KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Bos - Cultuur- Natuur- En Landschapswaarden
Artikel 5 Groen - Landschapswaarden
Artikel 6 Natuur - Landschapswaarden
Artikel 7 Recreatie - Jachthaven
Artikel 8 Sport
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Water - Natuur- En Landschapswaarden
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Waarde - Archeologie -1
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 15 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Antidubbeltelregel
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 20 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Regeling
1.4 Opzet Toelichting
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding En Conclusie
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Regionaal
2.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
3.2 Cultuurhistorie
3.3 Landschap En Natuur
3.4 Gebruik
3.5 Verkeer
Hoofdstuk 4 Toekomstige Situatie, Gebiedsvisie
4.1 Bedreigingen Voor Het Landschap
4.2 Behoud En Versterking Kernkwaliteiten Kievitsbuurten
4.3 Aansluiten Op Andere Bestemmingsplannen Stichtse Vecht
4.4 Bestemmingswijziging De Meent 2
Hoofdstuk 5 Sectorale Onderzoeken
5.1 Water
5.2 Ecologie
5.3 Externe Veiligheid
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Kabels En Leidingen
5.6 Bodemkwaliteit
5.7 Milieubeschermingsgebieden
5.8 Bedrijven En Milieuzonering
5.9 Wegverkeerslawaai
5.10 Archeologie
Hoofdstuk 6 Juridische Opzet
6.1 Algemeen
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangsrecht En Slotregel
Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.3 Handhaving
Bijlage 1 Tabel Verblijven
Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing De Meent 2
Bijlage 2 Voortoets
Bijlage 3 Nota Inspraakreacties En Vooroverleg
Bijlage 4 Ehs-toets
Bijlage 5 Nota Zienswijzen

Kievitsbuurten

Bestemmingsplan - Gemeente Stichtse Vecht

Vastgesteld op 16-12-2015 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kievitsbuurten met identificatienummer NL.IMRO.1904.BPkievitsbuurtenLG-VG01 van de gemeente Stichtse Vecht.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat een directe verbinding heeft met het hoofdgebouw, zoals een erker, een toegangsportaal, een (bij)keuken of een serre.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanlegsteiger

een ruimte die door een vaartuig voor een korte tijd uitsluitend ten behoeve

van het aanmeren in beslag wordt genomen.

1.7 agrarische bedrijfswoning

een woning, behorend bij een agrarisch bedrijf, uitsluitend bestemd voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens of wier huisvesting daar, gelet op de bestemming voor agrarische doeleinden, noodzakelijk moet worden geacht.

1.8 agrarische bedrijven

grondgebonden bedrijven, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen anders dan in kassen, dan wel het houden van dieren, mits de exploitatie van deze bedrijven geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.9 archeologische waarde

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.12 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.13 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, uitsluitend bestemd voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens of wier huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk moet worden geacht.

1.14 berging

een ruimte in een gebouw of een afzonderlijk gebouw waarin spullen opgeslagen worden.

1.15 beroep aan huis

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk, technisch of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

1.16 bestaand

  • ten aanzien van bebouwing:
    legale bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.
  • ten aanzien van gebruik:
    het gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 boatsaver

een al dan niet drijvende voorziening ter opslag en overkapping van een boot.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, binnen eenzelfde bestemmingsvlak, exclusief water, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.23 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.27 brutovloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

1.28 cultuurhistorische waarden

de waarden die een gebied ontleent aan zijn door vroegere cultuur-, bodembewerkings- of levenspatronen ontstane verschijningsvorm of eigenschappen, of in of op de bodem voorkomende overblijfselen van die patronen, waaronder begrepen het karakteristiek veenweidegebied met oorspronkelijke ontginningsassen, kreekruggen, kades en bebouwingslinten .

1.29 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

1.30 extensieve dagrecreatie

recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.31 gebiedsaanduiding

een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt.

1.32 gevellijn

de bouwgrens gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.35 hoofdverblijf

de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokken(en) en welke ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid en die op grond van de Wet gemeentelijke basisgegevens moet worden gezien als het woonadres.

1.36 intensieve veehouderij

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.

1.37 kampeermiddel

een tent, tentwagen, camper of caravan, niet zijnde een stacaravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is; één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.38 kleinschalig kamperen

kamperen in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie.

1.39 landschapswaarde

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, waaronder openheid, het karakteristieke legakkerpatroon met lange akkers, trekgaten, kenmerkende land-waterverhoudingen en oude stroomruggen.

1.40 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en ecologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.41 nevenactiviteit

activiteit die uitsluitend uitgeoefend kan worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en binnen bestaande bebouwing, en wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

1.42 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, riolering-, afvalwater- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.43 onderkomen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, kampeermiddelen, woonketen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.44 peil

  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij de voltooiing van de bouw;
  • Voor een bouwwerk op een perceel, gelegen op een eiland: de bovenkant van het afgewerkte maaiveld van het aansluitend terrein;
  • Voor een drijvend object (zoals een recreatieark): de waterlijn ter plaatse van het object.

1.45 perceel

begrensd stuk land of water, kavel.

1.46 permanente bewoning

het verblijven in een kampeermiddel, een recreatieverblijf of in een ander gebouw, geen woning zijnde, met het kennelijke doel om dat kampeermiddel, recreatieverblijf, dan wel ander gebouw, geen woning zijnde, als hoofdverblijf te gebruiken.

1.47 plankier

een op het land gelegen constructie, die dient als terras of verharding.

1.48 recreatieark

een vaartuig, zoals een woonschip, woonboot of ark, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn of hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.49 recreatieverblijf

een recreatiewoning, recreatieark of stacaravan.

1.50 recreatiewoning

een gebouw, waaronder medebegrepen een stacaravan, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn of hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen, maar wel een stacaravan.

1.51 seksinrichting

een inrichting , bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf.

1.52 steiger

een boven water langs een oever gelegen constructie, die dient tot aanlegplaats van vaartuigen: daaronder wordt medebegrepen een botenhelling in of boven water.

1.53 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.54 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, hotel, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben.

1.55 vlonder

een losliggend terras of verharding op het land.

1.56 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor minimaal één huishouden.

1.57 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw.

1.58 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.59 waarden

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie.

1.60 windscherm

Afscheiding bij terras of tuinzitje, grotendeels uitgevoerd in glas of ander doorzichtig materiaal

1.61 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; bij de berekening van de inhoud van een recreatiewoning worden kelders en souterrains meegerekend.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, waarbij afdakjes en overstekken van meer dan 1 meter worden meegerekend, en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 hoogte van een recreatieark

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van de recreatieark, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden veehouderijen;
  2. b. behoud en versterking en herstel van de aldaar voorkomende, dan wel daaraan eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    1. 1. de zeer lange opstrekkende verkavelingen;
    2. 2. de cultuurhistorisch waardevolle verveningsrestanten, petgaten, trilveengebieden, rietland, legakkers, watergangen en plassen;
    3. 3. de restanten van eendenkooien, jaagpaden, kaden en weteringen;
    4. 4. het graslandkarakter;
    5. 5. karakteristieke lintbebouwing langs ontginningsassen met waardevolle boerderijen;
    6. 6. de karakteristieke erfindeling;
    7. 7. de openheid van de verboden kringen en de inundatiegebieden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie;
    8. 8. de aanwezigheid van broed-, water- en moerasvogels;
  1. c. groene en blauwe diensten als nevenfunctie;
  2. d. verkoop van streekeigen producten als nevenfunctie;
  3. e. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  1. f. bouwwerken;
  2. g. groenvoorzieningen en water;
  3. h. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  4. i. overig functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen en veekralen worden uitsluitend gebouwd binnen de bouwvlakken;
  2. b. de afstand tussen bij de bedrijfswoning behorende erfbebouwing en de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning bedraagt ten minste 1 m;
  3. c. overigens geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouw-
hoogte
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en overkappingen) één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven 600 m³ 4,5 m 9 m
bijgebouwen bij de bedrijfswoning 50 m² (per bedrijfs- woning) 3 m*
6 m
bedrijfsgebouwen (niet zijnde kassen) 6 m 11 m
mestvergistingsinstallatie 15 m
windmolen één 15 m
mestsilo's 5 m
overige silo's 10 m
erfafscheidingen
- voor de voorgevel van
de bedrijfswoning
- overige plaatsen
binnen het bouwvlak

1 m

1,5 m
veekralen 1,5 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m

* de maximale goothoogte van aangebouwde bijgebouwen is gelijk aan de de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het plaatsen van onderkomens is niet toegestaan;
  2. b. het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak is niet toegestaan;
  3. c. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. ten hoogste 20% van de bij het bedrijf behorende bedrijfsgronden mag worden gebruikt voor de teelt van ruwvoeder anders dan gras;
    2. 2. de teelt dient overwegend te voorzien in de behoefte van het eigen agrarisch bedrijf;
    3. 3. er een bufferzone van 1 m langs sloten dient te worden vrijgehouden van de teelt van ruwvoeder anders dan gras;
  4. d. buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
  5. e. een woning is bedoeld voor één huishouding; een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan;
  6. f. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen- en bedrijven bedraagt ten hoogste 33% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 50 m²; in het kader van deze aan-huis-verbonden beroepen- en bedrijven is geen horeca en detailhandel toegestaan;
  7. g. het in gebruik nemen (van een deel) van het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg is niet toegestaan;
  8. h. het bepaalde in lid 3.4 onder d is niet van toepassing op opslag van goederen ten behoeve van het krachtens de bestemming en aanduidingen toegestane gebruik, dan wel de bedrijfsvoering.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bos - Cultuur- Natuur- En Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos - Cultuur-, Natuur- en Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. water;
  3. c. extensieve dagrecreatie;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
  5. e. het behoud en herstel van de ter plaatse aanwezige bossen, open terreinen en sloten met daaraan eigen cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden;
  6. f. (oever)beschoeiingen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het opslaan of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van goederen en materialen van welke soort dan ook, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van de in lid 4.1 genoemde functies of voor het behoud en/of herstel van de ter plaatse voorkomende dan wel de daaraan eigen cultuurhistorische, landschaps- en natuurwetenschappelijke waarden, is niet toegestaan;
  2. b. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer- of vaartuigen, dan wel onderdelen daarvan, is niet toegestaan;
  3. c. het gebruik van gronden voor het aanleggen van vlonders of tegels meer dan de bestaande oppervlakte is niet toegestaan;
  4. d. het gebruik van bergingen voor verblijfsrecreatie is niet toegestaan.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Groen - Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen met landschapswaarden, waarbij de waarden bestaan uit een afwisseling van opgaande beplanting en openheid;
  2. b. natuurwaarden;
  3. c. extensieve dagrecreatie;
  4. d. water;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen en ontsluitingswegen daarvoor;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': verblijfsrecreatie;
  7. g. bergingen ten behoeve van recreatief gebruik;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening;
  9. i. bruggen en overige kunstwerken;
  10. j. in- en uitritten en verhardingen;
  11. k. (oever)beschoeiingen, plankieren, steigers en botenhellingen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen, is niet toegestaan.
  2. b. het opslaan of het opgeslagen hebben in enigerlei vorm van goederen en materialen van welke soort dan ook, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van de in lid 1 genoemde functies of voor het behoud en/of herstel van de ter plaatse voorkomende dan wel de daaraan eigen cultuurhistorische, landschaps- en natuurwetenschappelijke waarden, is niet toegestaan;
  3. c. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer- of vaartuigen, dan wel onderdelen daarvan, is niet toegestaan;
  4. d. het gebruik van tegels, vlonders, plankieren en andere vormen van verharding met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 40 m² per perceel is niet toegestaan;
  5. e. het gebruik van bergingen voor verblijfsrecreatie is niet toegestaan.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Natuur - Landschapswaarden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  2. b. een ecologische verbindingszone;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. extensieve dagrecreatie;
  5. e. water;
  6. f. waterhuishoudkundige voorzieningen en ontsluitingswegen daarvoor;
  7. g. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - 5 tot en met 27, 29 tot en met 68, 74 en 76 tot en met 80': verblijfsrecreatie ;
  8. h. bergingen ten behoeve van recreatief gebruik;
  9. i. bruggen en overige kunstwerken;
  10. j. bijbehorende bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming;
  11. k. (oever)beschoeiingen;

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen, is niet toegestaan.
  2. b. het opslaan of het opgeslagen hebben in enigerlei vorm van goederen en materialen van welke soort dan ook, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van de in lid 6.1 genoemde functies of voor het behoud en/of herstel van de ter plaatse voorkomende dan wel de daaraan eigen cultuurhistorische, landschaps- en natuurwetenschappelijke waarden, is niet toegestaan;
  3. c. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer- of vaartuigen, dan wel onderdelen daarvan, is niet toegestaan;
  4. d. het gebruik van gronden voor het aanleggen van vlonders of tegels meer dan de bestaande oppervlakte is niet toegestaan;
  5. e. het gebruik van bergingen voor verblijfsrecreatie is niet toegestaan.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Recreatie - Jachthaven

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie-Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een jachthaven;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfs- of dienstwoning;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeer- en nutsvoorzieningen, water, toegangswegen, stalruimten, werkplaatsen voor onderhoud en reparatie, andere dienstruimten en hijskranen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Sport

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. zwemvoorzieningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kleedgebouwen, toiletgebouwen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;

met de daarbij behorende groenvoorzieningen en water, toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten, parkeervoorzieningen en overige functioneel met de bestemming 'Tuin' verbonden voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming gebouwd, waarbij het volgende geldt:

