KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Groen - 1
Artikel 7 Groen - 2
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Natuur
Artikel 11 Recreatie - 1
Artikel 12 Recreatie - 2
Artikel 13 Recreatie - 3
Artikel 14 Recreatie - 4
Artikel 15 Recreatie - 5
Artikel 16 Tuin
Artikel 17 Verkeer
Artikel 18 Water
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Woongebied (Voormalig Verblijfsrecreatief Park)
Artikel 21 Leiding-gas
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 29 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Bijlagen Bij Regels - 1
Bijlagen Bij Regels - 2
Bijlagen Bij Regels - 3
Bijlagen Bij Regels - 4
Bijlagen Bij Regels - 5
Bijlagen Bij Regels - 6
Bijlagen Bij Toelichting - 1
Bijlagen Bij Toelichting - 2
Bijlagen Bij Toelichting - 3
Bijlagen Bij Toelichting - 4
Bijlagen Bij Toelichting - 5
Bijlagen Bij Toelichting - 6
Bijlagen Bij Toelichting - 7
Bijlagen Bij Toelichting - 8
Bijlagen Bij Toelichting - 9
Bijlagen Bij Toelichting - 10
Bijlagen Bij Toelichting - 11
Bijlagen Bij Toelichting - 12
Bijlagen Bij Toelichting - 13
Bijlagen Bij Toelichting - 14
Bijlagen Bij Toelichting - 15
Bijlagen Bij Toelichting - 16

Maarsseveense Plassen e.o.

Bestemmingsplan - Gemeente Stichtse Vecht

Vastgesteld op 30-01-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

het bestemmingsplan 'Maarsseveense Plassen e.o.' met identificatienummer NL.IMRO.1904.BPMrssevnplassnMRS-VG02 van de Gemeente Stichtse Vecht.

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Maarsseveense Plassen e.o.', bestaande uit de bladen met het nummer NL.IMRO.1904.BPMrssevnplassnMRS-VG02 (deelbladen 1 t/m 3) met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.4 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aanlegsteiger:

Een bouwwerk, in het water staand, ten behoeve van het afmeren van een vaartuig.

1.7 Achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.8 Afmeervoorziening:

Voorzieningen die bedoelt zijn om vaartuigen op een goede en veilige manier te kunnen laten afmeren zoals afmeerpalen, steigers, kades en bolders.

1.9 Afvalinzamelsysteem:

geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke.

1.10 Agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is ingericht voor zowel de grondgebonden als niet- grondgebonden activiteiten: het telen van gewassen, boomteelt daaronder begrepen, of het houden van dieren, één en ander ten behoeve van het voortbrengen van producten. Intensieve veehouderij is expliciet uitgesloten.

1.11 Agrarisch bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat blijkens zijn aard en indeling voor een agrarisch bedrijf is bestemd, met uitzondering van agrarische bedrijfswoningen en kassen.

1.12 Agrarische bedrijfswoning:

een woning, behorend bij een agrarisch bedrijf, uitsluitend bestemd voor de huisvesting van een huishouding behorend bij het agrarisch bedrijf.

1.13 Agrarisch beheer:

het beheren en onderhouden van gronden, gericht op het voortbrengen van producten en behoud en herstel van het cultuurlandschap en natuurwaarden door middel van het telen van gewassen en/of het (hobbymatig) houden van dieren. Intensieve vormen van agrarische productie en (boom)kwekerijen zijn niet toegestaan.

1.14 Agrarisch hulp- en handelsbedrijf:

een niet-industrieel bedrijf, dat is gericht op het leveren van dieren, goederen en diensten aan agrarische bedrijven dan wel op het verwerken of opslaan van dieren en goederen, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.

1.15 Agrarisch hulpgebouw:

buiten agrarische bouwvlakken gelegen gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf, zoals veldschuren, schuilgelegenheden voor vee.

1.16 Agrarisch loonbedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of overwegende mate gericht is op het verrichten van werkzaamheden voor en/ of de levering van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur.

1.17 Agrarisch medegebruik:

kleinschalig agrarisch gebruik waarbij het gebruik ondergeschikt en ondersteunend is aan de hoofdfunctie van de gronden.

1.18 Ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.19 Antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.20 Archeologische waarde:

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.21 Atelier:

werkplaats van een kunstenaar.

1.22 Bebouwing:

één of meer bouwwerken.

1.23 Bed en breakfast of air B&B:

een activiteit ondergeschikt aan een woning die gerund wordt door de eigenaren tevens bewoners van de betreffende woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van kortdurend toeristisch nachtverblijf in combinatie met het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten.

1.24 Bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, verhandelen en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

1.25 Bedrijf aan huis:

een bedrijf of het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk), dat niet krachtens milieuregelgeving vergunnings- of meldingsplichtig is, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.26 Bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte.

1.27 Bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op dan wel bij een bedrijfsterrein, (uitsluitend) bestemd voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.

1.28 Beeldkwaliteit:

alle aspecten die van invloed zijn op de voorstelbaarheid en beleving van de ruimtelijke omgeving en objecten in die omgeving (waaronder de cultuurhistorische en landschappelijke waarden).

1.29 Beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.30 Bestaande situatie:

  1. bij bebouwing: een legaal bouwwerk dat op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van de ter inzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders bepaald;
  2. bij gebruik: het legale gebruik dat bestaat op het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen, danwel nadien kan worden gebruikt krachtens een verleende vergunning, tenzij in de regels anders bepaald.

1.31 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.32 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.33 Bezoeker van evenementen

Een persoon die deelneemt aan een evenement met uitzondering van personen die bedrijfsmatig betrokken zijn bij het betreffende evenement.

1.34 Bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.35 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwe of veranderen van een standplaats:

1.36 Bouwgrens:

de grens van een bebouwbaar gebied.

1.37 Bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen met uitsluiting van een onderbouw of een zolderverdieping.

1.38 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Bij het bepalen van de oppervlakte van het bouwperceel in geval van particuliere initiatieven worden gronden met openbare bestemmingen, zoals verkeer, groen en water niet meegerekend.

1.39 Bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.40 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.41 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.42 Caravan opslagbedrijf/caravanstalling:

Een caravan opslag bedrijf is een opslagbedrijf voor (recreatie)objecten die niet langdurig vrij op de openbare weg geplaatst mogen worden. Behalve caravans is het ook toegestaan aanhangwagens, boten op trailer, campers, vouwwagens, auto`s en motoren te stallen. Tevens is het toegestaan kleinschalige onderhouds- en controle werkzaamheden te verrichten.

1.43 Cultuurhistorische waarde:

belang in geschiedkundig opzicht; onder andere met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de (voormalige) bebouwing.

1.44 Dagrecreatie:

recreatie in de vorm van een dagje uit zonder overnachting ter plaatse.

1.45 Dance-event:

Een evenement waar electronic dance music (EDM) wordt gespeeld. EDM is een verzamelnaam voor alle soorten elektronische dansmuziek met als belangrijkste kenmerk dat de muziek grotendeels gemaakt is met elektronische muziekinstrumenten en meestal niet live gespeeld kan worden maar ten gehore wordt gebracht via één of meerdere DJ’s.

1.46 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of beroepsactiviteit.

1.47 Dienstverlening:

een (naar openingstijden grotendeels) met een winkel vergelijkbare onderneming die is gericht op het verlenen van diensten aan particulieren, zoals reisbureaus, kapsalons, banken en (para) medische dienstverlening zulks met uitzondering van horecaondernemingen en seksinrichtingen/prostitutie.

1.48 Dierenpension:

een onderneming, gericht op bewaring van huisdieren, hieronder vallen onder meer dierenasiels en hondenkennels.

1.49 Erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.50 Erotisch getinte horeca:

een horeca(onderneming) die tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotisch-pornografische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Hieronder vallen eveneens een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.51 Evenementen:

1. Onder een evenement wordt op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
  1. bioscoopvoorstellingen;
  2. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van de APV;
  3. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
  4. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
  5. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
  6. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van de APV.
2. Onder een evenement wordt mede verstaan:
  1. een herdenkingsplechtigheid;
  2. een braderie;
  3. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van de APV, op de weg;
  4. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
  5. een straatfeest of buurtbarbecue op één dag (klein evenement).

1.52 Evenementendag

Een evenementendag loopt in een aaneengesloten periode van 07:00 ‘s ochtends tot 04:00 in de daaropvolgende dag.

1.53 Evenemententerrein:

een terrein geschikt voor het houden van evenementen.

1.54 recreatief medegebruik:

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

1.55 Fte:

fulltime equivalent: de rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of personeelssterkte wordt uitgedrukt; een fte is een volledige werkweek van 38 uur.

1.56 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.57 Geluidgevoelig object:

woningen, alsmede gebouwen, terreinen en ruimten als bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.58 Grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Het betreft akkerbouw, vollegrondstuinbouw, fruitteelt en boomteelt en veebedrijven voor zover het benodigde ruwvoer geheel of vrijwel geheel afkomstig is van de structureel bij het bedrijf behorende gronden.

1.59 Hobbymatig agrarisch gebruik:

het uitoefenen van agrarische activiteiten, niet zijnde uit hoofde van een volwaardig agrarisch bedrijf, waarvoor vanwege de beperkte omvang geen melding- of vergunningplicht op grond van het Activiteitenbesluit geldt.

