Rijksstraatweg 68, Nieuwersluis
Bestemmingsplan - Gemeente Stichtse Vecht
Vastgesteld op 08-03-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
het bestemmingsplan Rijksstraatweg 68, Nieuwersluis met identificatienummer NL.IMRO.1904.BPRijksstrtwg68NWS-VG01 van de Gemeente Stichtse Vecht;
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 Aardkundige waarden
geologische, geomorfologische en bodemkundige verschijnselen, die representatief zijn voor de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van het landschap, zoals hoogteverschillen of variaties in de samenstelling van de bodem; Afhankelijke woonruimte
1.5 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 Aan-huis-verbonden beroep
een dienstverlenend beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 Afmeervoorzieningen
voorzieningen die bedoeld zijn om vaartuigen op een goede en veilige manier te kunnen laten afmeren zoals afmeerpalen, steigers, kades en bolders;
1.8 Archeologische verwachte waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.9 Bebouwingsoppervlak
een op de verbeelding aangegeven oppervlak dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak dat op het bouwperceel rust dat maximaal mag worden bebouwd;
1.10 Bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de maximaal bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft;
1.11 Bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, verhandelen en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
1.12 Bed & breakfast
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdfunctie die gerund wordt door de eigenaren tevens bewoners van het perceel/de aanwezige woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van kortdurend recreatief nachtverblijf in combinatie met het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende;
1.13 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen (of tot stand zullen komen op basis van een verleende vergunning of aangevraagde vergunning) met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.14 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.17 Bijgebouw
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.18 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
1.19 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, zulks met uitsluiting van een onderbouw of een zolderverdieping;
1.20 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, binnen eenzelfde bestemmingsvlak, exclusief water, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
1.21 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 Buitenopslag
het gestructureerd opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en nadere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke;
1.24 Buitenplaats
een (historische) buitenplaats is aangelegd. Zij kan deel uitmaken van een landgoed. Het geheel wordt met name gevormd door een, eventueel thans verdwenen, in oorsprong versterkt huis, kasteel, buitenhuis of landhuis, met bijbehorende bouwwerken, omgeven door tuinen en/of park met één of meer van de volgende onderdelen, zoals grachten, waterpartijen, lanen, boomgroepen, parkbossen, (sier)weiden, moestuinen en ornamenten. De samenstellende delen, een ensemble vormend, van terreinen (met beplanting), lanen, waterpartijen en waterlopen, gebouwen, bouwwerken en tuinornamenten zijn door de opzet of ontwerp van tuin en park en het (utilitair) gebruik historisch en architectonisch met elkaar verbonden en vormen zo een onlosmakelijk geheel. Onderdeel van een (historische) buitenplaats vormen die gebouwen, bouwwerken en tuinornamenten, die compositorisch deel uitmaken van het ontwerp en de opzet en inrichting van de tuin- en/of parkaanleg dan wel dienen voor gebruik in samenhang met de oorspronkelijke bestemming;
1.25 Cultuurhistorische waarde
Belang in geschiedkundig opzicht; onder andere met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de (voormalige)bebouwing;
1.26 Dagrecreatie
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;
1.27 Deskundige/deskundig advies
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied waarover advies wordt gevraagd;
1.28 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of beroepsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook gerekend verkoop via internet waarbij goederen ter plaatse worden opgeslagen en/of afgehaald;
1.29 Dienstverlening
een (naar openingstijden) met een winkel vergelijkbare onderneming die is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en wordt geholpen, zoals reisbureaus, kapsalons, banken en (para) medische dienstverlening, zulks met uitzondering van horecaondernemingen en seksinrichtingen/prostitutie;
1.30 Drijvend voorwerp
een bouwsel dat geschikt is gemaakt om te water te worden verplaatst en dat geen schip of drijvende inrichting is;
1.31 Erf
een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.32 Erotisch getinte horeca
een horeca(onderneming) die tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotisch-pornografische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Hieronder vallen eveneens een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.33 Evenement
- a. Onder een evenement wordt op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- 1. bioscoopvoorstellingen;
- 2. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van de APV;
- 3. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- 4. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
- 5. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- 6. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van de APV.