Bouwwerken Max. bouwhoogte Overige afmetingen
Pergola's 3 m
Erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat 2 m
Overige erf- of perceelsafscheidingen 1 m
Overkapping 3 m max. oppervlakte bedraagt 10 m²
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 5 m

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 onder sub a ten behoeve van de bouw van erkers en tochtportalen aansluitend aan een op het perceel gelegen (hoofd)gebouw tot een grondoppervlak van niet meer dan 6 m² en een hoogte van niet meer dan 3 m.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste twee rijstroken;
  2. b. parkeervoorzieningen, bushaltes en fiets- en voetpaden;
  3. c. bermen en andere groenvoorzieningen;
  4. d. watergangen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. gemalen;
  7. g. ondergrondse afvalvoorzieningen;
  8. h. water;
  9. i. bruggen en duikers.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Water - Natuur- En Landschapswaarden

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water -Natuur- en Landschapswaarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water met daarbij behorende taluds en oevers;
  2. b. het behoud en herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats': tevens voor ligplaatsen behorende bij een jachthaven;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieark' en 'specifieke vorm van recreatie - 69 tot en met 73 of 75' : tevens recreatiearken;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - botenhuis': tevens botenhuizen ten behoeve van recreatie op het water;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 1': tevens een buitenzwembad;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - boatsavers': tevens boatsavers.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieark' is het toegestaan een recreatieark af te meren waarvan, buitenwerks gemeten exclusief omloop de lengte niet meer dan 16 m bedraagt, de breedte niet meer dan 4 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt;
  2. b. in afwijking van het bepaalde in 11.3 onder a is het toegestaan om delen van de recreatieark buiten de aanduidingsgrens van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieark' af te meren met dien verstande dat de onder a bepaalde maatvoering als maximum geldt;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 69 tot en met 73 of 75' is het toegestaan een recreatieark af te meren waarvan de goot- en bouwhoogte en oppervlakte niet meer bedraagt dan de in bijlage 1 opgenomen goot- en bouwhoogte en oppervlakte;
  4. d. in afwijking van het bepaalde in lid 11.3 onder c is het toegestaan om (delen) van de recreatieark buiten de aanduidingsgrens af te meren indien de feitelijke bestaande situatie afwijkt van de aanduidingsgrenzen, met dien verstande dat de maatvoering zoals opgenomen in bijlage 1 niet wordt overschreden;
  5. e. een omloop bij een recreatieark is toegestaan tot een breedte van 1 m van de recreatieark;
  6. f. van botenhuizen mag de oppervlakte, goot- en bouwhoogte ten hoogste de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte bedragen;
  7. g. het omzetten van water in land is niet toegestaan;
  8. h. het gebruik van recreatiearken voor permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen, is niet toegestaan;
  9. i. het gebruik als jachthaven of andere lig- of afmeerplaats voor vaartuigen niet toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' of indien het gebruik anderszins rechtens (Ligplaatsenbeleid pleziervaartuigen Plassenschap Loosdrecht e.o.) is toegestaan;
  10. j. het gebruik van botenhuizen voor verblijfsrecreatie is niet toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - slaapvertrek', waar verblijfsrecreatie mogelijk is op de verdieping;
  11. k. het gebruik voor drijvende objecten zoals boatsavers is niet toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - boatsavers', waarbij een maximum geldt van 4 objecten per jachthaven.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;

met de daarbij behorende:

  1. b. erven;
  2. c. toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. groenvoorzieningen en water;
  5. f. overige functioneel met de bestemming 'Wonen' verbonden voorzieningen.

12.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd mogen worden;
    2. 2. de afstand tussen bij de woning behorende bijgebouwen en de voorgevelrooilijn van de woning ten minste 1 m bedraagt;
    3. 3. de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m bedraagt;
    4. 4. overigens geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak max. inhoud max. oppervlak max. goothoogte max. bouwhoogte
woning (inclusief aan- en uitbouwen en overkappingen) één, tenzij anders met een aanduiding is aangegeven 600 m³ 4,5 m 10 m
bijgebouwen bij de woning op gronden zonder de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf'

50% van de oppervlakte van het bij de woning behorende erf met een maximum van 50 m² 3 m*
5 m
erfafscheidingen
- voor de voorgevel van de woning
- overige plaatsen binnen het bouwvlak

1 m

2 m
pergola's 2,7 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
2 m

* de maximale goothoogte van aangebouwde bijgebouwen is gelijk aan de de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning.

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak is niet toegestaan;
  2. b. een woning is bedoeld voor één huishouding; een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan;
  3. c. het in gebruik nemen (van een deel) van het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg is niet toegestaan;
  4. d. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep dan wel bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 33% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 50 m² tenzij anders is aangegeven middels de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten'; in het kader van deze activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Waarde - Archeologie -1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie -1 ' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bodemingreep met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Archeologie - 4

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bodemingreep met een oppervlakte van ten hoogste 100.000 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering.

15.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene Bouwregels

17.1 Ondergeschikte bouwdelen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. schoorstenen, rietbedekking, antennes, zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen onderdelen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m of 10% bedraagt;
  2. b. plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, balkons, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen, mits de overschrijding ten hoogste 0,5 m bedraagt.

17.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig, aantoonbaar aanwezig is sinds 6 juni 1978 of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en/of oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde perceel plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

17.3 Cultuurhistorisch waardevolle panden

Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag is, bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van deze regels ten behoeve van:

  1. a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
  2. b. de ligging van grens of richting van wegen en paden, ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen, als bij uitmeting blijkt dat hetgeen is aangeduid afwijkt ten opzichte van de werkelijke toestand, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 5 meter.

Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels

19.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en aanduidingsgrenzen te wijzigen, mits:

  1. a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en;
  2. b. de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

19.2 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen of aanpassen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de waarde van bedoelde dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische (verwachtings-)waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 20 Overige Regels

20.1 Algemene parkeerregeling

Bij functiewijziging of uitbreiding van een functie, dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform de normen van het gemeentelijke parkeerbeleid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Kievitsbuurten'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende bestemmingsplan voor de Kievitsbuurten is opgesteld ter vervanging van een plan dat is vastgesteld in 1977. Het plan uit 1977 is tot stand gekomen na een grootschalige inventarisatie van aanwezige bebouwing. Daarmee was dit het eerste bestemmingsplan voor het gebied, dat vrij nauwkeurig aangaf wat de toegestane functies waren. In 2010 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Breukelen besloten voor de Kievitsbuurten een nieuw bestemmingsplan op te stellen. De belangrijkste doelstelling is om een actueel en digitaal toetsingskader te hebben voor ontwikkelingen in het gebied, waarbij de cultuurhistorische en ecologische waarden goed worden beschermd.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied omvat de noordelijke en zuidelijke Kievitsbuurten behorende bij de Loosdrechtse Plassen en het omliggend landelijk gebied. Dit is exclusief het bestemmingsplangebied van de 300 meterstrook Scheendijk-Noord waarvoor in 2009 door de voormalige gemeenteraad van Breukelen een bestemmingsplan is vastgesteld. Het onderscheid met de 300-meterstrook is gemaakt vanwege de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur. Met uitzondering van dit deel vallen de Kievitsbuurten geheel onder de EHS.

In figuur 1.1 is de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkievitsbuurtenLG-VG01_0001.jpg"

1.3 Vigerende Regeling

Op dit moment gelden voor het plangebied de volgende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplannen Vastgesteld door gemeenteraad Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten
Landelijk gebied Oost 1977 6 juni 1978 4 september 1979
Landelijk gebied Oost 1977 1e herziening 28 juni 1994 15 november 1994
Partiële herzening De Meent 2a 26 oktober 2010

1.4 Opzet Toelichting

In hoofdstuk 2 Beleidskader wordt ingegaan op de belangrijkste beleidsvisies van rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 geeft de beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied, waarbij ingegaan wordt op de aanwezige functies, alsmede op de onderlegger van het plangebied in de vorm van water, bodem, flora en fauna en dergelijke. Hoofdstuk 4 Toekomstige situatie, gebiedsvisie geeft een integrale visie op het plangebied weer. Hoofdstuk 5 Juridische opzet beschrijft de gehanteerde bestemmingen en aanduidingen alsmede de specifieke regelingen binnen de bestemmingen. Hoofdstuk 6 gaat nader in op de planologische uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 7 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding En Conclusie

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen.

In dit hoofdstuk is het relevante beleid van de verschillende overheidsniveaus samengevat en wordt geconcludeerd wat de gevolgen zijn voor het plangebied. Het bestemmingsplan houdt rekening met de bijzondere status van het gebied als natura 2000 gebied (deels), ecologische hoofdstructuur (vrijwel geheel) en de cultuurhistorische waarde van de Nieuwe Hollandse waterlinie (zuidwestelijk deel plangebied) en de ontginningsstructuren/veenafgravingen in het gehele gebied. Dit bestemmingsplan maakt uitsluitend de aanleg van kleine bergruimtes bij bestaande bebouwing mogelijk en voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Barro (2012)

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028).

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het besluit kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn de volgende bepalingen relevant:

  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Het plangebied ligt in de nationale ecologische hoofdstructuur. Het zuidelijk deel van het gebied is aangewezen als Natura 2000 gebied en maakt deels onderdeel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Kiezen voor kwaliteit, visie erfgoed en ruimte (2011)

Het kabinet zet de modernisering van de monumentenzorg voort. Een van de doelen van die modernisering is het meewegen van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, vanuit de overtuiging dat het voor een ontwikkelingsgerichte erfgoedzorg noodzakelijk is het ruimtelijke ordenings-instrumentarium te benutten, naast de sectorale instrumenten van de Monumentenwet. Het kabinet geeft op twee manieren invulling aan deze doelstelling. Generiek bewerkstelligt een aanpassing van het Besluit ruimtelijke ordening dat bij besluiten over nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (bij het opstellen van bestemmingsplannen) bijzondere aandacht wordt besteed aan de waarden van cultureel erfgoed, onder en boven de grond.

Specifiek gaat het Rijk duidelijker prioriteiten stellen, en aangeven welke cultuurhistorische gebieden en opgaven hij van (inter)nationaal belang vindt en waar het Rijk voor zichzelf een rol ziet in het gebiedsgerichte erfgoedmanagement.

Deze beleidsvisie is complementair aan en consistent met de Structuurvisie infrastructuur en ruimte.

Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte geeft invulling aan deze specifieke lijn. Het rijk kiest voor de komende jaren vijf prioriteiten in zijn gebiedsgerichte erfgoedbeleid:

  1. 1. Werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten
  2. 2. Eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren
  3. 3. Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp
  4. 4. Levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie
  5. 5. Wederopbouw: tonen van een tijdperk

Dit bestemmingsplan houdt rekening met de eerste en vierde prioriteit.

Nota Belverdere en Modernisering Monumentenzorg (MoMo)

In 1999 is de Nota Belvedere verschenen. De Nota Belvedere geeft een visie op de wijze waarop in de toekomstige ruimtelijke inrichting met cultuurhistorische kwaliteiten kan worden omgegaan. Het behoud en de benutting van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe en is een van de basisprincipes van ruimtelijke inrichting. Hierbij staat een ontwikkelingsgerichte benadering ('behoud door ontwikkeling') centraal. In de Nota Belvedere is aangegeven dat cultuurhistorie een belangrijke drager is voor ruimtelijke ontwikkelingen en als inspiratiebron kan worden gebruikt. Het rijk wil bewerkstelligen dat aanwezige cultuurhistorische waarden bewust, vroegtijdig en volwaardig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming. Onder de noemer'modernisering monumentenzorg' (MoMo) is de laatste jaren op rijksniveau een verschuiving ingezet van een objectgerichte bescherming naar een gebiedsgerichte bescherming van cultuurhistorische waarden. Bestemmingsplannen spelen hierbij een belangrijke rol en kunnen bepalingen bevatten voor de bescherming van cultuurhistorische waarden. Per 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening vastgelegd dat in de toelichting van bestemmingsplannen moet worden beschreven hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden en de bescherming daarvan wordt omgegaan. Uitgangspunt van de Nota Belvedere is dat op elke locatie in Nederland cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Het ruimtelijk beleid voor de cultuurhistorie heeft daarom in principe betrekking op heel Nederland. De gebieden waar sprake is van een dusdanige cumulatie van cultuurhistorische waarden dat zij specifieke beleidsmatige aandacht verdienen, zijn aangemerkt als Belvederegebied. In totaal zijn 70 gebieden en 105 steden aangemerkt als Belvederegebied, waarbij zeldzaamheid, gaafheid en representativiteit selectiecriteria waren. Stichtse Vecht ligt in de Belvederegebieden 'Vecht- en plassengebied' en 'Nieuwe Hollandse Waterlinie'. Het gebied is aangewezen vanwege het complex van landschapstypen, te weten:

  • de Vecht met het meer besloten en parkachtige karakter van de oeverwallen;
  • het weidse landschap van het veenweidegebied;
  • de linie met haar forten en open schutsvelden.

Plangebied

Op de oeverwallen en stroomruggen langs de Vecht tonen veel zichtbare monumenten sporen van vroegere bewoning. Na de eerste ontginningen won men turf, waardoor grote meren en smalle ontginningsassen ontstonden. Het uitgestrekte veenweidegebied heeft daardoor kenmerkende smalle en langgerekte verkavelingen die haaks op de Vecht staan. De Hollandse Waterlinie is ontworpen in samenhang met het landschap. Naast de fysieke aanwezigheid van historische vestigingsstructuren, forten en dijken zijn ook inundatiegebieden en schootsvelden, kenmerkend door eenheid en openheid, nog herkenbaar in het omliggende landschap van Loenen aan de Vecht. Ten zuiden van het plangebied, ligt Fort Tienhoven. Het fort is een tastbaar restanten van de verdedigingslinie.

