KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Leiding - Aandachtzone Hoogspanningsverbinding
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 8 Waarde - Archeologie 5
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Inpassingsstudie
Bijlage 2 Beplantingsplan
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Onderzoek Ontplofbare Oorlogsresten
Bijlage 5 Waterhuishoudkundig Plan
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 7 Stikstofdepositie Onderzoek
Bijlage 8 Verkeersonderzoek
Bijlage 9 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 10 Advies Omgevingsveiligheid
Bijlage 11 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r. Beoordeling
Bijlage 12 Nota Vooroverleg
Bijlage 13 Staat Van Wijzigingen

Afvalscheidingsstation Breukelen

Bestemmingsplan - Gemeente Stichtse Vecht

Vastgesteld op 09-04-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Afvalscheidingsstation Breukelen' met identificatienummer NL.IMRO.1904.BPAfvalstationBKL-VG01 van de gemeente Stichtse Vecht.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 afvalscheidingsstation

een locatie waar afval en goederen wordt ingezameld, opgeslagen, gesorteerd, gescheiden, gedemonteerd en gerecycled, met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, zoals een milieustraat, opslaglocaties, wasplaatsen voor materieel, personeelruimten (denk aan kleedruimten, sanitaire voorzieningen, kantines) en kantoorruimten.

1.6 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.15 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.16 gemeentewerf

een werkplaats van de gemeente nodig voor het uitvoeren van diverse gemeentelijke nutstaken met daarbij behorende voorzieningen, gebouwen en bouwwerken, zoals personeelruimten en kantoorruimte. Op een gemeentewerf kan onderhoud en arbeid plaatsvinden. Ook kan het de uitvalsbasis vormen voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden in de gemeente. Er kunnen materialen en materieel gestald staan, zoals auto's, maaimachines, afvalcontainers, straatmeubilair, etc..

1.17 gronddepot

Een locatie waar grond en aanverwante stoffen worden ingezameld en opgeslagen tot het wordt hergebruikt, met daarbij behorende voorzieningen, gebouwen en bouwwerken.

1.18 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.19 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.20 overkapping

een bouwwerk met een gesloten dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.

1.21 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de diepte van een (ondergronds) bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.5 de grondoppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk

buitenwerks en boven peil.

2.6 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 het peil

  1. a. de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van een gebouw of,
  2. b. indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was;
  3. c. in/boven water: gemiddeld waterpeil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een afvalscheidingsstation met een maximale afvalverwerkingscapaciteit van minder dan 50 ton per dag;
  2. b. een gemeentewerf;
  3. c. een gronddepot;
  4. d. met daarbij behorende voorzieningen zoals kantoren, vergaderruimten, educatieve voorzieningen, facilitaire voorzieningen, (ontsluitings)wegen, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  4. d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
    1. 1. 3.2.1 onder a. voor een verhoging van het bebouwingspercentage waarbij de oppervlakte van gebouwen mag worden vergroot met maximaal 15%, indien zulks uit overwegingen van bedrijfsuitoefening en/of bouwkundige constructie noodzakelijk blijkt.
    2. 2. 3.2.1 onder d. voor het verkleinen van de afstand tot een zijdelingse perceelsgrens tot 0 meter, indien deze zijde van het gebouw aaneen wordt gebouwd met het gebouw op het naastgelegen perceel;
    3. 3. 3.2.2 onder a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel tot 4 meter hoogte;
    4. 4. 3.2.2 onder e. voor het bouwen van overige bouwwerken geen gebouw zijnde, windturbines uitgezonderd, met een maximale bouwhoogte van 16 meter indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.
  2. b. De afwijking als bedoeld in lid 3.4 kan slechts worden verleend, mits:
    1. 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
    3. 3. het ruimtelijk - stedenbouwkundig inpasbaar is bevonden en het bevoegd gezag, alvorens over de vergunning te beslissen, advies heeft ingewonnen bij een ter zake deskundige;
    4. 4. aangetoond wordt dat wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
    5. 5. aangetoond wordt dat bij een toename van de verkeersaantrekkende werking dit afgewikkeld kan worden op de omliggende wegen.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. bruggen en duikers;
  4. d. extensief dagrecreatief medegebruik
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. voet- en fietspaden;
  7. g. kunstwerken;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en ter plaatse van de aanduiding 'weg' een ontsluitingsweg toestaan ten behoeve van aanliggende functies en aangrenzende bestemmingen, mits:

  1. a. er geen sprake is van significant negatieve effecten voor de verkeersstructuur; en
  2. b. de nieuwe weg passend is binnen de uitgangspunten uit het waterhuishoudkundig plan (waaronder begrepen de compensatie voor aanvullende verharding). Hiervoor dient akkoord van de waterbeheerder te zijn verkregen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een verblijfsfunctie;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. bruggen en duikers;
  6. f. nutsvoorzieningen
  7. g. voet- en fietspaden;
  8. h. kunstwerken;

met daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van kunstwerken, zoals bruggen, tunnels en viaducten, bedraagt ten hoogste 6 meter;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt ten hoogste 10 meter;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3,5 meter.

