Huyck Aertsenstraat
Bestemmingsplan - Gemeente Stichtse Vecht
Vastgesteld op 11-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Huyck Aertsenstraat van de Gemeente Stichtse Vecht
bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1904.BPHAertsenstrBKL-VG01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
achtererfgebied: erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
achtergevellijn: de lijn waarin de achtergevel van het (hoofd)gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
afhankelijke woonruimte: een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
ambulante handel: de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestiging. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;
antenne-installatie: Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
archeologische waarde: de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
architectonische waarde: de authentieke kenmerken in de uiterlijke verschijningsvorm van bouwwerken, welke eigen zijn aan een bepaalde kunsthistorische stijlperiode of een bouwvorm, welke karakteristiek is aan gebouwen uit een bepaalde streek, waarbij in hoofdzaak gelet wordt op onder meer de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en –hoogte en de gevelindeling;
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage: de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel. In geval van meerdere eigenaren wordt het percentage naar rato van het oppervlak van het in eigendom zijnde perceel bepaald.
bed and breakfast: een activiteit ondergeschikt aan een woning en uitgeoefend door de eigenaren tevens bewoners van de betreffende woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van toeristisch nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;
bedrijf: een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
bedrijf aan huis: een bedrijf of het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat niet krachtens milieuregelgeving vergunnings- of meldingsplichtig is, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, horeca, kinderdagverblijven, seksinrichtingen, prostitutie, koeriersbedrijven en (personen-)transport vallen hier niet onder;
beroep aan huis: een dienstverlenend beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, horeca, kinderdagverblijven, seksinrichtingen, prostitutie, koeriersbedrijven en (personen-)transport vallen hier niet onder;
beschermd monument: een onroerend monument, aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet als beschermd monument, en ingeschreven in het door het rijk bijgehouden rijksmonumentenregister;
bestaand: - bij bebouwing: een legaal bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van de terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders bepaald;
- bij gebruik: het legale gebruik dat bestaat op het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen, danwel nadien kan worden gebruikt krachtens een verleende vergunning, tenzij in de regels anders bepaald;
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijbehorend bouwwerk: een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk (met een dak);
bijzondere woonruimte: woonruimte waarin, al dan niet zelfstandige, woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een bejaardenhuis, woon-zorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening;
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
bouwlaag: een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en ruimte onder de kap, indien deze niet normaal beloopbaar zijn;
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Bij woningen betreft dit het gehele perceel inclusief voor- en zijtuinen.
bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
cultuurhistorische waarde: de aan een (samenstel van) bouwwerk(en) of gebied toegekende waarde in verband met het beeld dat door het gebruik in de loop van de geschiedenis is ontstaan, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
dakkapel: een constructie ter vergroting van een gebouw, met één of meer ramen, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
dakopbouw: een constructie ter vergroting van een gebouw, met één of meer ramen, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels, maar ten hoogste 1,5 m, boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in beide dakvlakken van het dak zijn geplaatst, evenwijdig aan de dakvlakken;
detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlening: Het (naar openingstijden) met een winkel vergelijkbare onderneming die is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en wordt geholpen, zulks met uitzondering van horecaondernemingen en seksinrichtingen/prostitutie;
erf: een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
erotisch getinte vermaaksfunctie: een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
geluidsgevoelig object: woningen, alsmede gebouwen, terreinen en ruimten als bedoeld in de Wet geluidhinder;
gestapelde woningen: een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
hoofdgebouw: een gebouw dat, gezien zijn bestemming, vorm of gebruik, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
huishouden: persoon of groep personen die een huishouding voert, niet zijnde (bedrijfsmatige) kamerbewoning/ kamerverhuur;
huishouding: regeling van het huishouden, familieleven, huisgezin;
kamerbewoning/kamerverhuur: het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door meer dan één zelfstandig huishouden;
kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
kap: een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk waarbij bij een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;
kelder: een grotendeels ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk;
kelderingang: een constructie die dient voor de toegang tot een kelder;
mantelzorg: het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;
normaal onderhoud, gebruik en beheer: een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
nutsvoorzieningen: gebouwde dan wel ongebouwde voorzieningen ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening of het (tele)communicatie-verkeer;
ondergronds bouwwerk: een gebouw, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil;
overkapping: een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het gebruiksgenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
peil: - voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het oorspronkelijke aansluitende terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
straatmeubilair: straatmeubilair: bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
- verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
- telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame (inclusief de reclame zelf);
- kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van niet meer dan 50 m³ en een hoogte van niet meer dan 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
- (ondergrondse) afvalinzamelsystemen.