Betekenis voor het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Kievitsbuurten' heeft een conserverend karakter en maakt geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle elementen. Hiermee wordt voldaan aan het nieuwe rijksbeleid, dat ervan uitgaat dat cultuurhistorische waarden een volwaardige plek krijgen binnen de ruimtelijke ordening.

Linieperspectief Panorama Krayenhoff

Als vervolg op de Nota Belvedere is het principe 'behoud door ontwikkeling' in het linieperspectief Panorama Krayenhoff uitgewerkt voor het nationale project Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het Linieperspectief is in december 2003 door het kabinet vastgesteld en in de vijf betrokken Colleges van Gedeputeerde Staten met instemming behandeld waardoor het Linieperspectief geldt als leidraad voor de ontwikkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het Linieperspectief zet in op twee strategieën voor de verwezenlijking, namelijk planologische doorwerking en actieve ontwikkeling. De planologische doorwerking bestaat uit bescherming van de waterlinie via de Monumentenwet en via de Wet ruimtelijke ordening in bestemmingsplannen. Voor de actieve ontwikkeling dienen uitvoeringsplannen per deelgebied (enveloppe) te worden ontwikkeld.

In het Panorama Krayenhoff zijn de ambities voor 2020 geformuleerd. De ambities staan in het teken van het algemene motto 'behoud door ontwikkeling'. De waterlinie heeft haar defensieve betekenis verloren, maar heeft nog wel betekenis als het gaat om de functie van het landschap als collectief geheugen, met de ontwikkeling van het westen van het land tot samenhangende deltametropool en als het gaat om een nieuwe benadering van waterbeheer. Gestreefd wordt daarom naar de ontwikkeling van:

  • nationale geheugensteun;
  • megasingel door de deltametropool;
  • schakel in de waterbeheersing.

Voor het herstel van de eenheid in de Waterlinie is een ontwikkelingsprogramma met

drie niveaus voorgesteld:

  • het eerste niveau betreft projecten die gericht zijn op reconstructie, renovatie of transformatie van de hoofdverdedigingslijn als landschapslijn, van de forten als verblijfsplaatsen en landschapsecologische stepping stones, en van de waterstaatswerken als cruciale historische componenten;
  • het tweede niveau betreft projecten die gericht zijn op het waarneembaar maken van de werking van de Waterlinie;
  • het derde niveau betreft ondersteunende projecten in de sfeer van het toerisme en de woon- en werkgelegenheid.

Plangebied

Binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Kievitsbuurten' speelt onder andere het project Groene Ruggengraat. De opgave bestaat uit het benutten van mogelijkheden om de kwaliteiten van de Waterlinie te combineren met de aanleg van een robuuste ecologische verbinding door de streek.

Uitvoeringsproject Vechtstreek-Zuid

De ambities uit het Linieperspectief zijn per deelgebied uitgewerkt in gebiedsenveloppen met bijbehorende uitvoeringsprojecten. Het plangebied valt in het deelgebied Vechtstreek-Zuid. In de gebiedsenvelop zijn ontwikkelingen opgenomen die voort moeten bouwen op de kenmerken die het gebied typeren. Door middel van de geformuleerde ambities voor het gebied kunnen projecten worden ontwikkeld die de waarden van het gebied versterken. De ambities zijn breder dan de opgave uit het Panorama Krayenhoff. De ambities zijn onder andere:

  • landschappelijke en recreatieve articulatie van de hoofdverdedigingslijn;
  • het ontwikkelen van de forten als recreatieve en ecologische pleisterplaatsen;
  • het realiseren van een ecologische en recreatieve verbinding langs de Vecht;
  • het uitwerken van een verdichtingsopgave tussen Vecht en Amsterdam-Rijnkanaal;

Betekenis voor het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan 'Kievitsbuurten' is de planologische doorwerking van het Linieperspectief vertaald door het opnemen van beschermende regelingen voor de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle elementen. Bescherming vindt plaats door middel van een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden.

2.3 Provinciaal Beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en verordening 2013

De provincie Utrecht laat zich bij het ruimtelijke beleid voor een belangrijk deel leiden door het principe van beheerste groei van de stedelijke kernen en door een bescherming en herstel van de kwaliteit en beleving van het landelijk gebied. Om die reden moet de aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimten door nieuwe verstedelijking zoveel mogelijk worden vermeden. Beleidsmatig is dit principe onder meer vertaald in een ruimtelijke afbakening van bebouwingskernen door zogeheten rode contouren. Het ruimtelijke beleid dat door de provincie voor het stedelijke gebied wordt nagestreefd, richt zich in het bijzonder op intensief ruimtegebruik, benutting van bestaande restcapaciteit en benutting van inbreidings- en transformatielocaties. Het plangebied ligt buiten de rode contour.

Verordening

De verordening bevat bepalingen die bij het opstellen van onder meer bestemmingsplannen in acht moeten worden genomen, opdat de provinciale belangen op het gebied van ruimtelijke ordening doorwerken op gemeentelijk niveau.

Ingevolge de regels van de verordening bevatten plannen, die zich toespitsen op stedelijke gebieden (zoals op de kaarten behorende bij de verordening weergegeven) en toezien op nieuwe uitbreidingslocaties, bestemmingen en regels voor woningbouwaantallen. Indien sprake is van een ontwikkeling, dient tevens een mobiliteitstoets te worden uitgevoerd voor de gebieden die binnen de stedelijke contour vallen.

Het gebied dat is op kaart 6 aangeduid als 'Landelijk gebied ' en als 'kernrandzone'.

Op kaart 7 zijn de landschappen aangeduid. Het plangebied valt geheel binnen de landschappen 'Groene Hart' en 'Nieuwe Hollandse Waterlinie' en heeft tevens de aanduiding 'aardkundige waarde'


Het bestemmingsplan moet bestemmingen en regels ter bescherming en versterking van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten bevatten. De kernkwaliteiten van het groene hart zijn landschappelijke diversiteit, (veen)weidekarakter, openheid en rust & stilte. Tot deze regels behoren in ieder geval op de aanwezige kernkwaliteiten afgestemde aanlegbepalingen en voor zover nodig bebouwingsvoorschriften.

In het gehele landelijke gebied moet een ongebreidelde uitwaaiering van stedelijke functies worden voorkomen. Uitbreiding van bestaande niet-agrarische bebouwing wordt daarbij met terughoudendheid tegemoet getreden, dit geldt zowel voor burgerwoningen als niet-agrarische bedrijvigheid.

Het voorliggende bestemmingsplan geeft geen ruimte voor uitbreiding van het aantal recreatieverblijven. Voor bestaande verblijven buiten het Natura 2000-gebied, is zeer beperkt uitbreiding van de bebouwing mogelijk. Voor het behoud van het waardevolle landschap, mag op grote onbebouwde legakkers een kleine berging voor gereedschap en materialen worden gebouwd. Deze beperkte ontwikkelingen gaan uit van het behoud en de versterking van de kernkwaliteiten van het gebied. Om die reden past het voorliggende bestemmingsplan binnen de provinciale kaders.

Cultuur van Utrecht

De Cultuurnota provincie Utrecht 2012-2015 van juli 2012 is een kadernota waarin de visie en ambities van de provincie Utrecht op het vlak van cultuur zijn vastgelegd voor de periode 2012 tot en met 2015. De drie ambities luiden als volgt:

I Cultuur verrijkt

  • De provincie wil de cultuurhistorische kwaliteit van de leefomgeving behouden, verbeteren en zichtbaar maken.

II Cultuur verbindt

  • De provincie wil zich profileren als regio die sterk is in cultuur en mensen laten genieten van het rijke culturele aanbod.

III Cultuur versterkt

  • De provincie wil de culturele sector professioneel en economisch verstevigen en daartoe het maatschappelijk draagvlak vergroten.

Per ambitie zijn thema's benoemd met doelstellingen. Ambitie I ziet toe op ruimtelijk erfgoedbeleid, gebiedsontwikkeling, monumentenzorg en iconen van Utrechts erfgoed. Ambitie II is gericht op het cultuuraanbod, ambitie III op het versterken van het maatschappelijk draagvlak.

Ambitie I heeft raakvlakken met het bestemmingsplan 'Kievitsbuurten'. Het doel van ruimtelijke erfgoedbeleid is de samenhangende, cultuurhistorisch waardevolle ruimtelijke structuren van het militair erfgoed, agrarisch cultuurlandschap en archeologische vindplaatsen blijven behouden en een inspiratiebron laten zijn voor ontwikkeling.

Betekenis voor het bestemmingsplan

Voor zover mogelijk zijn beschermende regelingen opgenomen. Archeologische zones zijn aangeduid op de verbeelding. Ter signalering zijn monumenten en karakteristieke panden aangeduid.

2.4 Regionaal

Plassenschap Loosdrecht e.o.

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt binnen het gebied van het Plassenschap Loosdrecht e.o.. In dit gebied is onderstaande regelgeving van toepassing:

  • Verordening Bescherming Plassengebied (w.o. het ligplaatsenbeleid plezier- en bedrijfsvaartuigen)
  • Woonschepenverordening
  • Eilandverordening
  • Verordening De Strook
  • Besluit Motorboten
  • Gebruiksregels terreinen Breukelen

Betekenis voor het bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt uitsluitend de aanleg van kleine bergruimtes bij bestaande bebouwing mogelijk en voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Om die reden past het voorliggende bestemmingsplan binnen de regelgeving van Recreatie Midden Nederland.

Gebiedsvisie Vechtstreek

De gemeenten in de Vechtstreek (de voormalige gemeenten Maarssen, Breukelen en Loenen en de gemeente Utrecht) hebben in samenspraak met de provincie Utrecht en het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht de Gebiedsvisie Vechtstreek opgesteld. De gebiedsvisie is een overkoepelende, integrale visie op de Vechtstreek , die lopende initiatieven in de Vechtstreek bundelt en een kader vormt voor nieuwe ontwikkelingen. De Vechtstreek is een gebied van hoge kwaliteit, die met name wordt bepaald door de hoge landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. De populariteit van de streek als recreatiegebied en als exclusief woon- en werkgebied genereert de nodige economische impulsen, maar heeft tegelijkertijd een toenemende druk op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden tot gevolg. Doelstelling van de gebiedsvisie is het aanbrengen van samenhang in de plannen en het geleiden van de druk op het gebied. Het doel is het ontstaan van een landschappelijke eenheid van formaat, die tegendruk geeft aan de verstedelijkingsdruk van de Randstad en de sluimerende versnippering van het landschap. De Vechtstreek wordt gekenmerkt door de buitenplaatsen, rijkdom en panoramische vergezichten. Ook de Nieuwe Hollandse Waterlinie is een belangrijke drager van de cultuurhistorie in het gebied. In het proces van oprukkende verstedelijking zijn de landschappelijke kwaliteiten van de Vechtstreek behouden gebleven, waardoor de streek inmiddels fungeert als 'buiten' van de Randstad. In de gebiedsvisie zijn aan de hand van zeven thema's de gezamenlijke ambities bepaald. De doelstellingen (het aanbrengen van samenhang en het bieden van tegendruk) zijn geconcretiseerd in een aantal opgaven voor het gebied:

  • Regievoering: bewaak en versterk de samenhang in de Vechtstreek.
  • Ontwikkeling van de gebiedskwaliteit door ontwikkeling van een leesbaar landschap met hoge belevingswaarde en herkenbaarheid van de cultuurhistorie. De Vecht fungeert als ruimtelijke drager. Er is geen ruimte voor grootschalige (stedelijke) ingrepen. Kleinschalige kwalitatieve ontwikkelingen kunnen wel een bijdrage leveren aan de identiteit van de Vechtstreek.
  • Afstemming van gebruiksfuncties. Landbouw, natuur en cultuurhistorie vormen de fysieke dragers van het landschap. Deze gebruiksfuncties moeten op elkaar worden afgestemd. Er wordt ingezet op ontwikkeling van vitale landbouw en recreatie met een 'Vechts karakter'. In de kernen worden initiatieven aangemoedigd die bijdragen aan de leefbaarheid, zoals nieuwe horecavestigingen, ateliers, galerieen en culturele evenementen.
  • Ontwikkeling van netwerken, zowel in de vorm van laagdynamische netwerken (de Vecht en de Groene Ruggengraat) als hoogdynamische netwerken (zoals de A2 en de stedelijke druk van de Randstad). Opgaven zijn onder andere de verbetering en realisering van de ecologische hoofdstructuur, het ontwikkelen van een compleet recreatief netwerk en het zichtbaar maken van het cultuurhistorische netwerk.
  • Investeren in belevingswaarde door informatie, communicatie en educatie.

De opgaven worden verder uitgewerkt in de vorm van uitvoeringsprogramma. In het uitvoeringsprogramma worden op basis van de hierboven genoemde onderwerpen de opgaven concreet genoemd. Het behoud en de eventuele ontwikkeling van de ecologische waarden van de Vecht is hiervan een voorbeeld.

Betekenis voor het bestemmingsplan

De aspecten die volgens de Gebiedsvisie Vechtstreek waardevol zijn, zijn in het bestemmingsplan voorzien van een beschermende regeling. Grootschalige nieuwe ontwikkelingen zijn in het bestemmingsplan 'Kievitsbuurten' niet mogelijk gemaakt. Wel is, overeenkomstig de gebiedsvisie, ruimte geboden aan kleinschalige ontwikkelingen, zoals opberggelegenheid voor materieel voor het onderhoud die het karakter van de Kievitsbuurt kunnen versterken.