- b. Onder een evenement wordt mede verstaan:
- 1. een herdenkingsplechtigheid;
- 2. een braderie;
- 3. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van de APV, op de weg;
- 4. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
- 5. een straatfeest of buurtbarbecue op één dag (klein evenement);
1.34 Evenemententerrein
Een terrein geschikt voor het houden van evenementen;
1.35 Galerie
ruimte voor het tentoonstellen en verkopen van kunstwerken;
1.36 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 Grondwater beschermingszone
een zone waarin ter bescherming van het grondwater voorschriften en beperkingen kunnen gelden;
1.38 Horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, het bedrijfsmatig verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie;
1.39 Hobbymatige agrarische activiteiten
het uitoefenen van agrarische activiteiten, niet zijnde uit hoofde van een volwaardig agrarisch bedrijf, waarvoor vanwege de beperkte omvang geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- of vergunningenbesluit milieubeheer geldt;
1.40 Hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat op een perceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de (toekomstige) bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.41 Huishouding
een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners;
1.42 Jaagpad
een pad langs de Angstel of de Vecht dat vroeger werd gebruikt om schepen voort te trekken door mensen- of paardenkrachten en dat heden ten dage in gebruik is als openbaar voet- en/of fietspad;
1.43 Kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagen, kampeerauto, caravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen, dat bestemd is voor tijdelijk recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.44 Kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.45 Kantoor
een gebouw (of een gedeelte hier van) dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord worden gestaan en geholpen;
1.46 Karakteristiek (karakteristieke bebouwing)
een onroerend monument, gebouw of bouwwerk, beplanting aangemerkt als karakteristiek vanwege de karakteristieke waarde in het straatbeeld, zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, en waarvan het behoud van belang is;
1.47 Keur
De Keur 2019 van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht of diens opvolger;
1.48 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
de in de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', ontleend aan de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.49 Kleinschalige verblijfsrecreatie
recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in kleinschalige vorm in kampeermiddelen en/of recreatieverblijven die in een beperkt aantal aanwezig zijn;
1.50 Kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.51 Landgoed
een juridische eenheid die centraal wordt beheerd. Het bestaat behalve uit het hoofdhuis met omringend park uit productiegronden (akkerland, weiland, bos) en eventueel pachtboerderijen. Buitenplaatsen vormen vaak het centrum van een landgoed, maar kunnen ook zelfstandig aangelegd zijn.
Een landgoed is van oudsher de economische basis van de buitenplaats. De buitenplaats is daarvan het lustgedeelte en het visitekaartje van de eigenaar. Vaak zijn landgoederen en buitenplaatsen voortgekomen uit kastelen en boerderijen. Bij een zelfstandige buitenplaats is de economische basis niet het grootgrondbezit, maar geld dat elders werd verdiend (handel of industriële productie). (Bron: Leidraad Behoud door ontwikkeling op historische buitenplaatsen, een handreiking voor proces en realisatie. Provincie Utrecht, juli 2014);
1.52 Landschapsverordening
De Landschapsverordening Provincie Utrecht 2016 van de provincie Utrecht of diens opvolger;
1.53 Landschapswaarden of landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking;
1.54 Ligplaats
een plaats voor het aanleggen van vaartuigen, niet zijnde woonschepen, onder te verdelen in de volgende type ligplaatsen:
- a. bewonersligplaats: een vaste ligplaats voor aanwonenden die het erf aan de rivier hebben;
- b. kadeligplaats: een vaste ligplaats aan een openbare of gemeentelijke kade voor inwoners van de gemeente Stichtse Vecht, niet zijnde aanwonenden die een tuin of erf direct aan de rivier hebben;
- c. passantenligplaats: een ligplaats voor passanten (niet zijnde aanwonenden of passagiersschepen) met een maximale verblijfsduur van 3 x 24 uur;
- d. bezoekersligplaats: een ligplaats bij een (vergunde) bedrijfsactiviteit, in de vorm van horeca, museum, verkoop streekproducten en/of andere (toeristische) attracties c.q. voorzieningen;
- e. halteligplaats passagiersschip: een tijdelijke ligplaats voor de passagiersvaart (maximale verblijfsduur 15 minuten), meestal ter plaatse van een passantenligplaats of een bezoekersligplaats, om passagiers aan en van boord te laten gaan;
- f. opstapligplaats passagiersschip: een ligplaats met bijbehorend parkeerterrein waar grotere groepen passagiers aan en van boord kunnen gaan en bevoorrading kan plaatsvinden;
- g. vaste ligplaats passagiersschip: een ligplaats voor een passagiersschip, waar het schip in de nacht blijft;
- h. wachtligplaats passagiersschip: een ligplaats voor een passagiersschip nabij een halteligplaats waar een schip voor een bepaalde periode kan afmeren zodat de maximale verblijfsduur op de halteligplaats in de engte van de vaarweg beperkt blijft tot 15 minuten. Aanlegplaatsen zijn voorzieningen waarbij een schip kan vastmaken aan de wal of voorzieningen voor een beperkte periode;