het erfdeel dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied. Voorerf en delen van het zijerf die naar het openbare toegankelijke gebied zijn gekeerd dan wel op minder dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw zijn gelegen;
voorgevel: de lijn waarin de voorgevel van het (hoofd)gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
voorgevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
voorzieningen van openbaar nut: voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
woning/wonen/wooneenheid: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
een uitvalsbasis voor (medische) zorgverlening en dienstverlening op het gebied van (medische) zorg zoals zorgservicepunten, kinderdagopvang en naschoolse opvang, bureau voor jeugd en gezin, consultatiebureaus en verhuur van hulpmiddelen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
a. afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
b. goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij een lessenaarsdak het laagste punt van het dak als goothoogte wordt aangemerkt;
c. bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
d. horizontale diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel;
e. oppervlakte van een bouwwerk;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
f. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
g. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
h. verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk;
i. de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
j. peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het oorspronkelijke aansluitende terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
- voor een brug: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van het land- danwel bruggenhoofd.
k. de bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
binnenwerks met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, worden opgeteld;
l. de verkoopvloeroppervlakte (detailhandel) (vvo)
binnenwerks met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelactiviteiten en welke voor het publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen;
m. de insteek van watergangen
vanaf de insteek die wordt gevormd door de snijlijn tussen het schuine talud van de oever en het maaiveld;
n. de breedte van een bouwperceel
tussen de twee zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten in de bebouwingsgrens of (rooi)lijn.
2.1 Meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groen;
- corridors;
- water; park en plantsoenen;
- evenementen;
- in- en uitritten;
met de daarbij behorende:
- speelvoorzieningen en speelvelden;
- kunstobjecten en straatmeubilair;
- nutsvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging waaronder bergbezinkbassins en waterlopen;
- voet- en fietspaden;
- overige functioneel met de bestemming 'Groen ' verbonden voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
gebouwen mogen binnen de bestemming ‘Groen’ niet worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:
- de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en gemalen mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
- Onverminderd het bepaalde in artikel 3 lid 1 van deze regels is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:
- het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
- het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
- Het bepaalde in artikel 3 lid 3 sub a is niet van toepassing op:
- het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:
- de parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn in verband met de verkeersveiligheid;
- er sprake is van een ruimtelijke noodzaak in verband met parkeercongestie.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijk en cultuurhistorisch groen' de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
- het vellen en/of rooien van hagen dan wel het verrichten van handelingen die de dood van of ernstige schade aan de hagen veroorzaken.
3.5.2 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
- andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
- andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
3.5.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3 lid 5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’ zonder bouwvlak of de bestemming 'Tuin - 1', waarna de regels van de desbetreffende bestemmingen van toepassing zijn.
Artikel 4 Tuin - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuin;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging waaronder bergbezinkbassins en waterlopen;
met daarbij horende:
- gebouwen;
- bouwwerken geen gebouwen zijnde;
- (ontsluitings)wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging waaronder bergbezinkbassins en waterlopen.