2.5 Gemeentelijk Beleid

2.5.1 Focus op morgen

Focus op morgen is een toekomstvisie van Stichtse Vecht die de gemeenteraad op 29 januari 2013 heeft vastgesteld. De toekomstvisie bevat vier hoofddelen:

  • een beschrijving van de kernkwaliteiten van Stichtse Vecht;
  • inzicht in de trends en ontwikkelingen waarvoor de gemeente zich gesteld ziet;
  • de opgaven en kansen voor de toekomst;
  • het gevolg geven aan de visie en het verder ontwikkelen van deelvisies op Stichtse Vecht.

Behoud van het landschap met haar eeuwenoude buitenplaatsen en ontginningenstelsel vormt een belangrijke pijler. Het landschap geeft Stichtse Vecht identiteit en toekomstwaarde. Binnen de gemeente zijn meer dan 100 agrariërs, welke optreden als beheerder en drager van het landschap. Door ruimte te bieden aan verbreding van functies kunnen meer agrarische bedrijven blijven voortbestaan. Hierdoor kan het landschap zijn cultuurhistorische en landschappelijke waarden behouden en worden versterkt. Bij verbreding wordt gedacht aan activiteiten op kleinschalig niveau, zoals bed- en breakfast, agritoerisme, kamperen bij de boer, educatieve activiteiten en verkoop van agrarische producten.

2.5.2 Afwijkingenbeleid

Voor bouwplannen en gebruiksvormen die in strijd zijn met het bestemmingsplan heeft de gemeente een toetsingskader op grond waarvan de gemeente in overweging neemt om toch medewerking te verlenen aan de betreffende aanvraag. Het afwijkingenbeleid wordt periodiek geëvalueerd en heeft een dynamische status.

2.5.3 Landschapsontwikkelingsplan Stichtse Vecht (2011)

De landschapsontwikkelingsplannen van Breukelen, Loenen en Maarssen zijn na de herindeling in 2011, geharmoniseerd tot één gemeentelijk plan. Het landschapsontwikkelingsplan geeft een visie op de functies, de bestaande landschapskarakteristiek en de gewenste landschapsontwikkeling van de verschillende deelgebieden. Kievitsbuurt behoort tot het deelgebied Vechtplassenlandschap. In het

bijzondere landschap van de petgaten in de Kievitsbuurt dient een gebiedsgerichte ontwikkeling en afstemming plaats te vinden van natuur en recreatie.

2.5.4 Welstandsnota

Op 18 december 2012 is de welstandsnota vastgesteld. In deze nota is het beoordelingskader opgenomen voor gebieden en objecten, die hun grondslag vinden in de samenhang van het bebouwingsbeeld en de historisch gegroeide structuren. Het welstandsbeleid regelt de verschijningsvorm van bouwwerken. In de welstandsnota staan de criteria waaraan bouwplannen worden getoetst. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte dat welstand een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving. De nota onderscheidt welstandscriteria voor gebieden, objecten, kleine plannen en erfgoed.

2.5.5 Beeldkwaliteitplan Breukelen en Loenen

Naast het LOP is een beeldkwaliteitplan Breukelen en Loenen opgesteld. Doelstelling van het BKP is om de bestaande beeldkwaliteit van het buitengebied te behouden en waar mogelijk te versterken. Het beeldkwaliteitsplan gaat in op de samenhangende beeldkwaliteit van bepaalde structuren en op het lagere schaalniveau van daarbinnen gelegen erven, bebouwing en kleinschalige landschapselementen, zoals beplanting en water.

Het vechtplassenlandschap vormt een uniek petgatenlandschap als resultante van de ontveningsgeschiedenis van het plangebied. Dit landschap heeft een grote aantrekkingskracht op recreanten, door de aanwezigheid van de vele langgerekte begroeide eilanden en de tussenliggende watergangen. Probleem is de natuurlijke afkalving van de legakkers. Dit natuurlijke proces wordt in het gebied versterkt door golfslag van de recreatievaart. Daar komt bij dat de natuurlijkheid van de legakkers sterk wordt bedreigd door de hoge hardhouten oeverbeschoeiingen en de vertuining. Tevens dreigt de Kievitsbuurt tot een complex van stereotiepe vakantiehuisjes te verworden. Het beeldkwaliteitsplan sluit direct aan op het landschapsontwikkelingsplan.

2.5.6 Milieu en archeologie

De gemeente heeft op verschillende milieuaspecten zoals bodem, geluid en geur beleid opgesteld. Ook op het gebied van archeologie is beleid geformuleerd. Verwezen wordt naar de verschillende paragrafen in hoofdstuk 5.

2.5.7 Handhavingnota

Op 28 februari 2012 is de nota Handhavingsbeleid 2012-2014 vastgesteld. Het handhavingsbeleid richt zich op de handhaving van regels die onder andere betrekking hebben op de fysieke leefomgeving zoals: bouwen, gebruik en slopen, ruimtelijke ordening, openbare ruimte en APV. Met dit integrale handhavingsbeleid en een daaraan gekoppeld jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma wordt de naleving van de regels op een efficiënte manier bewerkstelligd. Op deze manier kunnen inwoners duurzaam, veilig en gezond wonen, werken en recreëren binnen het plangebied.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Inleiding

De Kievitsbuurten zijn twee grote legakkergebieden in de zuidwesthoek van de LoosdrechtsePlassen. Kenmerkend is de afwisseling van water, trekgaten en legakkers met recreatiewoningen. De Kievitsbuurten worden gescheiden van de Vierde en Vijfde Plas door de Kalverstraat, één van de drukste vaarwegen in het gebied. Langs de noordzijde van de Kievitsbuurten loopt de Weersloot die de Derde Plas verbindt met de Vecht. In de zuidelijke Kievitsbuurt zijn de vaarmogelijkheden beperkt.

3.2 Cultuurhistorie

De Kievitsbuurt is onderdeel van de Vechtstreek. Vooral de geschiedenis van de veenafgravingen in het Oostelijk Vechtplassengebied heeft bepaald hoe de Kievitsbuurt er nu uitziet. De geschiedenis van de Kievitsbuurt is begonnen bij het ontstaan van de veengebieden in de Vechtstreek, ongeveer 7000 jaar geleden. In de middeleeuwen werden door de landheren grote stukken veengebied uitgegeven om af te graven voor agrarische ontginning. Alleen het veen boven de grondwatergrens werd afgegraven. De weteringen, sloten en dijken uit die periode zijn nog steeds in het landschap terug te vinden. Na de middeleeuwen werd het veen heel diep afgegraven. De bagger werd uit de trekgaten gehaald en te drogen gelegd op de legakkers.

Het eerste particuliere grondbezit in de Kievitsbuurten ontstond doordat veenstekers legakkers in eigendom kregen. De verblijfsrecreatie in de huidige vorm ontwikkelde zich grotendeels aan het begin van de 20e eeuw. Daarmee ontstond voor het waardeloos geachte gebied een hele nieuwe toekomst. Vandaag de dag zijn er nog veel karakteristieke recreatiewoningen te vinden die verwijzen naar het recreatieve gebruik voor de tweede wereldoorlog, twee hiervan hebben een monumentale status.

3.3 Landschap En Natuur

Landschap

De Kievitsbuurten behoren tot de unieke, zeer waardevolle landschappen waarin de vervening nog leesbaar is. Kenmerkend is het legakker en trekgatenpatroon. Doordat het veen in de Kievitsbuurten vrij diep is gestoken, hebben de legakkers in doorsnee een hoge en smalle vorm. Door erosie zijn op verschillende plaatsen in het gebied de legakkers onder water verdwenen, een proces dat hiernaast schematisch is weergegeven. Door het verdwijnen van legakkers ontstaan er grotere vlakken open water. Dit heeft als negatief gevolg dat omringende legakkers te kampen hebben met meer golfslag, hetgeen het erosie proces versneld. Om erosie te voorkomen zijn veel legakkers beschoeid, veelal met tropisch hardhout. Door te beschoeien blijven de legakkers minimaal 20 jaar voor het landschap behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkievitsbuurtenLG-VG01_0002.png"

Schematische weergave van de erosie van legakkers in de tijd

Natuurwaarden

De vorming van het trekgatenlandschap heeft de Kievitsbuurten gemaakt tot een uniek natuurgebied. Zo is het gebied een belangrijke broedplaats voor bedreigde vogelsoorten als de Grote Karekiet en het Woudaapje, maar ook zoogdieren als de Otter kunnen profiteren van het waterrijke landschap. Voor het realiseren van een aaneengesloten laagveen en graslandsysteem door Laag Nederland, is het gehele gebied een belangrijke schakel.

Voor trekgatenlandschappen geldt dat de natuur er wel bij vaart, als door erosie en verlanding natuurlijke oevers met veel riet ontstaan. Met name in de zuidelijke Kievitsbuurt is de huidige natuur niet optimaal vanwege het ontbreken van water- en oeverplanten vegetatie. Legakkers met natuurlijke oevers kunnen een geschikt biotoop vormen voor veel beschermde diersoorten en planten.

3.4 Gebruik

De noordelijke Kievitsbuurt is grotendeels in de sfeer van recreatie getrokken. Langs de Scheendijk is een lintbebouwing ontstaan van woonhuizen, weekendhuisjes, jachtwerven en caravanterreinen. Deze zone maakt geen onderdeel uit van het plangebied en is planologisch-juridisch verankerd in het bestemmingsplan '300-meterstrook Scheendijk noord". Op de legakkers daarachter zijn vakantiehuisjes en woonschepen aanwezig. Dit is wel opgenomen in het plangebied. Het betreft het gebied tot en met de Kalverstraat, met daarlangs veelal de grotere zomerverblijven. De Scheendijk Zuid behield zijn landelijk karakter. Langs de oostkant ligt één boerderij te midden van grasland. In de zone met legakkers daarachter tot en met de Kalverstraat zijn (de zuidrand met name) vakantiehuisjes en woonboten aanwezig. In de Noordelijke Kievitsbuurt mag gemotoriseerd gevaren worden.

De zuidelijke en noordelijke Kievitsbuurt worden van elkaar gescheiden door de oude Napoleonroute De Meent. Aan deze strook land is een jachthaven gevestigd en een natuurzwembad.

De zuidelijke Kievitsbuurt behield grotendeels zijn landelijk karakter. Langs de Scheendijk ligt één boerderij te midden van grasland. Naar binnen toe overheerst in deze zones het natuurlijk karakter. De legakkers ten zuiden van de Meent vormen hoofdzakelijk een goed geconserveerd cultuurlandschap met een hoge natuurwaarde. Gemotoriseerde vaartuigen zijn hier ook verboden. Op de legakkers zijn recreatiewoningen aanwezig maar de mogelijkheden voor uitbreiding zijn altijd beperkt geweest. De zuidrand van het gebied is de Nieuweweg, waaraan in de oostelijke hoek een tweede jachthaven is gelegen. In de Zuidelijke Kievitsbuurt mag niet zonder ontheffing gemotoriseerd gevaren worden.

3.5 Verkeer

Verkeersstructuur

Bereikbaarheid gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer

Het plangebied wordt in een noordelijk en zuidelijk deel verdeeld door De Meent. Deze weg ontsluit een jachthaven en het buitenzwembad. In westelijke richting sluit De Meent aan op de Scheendijk. Via de Laan van Gunterstein kan aangesloten worden op de N402. De provinciale weg N402 loopt vanaf de N201 naar Maarssen. In Breukelen is er een aansluiting op de N401 en de A2. Bij Maarssen geeft de weg aansluiting op de Zuilense Ring (N230), onderdeel van de ring Utrecht.

In en nabij het plangebied is vooral gedurende de zomermaanden veel recreatief verkeer. De Scheendijk is een drukbereden route omdat hieraan het recreatiegebied de Scheendijk is gelegen, waar veel jachthavens en recreatieverblijven zijn. De legakkers met recreatiewoningen zijn echter alleen per boot bereikbaar. De zuidelijke Kievitsbuurt is een Natura2000-gebied, hier zijn gemotoriseerde vaartuigen verboden.

Het fiets- en voetgangersverkeer wordt op de erftoegangswegen (60 km/h) grotendeels samen met het gemotoriseerd verkeer afgewikkeld. Dit is conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig. In het recreatiegebied lopen recreatieve routes voor fietsers en wandelaars. In en direct rondom het plangebied is geen openbaar vervoer aanwezig. Op grotere afstand is het station Breukelen (lijn Utrecht – Amsterdam) gelegen.

Parkeren

In het Willinkbos is een openbare parkeerplaats aanwezig voor bezoekers van de jachthavens en het zwembad. Tevens wordt geparkeerd buiten het plangebied langs de Scheendijk en bij de ter plaatse gelegen jachthavens. Parkeerproblemen doen zich voornamelijk voor bij het zwembad en de jachthaven aan de Meent. Dit bestemmingsplan voorziet in een wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van een parkeerterrein naast het zwembad.

Vanuit de recreatieve sector is veel druk op de Nieuweweg. Op mooie zomerdagen, of juist als geschaatst kan worden op de Vierde en Vijfde Plas, wordt eenrichtingsverkeer ingesteld om opstoppingen te voorkomen. Bij drukte wordt ook langs de Nieuweweg geparkeerd. In 2016 zal Waternet een verbetering van de dijk uitvoeren. Hierbij zal ook naar de parkeerproblematiek worden gekeken.