1.55 Mantelzorg
het voldoen aan een tijdelijke, maar langer dan drie maanden durende behoefte aan zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij de zorgverlening gebeurt op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. De zorgbehoevende maakt op dat moment deel uit van het huishouden;
1.56 Milieuhygiënisch inpasbaar
In verschillende flexibiliteitsbepalingen wordt als voorwaarde gesteld dat de ontwikkeling 'milieuhygiënisch inpasbaar' is. Het begrip 'milieuhygiënisch inpasbaar' is een verzamelbegrip voor verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Tijdens de toetsing van voorgenomen ontwikkelingen wordt onder meer rekening gehouden met de volgende milieu- en omgevingsaspecten:
- a. eisen uit de Wet milieubeheer ten aanzien van bodemkwaliteit, geluid en luchtkwaliteit;
- b. eisen uit de Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet ten aanzien van beschermde natuurgebieden en beschermde dier- en plantensoorten;
- c. eisen uit de Wet geurhinder en veehouderij;
- d. de eisen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het aanhouden van veiligheidsafstanden ter bescherming van individuen (plaatsgebonden risico) en groepen (groepsrisico);
- e. de eisen ten aanzien van de waterkwaliteit en het waterbeheer;
- f. eisen ten aanzien van het verkeer en parkeren;
- g. overige eisen ten aanzien van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, waaronder de aanwezigheid van stiltegebieden;
- h. landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
1.57 Natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en ecologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.58 Nautisch beheer
de zorg voor de afwikkeling van een veilig en vlot scheepvaartverkeer;
1.59 Nautische voorzieningen
Voorzieningen die specifiek bedoeld zijn voor een veilige scheepvaart, zoals obstakelverlichting, radar, scheepvaartseinen en markeringen bij bruggen en sluizen, boeien. waterwegaanduiding, geleiding en tolheffing;
1.60 Nevenactiviteit
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bestemming;
1.61 Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.62 Oever
de langs een vaarweg aanwezige natuurlijke oever of aangebrachte oevervoorziening met inbegrip van de daarvoor noodzakelijke verankering;
1.63 Omgevingsvergunning
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo);
1.64 Ondergeschikte detailhandel
detailhandel vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen detailhandel hebben en waarvan de detailhandelsfunctie in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie;
1.65 Onderkomen
een voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, woonketen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
1.66 Onevenredig
niet in een zodanige verhouding staande tot een andere grootheid als gepast of wenselijk wordt geacht;
1.67 Oever
De langs de vaarweg aanwezige natuurlijke oever of aangebrachte voorzieningen met inbegrip van de daarvoor noodzakelijke verankering;
1.68 Oeververbinding
een bouwwerk voor het oversteken van water;
1.69 Opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
1.70 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.71 Overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de grond is verbonden;
1.72 Paardenbak
een niet-overdekte piste, voorzien van een bewerkte/ aangepaste bodem waar naar training en africhting van paard en/ of pony eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;
1.73 Passagiersschip
een groot schip (partyschip) dat bedrijfsmatig meer dan 12 passagiers mag vervoeren;
1.74 Praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
1.75 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
1.76 Recreatie
sport en spel in georganiseerd verband met daarbij behorende voorzieningen in de vorm van sanitair, parkeerplaatsen, horeca en/of opslagfaciliteiten;
1.77 Recreatief medegebruik
recreatief gebruik van gronden die geen specifieke recreatieve bestemming hebben en het gebruik geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandelen door de weilanden of vissen. De aanleg van routes en rustplekken ondersteunen het recreatief medegebruik;
1.78 Recreatief nachtverblijf
recreatief verblijf door personen die hun vaste woonadres of verblijfplaats elders hebben;
1.79 Recreatievaartuig
een vaartuig, bijvoorbeeld een klein schip, uitsluitend bestemd of in gebruik voor kortdurend recreatief verblijf van personen zonder overnachting en geschikt voor niet bedrijfsmatige recreatieve toervaart;
1.80 Rode oeverzone
de oeverzone ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - rode oeverzone', zoals aangegeven op de kaart behorende bij het Verkeersbesluit Vaarwegen AGV-1 2016 of diens opvolger van waterschap Amstel, Gooi en Vecht;
1.81 Ruimtelijke onderbouwing
een onderbouwing als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht inclusief de benodigde (haalbaarheids)onderzoeken;
1.82 Sanitaire voorzieningen
bouwwerken ten behoeve van de lichamelijke verzorging, waaronder toiletgelegenheden, verkleedruimten en douches;
1.83 Schip:
elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water;
1.84 Seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:
- a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