1.60 Hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.61 Horeca(onderneming):

een onderneming die in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
De volgende specifieke vormen worden onderscheiden:
Categorie h1: daghoreca waaronder verstaan wordt:
een horecaonderneming, die qua openingstijden vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen, althans geen latere sluitingstijd heeft dan 22.00 uur , zoals een sapbar, lunchroom, eetcafé zonder zaalverhuur, strandpaviljoen, koffiecorner en ijssalon;
Categorie h2: bed & breakfast, pensionbedrijf waaronder verstaan wordt:
een activiteit ondergeschikt aan een woning die gerund wordt door de eigenaren tevens bewoners van de betreffende woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van toeristisch nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;
Categorie h3: hotel waaronder verstaan wordt:
een horecaonderneming, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en eventueel het ondergeschikt exploiteren van zaalaccommodatie en het ondergeschikt verstrekken van voedsel en dranken;
Categorie h4: restaurant/eetcafé waaronder verstaan wordt:
een horecaonderneming, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is; alsmede tot het exploiteren van een ondergeschikte zaalaccommodatie;
Categorie h5: cafetaria/snackbar waaronder verstaan wordt:
een horecaonderneming gericht op het verstrekken aan de verbruiker van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren, welke al dan niet ter plaatse kunnen worden gebruikt;
Categorie h6: zaalaccommodatie waaronder verstaan wordt:
een horecaonderneming, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
Categorie h7: café/bar waaronder verstaan wordt:
een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
Categorie h8: discotheek/dancing waaronder verstaan wordt:
een uitgaansgelegenheid bestaande uit één of meerdere bars en een plek waar je kunt dansen op of luisteren naar (live)muziek.

1.62 Hoveniersbedrijf:

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.63 Huishouding:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners.

1.64 Inrichting:

Het recreatieterrein De Maarsseveense Plassen inclusief de daarbinnen gevestigde ondernemingen en verenigingen of andere zakelijke rechtspersonen worden ten aanzien van de evenementen gezien als één inrichting.

1.65 Kampeerboerderij:

een boerderij (agrarisch bedrijf) waarvan een gedeelte is ingericht en geschikt is voor derden om te kunnen overnachten.

1.66 Kampeermiddel:

Niet als bouwwerk aan te merken object zoals een tent, vouwwagen, kampeerauto of caravan (met uitzondering van een stacaravan) of hiermee gelijk te stellen onderkomen dat bedoeld is voor tijdelijk recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun onderkomen elders hebben.

1.67 Kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen / het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord worden gestaan en geholpen.

1.68 Kap:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk waarbij bij een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken.

1.69 Karakteristiek:

een onroerend monument, gebouw, bouwwerk of beplanting aangemerkt als karakteristiek vanwege de karakteristieke waarde in het straatbeeld, zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, en waarvan het behoud van belang is.

1.70 Kassen:

bouwwerken geheel of grotendeels van glas of ander lichtdoorlatend materiaal voor het kweken van gewassen in een beschermde omgeving.

1.71 Kassencomplex:

Een grootschalig (tot 2,5 hectare) complex van kassen en bijbehorende bedrijfsgebouwen voor het telen van gewassen voor de handel ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf.

1.72 Kavelweg:

voor agrarisch gebruik bestemde wegen ten behoeve van de ontsluiting van percelen of kavels, met een niet-doorgaand karakter.

1.73 Kelder:

bouwwerk waarvan het merendeel onder de grond is gelegen.

1.74 Kelderingang:

een constructie die dient voor de toegang tot een kelder.

1.75 Kelderkoekoek:

een uitgebouwde constructie van beperkte omvang aan de buitenzijde van de kelderwand die dient voor daglichttoetreding en/of ventilatie van de kelder. Als uitgebouwde bak wordt het ook wel een lichtkolk of vossengat genoemd, een lange doorgaande koekoek ook wel een wolfskuil.

1.76 Kunstwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.77 Landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking.

1.78 Maatschappelijke voorzieningen

zijn gebaseerd op de maatschappelijke taakstelling van de overheid en worden meestal uitgevoerd door vrijwilligersorganisaties , zelfstandige instellingen die de overheid financiert/subsidieert op basis van prestatieafspraken of professionele (welzijns)stichtingen. Het betreffen overwegend educatieve-, medische-, welzijns-, levensbeschouwelijke- en zorgvoorzieningen (waaronder opvang voor o.a. kinderen, ouderen en gehandicapten) en openbare dienstverlening, met bijbehorende ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.79 Manege:

paardenhouderij, bestaande uit één of meerdere (binnen)rijbanen dat is gericht op het bieden van paardrijmogelijkheden en het geven van instructie aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf, al dan niet met een ondergeschikte horecavoorziening;

1.80 Mantelzorg:

het anders dan bedrijfsmatig op vrijwillige basis bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.

1.81 Natuuurvriendelijke overbeschoeiing of steigers

Een natuurvriendelijke beschoeiing is een voorziening die een oever of waterkant beschermt tegen afkalven, golfkrachten en andere invloeden die de stabiliteit van de waterkant in gevaar kunnen brengen en die de aanwezige natuurwaarden en natuurdoelstellingen niet aantast of hindert. Een natuurvriendelijke steiger is een voorziening bedoeld voor het afmeren van een vaartuig die eveneens die de aanwezige natuurwaarden en natuurdoelstellingen niet aantast of hinder.

1.82 Natuurwaarden:

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.

1.83 Nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bestemming.

1.84 Normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.85 Oever:

waterkant langs rivieren, meren, kanalen enz.

1.86 Ondergeschikte detailhandel:

detailhandel vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen detailhandel hebben en waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie.

1.87 Ondergeschikte horeca:

horeca vanuit vestigingen/voorzieningen (niet zijnde horeca) waarbij deze functie aantoonbaar in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie zoals een kantine of restaurant bij een sportaccommodatie.

1.88 Onderkomen:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, woonketen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.89 Opslagbedrijf:

bedrijfsmatige en/of particuliere opslagruimte voor goederen, met uitzondering van gevaarlijke stoffen anders dan noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van het opslagbedrijf.

1.90 Paardenbak:

Niet overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinative paard en ruimter in diverse disciplines kan plaatsvinden.

1.91 Paardenhouderij:

  1. productiegericht: een grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan opgroeiende paarden met daarbij behorende trainingsfaciliteiten en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm, eventueel in combinatie met trainingsfaciliteiten ten behoeve van de eigen gefokte paarden en de in- en verkoop van paarden;
  2. gebruiksgericht: een paardenhouderij die mede is gericht op het bieden van stallingsruimte voor paarden, het trainen van paarden en het uitbrengen in de sport, alsmede verhuur van diensten met behulp van paarden, niet zijnde manege-activiteiten.

1.92 Paardenpension:

een bedrijf dat gericht is op het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te laten weiden, niet zijnde een manege.

1.93 Paddock:

Een ruimte waar één of meerdere paarden ter ontspanning en naar eigen inzicht vrij kunnen bewegen.

1.94 Perceel:

afgedeeld stuk land of water, kavel.

1.95 Perceelsgrens:

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.96 Permanente bewoning:

het gebruiken van een recreatieverblijf en/of kampeermiddel als hoofdverblijf. Onder hoofdverblijf wordt in dit verband verstaan: De plaats die feitelijk het centrum vormt van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene. Van een hoofdverblijf is in ieder geval sprake indien de betrokkene gedurende een aaneengesloten periode van 180 dagen per kalenderjaar tenminste 2/3 van die tijd het adres van het recreatieverblijf c.q. het kampeermiddel als woonadres in gebruik heeft.

1.97 Recreatie:

Activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en plezier en ontspanning als doel hebben.

1.98 Recreatieverblijf/ -object:

een gebouw, zoals een stacaravan, een chalet, mobilehome, trekkershut of een zomerhuis, dat bestemd is voor verblijfsrecreatie.

1.99 Ruwvoedergewassen:

(ruw)landbouwgewas zoals snijmaïs en weidegras, niet zijnde gras, ten dienste van het voederen van dieren.

1.100 Seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.101 Showtuinen

Tuinen bij een hoveniersbedrijf die dienst doen als inspiratiebron voor mensen die hun tuin willen veranderen.

1.102 Significante toename van stikstofdepositie

Er is sprake van een toename van de stikstofdepositie wanneer vanuit het bouwvlak de bijdrage N/ha/jaar in het Natura 2000-gebied meer bedraagt dan op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan afkomstig van het aanwezige legale gebruik van de gronden en opstallen behorende tot het bouwvlak.

1.103 Speeleiland

Eiland ten behoeve van recreatieve speel- en spel activiteiten.

1.104 Snackkiosk of foodtruck:

Een permanent of tijdelijk bouwwerk voor het verstrekken van drink- en etenswaren die al dan niet zelf worden bereid.

1.105 Standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.106 Steiger:

een aan de oever gekoppelde, deel of geheel boven het water gebouwde constructive o.a. ten behoeve van het aanleggen of afmeren van een vaartuig.

1.107 Straatmeubilair:

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen.

1.108 Terras(bij horeca):

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.109 Tuinbouwbedrijf/glastuinbouw:

een bedrijf dat overwegend of uitsluitend gericht is op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond al dan niet met behulp van een kassencomplex.