Water

Recreatie is voor het plassengebied een steeds belangrijker wordende functie. Een groot deel van deze recreatie vindt plaats op het water. Zo hebben de sportvissers de plek ingenomen van de palingvissers en de recreatiehuisjes de plek van hooiland. Op het water verschenen steeds meer recreatievaart. In de Noordelijke Kievitsbuurt mag gemotoriseerd gevaren worden. In de Zuidelijke Kievitsbuurt mag niet zonder ontheffing gemotoriseerd gevaren worden. Om het bestaande gebied te beschermen is het Plassenschap opgericht. Het belangrijk doel van het Plassenschap was/is de golfslag op de plassen en daarmee de afslag van de oevers te verminderen.

Hoofdstuk 4 Toekomstige Situatie, Gebiedsvisie

4.1 Bedreigingen Voor Het Landschap

4.1.1 Kievitsbuurten

De Kievitsbuurten hebben te kampen met ernstige bedreigingen van haar cultuurlandschappelijke, ecologische en recreatieve waarden en van het beheer. Deze hangen met elkaar samen.

Door erosie zijn op verschillende plaatsen in het gebied de legakkers onder water verdwenen (zie ook hoofdstuk 3). Dit heeft als negatief gevolg dat omringende legakkers te kampen hebben met meer golfslag, hetgeen het erosie proces versnelt. Substantiële afname van de akkers dreigt. Om de afslag tegen te gaan zijn veel legakkers rondom beschoeid, vaak met tropisch hardhout. Private en overheidspartijen hebben zo de kenmerkende landschapsstructuur voor een deel kunnen behouden.

Zonder onderhoud krijgen de akkers hoog opgaande begroeiing (elzen, wilgen, berken, eiken) en vertroebelt het rottend plantenmateriaal het water. De oevervegetatie uit het oude verveningslandschap verdwijnen en ontbreken nagenoeg. De daarmee samenhangende flora en fauna is daardoor ook bijna verdwenen, watervogels maken plaats voor bos- en tuinvogels.

Geen actie ondernemen betekent dat in toenemend tempo legakkers onder water verdwijnen en de unieke waarden van de Kievitsbuurten verloren gaan. De hoge kosten om natuur en landschap in stand te houden, te beheren en te ontwikkelen vormen een steeds grotere uitdaging, zowel voor publieke als voor private eigenaren.

De bedreigingen voor de noordelijke en zuidelijke Kievitsbuurt verschillen:

In de noordelijke Kievitsbuurt zijn aanzienlijk meer percelen bebouwd dan in de zuidelijke. De Scheendijk is aan de noordkant sterk recreatief ontwikkeld terwijl de dijk aan de zuidkant landelijk is gebleven. Beide gebieden vallen onder het EHS regiem, maar de huidige natuurkwaliteit is verre van optimaal vanwege het ontbreken van water- en overplanten vegetaties. Tegen de achtergrond van het Natura 2000 regiem dat op de zuidelijke Kievitsbuurt van toepassing is richt de aandacht voor natuurherstel zich vooral op dit deel van de Kievitsbuurten.

In de noordelijke Kievitsbuurt zijn veel natuurlijke vegetaties vervangen door tuinen. Door motorvaart wordt de erosie versterkt. Relatief veel akkers staan op het punt te verdwijnen. Natuur-, culuur- en recreatieve waarden van het gebied worden ernstig bedreigd.

4.1.2 Masterplan Oostelijke Vechtplassen

De geschetste legakkerproblematiek in de Kievitsbuurten staat niet op zichzelf, maar hangt samen met tal van andere ontwikkelingen in de Oostelijke Vechtplassen. Voorbeelden hiervan zijn de afname van het aantal recreanten, opgaven om de kwaliteit van natuur en water te verbeteren, verrommeling en een grote veenslibuitwisseling tussen de verschillende plassen. Onder de naam Masterplan Oostelijke Vechtplassen, werkt een grote groep van belanghebbenden aan het versterken van de recreatie, natuur en waterkwaliteit in het plassengebied. Een aanjaagteam, waarin o.a. belangenverenigingen, Waternet, het Plassenschap, provincie Utrecht en gemeente Stichtse Vecht actief zijn, heeft als taak om de uitvoering van de gezamenlijke ambitie aan te jagen. Hieruit zijn op het moment van schrijven nog geen zaken naar voren gekomen, die tot aanpassing van het bestemmingsplan hebben geleid.

Na de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan is besloten om voor het “deelgebied” Kievitsbuurten een aparte toekomstvisie op te stellen. Hierin wordt de legakkerproblematiek centraal gesteld, vanuit het oogpunt van recreatie, cultuurhistorie, ecologie, beheer en onderhoud. De provincie Utrecht heeft hiervoor een procesmanager aangesteld, en diverse partijen uitgenodigd voor een startoverleg, waaronder de belangenvereniging Kievitsbuurten. Op het moment van schrijven is er nog geen definitieve aanpak en planning bekend.

Ondersteunend aan de toekomstvisie is besloten een proef uit te voeren met het verplaatsen van veenslib, van de Loosdrechtse Plassen naar een onderzoekslocatie in de Kievitsbuurten. Daar moet het veenslib veraarden tot uiteindelijk stabiele legakkers ontstaan. Onderzocht wordt of hiermee de legakkers op een zowel economisch als ecologisch aantrekkelijke manier in stand kunnen worden gehouden. Omdat over de proef nog geen planologisch besluit is genomen, maakt het geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. Een dergelijke ingreep past in principe binnen de regels van het bestemmingsplan, maar voor de uitvoering moet wel een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Daarbij zal vermoedelijk aanvullend ecologisch onderzoek nodig zijn. Op dit punt wijkt het nieuwe bestemmingsplan niet af van het vigerende bestemmingsplan.

4.2 Behoud En Versterking Kernkwaliteiten Kievitsbuurten

De doelstelling voor deze actualisatie is om een actueel en digitaal toetsingskader te hebben voor ontwikkelingen in het gebied, waarbij de cultuurhistorische, ecologische en recreatieve waarden in onderlinge samenhang goed worden beschermd en goed kunnen worden beheerd door de daarvoor geëigende partijen.

Het uitgangspunt is in eerste instantie het voorgaande planologisch regime. Vanwege de aanwezige waarden is het onwenselijk om grootschalige ontwikkelingen toe te staan. Zo wordt het gebied beter beschermd tegen ingrepen in het landschap die schadelijk zijn voor de beschreven waarden. Ook worden in het bestemmingsplan geen nieuwe recreatieverblijven mogelijk gemaakt, en wordt in de zuidelijke Kievitsbuurt de huidige bebouwing als maximaal toelaatbaar gezien. Wel zijn kleine ontwikkelingen op perceelsniveau meegenomen, waarvan de planvorming is afgerond en waarover een bestuurlijk besluit is genomen.

Op drie belangrijke punten is afgeweken van het voorgaande beleid. Deze punten worden hierna toegelicht.

4.2.1 Positief bestemmen recreatieverblijven zuidelijke Kievitsbuurt

Zie artikel 6.2.2.

De zuidelijke Kievitsbuurt, uitgezonderd de Kalverstraat, is zowel EHS als Natura 2000-gebied. In dit gebied zijn 71 recreatieverblijven aanwezig, waaronder recreatiewoningen en recreatiearken. In de bestemming Natuurgebied van het voorgaande bestemmingsplan, zijn geen bouwregels opgenomen voor deze verblijven. Daarmee vallen de verblijven sindsdien onder een overgangsbepaling. Het doel hiervan vermeldt de gemeente Breukelen in een brief van 28 juni 1977 aan de Provinciale Planologische Dienst: “Het conserveren van dit voor de natuurwetenschap zo belangrijk gebied, met daarnaast de regulatie van de uit dit gebied niet meer te weren recreatie.”

21 verblijven beschikken over een vergunning op grond van de “Verordening op de Recreatieverblijven Breukelen”. Andere verblijven zijn zo oud dat de geschiedenis niet bekend is; de eerste zomerhuisjes werden gebouwd omstreeks 19251. Voor veel verblijven geldt echter dat ze met vergunning zijn uitgebreid op grond van artikel 26 lid 1 sub b van het vigerende bestemmingsplan.

Het is geen correcte toepassing van de juridische werkelijkheid om de recreatieverblijven wederom niet op te nemen als bestaande functie. Om die reden zijn alle verblijven opgenomen op de verbeeldingen van het bestemmingsplan. Daarbij geldt dat de huidige bebouwing, voor zover deze al voor de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan aanwezig was of nadien met vergunning is gerealiseerd, als maximaal toelaatbaar wordt gezien. Dit betekent dat de bebouwing wordt gereguleerd, zoals al in 1977 de bedoeling was.

  1. 1. Uitgave "Kievitspedia" van de Watersportvereniging Vierde en Vijfde Plas

4.2.2 Mogelijkheid om water om te zetten in land

Zie artikel 11.4.1

Voor veel akkers geldt dat ze in de loop der tijd gedeeltelijk zijn afgekalfd. Voor het behoud van geërodeerde legakkers kan het in sommige gevallen noodzakelijk zijn deze akkers robuuster te maken door ze iets te verbreden, bijvoorbeeld met een natuurvriendelijke oever. Hierdoor kan een strijdigheid met het bestemmingsplan optreden. Deze regeling dient uitsluitend om in voorkomende gevallen legakkers te behoeden voor verdwijning. Leidend is het behoud of versterking van de aanwezige cultuurhistorische, ecologische en recreatieve waarden.

4.2.3 Kleine bergingen voor landschapsonderhoud

Zie artikel 5.3.2 en 6.3.2

Ter voorkoming van erosie (zie 4.1) steken perceeleigenaren veel tijd en geld in het onderhoud van legakkers. Een groot deel van deze percelen is onbebouwd, en moest op grond van het voorgaande bestemmingsplan onbebouwd blijven. Perceeleigenaren van grote onbebouwde percelen ervaren er hinder van, dat ze geen groot gereedschap op kunnen bergen op het eiland. Enkele perceeleigenaren hebben dit signaal afgegeven bij de voorbereiding van het bestemmingsplan.

In de regels is een mogelijkheid opgenomen op ten behoeve van landschapsonderhoud, kleine bergingen toe te staan op onbebouwde percelen. De drempel voor het mogen bouwen van een berging is gelegd op minimaal 600 m² landoppervlakte. Met deze eis wordt voorkomen dat het beeld van de Kievitsbuurten te sterk veranderd. Perceelseigenaren met kleinere percelen worden aangemoedigd om contact te zoeken met andere perceelseigenaren, om gereedschap gezamenlijk te gebruiken of gezamenlijk op te slaan.

4.3 Aansluiten Op Andere Bestemmingsplannen Stichtse Vecht

In 2009 is door de voormalige gemeente Breukelen het bestemmingsplan '300-meterstrook Scheendijk noord' vastgesteld. Behalve de begrenzing van de EHS, is er geen harde grens tussen de 300-meterstrook en de rest van de Kievitsbuurten. Voor zover het gaat om gelijke functies, zijn de regels van het betreffende bestemmingsplan als basis genomen. Voor de agrarische functie in het plangebied is gekeken naar het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Maarssen' (2012). Dit plangebied grenst aan de Kievitsbuurten langs de Nieuweweg.

4.4 Bestemmingswijziging De Meent 2

Voor het perceel De Meent 2 is een afzonderlijke procedure doorlopen. De bestemmingswijziging wordt meegenomen in dit bestemmingsplan. Het betreft het positief bestemmen van het bestaande gebruik als wonen en tuin. In bijlage 1 is de ruimtelijke onderbouwing bestemmingswijziging De Meent 2 opgenomen.

Hoofdstuk 5 Sectorale Onderzoeken

5.1 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan

Anti-verdrogingsbeleid (TOP-gebieden)

In 2006 hebben de provincies en het Rijk afgesproken dat in een aantal natuurgebieden de verdroging met voorrang wordt aangepakt. Deze natuurgebieden staan op de zogeheten TOP-lijst. De natuur in deze gebieden is van bijzondere waarde. Het Vechtplassengebied is een van de belangrijke gebieden in Noord-Holland.

Karakteristiek voor het Vechtplassengebied zijn de verschillende successiestadia die na vervening zijn ontstaan: water, verlandingsvegetaties en moerassen met trilvenen en blauwgraslanden. De achteruitgang van deze gebieden heeft verschillende oorzaken:

  • verminderde toevoer van kwelwater door grondwaterwinning, verstedelijking en de aanleg van de diepe droogmakerijen als de Bethunepolder en de Horstermeer;
  • toename van de wegzijging naar aangrenzende landbouwgebieden door peilverlaging in deze gebieden;
  • een strak peilbeheer in de plassen en moerassen zelf waardoor water nauwelijks wordt vastgehouden. Soms wordt er in het natte seizoen, de winter, zelfs een verlaagd waterpeil aangehouden, zoals in het Noorderpark. Door deze ingrepen is er een watertekort in de gebieden dat wordt gecompenseerd door de aanvoer van gebiedsvreemd water van slechte kwaliteit.