- b. een seksbioscoop of sekstheater;
- c. een seksautomatenhal;
- d. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;
1.85 Speelvoorzieningen
een voorziening, die erop gericht is om in de openlucht speel- en recreatiemogelijkheden te bieden;
1.86 Staat van Bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.87 Stedelijk gebied:
de begrenzing van het stedelijk gebied, zoals vastgelegd in de geldende Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie krachtens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gelegen binnen een rode contour, dan wel een bebouwde kom die buiten een rode contour is gelegen;
1.88 Steiger
een drijvende of bovenwater aangebrachte constructie waarop gelopen kan worden, bedoeld om vaartuigen aan af te meren;
1.89 Straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen;
1.90 Verbeelding
de analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan;
1.91 Vaartuig
een voorwerp of een constructie, gereed of in aanbouw, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd of ingericht voor het vervoer over water van personen of goederen;
1.92 Verblijfsrecreatie
recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatieverblijven;
1.93 Voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde van een gebouw;
1.94 Voorgevelrooilijn
Een naar de weg of het openbaar gebied gekeerde bouwgrens gevormd door de denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw. Bij percelen op de hoek van straten/paden geldt dat langs beide straten/paden een voorgevelrooilijn is gelegen;
1.95 Waarden
de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;
1.96 Waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit., waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater;
1.97 Wijzigingsbevoegdheid
de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan te wijzigen zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.98 Woning/wooneenheid
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.99 Woonadres
- a. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten;
1.100 Woonschip
een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf, niet zijnde een object dat valt onder de Woningwet. Onder te verdelen in:
- a. woonark;
- b. woonboot;
- c. woonvaartuig.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Wijze van meten van een bouwwerk
- a. oppervlakte: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van bouwwerk;
- b. breedte, lengte, diepte: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;
- c. inhoud: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken;
- d. goot(of boeiboord) hoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Met dien verstande dat bij een lessenaarsdak het laagste punt van het dak als goothoogte wordt aangemerkt;
- e. bouwhoogte: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- f. diepte van een (ondergronds) bouwwerk: (verticaal) vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.2 Bebouwingspercentage
het percentage van de oppervlakte van het bouwvlak dat op grond van de regels en/of verbeelding mag worden bebouwd.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij windturbine of windmolen: vanaf het peil tot aan de (wieken)as.
2.4 Peil
De hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel, waarbij geldt dat:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bovenkant van de afgewerkte begane grond vloer van gebouwen minimaal 30 cm boven peil ligt;
- b. als de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst of de gronden waar het bouwwerk komt aantoonbaar lager liggen dan de weg, wordt door burgemeester en wethouders bij aanvang van de werkzaamheden het peil vastgesteld;
- c. ter plaatse van water het gemiddeld waterpeil als peil wordt aangehouden;
- d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Buitenplaats
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Buitenplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, herstel en beheer van landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de vorm van (elementen uit) (natuur- /over-) tuinen, parken, bossen, waterpartijen die samenhangen met de buitenplaats;
- b. gebruik ten dienste van de aanwezige hoofdgebouwen binnen de bestemming 'Wonen';
en ter plaatse van de aanduiding:
- c. 'bed & breakfast' is tevens een bed & breakfast toegestaan;
met daarbij behorende:
- d. beeldbepalende ornamenten;
- e. gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- f. recreatief medegebruik;
- g. hobbymatige agrarische activiteiten voor zover milieuhygiënisch inpasbaar;
- h. nevenfuncties;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. erven en terreinen;
- k. groenvoorzieningen en water;
- l. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- m. wegen en paden;
- n. overige functioneel met de bestemming 'Buitenplaats' verbonden voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen aan het bouwen van bouwwerken bij woningen en woonheden zoals bedoeld in artikel 3.2.1 nadere eisen stellen ten aanzien van:
- a. een zorgvuldige inpassing van de bouwwerken in het landschap door middel van de situering, afscherming door beplanting of anderszins.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplantingen;
- c. dagrecreatief medegebruik;
- d. speelvoorzieningen;
- e. in- en uitritten;
- f. water en watergangen;
- g. een jaagpad, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - jaagpad';