met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende bouwregels gelden:
- gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
- voor het bouwen van erker of toegangsportaal aan de voor- of zijgevel van een hoofdgebouw, gelden de volgende bouwregels:
- de bouw van een erker of toegangsportaal mag niet ten koste gaan van parkeerplaatsen op eigen erf;
- de breedte van een erker of toegangsportaal mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de desbetreffende voor- of zijgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat het ten alle tijden mogelijk is een totaal aan erkers of toegangsportalen van 5 m² per hoofdgebouw te realiseren;
- de bouwhoogte van een erker of toegangsportaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,30 m;
- de horizontale diepte van een erker of toegangsportaal mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
- voor het bouwen van een garagebox ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - garagebox' gelden de volgende bouwregels:
- gebouwd binnen het aanduidingsvlak;
- ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is ten hoogste de aangegeven maximale goot-/boeiboordhoogte en maximale bouwhoogte toegestaan;
- indien de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ niet is opgenomen is de maximale bouwhoogte 3 m.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:
- erf- en terreinafscheidingen vóór de naar het openbaar gebied gekeerde voorgevellijn van het gebouw maximaal 1 m;
- erf- en terreinafscheidingen achter de naar het openbaar gebied gekeerde voorgevellijn van het gebouw maximaal 2 m;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals pergola’s maximaal 2,5 m;
- in afwijking op het bepaalde onder b en c geldt voor gronden die binnen een afstand van 10 meter van de voor de Vecht geldende bestemming 'Water' liggen een maximale bouwhoogte van 1 m;
- de bouwhoogte van terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - paardenbak' mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Opslag
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden ten behoeve van opslag van materialen en goederen.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- parkeervoorzieningen, waarbij minimaal 9 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd;
- groen- en speelvoorzieningen;
- straatmeubilair;
- waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen en waterberging, waaronder bergbezingbassins;
- evenementen;
- in- en uitritten;
- geluidwerende voorzieningen;
- duikers en (kunst)werken
- overige functioneel met de bestemming ‘verkeer’ verbonden voorzieningen zoals lichtmasten.
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd waarvoor geldt dat:
- de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m;
- de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m²;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:
- de bouwhoogte van straatmeubilair, reclameborden en speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
- de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1m.
- de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 10 m.
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m;
5.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemming Verkeer te wijzigen naar Tuin - 1, met dien verstande dat:
- het betreft openbaar groen gelegen binnen de bestemming Verkeer;
- de bestaande verkeers- en groenstructuur niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maximaal 5 woningen;
- aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, of daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
met de daarbij behorende:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- in- en uitritten;
- parkeervoorzieningen;
- tuinen en erven;
- overige functioneel met de bestemming 'Wonen' verbonden voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bouwregels:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak, tot maximaal vijf woningen;
- de goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
- het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
- de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50 m²per woning;
- de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn;
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen erf;
- de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m;
- de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van het gedeelte van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk mag voor zover gelegen binnen een afstand van:
- 1 m van het naburige erf, niet meer bedragen dan 3 meter;
- 2 m van het naburige erf, niet meer bedragen dan 4 meter;
- 3 m van het naburige erf, niet meer bedragen dan 5 meter;
- 4 meter en verder van het naburige erf, niet meer bedragen dan 6 meter;
- de diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gemeten vanaf de nog niet uitgebouwde achtergevellijn van het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan 3 m;
- in aanvulling van het gestelde onder artikel 6 lid 2.2 sub f mag de bouwhoogte van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk nooit meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:
- erf- en terreinafscheidingen vóór de naar het openbaar gebied gekeerde voorgevellijn van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn van het maximaal 2 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m;
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
- artikel 6 lid 2.2 sub a voor vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken bij woningen tot niet meer dan 80 m², met dien verstande dat aan artikel 6 lid 2.2 sub c moet blijven worden voldaan;
- ten behoeve van het doortrekken van de kap of het aanbrengen van een kap over de aangebouwde bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:
- de bouw doet geen afbreuk aan de privacy en bezonning van direct naastgelegen woningen;
- de bouw doet geen onevenredige afbreuk aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en ritmiek van de rij woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen;
- voor het aanbouwen van de, op het voorerfgebied gelegen, bestaande bijbehorende bouwwerken aan het hoofdgebouw onder voorwaarde dat:
- de bouw doet geen afbreuk aan de privacy en bezonning van direct naastgelegen woningen;
- de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m;
- de bouw doet geen onevenredige afbreuk aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en ritmiek van de rij woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen;
- het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwhoogtes van bijbehorende bouwwerken, zoals gesteld in artikel 6 lid 2.2 sub f, onder voorwaarde dat:
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
- uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet onevenredig wordt belast;
- de onder 1 gestelde onderzoeksverpliching is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan.