Bestrijding van verdroging hangt in het Vechtplassengebied direct samen met verbetering van de waterkwaliteit. Voor herstel geldt dat het milieu mesotroof (matig voedselrijk) moet zijn. Lokaal kunnen extra eisen worden gesteld voor bijvoorbeeld kwel van basenrijk grondwater met een laag chloridegehalte. Belangrijke maatregelen zijn:

  • vasthouden van kwelwater;
  • toestaan van peilfluctuatie;
  • mogelijk optimalisatie van grondwaterwinning;
  • infiltratie.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) haar drie hoofdtaken zorg voor veiligheid achter de dijken, zorg voor voldoende water en zorg voor schoon water. Daarnaast voert AGV in zijn beheersgebied taken uit die de waterschappen aanduiden als maatschappelijke neventaken. Voor AGV zijn dat vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische, landschappelijke, en architectonische waarden. De beleidsvoorbereidende, uitvoerende en administratieve taken heeft AGV opgedragen aan de stichting Waternet. Dit waterbeheerplan gaat over de waterschapstaken van AGV, waarbij AGV wel steeds het oog houdt op de samenhang van deze taken met het geheel van waterketen- en watersysteemtaken, ofwel de watercyclus. Tevens geeft dit waterbeheerplan aan de opgaven vanuit de KRW en vanuit het Nationaal Bestuurakkoord Water (NBW-actueel).

Watergebiedsplan Zuidelijke Vechtplassen (2008)

Dit is een plan voor onder meer de peilen, waterbeheersing, waterkwaliteit, ecologie en het beheer en onderhoud van het watersysteem in het plangebied. De maatregelen uit het watergebiedsplan Zuidelijke Vechtplassen wordt uitgevoerd van 2009 tot en met 2014.

Huidige situatie

Bodem en grondwater

Het plangebied ligt in de polder Muyeveld. De Kievitsbuurt is het meest gave voorbeeld van in tact gebleven legakkers. De bodem onder de legakkers is deels nog de oorspronkelijke, al is er veel bagger over uitgestort. Bovengenoemde legakkers en veenrestanten liggen doorgaans zo rond de NAP -0,7 m, dus enkele decimeters boven de waterspiegel.

Het peilbeheer werd tot 2009 gevoerd volgens het Plassencontract. In het Plassencontract (1966) is voor de hele polder, inclusief de Breukeleveense en Tienhovense plassen, de Loosdrechtse plassen en de Vuntus, een peil overeengekomen van maximaal N.A.P. -0,95 m en minimaal N.A.P. -1,20 m. In 2009 is door het waterschap een nieuw peilbesluit vastgesteld met een flexibel peil dat varieert tussen NAP -1,05 en -1,2 m. In de zomer wordt daarbij voor de landbouw een kunstmatig hoog waterpeil gehanteerd. Door de verdamping is er onvoldoende water dat daarom vanuit andere gebieden moet worden aangevoerd.

De vechtplassen zijn grotendeels infiltratiegebied. De grondwaterstroming wordt vooral bepaald door de lage peilen in de Bethunepolder. De wegzijging is het sterkst aan de zuidrand van het plassengebied (> 2 mm/dag). In het middendeel van de plassen is de wegzijging nagenoeg afwezig. De plassen ontvangen nog wel grondwater via het oppervlaktewater.

Kaderrichtlijn Water

De Kievitsbuurten maken onderdeel uit van de Loosdrechtse Plassen. De Loosdrechtse Plassen zijn volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) geïdentificeerd als een waterlichaam met het KRW-watertype M27 (matig grote ondiepe laagveenplassen). Een KRW lichaam is een groot waterlichaam, zoals plassen en rivieren, waarvoor bepaalde chemische en ecologische doelstellingen zijn vastgesteld door Europa. Het behalen van de doelstellingen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden. Het waterschap is als waterbeheerder aangewezen als trekker van de maatregelen. De doelstellingen staan beschreven in het Waterbeheerplan AGV, KRW deel (zie http://www.agv.nl/plannen/waterkwaliteit). Toekomstige ontwikkelingen mogen de waterkwaliteit niet negatief beïnvloeden.

De ambitie is al jaren om de plassen weer helder te maken, rijk aan planten en dieren en met een hoge belevingswaarde voor de recreant. De Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 maken verwerkelijking van deze ambitie urgent. De kwaliteit voldoet nog niet op het gebeid van vis, watervegetatie, oevervegetatie, macrofauna en algen. De huidige troebele toestand wordt veroorzaakt door een te hoog gehalte aan zwevend slib en algen. Het te hoge gehalte aan algen wordt veroorzaakt door een te hoge sulfaat- en fosfaatbelasting. Verder zijn de oevers onvoldoende ecologisch ontwikkeld.

Zwembad De Meent heeft momenteel ook last van de mindere waterkwaliteit.

Waterkeringen

De Scheendijk is een secundaire waterkering. De agrarische gronden ten westen van de legakkers uit de Zuidelijke Kievitsbuurt vormen een tertiaire waterkering. De beschermingszone ligt 6,5 m uit de hartlijn. Binnen de beschermingszone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om de stabiliteit .

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkievitsbuurtenLG-VG01_0003.png"

Riolering

De aanwezige recreatiewoningen zijn eind jaren '90 aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Waterkwantiteit

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe recreatiewoningen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan maakt het wel mogelijk dat bij de bestaande recreatiewoningen in de bestemming 'Groen - Landschappelijke waarde' bijgebouwen van 6 m2 gerealiseerd kunnen worden, als dit nog niet aanwezig is. Dit leidt tot een toename van de verharding in het plangebied. Gezien het karakter van het plangebied is watercompensatie hier niet aan de orde. Het afstromend hemelwater zal direct op het oppervlaktewater geloosd worden. Voor de bergingen op onbebouwde percelen (niet vergunningvrij) dienen dan ook duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase, toegepast te worden.

Nabij het natuurzwembad de Meent is daarnaast een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een parkeerterrein. Deze extra verharding is niet vergunningplichting op grond van de Keur. Wel bestaat de mogelijkheid het hemelwater dat op het parkeerterrein valt af te koppelen zodat het relatief schone hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterkwaliteit

Om de huidige troebele toestand van de plassen te verminderen wordt het noodzakelijk geacht om verdiepingen in de plassen aan te leggen. Door de weerbarstigheid van de troebele toestand dient de verdieping geflankeerd te worden door andere maatregelen die helpen de fosfaatbelasting te verminderen of het waterecosysteem in een soortenrijkere toestand te brengen.

Bínnen de plassen gaat het vooral om inrichtingsmaatregelen, zoals het stimuleren van het herstel van de waterriet-zomen die hier vanouds voorkwamen; onderzoek naar kosteneffectief baggeren van de westkant van de plas (de luwe zijde). Daarnaast gaat het om biologische beheersmaatregelen. Alle maatregelen maken deel uit van het maatregelpakket dat voor de Kaderrichtlijn Water is ontwikkeld.

Met deze maatregelen wordt het waterecosysteem van de plassen hersteld en wordt de KRW doelstelling: Goed Ecologisch Potentieel (GEP) bereikt. Hiermee wordt invulling gegeven aan Europese afspraken op het vlak van natuurbescherming en water (KRW en Natura 2000). Herstel van een heldere, soortenrijke plas lijkt ook goed mogelijk omdat in de voorbije jaren al grote verbeteringen zijn gerealiseerd in de chemische watersamenstelling.

De sulfaatbelasting wordt door deze maatregelen verlaagd hetgeen een verder verbetering van de waterkwaliteit oplevert omdat minder voedingsstoffen worden vrijgemaakt uit veen en organische bagger. De streefwaarde voor sulfaat wordt echter met dit maatregelen pakket niet behaald. Ook in de tweede fase van het stroomgebiedsbeheersplan (na 2015) zullen nog maatregelen nodig zijn om de doelen te bereiken.

In dit bestemmingsplan worden, zoals aangegeven, geen nieuwe recreatiewoningen mogelijk gemaakt. Voorliggende bestemmingsplan is dan ook niet van inlvoed op de afvoer van afvalwater via het riool. Tevens wordt er niet ongerioleerd geloosd en zal dit ook in de toekomst niet gebeuren.

Daarnaast wordt het afkalven van oevers voorkomen en wordt het natuurlijk inrichten van oevers (bijvoorbeeld door het aanbrengen van vooroevers) mogelijk gemaakt. Voorliggende bestemmingsplan is dan ook niet negatief van invloed op de waterkwaliteit en biedt mogelijkheden voor de verbetering hiervan.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen. Naast de omgevingsvergunning voor het 'aanleggen' kunnen er nog andere vergunningen aan de orde zijn vanuit een ander oogpunt of zelfs van een andere instantie. Deze vergunningen zijn niet verwerkt in de juridische regeling van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het overwegend consoliderend karakter van voorliggend bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.2 Ecologie

In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit het zuidwestelijk deel van de Loosdrechtse plassen. Langs De Meent is een jachthaven en een openlucht zwembad aanwezig. In het zuidoosten van het plangebied is nog een jachthaven aanwezig. Langs de Scheendijk is een agrarisch bedrijf en een tweetal woningen aanwezig. In het hele plangebied zijn recreatiewoningen aanwezig op eilandjes (voormalige legakkers). Het aantal recreatiewoningen is in het noordelijk deel het grootst.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard; bestaande planologische mogelijkheden worden grotendeels overgenomen uit het vigerende plan. Aangezien deze planologische ruimte niet volledig is benut dient zich de vraag aan of het maximaal benutten van deze mogelijkheden schade kan toebrengen aan de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen, waar het plangebied gedeeltelijk onderdeel van uitmaakt. In het kader van de Natuurbeschermingswet geldt immers de feitelijke situatie als referentiekader en niet de bestaande planologische mogelijkheden. Vergelijkbare vragen dienen zich aan ten aanzien van de effecten op de EHS of beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet.

Het plan kent enkele ontwikkelingsmogelijkheden die in potentie een negatief effect kunnen hebben op beschermde natuurwaarden. Deze mogelijkheden worden in de voorliggende paragraaf beoordeeld. De effecten op Natura 2000 worden in bijlage 2 in een aparte voortoets uitgewerkt.

Ecologisch relevante ontwikkelingsmogelijkheden betreffen:

  1. 1. Art. 5.2.2 a: Uitbreidingsmogelijkheid voor recreatieverblijven;
  2. 2. Art.5.2.2 en 6.2.2 d: De mogelijkheid om bij recht bij recreatieverblijven respectievelijk 4 of 6 m² aan bergingen bij te bouwen;
  3. 3. Art. 5.3.2 en 6.3.2: De mogelijkheid om via binnenplanse afwijking bergingen van 4 m² te bouwen op legakkers van minimaal 600 m², zonder gebouwen, te bouwen;
  4. 4. Art. 11.2.2 b: Het bouwen van steigers en botenhellingen;
  5. 5. Art. 11.4.1: De mogelijkheid om water om te zetten in land;

Toetsingskader

Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Utrecht in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  1. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  1. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  1. a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van LNV/EL&I) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  2. b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van LNV/EL&I) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  3. c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van I&M). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het zuidelijk deel van het plangebied ligt in het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen (figuur 5.1). Nagenoeg het hele plangebied maakt daarnaast deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), zoals figuur 5.2 laat zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkievitsbuurtenLG-VG01_0004.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkievitsbuurtenLG-VG01_0005.png"

Figuur 5.1: Uitsnede ontwerpkaart Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen (bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase)

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkievitsbuurtenLG-VG01_0006.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkievitsbuurtenLG-VG01_0007.png"

Figuur 5.2: Ligging plangebied t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: provincie Utrecht)

Het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen bestaat uit een reeks van laagveengebieden tussen de Vecht en de oostrand van Utrechtse Heuvelrug. In het gebied bevinden zich door turfwinning ontstane meren en plassen, meest met een zandondergrond, sommige aanzienlijk verdiept door zandwinning. De combinatie van rivierinvloeden en invloeden van het watersysteem van de zandgronden heeft een rijke schakering van typen van moeras en moerasvegetaties doen ontstaan. In het gebied zijn twee belangrijke gradiënten te onderscheiden: van noord naar zuid loopt een gradiënt van meer gesloten gebied (bos) naar meer open landschap (grasland, trilveen en rietland), terwijl van west naar oost een gradiënt is te zien van toenemende kwel (in petgaten en trilvenen).

Instandhoudingsdoelen Natura 2000

De te beschermen soorten en habitats binnen het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen worden hieronder in tabelvorm benoemd. Voor meer informatie wordt verwezen naar de gebiedendatabase van het ministerie van EZ.

Tabel 5.1 Kwalificerende habitats en soorten

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkievitsbuurtenLG-VG01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkievitsbuurtenLG-VG01_0009.png"

* = Prioritair habitat

Verklaring symbolen

staat van instandhouding relatieve bijdrage doelstellingen
+ redelijk
- slecht
- - zeer slecht
- klein
+ groot
++ zeer groot
= behoud
>verbetering/uitbreiding

Hieronder wordt de aanwezigheid van de kwalificerende habitats en soorten van het Natura 2000-gebied binnen en rondom het plangebied beschreven. Deze beschrijving is gebaseerd op de provinciale Atlas Natura 2000 Oostelijke Vechtplassen en Naardermeer (2012), alsmede op gegevens uit andere bronnen (o.a. www.waarneming.nl)

Habitats

In het plangebied is in één watergang tussen de weilanden het kwalificerende habitattype H3150 Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden (buiten afgesloten zeearmen) aanwezig. Dit habitattype is ook in de directe omgeving van het plangebied aanwezig, evenals de habitattypen H6430A Ruigten en zomen (moerasspirea), H6430B Ruigten en zomen (harig wilgenroosje) en H7140B Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden).

Habitatsoorten

Geen van de kwalificerende habitatsoorten is in het plangebied of omgeving daarvan aanwezig, met uitzondering van de vissoorten bittervoorn, rivierdonderpad en kleine modderkruiper. De rivierdonderpad is zelfs vrij algemeen doordat deze soort profiteert van beschoeide oevers waarin de soort zich kan verschuilen tussen takken en boomwortels. De grote modderkruiper is mogelijk ook aanwezig, doch gegevens ontbreken.