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. kunstobjecten en straatmeubilair;
- j. nutsvoorzieningen en gemalen;
- k. voet- en fietspaden;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- m. overige functioneel met de bestemming 'Groen' verbonden voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'erf' zijn tevens erven toegestaan ten behoeve van op aangrenzende gronden gelegen woonschepen;
met de daarbij behorende:
- c. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. water, kunstwerken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. overige functioneel met de bestemming 'Tuin' verbonden voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een hoofdzakelijk doorgaand karakter;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. reclameborden; (reclamezuilen en billboards);
met de daarbij behorende:
- d. duikers en (kunst)werken;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen en water;
- g. in- en uitritten;
- h. kunstobjecten en straatmeubilair;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. oeververbindingen (bruggen);
- k. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer' verbonden voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterlopen;
- b. de waterhuishouding;
- c. waterweg (als verkeersader voor scheepvaart);
- d. natuur en natuurvriendelijke oevers;
met daaraan ondergeschikt:
- e. bewonersligplaatsen;
- f. bezoekersligplaatsen voor recreatievaartuigen;
- g. halte- en wachtligplaatsen voor passagiersschepen;
tevens voor:
- h. de aanleg van de fietsboot met de daarbij behorende voorzieningen;
- i. een boodschappenligplaats;
- j. een steiger ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
- k. recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- l. bruggen, sluizen, waterhuishoudkundige voorzieningen, beschoeiingen en overige kunstwerken;
- m. nautische voorzieningen;
- n. afmeervoorzieningen;
- o. een trailerhelling;
- p. recreatieve voorzieningen;
- q. kruisende wegen en paden;
- r. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, verschijningsvorm en afmetingen van steigers en afmeervoorzieningen:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van (nabijgelegen) natuurwaarden en natuurvriendelijke oevers;
- b. ter versterking van de waterkwaliteit en kwantiteit van De Vecht;
- c. ter waarborging van de nautische veiligheid of doorvaarbaarheid van De Vecht;
- d. ter waarborging van cultuurhistorische belangen;
- e. ter waarborging van landschappelijke belangen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Wonen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen op een buitenplaats en/of landgoed;
- b. een aan-huis-verbonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en/of praktijkruimte;
- c. gebruik ten dienste van de bestemming van het hoofdgebouw;
ter plaatse van de aanduiding
- d. 'specifieke vorm van wonen - landhuis' is een hoofdgebouw toegestaan;
- e. 'wonen' is een woning toegestaan;
met de daarbij behorende
- f. gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. erven en terreinen;
- h. groenvoorzieningen en water;
- i. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- j. wegen en paden;
- k. overige functioneel met de bestemming 'Buitenplaats' verbonden voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Waarde - Archeologie 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waarde - Beschermd Stads- En Dorpsgezicht
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. instandhouding, bescherming en herstel van de binnen het beschermd dorpsgezicht voorkomende, dan wel daaraan eigen karakteristieke cultuurhistorische waarden.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de in artikel 10.1 bedoelde gronden gelden, naast en mogelijk in afwijking van het bepaalde elders in de bestemmingsplanregels, de volgende regels:
- a. de horizontale en verticale maten alsmede de dakvorm en de dakhelling zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan mogen niet worden gewijzigd;
- b. de situering van de voorgevel van hoofdgebouwen dient in overeenstemming te zijn met de situering van de voorgevel op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- c. indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om een omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen, die van invloed kan zijn op het beschermde dorpsgezicht, wordt de commissie voor omgevingskwaliteit om advies gevraagd.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2, met dien verstande dat:
- a. het veranderen van de dakvorm of dakhelling een herstel of verbetering van de karakteristieke cultuurhistorische waarden betreft en geen onevenredige aantasting van het beschermd dorpsgezicht tot gevolg heeft;
- b. de dakhelling niet minder bedraagt dan 30º;
- c. indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om de vergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub a of b, wordt de gemeentelijke commissie voor omgevingskwaliteit om advies gevraagd.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Waarde - Cultuurhistorie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van:
- a. de Nieuwe Hollandse Waterlinie;
- b. de versterking van de buitenplaatszone langs de Vecht;
- c. het behouden, versterken, herstellen en ontwikkelen van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de Vecht en haar oevers.