1.110 Tuincentrum:

een tuincentrum is een winkel gespecialiseerd in de verkoop van tuinartikelen, bomen, planten (zowel tuinplanten als kamerplanten), bloemen, levende en dode huis- en tuingerelateerde artikelgroepen en een nevenassortiment dat onder andere bestaat uit vrijetijdsartikelen, dierproducten en streekproducten. Tevens opslag en verkoop van consumentenvuurwerk conform de daartoe benodigde omgevingsvergunning.

1.111 Verblijfsrecreatie:

vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste een nacht in het recreatiegebied of de toeristische plaats verblijft. Het gebied is daartoe ingericht met faciliteiten als hotels, pensions, kampeerterreinen en recreatiewoningen.

1.112 Volkstuin:

grond met een beperkte omvang, deel uitmakend van een complex, waarop hobbymatig voedings- en siergewassen worden geteeld uit het oogpunt van recreatie.

1.113 Volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of - omvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieutechnisch verantwoorde wijze.

1.114 Voorerf/voorerfgebied:

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn voor de voorgevelrooilijn en die geen onderdeel uitmaken van het achtererfgebied.

1.115 Voorgevel(rooi)lijn:

een naar de weg of het openbaar gebied gekeerde bouwgrens gevormd door de denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw.; bij percelen op de hoek van straten/paden geldt dat langs beide straten/paden een voorgevelrooilijn is gelegen.

1.116 Waterhuishoudkundige voorziening:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit., waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.117 Woning of wooneenheid:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.118 Woonadres:

  1. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.119 Zelfstandige horecagelegenheid:

een op zichzelf staande en openbaar toegankelijke horecagelegenheid die niet verbonden is aan een vestiging/voorziening zoals een pannenkoekenrestaurant; een kantine bij een duikschool wordt bijvoorbeeld niet gezien als een zelfstandige horecagelegenheid, maar als horeca ondergeschikt aan de hoofdfunctie.

1.120 Voorgevel/voorkant:

de naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een hoofdgebouw of, als het een hoofdgebouw betreft met meer dan één naar het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die architectonisch als de voornaamste gevel kan worden aangemerkt bijvoorbeeld omdat daar de hoofdentree is gelegen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (bouw)perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
Bebouwde oppervlakte van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein:
buitenwerks boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen bouwwerken worden opgeteld.
Bebouwingspercentage:
bouwgrenzen zijn aangegeven het percentage van het bestemmingsvlak, dat ten hoogste bebouwd mag worden met bebouwing, tenzij in de regels anders is bepaald.
Bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):binnenwerks met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, worden opgeteld.
Bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, (geen gebouw zijnde), met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Bouwhoogte van een antenne-installatie:
  1. in geval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. in geval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
Bouwhoogte bruggen en viaducten over water
De hoogte van bruggen en viaducten of daarmee gelijk te stellen voorzieningen over het water wordt gemeten vanaf het gemiddeld waterpeil tot de onderzijde van de brug/viaduct.
Breedte van een bouwvlak:
tussen de twee zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten in de grens van het bouwvlak of rooilijn.
Breedte van een bouwwerk:
buitenwerks en/of het hart van scheidingsmuren en evenwijdig aan de betreffende gevel.
Dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Diepte van een bouwwerk: (horizontaal)
Buitenwerks en/of het hart van scheidingsmuren en haaks op de betreffende gevel;
Diepte van een (ondergronds) bouwwerk: (verticaal)
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
Goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Met dien verstande dat bij een lessenaarsdak het laagste punt van het dak als goothoogte wordt aangemerkt;
Inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken.
Insteek van watergangen:
vanaf de insteek die wordt gevormd door de snijlijn tussen het schuine talud van de oever en het maaiveld.
Maaiveldhoogte:
De gemiddelde hoogte van de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.
Ondergeschikte bouwdelen:
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden stoepen, stoeptreden, trappen, funderingen, kelderkoekoeken, erkers, plinten, pilasters, kozijnen, gevel- en kroonlijsten, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en/of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt en overige ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.
Oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van bouwwerk.
Oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
Peil:
De hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel, waarbij geldt dat:
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: De bovenkant van de afgewerkte begane grond vloer van gebouwen minimaal 30 cm boven peil ligt;
  2. als de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst of de gronden waar het bouwwerk komt aantoonbaar lager liggen dan de weg, wordt door burgemeester en wethouders bij aanvang van de werkzaamheden het peil vastgesteld;
  3. ter plaatse van water het gemiddeld waterpeil als peil wordt aangehouden.
Verkoopvloeroppervlakte (detailhandel) (vvo):
binnenwerks met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en welke voor het publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van het bouwperceel grondgebonden veehouderijbedrijven, niet zijnde intensieve veehouderij;
  2. het beweiden van dieren;
  3. recreatief medegebruik;
  4. behoud, versterking en herstel van het veenweide gebied dat zich kenmerkt door de openheid van graslanden, het slotenpatroon, de langgerekte verkaveling van de gronden en de bebouwing langs de dijk (lintbebouwing);
  5. behoud, versterking en herstel van de aanwezige natuurwaarden;
  6. ter plaatse van het bouwvlak het trainen en berijden van paarden in een paardenbak;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is wonen toegestaan;
  8. ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ is een glastuinbouwbedrijf toegestaan;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is de verkoop van groente, fruit en streekproducten toegestaan;
  10. ter plaatse van de aanduiding “showtuinen” zijn showtuinen zonder gebouwen toegestaan
  11. ter plaatse van de aanduiding “grond- en groendepot” is de opslag van schone grond en snoeiafval toegestaan;
  12. ondergeschikte detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt, is toegestaan, voor zover deze detailhandel geen zelfstandig onderdeel vormt van de bedrijfsvoering;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – paardenstal' is een paardenstal toegestaan;
  14. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – veldschuur’ is een veldschuur toegestaan;
  15. ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig.
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken;
  2. erven en terreinen;
  3. erfbeplantingen en groenvoorzieningen;
  4. kunstwerken en nutsvoorzieningen;
  5. water en watergangen
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie voor eigen gebruik;
  8. overige functioneel met de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ verbonden voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
  1. bouwwerken uitsluitend binnen het bouwvlak of de speciale aanduiding mogen worden gebouwd;
  2. dit niet leidt tot een significante toename van de stikstofdepositie (immisie) in het Natura 2000-gebied;
  3. kassencomplexen uitsluitend binnen de aanduiding ‘glastuinbouw’ mogen worden gebouwd;
  4. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m bedraagt;
  5. de afstand van de gebouwen tot de insteek van een watergang minimaal 3 m bedraagt;
  6. De bedrijfswoning uitsluitend binnen de aanduiding “bedrijfswoning” mag worden gebouwd;
  7. Voor bouwwerken en kassencomplexen de volgende maatvoering geldt
max. aantal per bouwvlak of aanduiding
max. oppervlak
max. inhoud
max. goothoogte
max. bouw- hoogte
1
bedrijfswoning
één, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bedrijfswoningen’.
650 m³
4,50 m
10 m
2
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
60 m2 (per bedrijfswoning)
3 m

6 m
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
0,30m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw
3
bedrijfsgebouwen (niet zijnde kassencomplexen)
8000 m2
6 m
11 m
kassen
300m2
5 m
7 m
4
bedrijfsgebouwen niet zijnde kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’
5000 m2
6 m
11 m
5
kassencomplexen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’
2,50 ha
5 m
7 m
6
Specifieke vorm van agrarisch- paardenstal
één
3 m
6 m
7
Specifieke bouwaanduiding - veldschuur
één
3m
5 m
8
agrarische hulpgebouwen buiten het bouwvlak
twee
100 m² (per bedrijf)*
3 m
5 m
9
mestsilo's
6 m
10
kuilvoerplaten en sleufsilo’s
3 m
11
overige silo's
15 m
12
Installaties voor het duurzaam verwerken van mest en andere agrarische restproducten
15 m
13
Windmolen
één
15 m
14
Erfafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning en buiten het bouwvlak

1 m



15
Erfafscheidingen binnen het bouwvlak
2,50 m
16
veekralen
1,5 m
17
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3 m
* indien dit noodzakelijk is voor een goede agrarische bedrijfsvoering.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 3 Algemene regels onder artikel 24 Algemene bouwregels is het mogelijk af te wijken van de onder artikel 3.2 genoemde bouwregels:

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:
  1. bedrijven, zoals bedoeld in onderstaande tabel:
Straatnaam
Nummer
bedrijf
aanduiding
1
Oude Dijk
56
garagebedrijf
(sb-2)
2
Tuinbouwweg
29
caravanstalling met ondergeschikt onderhoud, reparatie, verkoop en verhuur van caravans
(cs)
3
Tuinbouwweg
33
houtbewerkend- en aannemersbedrijf
(sb-3)
4
Westbroekse Binnenweg
86a
caravanstalling met ondergeschikt onderhoud, reparatie, verkoop en verhuur van caravans en opslagbedrijf
(sb-1)
5
Westbroekse Binnenweg
52 a/b/c
opslagbedrijf
(op)
6 Westbroekse Binnenweg 86 b/c hoverniersbedrijf (hv)
  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één (1) bedrijfswoning toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor (openbare) nutsvoorzieningen.
  3. maximaal één (1) bedrijf per bouwperceel tenzij een aanduiding op de verbeelding is opgenomen waaruit blijkt dat meerdere bedrijven binnen het bouwperceel zijn toegestaan;
  4. op de gronden met de nadere aanduiding “hoveniersbedrijf” zijn ook showtuinen zonder gebouwen toegestaan.
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken;
  2. erven en terreinen;
  3. groenvoorzieningen en water;
  4. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  5. wegen en paden;
  6. nutsvoorzieningen en kunstwerken
  7. ondergrondse afvalinzamelsystemen;
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie voor eigen gebruik;
  10. overige functioneel met de bestemming ‘Bedrijf verbonden voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
  1. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen op de verbeelding aangegeven bouwvlakken tot het binnen dat bouwvlak aangegeven aantal m2;
  2. de afstand tussen de bijbehorende bouwwerken en de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 1 m bedraagt;
  3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m bedraagt;
  4. de afstand van de gebouwen tot de insteek van een gemeentelijke watergang minimaal 3 m bedraagt;
  5. de volgende maatvoering geldt:
max. aantal per bouwvlak of aanduiding
max. oppervlak
max. inhoud
max. goothoogte
max. bouw- hoogte
1
bedrijfswoning
één, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bedrijfswoningen’.
650 m³
4,5 m
10 m
2
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
60 m2 (per bedrijfswoning)
3 m

6 m
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
0,30m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw
3
bedrijfsgebouwen
Binnen het bouwvlak tot op verbeelding aangegeven m2
4,5 m
6 m
4
5
Erfafscheidingen

2,50 m
6
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3 m

4.3 Afwijken van de bouwregels

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 3 Algemene regels onder artikel 24 Algemene bouwregels is het mogelijk af te wijken van de onder artikel 4.2 genoemde bouwregels:

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt of bouwmarkt;
  2. ter plaatse van de aanduiding “tuincentrum” is uitsluitend een tuincentrum met showtuinen toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is wonen toegestaan;
  4. maximaal één (1) bedrijf per bouwperceel tenzij een aanduiding op de verbeelding is opgenomen waaruit blijkt dat meerdere bedrijven binnen het bouwperceel zijn toegestaan;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken;
  2. erven en terreinen;
  3. groenvoorzieningen en water;
  4. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  5. wegen en paden;
  6. nutsvoorzieningen en kunstwerken
  7. ondergrondse afvalinzamelsystemen;
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie voor eigen gebruik;
  10. overige functioneel met de bestemming 'Detailhandel' verbonden voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
  1. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
  2. de afstand tussen de bijbehorende bouwwerken en de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 1 m bedraagt;
  3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 3 m bedraagt;
  4. de afstand van de gebouwen tot de insteek van een watergang tenminste 3 m bedraagt;
  5. de volgende maatvoering geldt:
max. aantal per bouwvlak of aanduiding
max. oppervlak
max. inhoud
max. goothoogte
max. bouw- hoogte
1
bedrijfswoning
één, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bedrijfswoningen’.
650 m³
4,50 m
10 m
2
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
50 m2 (per bedrijfswoning)
3 m

6 m
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
0,30m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw
3
bedrijfsgebouwen
Binnen het bouwvlak tot op verbeelding aangegeven m2
4,50 m
10 m
4
Erfafscheidingen

2,50 m
5
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3 m

5.3 Afwijken van de bouwregels

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 3 Algemene regels onder artikel 24 Algemene bouwregels is het mogelijk af te wijken van de onder artikel 5.2 genoemde bouwregels:

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Groen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplantingen;
  3. recreatief medegebruik;
  4. speelvoorzieningen
  5. in- en uitritten;
  6. ter plaatse van de aanduiding “parkeren” is een parkeervoorziening toegestaan
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. bruggen;
  3. kunstobjecten en straatmeubilair;
  4. nutsvoorzieningen en kunstwerken;
  5. voet- en fietspaden;
  6. water en watergangen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie;
  9. overige functioneel met de bestemming 'Groen' verbonden voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Groen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplantingen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van erfafscheiding;
  2. voet- en fietspaden;
  3. water en watergangen;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. overige functioneel met de bestemming 'Groen' verbonden voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horeca in de categorieën: h4 (restaurant, eetcafe) en h5 (cafetaria/snackbar);
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken;
  2. erven en terreinen;
  3. groenvoorzieningen en water;
  4. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  5. speelvoorzieningen;
  6. ondergrondse afvalinzamelsystemen;
  7. nutsvoorzieningen en kunstwerken;
  8. wegen en paden;
  9. voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie voor eigen gebruik;
  10. overige functioneel met de bestemming 'Horeca' verbonden voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Zie hiervoor hoofdstuk 3 Algemene regels onder artikel 24 Algemene bouwregels.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen, zoals bedoeld in onderstaande tabel:
straatnaam nummer bedrijf aanduiding
1 Westbroekse Binnenweg 5
Sociale, recreatieve, educatieve, onderzoek en beheervoorziening
(sm - 1)
2 Westbroekse Binnenweg 14a
Sociale, culturele, religieuze en educatieve voorzieningen
(sm - 2)
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken;
  2. erven en terreinen;
  3. groenvoorzieningen en water;
  4. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  5. speelvoorzieningen ;
  6. nutsvoorzieningen en kunstwerken
  7. ondergrondse afvalinzamelsystemen;
  8. wegen en paden;
  9. voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie voor eigen gebruik;
  10. overige functioneel met de bestemming 'Maatschappelijk' verbonden voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Zie hiervoor hoofdstuk 3 Algemene regels onder artikel 24 Algemene bouwregels.

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming en aanduidingen, genoemd in artikel 9.1 te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' zoals bedoeld deze regels, met inachtneming van de voorwaarden dat de functie “maatschappelijke voorzieningen” ter plaatse is beëindigd.

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud, versterking, herstel en ontwikkeling van de aan het gebied eigen zijnde natuur- en landschapswaarden, namelijk laagveen en rietmoerassen (Oostelijke Vechtplassen, inclusief Noorderpark) met daaraan eigen zijnde flora en fauna;
  2. ecologische overgang- en verbindingszones
  3. water en watergangen;
  4. recreatief medegebruik;
  5. extensief agrarisch gebruik als weide grond passend binnen de natuurdoelstelling van het Natura 2000 gebied.
met de daarbij behorende:
  1. bruggen;
  2. straatmeubilair voor het recreatief medegebruik;
  3. onverharde ontsluitingswegen en paden;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen
  6. overige functioneel met de bestemming 'Natuur' verbonden voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 11 Recreatie - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. recreatie alsmede bedrijven en organisaties in de recreatieve sector.
  2. sport- en speelvoorzieningen;
  3. kantoor- en opslagruimte voor de beheerder van het totale recreatieterrein De Maarssenveense plassen;
  4. tevens snackkiosken, sanitaire en ondersteunende voorzieningen, 15 kampeermiddelen en evenementen binnen de aanduiding 'strand';
  5. tevens één (1) bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ;
  6. tevens één (1) kinderdagverblijf;
  7. tevens wat betreft zelfstandige horecagelegenheden, drie (3) binnen de categorie h1 (daghoreca), één (1) binnen de categorie h4 (restaurant/eetcafe), één (1) binnen de categorie h5 (cafetaria/snackbar) en één (1) binnen de categorie h6 (zaalaccommodatie) zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  8. tevens één (1) zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'.
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken;
  2. erven en terreinen;
  3. groenvoorzieningen en water;
  4. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  5. nutsvoorzieningen en kunstwerken;
  6. ondergrondse afvalinzamelsystemen;
  7. voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie;
  8. wegen en paden;
  9. overige functioneel met de bestemming 'Recreatie 1' verbonden voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de in artikel 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de bouwvlakken tot het binnen dat bouwvlak aangegeven aantal m2 en voldaan wordt aan de richtlijnen van het beeldkwaliteitsplan Maarsseveense Plassen d.d. 14 september 2017 dat als bijlage bij de regels is gevoegd.
  2. In afwijking op het bepaalde onder sub 1 geldt dat op de gronden met de aanduiding 'strand' snackkiosken sanitaire- en ondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd.
  3. De volgende maatvoering geldt:
max. aantal
max. oppervlak totaal
max. inhoud
max. bouw hoogte
1
Gebouwen binnen het bouwvlak
als aangegeven op de verbeelding
10 m en goothoogte 6m
2
Gebouwen binnen de “specifieke bouwaanduiding – 2”
als aangegeven op de verbeelding
4 m
3
Binnen de aanduiding “strand” Snackkiosken
100 m2
3 m
4
Binnen de aanduiding “strand” sanitaire en ondersteunende voorzieningen
400 m2
3 m
5
Binnen de aanduiding “strand” kampeermiddelen
15
6
Binnen de aanduiding “speeleiland” een uitkijkpost, een observatietoren en een glijbanen
16 m
7
Binnen de aanduiding “bedrijfswoning”
1
650 m3
4,50 m goot
10 m bouw
8
Vrijstaande bijbehorend bouwwwerk bij “bedrijfswoning”
50 m2
3m goot en 6 m bouw
9
Erf- en terreinafscheidingen
2,50 m
10
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde waaronder speel- en sportvoorzieningen
16 m
* de maximale goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken is gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 3 Algemene regels onder artikel 24 Algemene bouwregels is het mogelijk af te wijken van de onder artikel 11.2 genoemde bouwregels:
  1. gebouwen binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' tot een goothoogte van 8 en een bouwhoogte van maximaal 12 m, als de bouw geen onevenredig afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige waarden en kernkwaliteiten en voldaan wordt aan de uitgangspunten van het beelkwaliteitsplan Maarsseveense Plassen d.d. 14 september 2017 dat als bijlage bij de regels is gevoegd.
  2. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan deze afwijkingsbevoegdheid na schriftelijk advies van een deskundige op dit gebied.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 12 Recreatie - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. volkstuinen,
  2. ter plaatse van de aanduiding “kas” een kas
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken;
  2. erven en terreinen;
  3. groenvoorzieningen en water;
  4. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  5. nutsvoorzieningen en kunstwerken;
  6. ondergrondse afvalinzamelsystemen;
  7. voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie;
  8. wegen en paden;
  9. overige functioneel met de bestemming 'Recreatie' verbonden voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de in artikel 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
  1. per volkstuin met een oppervlakte van meer of gelijk aan 150 m², kassen, en bergingen mogen worden gebouwd, waarbij;
    1. de grondoppervlakte van kassen en bergingen gezamenlijk maximaal 25 m² bedraagt;
    2. de goot- en bouwhoogte maximaal 3 m respectievelijk 5m bedraagt;
  2. in afwijking van het bepaalde in artikel 12.1 sub b ter plaatse van de aanduiding 'kas' niet meer dan één (1) kas mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 50 m2 en een goot- en bouwhoogte van maximaal 3 m respectievelijk 5m;
  3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedraagt dan:
    1. 1 m op de gronden vóór de naar een openbare weg gekeerde gevel;
    2. 2 m op de overige gronden.