Broedvogels

Geen van de kwalificerende broedvogels broedt binnen het plangebied. Een tweetal soorten is in het broedseizoen wel binnen het plangebied of op korte afstand aanwezig.

In het broedseizoen worden jaarlijks enkele purperreigers waargenomen in de graslanden in de zuidwesthoek van het plangebied. De reigers foerageren hier in de sloten en oevers. Dit deelgebied is derhalve van belang als onderdeel van het foerageergebied van de populatie purperreiger binnen het Natura 2000-gebied.

Direct ten oosten van het plangebied broeden jaarlijks enkele paren grote karekiet langs de randen van de vierde Loodrechtse plas. Deze soort stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de rietoevers; alleen waterriet is geschikt. De breedte van de rietstrook is minder belangrijk (minimaal 3 meter) en de soort lijkt vrijwel ongevoelig voor recreatie. De Loosdrechtse plassen kennen één van de weinige stabiele populaties van deze bedreigde soort in Nederland, ondanks de hoge recreatiedruk in het broedseizoen. In het recreatief veel rustiger Naardermeer is de soort daarentegen sinds enkele jaren vrijwel verdwenen als broedvogel. Binnen het plangebied is de soort overigens geheel afwezig door het ontbreken van waterriet.

Niet-broedvogels

Verschillende soorten kwalificerende broedvogels worden regelmatig overvliegend aangetroffen (o.a. smient, grauwe gans, kolgans) maar binnen het plangebied zijn dergelijke soorten slechts in kleine aantallen aanwezig. Het betreft o.a. aalscholver, krakeend, slobeend, tafeleend en nonnetje.

Waterbeheer

De waterkwaliteit vormt een probleem voor behoud en herstel van natuurwaarden, vooral als gevolg van de inlaat van gebiedsvreemd rivierwater. Het hoge sulfaatgehalte van het inlaatwater leidt tot sterke veenrot en is de belangrijkste oorzaak van het eroderen van de legakkers. Deze veenrot leidt ook tot een sterke eutrofiëring en vertroebeling van het water. Daarnaast kent het ingelaten water een hoog fosfaatgehalte waardoor een explosieve groei van algen ontstaan en is er een te grote hoeveelheid slib aanwezig in de plassen. Met name het zwevende slib, dat veroorzaakt wordt door opwerveling als gevolg van wind, zorgt voor doorzichtproblemen. Voor het herstel van de natuurgebieden en het optimaal benutten van de potenties voor natuurontwikkeling is een verbetering van de waterkwaliteit en herstel van de kwelinvloed essentieel. Dit kwelwater is arm aan sulfaat en rijk aan ijzer en kalk waardoor het reeds aanwezige fosfaat wordt gebonden.

De voorheen hoge natuurwaarden van het plangebied (met name broedvogels, maar ook otter) waren tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw nog aanwezig ondanks de toen reeds aanwezige hoge recreatiedruk die sindsdien maar weinig is toegenomen. De natuurwaarden zijn de afgelopen 40 jaar echter sterk afgenomen als gevolg van het waterbeheer (o.a. tegennatuurlijk peilbeheer, inlaat gebiedsvreemd water). Het recreatief gebruik van het gebied heeft in het verleden de hoge ecologische waarden daarentegen nauwelijks belemmerd. De zeer geringe rol van de menselijke aanwezigheid in de slechte staat van instandhouding van dit Natura 2000-gebied blijkt ook uit de zeer uitgebreide Knelpunten- en kansenanalyse Oostelijke vechtplassen (Kiwa Water Research/EGG-consult, 2007). Van de maar liefst 23 ecologische knelpunten in dit gebied hebben er slechts twee betrekking op recreatie; het opwoelen van slib door motorvaartuigen en de aanwezigheid van ongerioleerde recreatieverblijven. Dit laatste knelpunt is in het plangebied inmiddels opgeheven doordat alle verblijven tegenwoordig zijn aangesloten op de riolering.

Grenzend aan de Loosdrechtse plassen liggen de Noordelijke en Zuidelijke Kievitsbuurt die worden gekenmerkt door een afwisseling van legakkers en petgaten. Beide gebieden worden aangeduid als kerngebied op de EHS-kaart. In het Natuurbeheerplan 2011 zijn agrarische beheersgebieden, de bestaande en nieuwe natuur, zoekgebieden voor nieuwe natuur en zoekgebieden voor ecologische verbindingszones begrensd. De Zuidelijke Kievitsbuurt is een belangrijk gebied voor oever- en verlandingsvegetaties, maar ook moeras- en watervogels. De hoofdfunctie van de Zuidelijke Kievitsbuurt is natuur. De Noordelijke Kievitsbuurt heeft als hoofdfunctie recreatie. Jachthavens en vakantiewoningen zijn gesitueerd in dit gebied..

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Atlas Natura 2000 Naardermeer en Oostelijke Vechtplassen, www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.

Vaatplanten

In en langs de sloten zijn geschikte groeiplaatsen voor beschermde soorten als de beschermde zwanenbloem, dotterbloem en rietorchis aanwezig. Daarnaast komt in het plangebied matig ontwikkeld krabbescheer en fonteinkruid voor.

Vogels

In de tuinen, plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai en groene specht. De watergangen- en partijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen.

De oudere bosjes en opgaande begroeiing bieden leefgebied aan verschillende bosvogels als bosuil, houtsnip, wielewaal, holenduif, boomklever, havik, sperwer en verschillende spechten.

Andere soorten die voorkomen binnen het plangebied zijn bruine kiekendief, ransuil, steenuil, huismus, huiszwaluw en boerenzwaluw.

Het plangebied vormt ook een geschikt leefgebied voor algemene soorten als zwarte kraai, blauwe reiger, merel, zanglijster, houtduif, roodborst, winterkoning, heggenmus, fitis en tjiftjaf. Sloten en oevers in het hele plangebied vormen geschikt leefgebied voor wilde eend, waterhoen, meerkoet, fuut en knobbelzwaan.

Volgens de verspreidingsgegevens (www.waarneming.nl) zijn ook soorten als purperreiger, krooneend, brandgans, grauwe gans, ooievaar, smient, tafeleend, kuifeend, brilduiker, kokmeeuw, stormmeeuw en zilvermeeuw aangetroffen in en rondom het plangebied.

Zoogdieren

Gezien de aanwezige gevarieerde biotopen en de verspreidingsgegevens vormt het plangebied leefgebied voor onder andere: ree, mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergmuis, veldmuis, bosmuis, hermelijn, wezel, bunzing, rosse woelmuis, woelrat en haas.

De volgende soorten vleermuizen zijn uit de regio bekend: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, watervleermuis, meervleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis. De combinatie van bosschages, oevervegetatie en water maakt het plassengebied een geschikte locatie om te foerageren. Tevens zijn de bomen, struiken en watergangen geschikt voor vleermuizen als essentieel onderdeel van hun vliegrouten.

Vaste verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen (gewone dwergvleermuis meervleermuis en laatvlieger) kunnen mogelijk aanwezig zijn in de gebouwen in het plangebied. Boombewonende soorten als ruige dwergvleermuis, watervleermuis en gewone grootoorvleermuis zijn meerdere keren in de omgeving van het plangebied aangetroffen (www.waarneming.nl). Mogelijk hebben deze soorten ook vaste verblijfplaatsen in de oudere bomen binnen het plangebied.

Amfibieën
In het plangebied zijn waarnemingen van meerdere soorten amfibieën bekend. Naast de algemene soorten bruine kikker, groene kikker gewone pad en kleine watersalamander, zijn uit de omgeving van het plangebied waarnemingen bekend van de zwaar beschermde rugstreeppad.

Vissen

De watergangen en plassen in het gebied zijn rijk aan vissen waaronder brasem, snoek, stekelbaarssoorten en de beschermde soorten kleine modderkruiper, bittervoorn en rivierdonderpad.

Reptielen

Volgens www.waarneming.nl zijn er meerdere waarnemingen van ringslang in de omgeving van het plangebied bekend en komt deze soort vrij algemeen voor in de regio (www.ravon.nl). Andere soorten worden hier niet verwacht.

Overige soorten

Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde en/of bijzondere insecten of overige soorten aanwezig in het plangebied. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 5.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 5.2: Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

Nader onderzoek nodig
Vrijstellingsrege-ling Ffw tabel 1 zwanenbloem en dotterbloem

ree, mol, egel, gewone bosspitsmuis, noordse woelmuis, dwergmuis, veldmuis, bosmuis, hermelijn, wezel, bunzing, rosse woelmuis, woelrat en haas

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker
nee
Ontheffingsrege-ling Ffw tabel 2 kleine modderkruiper Ja
tabel 3 bijlage 1 AMvB bittervoorn
ringslang
Ja
bijlage IV HR vleermuizen
rugstreeppad
Ja
vogels cat. 1 t/m 4 ooievaar, ransuil, sperwer, steenuil, gierzwaluw en huismus Ja

Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt grotendeels deel uit van de EHS en is gedeeltelijk gelegen in Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen. Het bestemmingsplanplan kent enkele ontwikkelingsmogelijkheden die in potentie een negatief effect kunnen hebben op Natura 2000 en de EHS. Het betreft:

  1. 1. Art. 5.2.2 a: Uitbreidingsmogelijkheid voor recreatieverblijven;
  2. 2. Art.5.2.2 en 6.2.2 d: De mogelijkheid om bij recht bij recreatieverblijven respectievelijk 4 of 6 m² aan bergingen bij te bouwen;
  3. 3. Art. 5.3.2 en 6.3.2: De mogelijkheid om via binnenplanse afwijking bergingen van 4 m² te bouwen op legakkers van minimaal 600 m², zonder gebouwen, te bouwen;
  4. 4. Art. 11.2.2 b: Het bouwen van steigers en botenhellingen;
  5. 5. Art. 11.4.1: De mogelijkheid om water om te zetten in land;

Voortoets

Deze mogelijkheden zijn in de voortoets in bijlage 2 beoordeeld. De conclusies van deze voortoets zijn:

  • Binnen het plangebied en directe omgeving zijn kwalificerende soorten en habitats van het Natura 2000-gebied oostelijke Vechtplassen vrijwel afwezig.
  • Het bestemmen van reeds aanwezige recreatieverblijven leidt niet tot extra recreatiedruk of verkeersbewegingen in of rondom het Natura 2000-gebied
  • De bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zijn op de schaal van het plangebied (en zeker op de schaal van het Natura 2000-gebied) zeer beperkt.
  • De bouwmogelijkheden voor bergingen dragen bovendien indirect bij aan behoud en beheer van de natuur- en landschapswaarden in het gebied (terugdringen verbossing, behoud legakkers)

Genoemde conclusies zijn ook van toepassing op de effecten voor de ecologische hoofdstructuur; de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS worden niet aangetast door de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Daarnaast dient bij het bouwen van steigers en botenhellingen en bij het omzetten van water in land goedkeuring verkregen te worden door het Plassenschap Loosdrecht e.o. Doel van het Plassenschap is de behartiging van de belangen van de recreatie. Belangrijk uitgangspunt daarbij is de bescherming en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden. De deelnemers in het Plassenschap zijn de gemeenten Stichtse Vecht en Wijdemeren, alsmede de Provincies Utrecht en Noord-Holland. De laatste twee partijen zijn tevens bevoegd gezag inzake Natura 2000 en de EHS. De voorgestelde procedure biedt daarom voldoende garantie voor behoud van de kwaliteiten van natuur en landschap in het gebied.

Nee, tenzij-toets

In het kader van het EHS-beleid van de Provincie Utrecht is in de Nee, tenzij-toets (zie bijlage 4) beoordeeld of de geboden ontwikkelruimte (bovenstaande mogelijkheden) significant negatieve effect kan hebben op de wezenlijke en kenmerkende waarden van de EHS.

In de beoordeling is ingegaan op zes EHS-toetsingsaspecten die gezamenlijk de wezenlijke kenmerken en waarden vormen van de EHS. Uit de effectbeoordeling blijkt dat, rekening houdend met de uitgangspunten en aannames zoals geen fysieke uitbreiding van het oppervlak van woningen, geen externe werking van licht en geluid vanuit de bergingen en een vergelijkbare hoeveelheid vaarbewegingen als in de huidige situatie omdat de uitbreidingen dusdanig beperkt mogelijk zijn dat dit niet zal leiden tot een significante toename, op geen van de aspecten significant negatieve effecten optreden als gevolg van de nieuwe mogelijkheden. De ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden zijn van dusdanige beperkte omvang, dat ook wanneer alle ruimte gelijktijdig ingevuld wordt, geen sprake is van significantie. Een verdere uitwerking in de vorm van planaanpassing, plussen en minnen of compensatie is niet aan de orde.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard, maar maakt enkele kleine bouwmogelijkheden mogelijk:

Art. 6 Positief bestemmen aanwezige recreatieverblijven

Het positief bestemmen van de aanwezige verblijven heeft in de praktijk geen gevolgen voor eventueel aanwezige zwaarbeschermde soorten. Er komt in de praktijk immers geen gebouwd areaal bij. Woudaap, zwarte stern, snor en porseleinhoen broeden er bovendien al jaren niet meer. Rietzanger broedt er nog met enkele paren, maar is niet erg verstoringsgevoelig. De grote karekiet broedt met enkele paren aan de westoever van de vierde en vijfde plas, tegen de Kievitsbuurt aan. Behalve dat deze soort maar matig verstoringsgevoelig is (boten varen er immers vlak langs), worden deze broedlocaties ook nog eens afgescheiden van het gebied door een strook recreatiewoningen die in het vigerende bestemmingsplan positief zijn bestemd.