- artikel 6 lid 2.2 sub g voor het realiseren van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk met een grotere diepte gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevellijn, onder voorwaarde dat:
- het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
- het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag niet breder zijn dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel met een maximum van 3 meter;
- de goot- en bouwhoogte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk bedragen ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0.3 m;
- uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet onevenredig wordt belast;
- de onder 4 gestelde onderzoeksverpliching is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan;
- de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Verboden gebruik
- een woning is bedoeld voor één huishouding;
- kamerverhuur/-bewoning is niet toegestaan.
6.4.2 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven
Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt als gebruik in overeenstemming met de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- het vloeroppervlak in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis mag niet meer dan 33% bedragen van het gezamenlijke vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m².
- het gebruik mag geen grote verkeersaantrekkende werking hebben en nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer, waaronder parkeren.
- er mag geen horeca, geen seksinrichting, geen koeriers of (personen)vervoers-bedrijf, geen kinderdagverblijf en geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van functionele ondergeschikte en niet zelfstandige detailhandel.
- het beroep of de activiteit dient alleen door de bewoner(s) te worden uitgeoefend. Op het betreffende adres is het te werk stellen van personeel dat niet woonachtig is op het betreffende adres en geen onderdeel uitmaakt van het huishouden, niet toegestaan.
- het gebruik mag geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
- de ruimtelijke uitstraling moet passend zijn binnen de functie van het hoofdgebouw en het woongebied.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Mantelzorg
- Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in gebruik nemen (van een deel) van het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken als extra wooneenheid ten behoeve van mantelzorg mits:
- de mantelzorg noodzakelijk is en dat blijkt uit een medische of sociale indicatie. Indien er sprake is van een ouder - kind relatie,waarbij de ouder(s) 65 jaar of ouder is (zijn), is geen medische of sociale indicatie noodzakelijk;
- het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken bereikbaar is en blijft voor hulpdiensten;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- de oppervlakte welke wordt gebruikt als extra wooneenheid voor mantelzorg niet meer bedraagt dan 80 m².
- Het bevoegd gezag kan de in artikel 6 lid 5.1 sub a bedoelde omgevingsvergunning intrekken na beëindiging van de mantelzorg.
- Na het intrekken van de omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 6 lid 5.1 sub b, is degene aan wie de omgevingsvergunning was verleend of diens rechtsopvolger, en indien sprake was van afhankelijke woonruimte, verplicht de als dan strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie -3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Op de gronden met bestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
7.2.2 Uitzonderingen
In afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 mogen op of in deze gronden gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden, mits het gaat om:
- bebouwing die nodig is voor archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
- bebouwing waarvan de bodemverstoring minder bedragen dan 1.000 m².
- bebouwing waarvan de bodemverstoring meer bedragen dan 1.000 m² maar de bodem niet dieper dan 0,3 meter beneden het maaiveld wordt geroerd;
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder het peil niet wordt uitgebreid;
- een gebouw of bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijking
- In afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 mogen gebouwen en bouwwerken en andere bouwwerkzaamheden volgens de andere daar voorkomende bestemming(en) gerealiseerd worden, mits op basis van een archeologisch rapport, dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend, en waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders, blijkt dat:
- archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld;
- archeologisch waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
- er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
- Het overleggen van een archeologisch rapport als bedoeld in het eerste lid is niet vereist indien de aanvraag betrekking heeft op een of meer gebouwen of bouwwerken als bedoeld in artikel 7 lid 2.2 sub c .
- Het bepaalde onder b is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking op een terrein, binnen dan wel deel uitmaakt van eenzelfde ontwikkelgebied, waarvoor eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld onder a, en/of artikel 7 lid 4.3 sub a . Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. artikel 7 lid 3.2 is van overeenkomstige toepassing.
7.3.2 Voorschriften
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 3.1 kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3.3 Advies
Het bevoegd gezag wint advies in van een door hen aan te wijzen deskundige, alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren zulks ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:
- het ontgronden, afgraven (waaronder onder andere saneren), onderzuigen, egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de landbodemstructuur, dieper dan 0,3 m beneden het maaiveld;
- het ontgronden, baggeren, afgraven (afgraven (waaronder onder andere saneren), onderzuigen verlagen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de waterbodemstructuur;
- het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van drainage;
- het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
- het verwijderen van fundamenten dieper dan 0,3 m beneden het maaiveld.