12.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Onverminderd het bepaalde in artikel 25 van deze regels is het in ieder geval verboden bedoelde gronden te gebruiken voor het plaatsen van onderkomens.
  2. het bepaalde in artikel 12.3 sub a is niet van toepassing op opslag van goederen ten behoeve van de krachtens de bestemming en aanduidingen toegestane gebruik.
  3. Onverminderd het bepaalde in artikel 25 van deze regels is het in ieder geval verboden de bouwwerken te gebruiken, al dan niet recreatief, voor of als nachtverblijf.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming en aanduidingen, genoemd in artikel 12.1 te wijzigen in de bestemming “Agrarisch met waarden - Landschapswaarden” of de bestemming 'Natuur'.

Artikel 13 Recreatie - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsrecreatie,
met de daarbij behorende:
  1. recreatieverblijven en kampeermiddelen;
  2. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  3. groenvoorzieningen en water;
  4. speelvoorzieningen
  5. wegen en paden;
  6. nutsvoorzieningen en kunstwerken
  7. ondergrondse afvalinzamelsystemen
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen
  9. voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie;

13.2 Bouwregels

Op de in artikel 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen:
  1. recreatieverblijven worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak;
  2. het totaal aantal recreatieverblijven binnen de bestemming niet meer bedraagt dan het aantal dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is;
  3. de goothoogte en bouwhoogte van recreatieverblijven niet meer bedraagt dan respectievelijk 3 m en 5 m;
  4. de inhoud van een recreatieverblijf niet meer bedraagt dan 250 m³ waarbij het perceel van het recreatieverblijf ten minste 150 m² bedraagt;
  5. bijbehorend bouwwerk bij een recreatieverblijf niet meer bedraagt dan maximaal 10 m² met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedraagt dan:
  2. 1 m op de gronden vóór de naar een openbare weg gekeerde gevel;
  3. 2 m op de overige gronden;
  4. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer bedraagt dan 3m.

13.3 Specifieke gebruiksregels

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen te wijzigen in 'Woongebied (voormalig verblijfsrecreatief park)' en 'Verkeer' zoals bedoeld in artikel 16 en artikel 19 van de regels van dit plan met inachtneming van de voorwaarden dat:
  1. de wijzigingsbevoegdheid alleen mag worden toegepast op gronden die niet vallen binnen het NatuurNetwerkNederland (EHS en Natura2000) van de Provincie Utrecht ;
  2. geen nadelige gevolgen optreden voor de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan;
  3. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van de naastgelegen percelen en er vanuit milieuhygiënisch oogpunt sprake is van een verantwoord woon- en leefklimaat;
  4. de wijziging niet leidt tot een significante toename van de stikstofdepositie (immisie) in het NatuurNetwerkNederland (EHS en Natura 2000-gebied);
  5. Burgemeester en wethouders alvorens over de wijziging te beslissen op grond van een inrichtingsplan, schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige inzake brandveiligheid, milieu en natuur;
  6. sprake dient te zijn van een verbetering in ruimtelijk opzicht, blijkens een door Burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  7. de minimale grondoppervlakte van een bouwperceel 150 m2 bedraagt;
  8. parkeren voor bewoners en bezoekers op eigen terrein geschiedt, waarbij uitgegaan wordt van ten minste 1,6 parkeerplaats per woning;
  9. de gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing op een bouwperceel niet meer bedraagt dan 50%,;
  10. het hoofdgebouw maximaal 250 m3 mag bedragen met een goothoogte van maximaal 3m en een bouwhoogte van maximaal 5 m;
  11. de bijbehorende bouwwerken qua oppervlakte maximaal 30 m2 mag bedragen, qua goothoogte maximaal 3m en qua bouwhoogte maximaal 5 m, danwel gelijk is aan de maximale maatvoering in de regels voor vergunningsvrij bouwen (Besluit omgevingsrecht);
  12. voldaan wordt aan de Woningwet waarbij de woningen voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit voor bestaande bouw en in geval van gehele nieuwbouw voldaan wordt aan de eisen van het Bouwbesluit voor nieuwbouw;
  13. op de terreinen 5% openbaar groen/water, inclusief speelvoorzieningen, aanwezig zijn;
  14. de wijzigingsbevoegdheid alleen wordt toegepast als er overwegend sprake is van aantoonbaar overgangsrechtelijke permanente bewoning vóór 1 januari 2005;
  15. de wijzigingsbevoegdheid alleen wordt toegepast als het gehele park aan de eisen voldoet;
  16. de wijzigingsbevoegdheid voor 28 december 2020 als ontwerp ter inzage is gelegd.

Artikel 14 Recreatie - 4

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsrecreatie,
  2. ter plaatse van de aanduiding “bijgebouw” een bijgebouw en prieel,
met de daarbij behorende:
  1. zelfstandige recreatieverblijven met bijbehorende erven;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. tuin, natuur en water;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie;
  6. overige functioneel met de bestemming 'Recreatie 4' verbonden voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op de in artikel 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen:
  1. de goot- en bouwhoogte van recreatieverblijven respectievelijk maximaal 3 m en 5 m bedraagt;
  2. de inhoud van een recreatieverblijf maximaal 250 m³ bedraagt;
  3. één (1) bijbehorend bouwwerk bij een recreatieverblijf mag worden gebouwd van maximaal 10 m² en een bouwhoogte van maximaal 3m;
  4. Ter plaatse van de aanduiding “bijgebouw” is, naast het gestelde onder c, een bijgebouw/schuur en prieel toegestaan waarvan de maatvoering zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, geldt als maximaal toegestane.
  5. De afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedraagt dan:
    1. 1 m op de gronden vóór de naar een openbare weg gekeerde gevel;
    2. 2 m op de overige gronden;
  2. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer bedraagt dan 3 m.
  3. het aanleggen van natuurvriendelijke oeverbeschoeiingen en steigers.

14.3 Specifieke gebruiksregels

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 15 Recreatie - 5

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. recreatie;
  2. groen en water;
  3. behoud en versterking van de daar voorkomende, waarden, bestaande uit een afwisseling van open ligweides, doorzichten over het water en bospercelen;
  4. klim-klauter-bos
  5. een reserve parkeerterrein te gebruiken als overloopgebied als het structurele parkeerterrein vol is;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken
  2. picknickterreinen;
  3. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  4. bruggen
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen en overige kunstwerken;
  6. groenvoorzieningen en water;
  7. wegenen( ruiter)paden;
  8. sport- en speelvoorzieningen;
  9. voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie;
  10. overige functioneel met de bestemming 'Recreatie 5' verbonden voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op de in artikel 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd met dien verstande, dat de volgende maatvoering geldt:
max. aantal
max. oppervlak totaal
max. inhoud
max. bouwhoogte
1
Snackkiosken
50 m2
3 m
2
sanitaire en ondersteunende voorzieningen
100 m2
3 m
3
uitkijkpost, -toren
10 m2
10 m
9
Erf- en terreinafscheidingen
3 m
10
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde waaronder (vis)steigers, speel- en sportvoorzieningen
3 m

15.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen
  2. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is uitsluitend opslag ten behoeve van de bestemming 'Tuin' toegestaan.
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin-paardenverblijf' is uitsluitend een schuilgelegenheid voor paarden toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding “bijgebouw” is een bijbehorend bouwwerk toegestaan.
met de daarbij behorende:
  1. bijbehorende bouwwerken
  2. parkeervoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. overige functioneel met de bestemming 'Tuin - 1' verbonden voorzieningen.