11.2 Bouwregels
- a. Op de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) en (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd indien de betrokken waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op het behoud van de ter plaatse aangeduide waarde;
- b. Ter beoordeling van het bepaalde onder a winnen burgemeester en wethouders deskundig advies in;
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op gronden gelegen binnen bouwvlakken.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Waarde - Ecologie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- b. de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszone;
- c. het behoud, versterking en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers;
- d. het behoud, versterking en ontwikkeling van de aanwezige ondiepe waterzone met de daarbij behorende ecologische en landschappelijke waarden;
- e. groenvoorzieningen en water;
- f. ondergeschikt agrarisch medegebruik;
- g. extensief recreatief medegebruik;
- h. overige functioneel met de bestemming 'Waarde - Ecologie' verbonden voorzieningen, zoals informatiepanelen.
12.2 Bouwregels
- a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend terreinafscheidingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 m;
- b. steigers mogen de ecologische waarde van de ecologische verbindingszone niet aantasten, daarom is verlichting niet toegestaan.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het realiseren van een steiger waarbij eisen gesteld kunnen worden aan:
- a. de locatie en situering van de steiger;
- b. de maximale oppervlakte van de steiger;
- c. de ruimte tussen aan te brengen steigerplanken;
- d. het aanbrengen van extra palenrijen en/of beschoeiingen ten behoeve van verondiepingen voor waterplanten.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waterstaat - Natuurvriendelijke Oever
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Natuurvriendelijke oever' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen primair bestemd voor het behoud, versterking en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers.
13.2 Bouwregels
Binnen de bestemming mag niet gebouwd worden.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij de afgifte van een Omgevingsvergunning voor een afmeervoorziening nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van een afmeervoorziening;
- b. de vorm en omvang van een afmeervoorziening;
dit ter bevordering van:
- de ecologische kwaliteit van de oever;
- de aanleg en instandhouding van riet- en rietkragen.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2 voor de bouw van bouwwerken als genoemd in de andere op deze gronden geldende bestemmingen, mits de betreffende bouwwerken geen belemmering vormen voor het onderhoud aan de watergangen en indien is gebleken dat de genoemde bouwwerken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze bouwwerken niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waterstaat - Oeverzone
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Oeverzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor afmeervoorzieningen zoals o.a. steigers en andere aanlegvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
- b. de hoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 meter;
- c. bouwwerken mogen uitsluitend in combinatie met bouwwerken die zijn toegestaan op grond van de onderliggende bestemming.
Artikel 15 Waterstaat - Waterkering
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor waterkering en de bijbehorende beschermingszone.
15.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' mogen bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad;
- c. ten behoeve van deze andere onderliggende bestemmingen mag worden gebouwd conform het bepaalde bij de betreffende bestemmingsbepalingen;
- d. burgemeester en wethouders ter beoordeling van het bepaalde onder b. goedkeuring vragen aan de beheerder van de waterkering.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
17.1 Vervangende bouwregel
- a. Voor een bouwwerk dat, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden en dat in dit bestemmingsplan ingevolge de bestemming is toegestaan, maar waarvan de bestaande maatvoering afwijkt van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven als maximaal toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- 2. bestaande maten die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven als minimaal toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
17.2 Overschrijding bouwgrenzen door ondergeschikte bouwwerken
De in het plan opgenomen regels met betrekking tot bouwgrenzen, zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen door:
- a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevellijn niet meer dan 20 cm bedraagt;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, galerijen en luifels, mits zij de voorgevellijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
- d. balkons, mits zij de voorgevellijn met niet meer dan 1 m overschrijden;
- e. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
- f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevellijn met meer dan 1 m overschrijden;
- g. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, voor zover deze binnen een bouwvlak worden opgericht en de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
- h. dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties, voor zover deze niet hoger zijn dan 3 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste bouwlaag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
- i. afvalinzamelsystemen zowel boven- als ondergronds;
- j. bergbezinkbassins, dan wel andere waterstaatkundige werken, ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater).
17.3 Ondergronds bouwen
17.4 Afwijken van de bouwregels voor bouwen buiten bovengronds gelegen gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in het bepaalde artikel 17.4 ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de verticale diepte van kelders bedraagt maximaal 3,5 m beneden peil;
- b. een kelder mag, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, niet minder dan 0,10 m onder het aansluitende afgewerkte terrein zijn gelegen;
- c. de afstand tot de perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m;
- d. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel, met dien verstande dat ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel zijn toegestaan;
- e. ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 m buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen;
- f. bergbezinkbassins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) zijn toegestaan op alle gronden binnen het plangebied.