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. d. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. e. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  3. f. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  4. g. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. h. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. i. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 6 Leiding - Aandachtzone Hoogspanningsverbinding

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Aandachtzone hoogspanningsverbinding' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

6.2 Nadere eisen

Bij het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van werkzaamheden waarbij een werkhoogte van 10 meter boven maaiveld wordt overschreden, overlegt initiatiefnemer een schriftelijk advies van de netbeheerder waaruit blijkt dat door deze activiteiten de veiligheid en leveringszekerheid van de nabijgelegen bovengrondse hoogspanningsverbinding niet onevenredig wordt geschaad.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met een ongestoorde werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor aanleg, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsverbinding; met de daarbij behorende:

  1. a. masten en (veiligheids)voorzieningen.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

7.2 Bouwregels bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;
  2. b. op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  3. c. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2, in die zin dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding;
  2. b. vooraf positief schriftelijk advies is verkregen van de betreffende netbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met een ongestoorde werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 5

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan met toepassing van artikel 3.6 lid 1, sub a Wro te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' te wijzigen in een ander regime, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden een hogere of lagere archeologische verwachting aanwezig is.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan met toepassing van artikel 3.6 lid 1, sub a Wro te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen beschermingsregime meer nodig is.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de waterkering en de bijbehorende beschermingszone.

9.2 Bouwregels

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken ten dienste van de bestemming gelden, behoudens in deze regels opgenomen bepalingen, de volgende bepalingen:

  1. a. Ondergrondse bouwwerken mogen tot maximaal 3,5 m beneden peil worden gerealiseerd binnen op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlakken waar gebouwen mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht, met dien verstande dat ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen zijn toegestaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. 1. de verticale diepte van kelders bedraagt maximaal 3,5 m beneden peil.
    2. 2. een kelder mag, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, niet minder dan 0,10 meter onder het aansluitende afgewerkte terrein zijn gelegen.
    3. 3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 meter.
    4. 4. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel, met dien verstande dat ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel zijn toegestaan.
    5. 5. ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijbehorende bouwwerken.

11.2 Afwijken van de bouwregels voor ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 sub b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een diepte van maximaal 10 meter onder de voorwaarden dat:

  1. a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
  3. c. het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Parkeren

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan ten behoeve van:
    1. 1. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse inhoud van maximaal 75 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
    2. 2. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met niet meer dan 10%;
    3. 3. overschrijdingen van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer bedragen dan 3 m en het bouwvlak mag niet meer dan 10% worden overschreden;
    4. 4. de bouw van reclameobjecten met inbegrip van aankondigingborden, gevel- en lichtreclames en gebouwenaanduidingen met dien verstande dat de reclameborden geen onevenredig afbreuk doen aan de ruimtelijke situatie en de beeldkwaliteit ter plaatse;
    5. 5. het oprichten van masten en installaties ten behoeve van (tele)communicatiedoeleinden tot een bouwhoogte van maximaal 40 m waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, met bestaande of nieuw op te richten bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied;
  2. b. Afwijking als bedoeld onder a wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de als gevolg van de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. De afwijkingsbevoegdheden mogen niet cumulatief worden gebruikt samen met afwijkingsmogelijkheden uit de afzonderlijke bestemmingen uit hoofdstuk 2 of ten opzichte van een eerder verleende afwijking.

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de overschrijdingen (zoals bedoeld onder a. en b.) mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

16.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Afvalscheidingsstation Breukelen'.

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing

Bijlage 1 Inpassingsstudie

Bijlage 1 Inpassingsstudie

Bijlage 2 Beplantingsplan

Bijlage 2 Beplantingsplan

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Onderzoek Ontplofbare Oorlogsresten

Bijlage 4 Onderzoek ontplofbare oorlogsresten

Bijlage 5 Waterhuishoudkundig Plan

Bijlage 5 Waterhuishoudkundig plan

Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 6 Quickscan Flora en fauna

Bijlage 7 Stikstofdepositie Onderzoek

Bijlage 7 Stikstofdepositie onderzoek

Bijlage 8 Verkeersonderzoek

Bijlage 8 Verkeersonderzoek

Bijlage 9 Quickscan Externe Veiligheid

Bijlage 9 Quickscan externe veiligheid

Bijlage 10 Advies Omgevingsveiligheid

Bijlage 10 Advies omgevingsveiligheid

Bijlage 11 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r. Beoordeling

Bijlage 11 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. beoordeling

Bijlage 12 Nota Vooroverleg

Bijlage 12 Nota Vooroverleg

Bijlage 13 Staat Van Wijzigingen

Bijlage 13 Staat van wijzigingen