16.2 Bouwregels

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 m bedraagt op de gronden vóór de naar het openbaar gebied gekeerde gevel van het hoofdgebouw en maximaal 2 m op de overige gronden;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen waaronder speelvoorzieningen, bedraagt maximaal 3 m,
  3. binnen de in artikel 16.1 sub b. bedoelde aanduiding “opslag” mag een opslagruimte worden geplaatst met een goothoogte van 3m en een bouwhoogte van 5 m en een oppervlakte van niet meer dan10 m².
  4. binnen de in artikel 16.1 sub c bedoelde aanduiding “specifieke vorm van tuin-paardenverblijf” mag een paardenverblijf worden geplaatst met een oppervlakte van niet meer dan 25m² en een hoogte van niet meer dan 3 m;
  5. binnen de in artikel 15.1 sub d bedoelde aanduiding “bijgebouw” is een bijbehorend bouwwerk toegestaan met een goothoogte van 3 m en een bouwhoogte van 5 m.

16.3 Specifieke gebruiksregels

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de gronden direct grenzend aan de bestemming Recreatie - 4 met de bestemming 'Tuin' en aanduidingen, genoemd in artikel 16.1, te wijzigen in Recreatie - 4 om de recreatiewoning, zoals bedoeld in deze regels, uit te breiden, met in achtneming van de volgende voorwaarden:
  1. het bestemmingsvlak is aantoonbaar te klein voor een recreatiewoning van 250 m3 met een bijbehorend bouwwerk van 10 m2 of een andere vormgeving van het vlak is wenselijk;
  2. de provinciale Nee-Tenzij-toets is uitgevoerd en hierop is een positief advies ontvangen vandoor de provincie schriftelijke akkoord bevonden en eventuele compenserende maatregelen zijn uitgevoerd;
  3. het wijzigen van de bestemming niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en paden;
  2. reclameborden; (reclamezuilen en billboards)
  3. parkeervoorzieningen
  4. het houden van evenementen binnen de aanduiding “evenemententerrein”
  5. Bruggen kunst werken;
  6. geluidwerende voorzieningen;
  7. groenvoorzieningen en water;
  8. in- en uitritten;
  9. kunstobjecten en straatmeubilair;
  10. sport- en speelvoorzieningen
  11. nutsvoorzieningen;
  12. waterhuishoudkundige voorzieningen
  13. ondergrondse afvalinzamelsystemen;
  14. voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie;
  15. overige functioneel met de bestemming ‘Verkeer’ verbonden voorzieningen;
  16. ter hoogte van de aanduiding "terras" is een terras bij een horecagelegenheid toegestaan.

17.2 Bouwregels

17.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water en waterlopen;
  2. waterhuishouding;
  3. recreatief gebruik;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' zijn de gronden ook bestemd voor het behoud, versterking en herstel van daar voorkomende, dan wel daaraan eigen zijnde landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, namelijk een langgerekt slotenpatroon dat kenmerkend is voor het veenweidegebied, en de turfsteekgaten tussen de Kleine Plas en Tuinbouwweg
  5. ligplaatsen voor recreatievaartuigen;
  6. steigers;
  7. ter hoogte van de aanduiding "terras" is een terras bij een horecagelegenheid toegestaan.
met de daarbij behorende:
  1. bruggen, sluizen, waterhuishoudkundige voorzieningen, beschoeiingen en overige kunstwerken;
  2. afmeervoorzieningen;
  3. trailerhelling;
  4. recreatievoorzieningen;
  5. kruisende wegen en paden;
  6. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen.

18.2 Bouwregels

Op de in artikel 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde (waaronder begrepen kunstwerken) ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  2. ter plaatse van de aanduiding “voormalig agrarisch bedrijf” de bestaande voormalige bedrijfswoning en het bestaande oppervlak aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing;
  3. ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk” een natuurgeneeskundig gezondheidscentrum
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken
  2. erven en tuinen;
  3. toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen en water;
  6. overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Op de in artikel 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
ten aanzien van hoofdgebouwen:
  1. deze uitsluitend worden gebouwd binnen op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
  2. per bouwvlak niet meer dan het aantal woningen wordt gebouwd overeenkomstig de binnen dit bouwvlak op de verbeelding aangegeven aanduiding “maximum aantal wooneenheden”; en indien deze aanduiding niet is opgenomen, niet meer dan een (1) woning binnen het bouwvlak wordt gebouwd.
  3. ter plaatse van de aanduiding “wonen uitgesloten” is geen zelfstandige woning maar enkel bijbehorende bouwwerken conform het bepaalde in artikel 19.2 sub i en artikel 19.2 sub j toegestaan;
  4. de inhoud van het hoofdgebouw maximaal 650 m³ bedraagt;
  5. de goothoogte en bouwhoogte van het hoofdgebouw maximaal respectievelijk 4,5 m en 10 m bedraagt, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  6. in afwijking van hetgeen onder artikel 19.2 sub d en artikel 19.2 sub e het hoofdgebouw binnen de aanduiding “voormalige recreatiewoning” maximaal 250 m3 bedraagt met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 m en 5 m.
  7. ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk” een gebouw van maximaal 1000 m2 toegestaan met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 m en 6 m;
  8. Een hoofdgebouw slechts één (1) officiële voorkant heeft namelijk de kant die naar de openbare weg is gekeerd en waar in de meeste gevallen de voordeur is.
ten aanzien van bijbehorende bouwwerken:
  1. bij elk hoofdgebouw binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, waarbij:
    1. de gezamenlijke oppervlakte afhankelijk van de grootte van het bouwperceel maximaal bedraagt;
totale aaneengesloten oppervlakte bouwperceel*
maximale oppervlakte bijbehorende bouwwerken
tot
300 m2
60 m2
van
300 m2 tot 500 m2
80 m2
van
500 m2 tot 750 m2
90 m2
van
750 m2 tot 1.000 m2
100 m2
van
1.000 m2 en meer
150 m2
Aanduiding voormalige recreatiewoning
n.v.t.
30 m2
Aanduiding voormalig agrarisch bedrijf Westbroekse Binnenweg 35
n.v.t
522 m2
Aanduiding voormalig agrarisch bedrijf Westbroekse Binnenweg 88
n.v.t
320 m2
* bij het bepalen van de oppervlakte van het bouwperceel in geval van particuliere initiatieven worden gronden met openbare bestemmingen, zoals verkeer, groen en water niet meegerekend.
    1. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen bouwperceel bedraagt;
    2. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken respectievelijk maximaal 3 m 5 m bedraagt;
    3. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken maximaal 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt, waarna deze mag worden afgewerkt met een dak;
    4. in aanvulling op hetgeen onder artikel 19.2 sub i onder 3 en artikel 19.2 sub i onder 4 mogen de bijbehorende bouwwerken niet hoger zijn dan de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw.
    5. bijbehorende bouwwerken 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  1. de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal:
    1. 1 m op de gronden vóór de naar het openbaar gebied gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
    2. 2 m op de overige gronden;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen waaronder speelvoorzieningen, bedraagt maximaal 3 m.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 3 Algemene regels onder artikel 24 Algemene bouwregels is het mogelijk af te wijken van de onder artikel 19.2 genoemde bouwregels:
Burgermeester en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
  1. artikel 19.2 sub j voor het bouwen op een geringere afstand van de (bouw)perceelsgrens, dan wel tot op de (bouw)perceelsgrens, als dit geen afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  2. artikel 19.2 sub d voor het vergroten van de maximale inhoud van 650 m3 naar maximaal 800 m3 met dien verstande dat:
    1. het bouwperceel voor maximaal 50% bebouwd is en de woning landschappelijk wordt ingepast;
    2. de landschappelijke waarden en gebruiksmogelijkheden van derden niet onevenredig worden aangetast
    3. een schriftelijk advies wordt gevraagd van een deskundige inzake de te beschermen waarde en landschappelijk inpassing.
    4. woningen met de aanduiding “voormalige recreatiewoning” niet in aanmerking komen voor een vergroting van de maximale inhoud anders dan de 15% zoals genoemd in hoofdstuk 3 Algemene regels.

19.4 Specifieke gebruiksregels

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 20 Woongebied (Voormalig Verblijfsrecreatief Park)

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken
  2. erven en tuinen;
  3. wegen en paden;
  4. toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. speelvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen
  8. (ondergrondse) afvalinzamelsystemen;
  9. straatmeubilair;
  10. water en waterhuishoudelijke voorzieningen
  11. bruggen, dammen en duikers;
  12. groenvoorzieningen;
  13. voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie;
  14. overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen.