17.5 Het bouwen van bruggen met een maximale breedte van 10 m is uitsluitend toegestaan ten behoeve van:
- a. vervanging, herstel of verbetering van reeds aanwezige oeververbindingen;
- b. recreatieve verbindingen.
17.6 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en de stedenbouwkundige eenheid van de gebouwde omgeving nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de visuele en functionele kwaliteit van de aangrenzende openbare ruimte;
- b. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de gebruikswaarde van belendende panden en percelen met betrekking tot milieuhygiëne, bereikbaarheid, zichtbaarheid, uitzicht, belichting, bezonning en privacy;
- c. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden.
17.7 Stikstofdepositie
Er mag geen sprake zijn van een significatie toename van de stikstofdepositie (immissie) binnen de stikstofgevoelige habitats binnen het Natura2000 gebied.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
18.1 Beroep aan huis
Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis (activiteit) wordt als gebruik in overeenstemming met de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. alleen activiteiten die passen binnen het gebied en zijn benoemd in de als bijlage 1 van de bijlagen bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten en vallen onder milieucategorie 1 zijn toegestaan;
- b. In afwijking van het gestelde onder a. zijn opslag van vuurwerk, horeca, seksinrichtingen, koeriers of (personen-)vervoersbedrijven, kinderdagverblijven, en detailhandel, met uitzondering van functioneel ondergeschikte en niet zelfstandige detailhandel, en alle activiteiten die worden genoemd onder artikel 18.2 'strijdig gebruik' uitgesloten;
- c. ten aanzien van internethandel is alleen internethandel zonder showroom of afhaalfunctie (publieksaantrekkende Aardkundige waardenerking) toegestaan;
- d. Het vloeroppervlak in gebruik voor een activiteit mag niet meer dan 33% bedragen van het gezamenlijke vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m2;
- e. bij de activiteit moet sprake zijn van een normale afwikkeling van verkeer waaronder parkeren en moet worden voldaan aan de in het Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan opgenomen uitgangspunten met betrekking tot parkeren. De regel is dat parkeren op eigen erf moet plaats vinden of dat de initiatiefnemer op eigen kosten parkeerplaatsen aanlegt in het openbaar gebied;
- f. de activiteit dient alleen door de bewoner(s) te worden uitgeoefend. Op het betreffende adres is het te werk stellen van personeel dat niet woonachtig is op het betreffende adres en geen onderdeel uitmaakt van het huishouden, niet toegestaan;
- g. de activiteit mag geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- h. de ruimtelijke uitstraling moet passend zijn binnen de functie van het hoofdgebouw en het woongebied.
18.2 Strijdig gebruik
- a. Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken die strijdig zijn met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor:
- 1. opslagplaats van (bouw)materialen, grond, bagger, afval, puin, grind, brandstoffen, (onderdelen van) onklare machines en naar aard gelijk te stellen materialen en/of grondstoffen;
- 2. landings- of opstijgplaats voor helikopters en (ultralight)vliegtuigen;
- 3. het beproeven van voertuigen, voor het beoefenen van de auto- en motorsport en modelvliegtuigsport, voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
- 4. het afmeren van woonschepen, recreatievaartuigen, beroepsvaartuigen en partyboten;
- 5. gebruik van een woning voor meer dan één huishouding;
- 6. gebruik van vrijstaande bijgebouwen en recreatieverblijven ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
- 7. (commercieel) kamerverhuurbedrijf;
- 8. detailhandel;
- 9. seksinrichtingen, prostitutie of erotisch getinte horecabedrijven;
- 10. standplaats voor onderkomens;
- 11. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen alsmede kampeerterrein.
- b. Onder strijdig gebruik als bedoeld in het vorige lid wordt niet verstaan:
- 1. vormen van gebruik die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betrokken grond ingevolge de bestemming(en), de daarbij behorende bestemmingsomschrijving(en) en/of de overige regels mag worden gebruikt;
- 2. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen;
- 3. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen alsmede kampeerterrein ter plaatse van gronden en gebouwen waar de gebruiksmogelijkheden hiervoor zijn opgenomen op grond van hoofdstuk 2.
