbij de woning dient te zijn gelegen op het perceel met de bestemming ‘Wonen’ of‘Wonen – Cultuur en ontspanning’;
2. in de overige gevallen de oppervlakte van dat deel van de kavel behorende bij de bedrijfswoning minimaal 5.000 m² bedraagt. Het gedeelte van het perceel dat gebruikt wordt voor de bedrijfsactiviteiten (bedrijfsbebouwing, parkeren, opslag en overige bedrijfsgerelateerde inrichtingselementen) wordt derhalve niet meegerekend bij deze 5.000 m²;
b. het gebruik van de paardenbak uitsluitend voortkomt uit het hobbymatig houden van paarden en derhalve voor privé gebruik bedoeld is;
c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden ontstaan
d. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, waaronder de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap, niet onevenredig worden aangetast;
e. de paardenbak geconcentreerd bij bestaande bebouwing wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast,
met dien verstande dat:
1. de paardenbak wordt opgericht ten dienste van de op het perceel aanwezige (bedrijfs)woning;
2. per woning ten hoogste 1 paardenbak mag worden aangelegd;
3. de aanzet van de buitenrijbak op ten hoogste 100 meter van de voorgevelrooilijn begint;
4. een minimale afstand van 50 meter dient te worden aangehouden tussen de paardenbak en woningen, met uitzondering van de op hetzelfde perceel als de paardenbak gelegen woning;
5. de afmetingen van een paardenbak exclusief de omheining niet meer mogen bedragen dan 40 meter bij 20 meter;
6. de hoogte van bouwwerken, waaronder omheiningen en springtoestellen, ten hoogste 1,50 meter mag bedragen;
lichtmasten niet mogen worden opgericht.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
17.1 Wijziging bestemmingsgrenzen
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming van het plan wijzigen ten behoeve van het verschuiven van de bestemmingsgrenzen, voorzover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.
17.2 Procedure wijzigingBurgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 18 gegeven procedure in acht.
Artikel 18 Algemene Procedureregels
18.1 Procedure wijziging
Bij het wijzigen van het plan ingevolge de in deze regels opgenomen wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, worden de procedureregels van artikel 3.9a, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening in acht genomen en indien van toepassing wordt daaraan voorafgaand de inspraakprocedure als bedoeld in de gemeentelijke Inspraakverordening gevolgd.
Artikel 19 Overige Regels
19.1 Wettelijke regels
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.
19.2 Gemeentelijke regels19.2.1 Algemeen
Indien en voor zover in deze regels of op de verbeelding wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.
19.2.2 Parkeernormen
Daar waar in de regels wordt verwezen naar parkeernormen, moeten de op het tijdstip van aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen geldende parkeernormen worden gehanteerd.
19.3 Provinciale regels19.3.1 Algemeen
Indien en voor zover in deze regels of op de verbeelding wordt verwezen naar provinciale regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.
19.3.2 Compensatie natuurwaarden
Daar waar in de regels wordt verwezen naar compensatie van natuurwaarden overeenkomstige de provinciale regels wordt toepassing gegeven aan de Provinciale Beleidsregel Mitigatie en compensatie natuurwaarden.
Artikel 20 Voorrangsregels
20.1 Strijdigheid belangen
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
20.2 Realisatie nieuw beleid door dubbelbestemmingenDe realisatie van nieuw beleid door middel van dubbelbestemmingen hoeft niet gebiedsbreed (binnen de gehele dubbelbestemming) te zijn, wil de doelstelling gehaald worden. Als er echter afbreuk gedaan wordt aan de gegeven gebiedsbreedte c.q. niet de gehele dubbelbestemming wordt benut, moet voor het resterende gedeelte aangetoond worden dat dit voldoende is om het beoogde beleid voor dat gebied te realiseren. Dat wil zeggen dat de omvang van de opgenomen dubbelbestemmingen zo ruim is dat, om het nagestreefde beleid te doen slagen, niet altijd de gehele dubbelbestemming behoeft te worden benut.
20.3 Onderlinge relatie dubbelbestemmingenTen aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
· Waarde – Landschapselement;
· Waarde – Archeologie;
· Waarde – Beschermd dorpsgezicht;
· Waarde-Cultuurhistorie.
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
21.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
21.1.2 Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 21.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 21.1.1 met maximaal 10%;
21.1.3 Het bepaalde in 21.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
21.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
21.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 21.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
21.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in artikel 21.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
21.2.4 Het bepaalde in 21.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als de regels van het bestemmingsplan ‘Bruisterbosch 1-3 te Sint Geertruid’van de gemeente Eijsden-Margraten.