7.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 7 lid 4.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
- in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- in het kader van onderhoudsbaggerwerkzaamheden die aantoonbaar niet dieper
- gaan dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes;
- indien zij een oppervlakte beslaan van ten hoogstens 1.000 m2;
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht
- door een ter zake deskundige;
- waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
- is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
- is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
7.4.3 Toelaatbaarheid
- In afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 4.1 kan een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid uitgevoerd worden mits op basis van een archeologisch rapport, dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt ingediend, en naar het oordeel van burgemeester en wethouders, blijkt dat:
- archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld;
- archeologisch waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of ontwikkeling van die waarden;
- er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
- Het overleggen van een archeologisch rapport als bedoeld in het eerste lid is niet vereist indien de aanvraag betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 7 lid 4.2 sub c.
- Het bepaalde in tweede lid is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking op een terrein, binnen dan wel deel uitmaakt van eenzelfde ontwikkelgebied, waarvoor eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 7 lid 3.1 , en/of het bepaalde onder a. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. artikel 7 lid 4.4 is van overeenkomstige toepassing.
7.4.4 Voorschriften
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 4.1 kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.4.5 Advies
Het bevoegd gezag wint advies in van een door hen aan te wijzen deskundige, alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen.
3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
- Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende gronden, waar de bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht, met dien verstande dat
- ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen zijn toegestaan;
- ondergrondsebouwwerken waterdicht moeten worden uitgevoerd;
- middels een grondwaterstandberekening men dient aan te tonen dat voldaan wordt aan de grondwaternorm en dat in omliggende, bestaande wijken de grondwaterstand niet onevenredig verslechterd;
- indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd.
- Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 1 sub a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de verticale diepte van kelders of parkeergarages bedraagt maximaal 3,5 m beneden peil.
- een kelder of parkeergarages mag, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, niet minder dan 0,10 m onder het aansluitende afgewerkte terrein zijn gelegen.
- de afstand tot de perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m.
- kelders of parkeergarages mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel, met dien verstande dat ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel zijn toegestaan.
- Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 m buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen.
9.2 Overschrijding bouwgrenzen door ondergeschikte bouwdelen
De in het plan opgenomen regels met betrekking tot bouwgrenzen, zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen door:
- stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen met niet meer dan 50 cm;
- plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevellijn niet meer dan 20 cm bedraagt;
- reclametoestellen en draagconstructies voor reclame met niet meer dan 50 cm;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, galerijen en luifels, mits zij de voorgevellijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
- balkons, mits zij de voorgevellijn met niet meer dan 1 m overschrijden;
- ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
- vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, voor zover deze binnen een bouwvlak worden opgericht en de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 3 m wordt overschreden;
- dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties, voor zover deze niet hoger zijn dan 3 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste bouwlaag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
- bergbezinkbassins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) en afvalinzamelsystemen zowel boven- als ondergronds.
9.3 Bestaande afstanden en maten
- In die gevallen dat de bestaande goot- en boeiboordhoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goot- en boeiboordhoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
- In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
- Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
- seksinrichting, prostitutie of erotisch getinte horecabedrijven;
- opslag en verkoop van vuurwerk;
- kamerbewoning/-verhuur.
- Een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval en/of bouwmaterialen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- Een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- Onder een gebruik, strijdig met een bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen;
- In het geval van nieuwbouw of functiewijziging waarbij de parkeerbehoefte ten opzichte van het voorgaande gebruik of de voorgaande bebouwing toeneemt, op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om deze toename van de parkeerbehoefte op te vangen, een en ander conform de parkeernormen zoals in de bijlage 'Parkeernormen Breukelen Woongebied' van deze regels is opgenomen.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voorzover het betreft:
- de ruimte tussen bouwwerken;
- parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
12.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het vastgesteld van het bestemmingsplan.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, bepalen dat dit gebruik middels persoongebonden overgangsrecht mag worden voortgezet.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplan "Huyck Aertsenstraat"
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van..........................
De voorzitter, De griffier,
................... .....................