18.3 Voorwaardelijke verplichting
- a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gebouwen zonder de aanleg en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen conform het in bijlage 2 opgenomen voorlopig ontwerp, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na de ingebruikname van de gebouwen ten behoeve van de bestemming, uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen conform het in bijlage 2 opgenomen voorlopig ontwerp teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
18.4 Parkeren
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
19.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 afwijken reeds mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen waarbij het bouwvlak met ten hoogste 10% mag worden overschreden;
- c. de bouw van reclameobjecten met inbegrip van aankondigingborden, reclamemasten, gevelreclames, met uitzondering van lichtreclames, en gebouwenaanduidingen met dien verstande dat de reclameborden geen onevenredig afbreuk doen aan de ruimtelijke situatie en de beeldkwaliteit ter plaatse;
- d. het oprichten van masten en installaties ten behoeve van (tele)communicatiedoeleinden tot een bouwhoogte van maximaal 40 m waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, met bestaande of nieuw op te richten bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied;
- e. het gebruik van gebouwen voor kamerbewoning/-verhuur, mits:
- 1. er sprake is van langdurige leegstand (langer dan 6 maanden);
- 2. het gebruik voor kamerbewoning/-verhuur geen ontwrichting van de ruimtelijke omgeving en daardoor overlast tot gevolg heeft;
- 3. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer, waaronder parkeren;
- 4. de tijdelijkheid van de kamerbewoning/-verhuur moet aantoonbaar zijn;
- f. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
19.2 Ontmoetingsplaats
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan en toestaan dat een ontmoetingsplaats wordt gerealiseerd, mits:
- a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
- b. er geen gebouwen worden gebouwd;
- c. de bouwhoogte van overkappingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 2,5 m;
- d. de realisatie niet direct naast gebouwen plaatsvindt, waarvan de gebruikers overlast kunnen ondervinden van bijvoorbeeld de jongeren, zoals woningen en winkels, waarbij de afstand tot een woning in ieder geval niet minder bedraagt dan 50 m;
- e. niet direct naast doorgaande wegen wordt gerealiseerd;
- f. de ontmoetingsplaats goed bereikbaar is voor hulpdiensten;
- g. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- h. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
- i. de landschappelijke en natuurlijke waarden, indien als zodanig op de verbeelding aangegeven, en de waarden van het beschermde dorpsgezicht onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
19.3 Gebouwen van openbaar nut
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels in hoofdstuk 2, teneinde de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen toe te staan ten dienste van het openbaar nut, zoals wachthuisjes, ambulanceposten, gemaalgebouwtjes en nutsgebouwtjes, met inachtneming van het volgende:
- a. de inhoud van het gebouw mag niet meer bedragen dan 100 m3;
- b. de goothoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
- c. de bouwhoogte van de het gebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
20.1 Algemene wijziging - overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de overschrijdingen (zoals bedoeld onder a en b)mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
20.2 Wijziging bestemming Waarde - Archeologie
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
20.3 Wijziging Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen in het plan te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat:
- a. het wijzigen van de bestemming niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
- b. de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast door de bestemmingswijziging en alvorens over de wijziging te beslissen winnen Burgemeester en Wethouders schriftelijk advies in bij een ter zake deskundige;
- c. de gronden in eigendom zijn van een natuurbeschermingsorganisatie of via particulier natuurbeheer als natuurgebied worden ingericht of anderszins zekerheid wordt verkregen dat de natuurontwikkeling plaatsvindt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in artikel 21.2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. artikel 21.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Rijksstraatweg 68, Nieuwersluis'.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Voorlopig Ontwerp
Bijlage 1 Voorlopig Ontwerp Buitenplaats Ouderhoek
Bijlage 1 Voorlopig Ontwerp Buitenplaats Ouderhoek
Bijlage 2 Tuinhistorische Quick Scan
Bijlage 2 Tuinhistorische quick scan
Bijlage 3 Toetsing Unesco Nieuwe Hollandse Waterlinie
Bijlage 3 Toetsing UNESCO Nieuwe Hollandse Waterlinie
Bijlage 4 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 4 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 5 Bodemonderzoek
Bijlage 6 Quick Scan Natuur
Bijlage 7 Ecologisch Werkprotocol
Bijlage 7 Ecologisch werkprotocol
Bijlage 8 Stikstofonderzoek
Bijlage 9 Onderzoek Oce
Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 10 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 11 Besluit Hogere Waarden
Bijlage 11 Besluit hogere waarden
Bijlage 12 Waterhuishoudkundig Plan
Bijlage 12 Waterhuishoudkundig plan
Bijlage 13 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 13 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 14 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 14 Verslag omgevingsdialoog