20.2 Bouwregels

Op de in artikel 20.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
  1. het totaal aantal woningen binnen het woongebied niet meer bedraagt dan op de verbeelding aangegeven aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
  2. per afzonderlijk bouwperceel maximaal 1 hoofgebouw is toegestaan voor één (1) woning;
  3. de oppervlakte van elk afzonderlijk bouwperceel minimaal 150 m2 bedraagt, een groter perceel geeft geen recht op een grotere woning;
  4. het totale bebouwingspercentage per afzonderlijk bouwperceel maximaal 50% bedraagt, waarbij de regels onder sub e in acht moeten worden genomen;
  5. per afzonderlijk bouwperceel ten aanzien van de gebouwen de volgende regels gelden:
    1. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 3 m,;
    2. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 5 m,;
    3. de afstand van het hoofdgebouw ten opzichte van de (openbare)weg of de dichtstbijzijnde verkeersbestemming bedraagt minimaal 1,50 m onder voorwaarde dat dit niet ten koste gaat van een parkeerplaats op eigen erf;
    4. de inhoud van het hoofdgebouw bedraagt, afhankelijk van het genoemde percentage onder sub d, maximaal 250 m3;
    5. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse en achterste (bouw)perceelgrenzen bedraagt minimaal 1,50 m;
    6. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken op het achtererfgebiedbedraagt, afhankelijk van het genoemde percentage onder sub d, maximaal 30 m2 met een bouwhoogte van 3 m;
    7. bijbehorende bouwwerken mogen vrij staan of aan het hoofdgebouw vast gebouwd worden, in welk geval de aanbouw niet hoger mag worden dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
    8. het is niet toegestaan hoofdgebouwen samen te voegen tot 1 woning van 500 m3.
  6. een hoofdgebouw heeft slechts één (1) officiële voorkant namelijk de kant die naar de openbare weg is gekeerd, als er onduidelijkheid is over de voorkant zal het college van B&W de voorkant aanwijzen.
ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal:
    1. 1 m op de gronden vóór de naar het openbaar gebied gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
    2. 2 m op de overige gronden;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen waaronder speelvoorzieningen, bedraagt maximaal 3 m.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 3 Algemene regels onder artikel 24 Algemene bouwregels is het mogelijk af te wijken van de onder artikel 20.2 genoemde bouwregels:
  1. artikel 20.2 sub e onder 5 voor het bouwen op een geringere afstand van de (bouw)perceelsgrens, dan wel tot op de (bouw)perceelsgrens, als dit
    1. geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van aangrenzende gronden en bouwwerken.
    2. niet ten koste gaat van een parkeerplaats op eigen terrein.

20.4 Specifieke gebruiksregels

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 21 Leiding-gas

21.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De op de verbeelding voor 'Leiding-gas' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor een ondergrondse aardgastransportleiding met een ontwerpdruk van 40,0 bar en de daarbij horende belemmeringsstrook van 4 meter ter weerzijde van de hartlijn.
  2. Secundair zijn de op de verbeelding voor 'Leiding-gas' aangewezen gronden, een en ander voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het bepaalde in dat artikel van overeenkomstige toepassing is.

21.2 Bouwregels

  1. Ten behoeve van de in artikel 21.1 sub a bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van niet meer dan 3 m en die niet binnen de categorie “kwetsbare objecten vallen, worden gebouwd.
  2. De onder lid a genoemde bouwwerken en andere werken ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen zijn slechts toegelaten als de belangen in verband met de aardgastransportleiding hierdoor niet worden geschaad en vooral schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor waterkering en de bijbehorende beschermingszone.

22.2 Bouwregels

  1. Ten behoeve van de in artikel 22.1 bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van niet meer dan 3 m worden gebouwd.
  2. In afwijking van het bepaalde in artikel 22.2 sub a mogen gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere werken, ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij die belangenafweging wordt advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
  3. Ten behoeve van deze secundaire bestemmingen mag gebouwd worden conform het bepaalde bij de betreffende bestemmingsbepalingen.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

24.1 Algemene regel

Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daarvoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.

24.2 Bestaande afwijkende maatvoering

  1. In die gevallen dat de bestaande goot- en boeiboordhoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of Wabo tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goot- en boeiboordhoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan;
  2. in die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of Wabo tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
  3. ingeval van herbouw zijn de leden a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  4. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing, tenzij er expliciet melding is gemaakt in het bestemmingsplan van een beleidswijziging die een andere maatvoering rechtvaardigt.

24.3 Bruggen

Het bouwen van bruggen met een maximale breedte van 10 m is uitsluitend toegestaan ten behoeve van:
  1. vervanging, herstel of verbetering van reeds aanwezige oeververbindingen;
  2. agrarische bedrijven, ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden';
  3. recreatieve verbindingen.

24.4 Erf- en terreinafscheidingen

Voor zover in hoofdstuk 2 niet reeds is bepaald gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal:
    1. 1 m op de gronden vóór de naar het openbaar gebied gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
    2. 2 m op de overige gronden;
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijde, waaronder speelvoorzieningen bedraagt maximaal 3 m

24.5 Milieu

24.6 Ondergronds bouwen

24.7 Overschrijding bouwgrenzen door ondergeschikte bouwdelen

De in het plan opgenomen regels met betrekking tot bouwgrenzen, zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen door:
  1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen tot maximaal 30 cm;
  3. reclametoestellen en draagconstructies voor reclame met niet meer dan 50 cm;
  4. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, galerijen en luifels tot maximaal 75 cm;
  5. balkons met niet meer dan 1 m;
  6. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  7. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen de bouwgrens in geen enkele stand met meer dan 1 m overschrijden;
  8. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, voor zover deze binnen een bouwvlak worden opgericht en de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
  9. dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties, voor zover deze niet hoger zijn dan 3 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste bouwlaag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
  10. bergbezinkbassins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) en afvalinzamelsystemen zowel boven- als ondergronds.

24.8 Waterhuishouding

  1. Voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, sluizen, zijn toegestaan tot een oppervlakte van 10 m2 en een hoogte van 6 m;
  2. Als er meer dan 1000 m2 extra verharding wordt gerealiseerd moet een vergunning worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap en moeten voorafgaand aan de bouw/aanleg de door hen genoemde compenserende maatregelen worden getroffen;
  3. Als er tussen de 500 m2 en 1000 m2 extra verharding wordt gerealiseerd hoeft geen vergunning te worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap maar moeten wel voorafgaand aan de bouw/aanleg compenserende maatregelen worden getroffen;
  4. Als minder dan 500 m2 extra verharding wordt gerealiseerd zijn compenserende maatregelen niet verplicht maar wel gewenst;
  5. Ten aanzien van de onder c genoemde compenserende maatregelen wordt advies ingewonnen bij een ter zake deskundige;
  6. Ten aanzien van de onder d genoemde compenserende maatregelen wordt verwezen naar de bijlage van de regels;
  7. De bovenkant van de afgewerkte begane grond vloer van gebouwen minimaal 30 cm boven peil ligt.

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

25.1 Beroep aan huis

Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis (activiteit) wordt als gebruik in overeenstemming met de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. alleen activiteiten die passen binnen het gebied en zijn benoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en vallen onder milieucategorie 1 zijn toegestaan;
  2. In afwijking van het gestelde onder a. geldt dat alle activiteiten die gevaar op kunnen leveren voor de op de verbeelding aangegeven milieuzones zijn uitgesloten
  3. In afwijking van het gestelde onder a. zijn opslag van vuurwerk, horeca, seksinrichtingen, koeriers of (personen-)vervoersbedrijven, kinderdagverblijven, en detailhandel, met uitzondering van functioneel ondergeschikte en niet zelfstandige detailhandel, en alle activiteiten die worden genoemd onder artikel 25.2 “strijdig gebruik” uitgesloten.
  4. ten aanzien van internethandel is alleen internethandel zonder showroom of
  5. afhaalfunctie (publieksaantrekkende werking) toegestaan;
  6. Het vloeroppervlak in gebruik voor een activiteit mag niet meer dan 33% bedragen van het gezamenlijke vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m².
  7. bij de activiteit moet sprake zijn van een normale afwikkeling van verkeer waaronder parkeren en moet worden voldaan aan de in het Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan opgenomen uitgangspunten met betrekking tot parkeren. De regel is dat parkeren op eigen erf moet plaats vinden of dat de initiatiefnemer op eigen kosten parkeerplaatsen aanlegt in het openbaar gebied;
  8. De activiteit dient alleen door de bewoner(s) te worden uitgeoefend. Op het betreffende adres is het te werk stellen van personeel dat niet woonachtig is op het betreffende adres en geen onderdeel uitmaakt van het huishouden, niet toegestaan.
  9. De activiteit mag geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  10. De ruimtelijke uitstraling moet passend zijn binnen de functie van het hoofdgebouw en het woongebied.

25.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
  1. seksinrichting, prostitutie of erotisch getinte horecabedrijven;
  2. opslag en verkoop van vuurwerk;
  3. het gebruik van een (bedrijfs)woning voor meer dan één huishouden;
  4. commerciele kamerbewoning/-verhuur, met uitzondering van toeristisch en recreatief gerelateerde kamerverhuur namelijk (air)B&B;
  5. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval en/of bouwmaterialen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  6. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  7. het plaatsen van zeecontainers voor de opslag van goederen;
  8. alle activiteiten die gevaar op kunnen leveren voor de op de verbeelding aangegeven milieuzones;
  9. het plaatsen van voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie anders dan voor eigen gebruik;
  10. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  11. er mag geen sprake zijn van een significatie toename van de stikstofdepositie (immissie) binnen de stikstofgevoelige habitats binnen het Natura2000 gebied.

25.3 Parkeren

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels

26.1 karakteristiek

26.2 milieuzone - 100-jaarsaandachtsgebied

Binnen de aanduiding “milieuzone – 100-jaarsaandachtsgebied”, is het bepaalde in de Provinciale Ruimtelijke verordening (PRV) en Provinciale Milieuverordening (PMV) van toepassing. Rekening moet worden gehouden met het standstill-principe waarbij functiewijzigingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de grondwaterkwaliteit niet zijn toegestaan. Verder geldt dat bedrijfstypen met een bodemrisico niet zijn toegestaan. Een overzicht van deze bedrijfstypen is opgenomen in de bijlagen bij de regels. Voor bestaande inrichtingen geldt overgangsrecht.

26.3 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Binnen de aanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied”, is het bepaalde in de Provinciale Ruimtelijke verordening (PRV) en Provinciale Milieuverordening (PMV) van toepassing. Rekening moet worden gehouden met het standstill-principe waarbij functiewijzigingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de grondwaterkwaliteit niet zijn toegestaan. In aanvulling op de PMV geldt dat bedrijfstypen met een bodemrisico niet zijn toegestaan. Een overzicht van deze bedrijfstypen is opgenomen in de bijlagen bij de regels. Voor bestaande inrichtingen geldt overgangsrecht.

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

27.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:
  1. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse inhoud van maximaal 75 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
  2. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met niet meer dan 15% met uitzondering van de oppervlaktematen;
  3. overschrijdingen van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer bedragen dan 3 m en het bouwvlak mag niet meer dan 15% worden overschreden;
  4. de bouw van reclameobjecten met inbegrip van aankondigingsborden, reclamemasten, gevel- en lichtreclames en gebouwenaanduidingen met dien verstande dat de reclameborden geen onevenredig afbreuk doen aan de ruimtelijke situatie en de beeldkwaliteit ter plaatse;
  5. het oprichten van masten en installaties ten behoeve van (tele)communicatiedoeleinden tot een bouwhoogte van maximaal 40 m waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, met bestaande of nieuw op te richten bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied;
  6. voor het gebruik van de gronden voor opslag en verkoop van vuurwerk na goedkeuring door de Veiligheid Regio Utrecht (VRU) of de opvolger van deze organisatie onder een andere naam;
  7. het gebruik van gebouwen voor kamerbewoning/-verhuur, mits:
    1. er sprake is van langdurige leegstand (langer dan 3 maanden);
    2. het gebruik voor kamerbewoning/-verhuur geen ontwrichting van de ruimtelijke omgeving en daardoor overlast tot gevolg heeft;
    3. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer, waaronder parkeren;
    4. de tijdelijkheid van de kamerbewoning/-verhuur moet aantoonbaar zijn;
  8. afwijking als bedoeld onder a t/m g wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de als gevolg van de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de aanwezige beeldkwaliteit zoals benoemd in paragraaf 3.3 van de toelichting bij dit bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan Maarsseveense Plassen d.d. 14 september 2017 dat als bijlage bij deze regels is gevoegd;
  9. de afwijkingsbevoegdheden mogen niet cumulatief worden gebruikt samen met afwijkingsmogelijkheden uit de afzonderlijke bestemmingen uit hoofdstuk 2 of ten opzichte van een eerder verleende afwijking.

27.2 JOP

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan en toestaan dat een jongerenontmoetingsplaats (JOP) wordt gerealiseerd, mits:
  1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
  2. er geen gebouwen worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van overkappingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 2,5 m;
  4. de realisatie niet direct naast gebouwen plaatsvindt, waarvan de gebruikers overlast kunnen ondervinden van de jongeren, zoals woningen en winkels, waarbij de afstand tot een woning in ieder geval niet minder bedraagt dan 50 m;
  5. niet direct naast doorgaande wegen wordt gerealiseerd;
  6. de JOP goed bereikbaar is voor hulpdiensten;
  7. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  8. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  9. de landschappelijke en natuurlijke waarden, indien als zodanig op de verbeelding aangegeven, en de waarden van het beschermde dorpsgezicht onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

27.3 Gebouwen van openbaar nut

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels in hoofdstuk 2, teneinde de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen toe te staan ten dienste van het openbaar nut, zoals wachthuisjes, ambulanceposten, telefooncellen, gemaalgebouwtjes en nutsgebouwtjes, met inachtneming van het volgende:
  1. de inhoud van het gebouw mag niet meer bedragen dan 100 m3;
  2. de goothoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels

28.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen en/of bouwvlakken te wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen en/of bouwvlakken, voor zover dit van belang is voor een betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
Onder voorwaarde dat:
  1. de overschrijdingen (zoals bedoeld onder a. en b.) mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak en/of bouwvlak mag met niet meer dan 10% mag worden vergroot;
  2. het wijzigen van de bestemming en/of bouwvlak niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
  3. het wijzigen van de bestemming aanvaardbaar is vanuit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  4. door de situering van een woning de omliggende (agrarische) bedrijven niet beperkt worden in hun bedrijfsuitoefening;
  5. aangetoond is dat de bestaande en beoogde landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  6. het bevoegd gezag wint, alvorens over de wijziging te beslissen op grond van een inrichtingsplan, schriftelijk advies in bij ter zake deskundigen.

28.2 Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen in het plan te wijzigen ten behoeve van de bestemming ‘Natuur’, met dien verstande dat:
  1. de omliggende functies van aangrenzende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
  2. natuurontwikkeling ter plaatse daadwerkelijk dient plaats te vinden;
  3. de gronden in eigendom zijn van een natuurbeschermingsorganisatie of via particulier natuurbeheer als natuurgebied worden ingericht of anderszins zekerheid wordt verkregen dat de natuurontwikkeling plaatsvindt.

28.3 Wijziging staat van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van het desbetreffende type bedrijf daartoe aanleiding geeft.

28.4 Wonen in een karakteristiek of monumentaal bijgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het toestaan van een extra woning in een karakteristiek of monumentaal bijgebouw dat niet is aangebouwd aan de (voormalige) (bedrijfs)woning, met inachtneming van het volgende:
  1. het realiseren van een woning in een bijgebouw is alleen toegestaan in karakteristieke of monumentale bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek' of ‘monument’;
  2. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze gebouwen;
  3. de cultuurhistorische waarde van deze gebouwen wordt niet aangetast;
  4. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
  5. met dien verstande dat:
  6. het gebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het bijgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting -behouden blijft;
  7. bij het wijzigingsplan beperkingen kunnen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij deze nieuwe woning.

Artikel 29 Overige Regels

29.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

30.3 Persoonsgebonden overgangsrecht recreatieverblijven

Een recreatieverblijf dat vóór 1 januari 2005 permanent werd bewoond en sedertdien onafgebroken is bewoond mag als woning in gebruik blijven door;
  1. personen die zulks kunnen aantonen,
  2. personen die volgens de gemeentelijke basis Administratie in dat recreatieverblijf vóór die datum ingeschreven stonden.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Maarsseveense Plassen e.o..

Bijlagen Bij Regels - 1

Bijlage 1.regels. Beeldkwaliteitsplan Maarsseveense Plassen

Bijlagen Bij Regels - 2

Bijlage 2. regels. GVVP Stichtse Vecht - Nota Parkeernormen

Bijlagen Bij Regels - 3

Bijlage 3.regels. UITVOERINGSBELEID EVENEMENTEN 2016

Bijlagen Bij Regels - 4

Bijlage 4.regels.overzicht gebouwen Maarsseveense Plassen 2016

Bijlagen Bij Regels - 5

Bijlage 5.regels. VNG lijst bedrijfstypen met bodemrisico

Bijlagen Bij Regels - 6

Bijlage 6.regels. oppervlakteverharding

Bijlagen Bij Toelichting - 1

Bijlage 1. Beoordeling effecten evenementen & permanente bewoning, Emond & Poot, Buwa, 2007

Bijlagen Bij Toelichting - 2

Bijlage 2. Effectbeoordeling evenementen Maarsseveense Plas, Buwa, 2015

Bijlagen Bij Toelichting - 3

Bijlage 3. Akoestischrapport.horeca.3biggetjes.westbroeksebinnenweg 42a

Bijlagen Bij Toelichting - 4

Bijlage 4. ROM-Advies mbt akoestisch onderzoek horeca 3 biggetjes westbroeksebinnenweg 42a

Bijlagen Bij Toelichting - 5

Bijlage 5. Ruimtelijke onderbouwing Westbroekse Binnenweg 23 Landgoed Molenpolder

Bijlagen Bij Toelichting - 6

Bijlage 6. ROM advies Westbroekse Binnenweg 23 Tienhoven

Bijlagen Bij Toelichting - 7

Bijlage 7. Beleidsnota Recreatie en Toerisme definitief 26 aug

Bijlagen Bij Toelichting - 8

Bijlage 8. Ontwikkelplan recreatieschap

Bijlagen Bij Toelichting - 9

Bijlage 9. Ontwikkelingen in de landbouw def 2017-04-18

Bijlagen Bij Toelichting - 10

Bijlage 10. wijzigingsplan De Berkenhof

Bijlagen Bij Toelichting - 11

Bijlage 11. wijzigingsplan Molenpolder

Bijlagen Bij Toelichting - 12

Bijlage 12. wijzigingsplan Veenhoeve

Bijlagen Bij Toelichting - 13

Bijlage 13 wijzigingsplan de Vier Hoeven_1

Bijlagen Bij Toelichting - 14

Bijlage 14. Nota inspraak en overleg 27 januari 2017

Bijlagen Bij Toelichting - 15

Bijlage 15. Nota zienswijzen 30 oktober 2017

Bijlagen Bij Toelichting - 16

Bijlage 16 Uitspraak Raad van State