Het wegbestemmen en vervolgens fysiek verwijderen van de gebouwen zou daarentegen wel relevante gevolgen kunnen hebben voor dergelijke soorten. Zo is de aanwezigheid van vleermuizen (allen zwaarbeschermd in het kader van de Flora- en faunawet) in de bestaande gebouwen zeker niet uitgesloten. Daarnaast herbergen de gebouwen waarschijnlijk jaarrond beschermde nestplaatsen van vogels (bijv. huismus) waarvoor eveneens een zeer strikt beschermingsregime geldt. Het wegbestemmen van dergelijke gebouwen zou daardoor zelfs strijdig kunnen zijn met de Flora- en faunawet.

Art. 5.2.2 a: Uitbreidingsmogelijkheid voor recreatieverblijven

In voorkomende gevallen zal de initiatiefnemer moeten aantonen dat de verbouwing geen gevolgen heeft voor eventueel in het gebouw aanwezig zijnde zwaarbeschermde soorten (vleermuizen, vogels). Het inventariseren van de huidige situatie biedt in dat opzicht slechts bruikbare informatie voor de eerste drie jaar; daarna moeten dergelijke gegevens op grond van jurisprudentie als verouderd worden beschouwd. Om die reden is geen gebiedsdekkend ecologisch veldonderzoek in het gebied uitgevoerd; de inspanningen staan in geen verhouding tot de bruikbaarheid van de resultaten.

Art. 5 en 6 De mogelijkheid om bergingen bij te bouwen

Eventuele nieuwe bergingen zullen nergens ten koste gaan van vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen van zwaarbeschermde soorten; deze zijn buiten de gebouwen namelijk afwezig. De legakkers en de oevers zijn ongeschikt voor zwaarbeschermde soorten als waterspitsmuis, noordse woelmuis, groenknolorchis, rugstreeppad, heikikker etc. Het beschikbare bronnenmateriaal (o.a. www.waarneming.nl en de Atlas Natura 2000 Oostelijke Vechtplassen en Naardermeer (Provincie Noord-Holland, 2012) bevestigen dit beeld.

Overigens kunnen door extra beheersmaatregelen (waarin de bergingen een rol spelen) wel nieuwe kansen voor zwaarbeschermde soorten worden gecreëerd. Zo is de ringslang inmiddels vrijwel overal uit het gebied verdwenen doordat de dichtbegroeide legakkers geen ruimte meer laten voor zonnige oevers, waar deze koudbloedige dieren van afhankelijk zijn. Terugdringing van de verbossing van de legakkers (ook qua Natura 2000 en EHS gewenst) en eventueel het aanleggen van broeihopen van snoeihout kan het plangebied weer geschikt maken voor deze zwaarbeschermde en tevens bedreigde rode lijstsoort. Indien hierdoor geheel nieuwe verblijfplaatsen van zwaarbeschermde soorten worden gecreëerd is het realiseren van bergingen van 4 m² nog steeds geen probleem. Dergelijke voorzieningen zijn zo klein dat er altijd een locatie voor gevonden kan worden die geen bijzondere natuurwaarden schaadt.

Art. 11.2.2 b: Het bouwen van steigers en botenhellingen

De gemeente is voornemens deze regeling aan te passen. De initiatiefnemer dient aan te tonen dat de ingreep geen onevenredige schade toebrengt aan de waarden van natuur en landschap. Alvorens te beslissen omtrent afwijking, winnen burgemeester en wethouders het advies in van het Plassenschap Loosdrecht e.o.

Daarbij gelden de volgende aandachtspunten:

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Nader onderzoek is dan ook niet nodig. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).

Het veldonderzoek naar beschermde soorten is seizoensgebonden. Hier dient bij de planning rekening mee te worden gehouden. Voor de meeste soorten is (globaal) het voorjaar de juiste onderzoeksperiode. Vleermuizen dienen ook in het najaar onderzocht te worden. Bij het aantreffen van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen of jaarrond beschermde vogelnesten dienen mitigerende en compenserende maatregelen worden getroffen, al dan niet door aanpassing van het voornemen. Met inachtneming van deze voorwaarden staat de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.3 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk gevolgen vanwege risicorelevante bedrijven en gevolgen vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen en door buisleidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):

  • Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren, waarbij een kans van 10-6 als grenswaarde geldt.
  • Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Onderzoek en conclusie

Risicovolle inrichtingen

Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan geen bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het plan maakt geen inrichtingen mogelijk die onder het Bevi vallen. Er zijn in de directe omgeving van het plangebied ook geen bedrijven met een overig risico gevestigd. Wel zijn enkele propaantanks aanwezig. Er kan bij de propaantanks reeds voldaan worden aan de afstanden uit het Activiteitenbesluit en er worden geen bestemmingen toegestaan die belemmeringen oproepen voor de veiligheidsafstanden van de propaantanks. Ruimtelijke regulering vanwege risico's is dan ook niet nodig.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Wegen, spoorwegen en vaarwegen met structureel en grootschalig vervoer van gevaarlijke stoffen liggen niet in de buurt van het plangebied.

Voor de gemeentelijke en provinciale wegen die aansluiten op de rijksweg A2 is in de gemeente Stichtse Vecht een routering voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Over de vastgestelde route mag uitsluitend bestemmingsverkeer rijden. De route loopt niet langs of door het plangebied.

Voor noodzakelijk transport ten behoeve van laden en/of lossen van gevaarlijke stoffen buiten de vastgestelde routes is een ontheffing nodig. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden om een veiligere leefomgeving te realiseren. Er kan langs het plangebied dus wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden van de niet-routeplichtige stoffen (zoals benzine) en routeplichtige stoffen (zoals propaan), maar de frequentie daarvan is (door het lokale karakter van het transport) dermate laag dat daardoor geen risico's ontstaan die ruimtelijk relevant zijn.

Binnen het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door buisleidingen. Daarnaast zijn in of in de omgeving van het plangebied ook geen hoogspanningslijnen of zendmasten aanwezig.

Conclusie

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt. Naast de concentraties NO2 zijn als het gaat om ruimtelijke plannen ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang.

Onderzoek en conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de monitoringstool die onderdeel is van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (www.nsl-monitoring.nl) blijkt dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de ontsluitende wegen in de omgeving van het plangebied ruimschoots onder de grenswaarden zijn gelegen.

Geconcludeerd wordt dat de Wlk de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.5 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan zijn geen planologisch relevante kabel of leidingen gelegen. Daarnaast zijn wel diverse andere kabels en leidingen in het water aanwezig. Deze hebben echter geen planologische relevantie.

5.6 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Bij een functiewijziging dient de bodemkwaliteit ter plaatse voldoende te zijn voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe functies dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

De Omgevingsdienst regio Utrecht heeft een advies uitgebracht ten aanzien van het onderdeel bodem. Belangrijkste conclusies uit dit advies zijn in deze paragraaf opgenomen.

Het gebied is ontstaan door veenafgravingen in het verleden. Het maaiveld ligt hierdoor laag, slechts enkele centimeters boven de grondwaterspiegel. De legakkers worden regelmatig opgehoogd met bagger uit de omringende wateren. Dit heeft gevolgen voor de bodemkwaliteit.

In het verleden zijn een aantal (water)bodemonderzoeken uitgevoerd binnen het gebied. Hierbij zijn over het algemeen geen bijzonderheden of slechts lichte verontreinigingen aangetroffen. Op het perceel Nieuweweg 8 is echter een geval van ernstige bodemverontreiniging bekend. De sanering van deze locatie moet voor 1-1-2015 gestart zijn. Daarnaast komen binnen het plangebied verschillende potentiële verontreinigingsbronnen voor, namelijk

  • Bedrijfsmatige activiteiten (zoals opslag olie en onderhoudswerkzaamheden);
  • Bagger die opgebracht wordt vanuit de omliggende wateren;
  • Gebruikte ophoog- en verhardingsmaterialen (in het verleden).

In 2008 is er door de voormalige gemeente Breukelen een Bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Hierop is het plangebied niet ingedeeld in een bodemfunctieklasse. Dat betekent dat de geldende bodemfunctieklasse afhankelijk is van de bestemming dat een perceel heeft in een bestemmingsplan. Gelet op de hoofdfunctie van het plangebied zal voor de meeste percelen gelden dat de bodemfunctieklasse Landbouw/Natuur van toepassing is. Met behulp van een bodemkwaliteitskaart kan de algehele bodemkwaliteit in kaart gebracht worden. Door het vaststellen van gebiedsgericht bodembeleid kan een lokale achtergrondwaarde vastgelegd worden, die de landelijke waarde die geldt voor de functie Landbouw/Natuur vervangt. Tot op heden is dit gebiedsgericht bodembeleid nog niet opgesteld in de gemeente Stichtse Vecht en geldt het generieke bodemkader. Dat betekent dat er momenteel alleen schone bagger en schone grond opgebracht mag worden op de percelen waar de bodemfunctieklasse Landbouw/Natuur geldt.

Een groot deel van het plangebied is beschermingsgebied voor de drinkwaterwinning die in de Bethunepolder plaatsvindt.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt geen functiewijzigingen mogelijk. Nader bodemonderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.7 Milieubeschermingsgebieden

Het plangebied valt gedeeltelijk binnen het grondwaterbeschermingsgebied Bethunepolder. De voor een dergelijk gebied geldende regels staan in de Provinciale Milieuverordening. De toepassing daarvan is een provinciale aangelegenheid. Andere milieubeschermingsgebieden zijn hier niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkievitsbuurtenLG-VG01_0010.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkievitsbuurtenLG-VG01_0011.png"

Figuur 5.4 Grondwaterbeschermingsgebieden

5.8 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingkader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Onderzoek en conclusie

Binnen en in de omgeving van het plangebied zijn enkele milieuhinderlijke bedrijven aanwezig. Het gaat hierbij om veehouderijen, een zwembad en jachthavens. Het bestemmingsplan Kievitsbuurten is consoliderend van aard. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de zones die rondom deze bedrijven aanwezig zijn.

Er worden daarnaast geen nieuwe bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt die kunnen leiden tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van milieugevoelige functies. Omgekeerd worden er ook geen nieuwe milieugevoelige functies mogelijk gemaakt die kunnen leiden tot beperkingen voor omliggende bedrijven. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van voorliggende bestemmingsplan.

5.9 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

Onderzoek en conclusie

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is kan akoestisch onderzoek ingevolge de Wgh achterwege blijven. Er worden namelijk geen nieuwe geluidsgevoelige functies of nieuwe wegen mogelijk maakt. Geconcludeerd wordt dat het aspect wegverkeerslawaai de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.10 Archeologie

Wettelijk kader

De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992 -een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed – hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De bescherming van archeologische waarden wordt door de Monumentenwet grotendeels bij de gemeenten neergelegd. Gemeenten zijn sinds 2007 verplicht rekening te houden met archeologische waarden in de bestemmingsplannen. De bescherming van archeologische waarden krijg gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt.

Gemeente dienen bij bodemingrepen van enige omvang het behoud van archeologische waarden af te wegen tegen andere belangen. Om deze belangenafweging op adequate en verantwoorde wijze te kunnen maken, heeft de voormalige gemeente Breukelen, Loenen en Maarssen in 2009 een archeologische beleidskaart op laten stellen voor hun grondgebied. Deze beleidskaart stelt de gemeente in staat de archeologische waarden de gemeente structureel mee te nemen in het ruimtelijke planvormingsproces.

Op de archeologische beleidskaart staan archeologische waarden- en verwachtingszones aangegeven waaraan beleidsregels zijn gekoppeld. In de beleidsregels zijn afwijkingsgrenzen opgenomen voor de oppervlakte en diepte van de voorgenomen ingreep.

Indien een plangebied groter is dan de gestelde oppervlakte-ondergrens en de ingreep dieper gaat dan de diepte-ondergrens dient archeologisch onderzoek conform de Archeologische MonumentenZorg-Cyclus (AMZ-cyclus) te worden uitgevoerd.

Archeologische Monumentenzorg-cylcus

Elk archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de bepalingen in de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007), het gemeentelijk beleid en de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), waarbij in de regel de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) cyclus wordt doorlopen. De AMZ-cyclus bestaat grofweg uit de volgende stappen:

  • Vooronderzoek bureauonderzoek. Doel hiervan is het opstellen van een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Op basis van de resultaten van dit onderzoek beslist de bevoegde overheid of vervolgonderzoek noodzakelijk is (selectiebesluit). Indien de resultaten onvoldoende zijn voor een afgewogen selectiebesluit (c.q. de mogelijkheid bestaat dat archeologische resten aanwezig zijn op basis van historisch en geologische gegevens) volgt vervolgonderzoek.
  • Vooronderzoek, fase inventariserend: Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van boringen (verkennend, karterend en waarderend booronderzoek) of (karterende, waarderende) proefsleuven voor landbodems. Voor waterbodems vindt het IVO plaats door middel van opwater onderzoek (verkennend) en onderwater onderzoek (verkennend en waarderend). Doel van het IVO is het toetsen en aanvullen van het eerder opgestelde specifieke verwachtingsmodel. Van eventuele aangetroffen archeologische resten wordt een waardestelling conform de normen van de KNA uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het IVO beslist de bevoegde overheid over de te nemen vervolgstappen: behoud in situ, behoud ex situ (vervolgonderzoek), vrijgave, of een combinatie van deze (selectiebesluit).
  • Definitief onderzoek: Indien besloten wordt tot vervolgonderzoek, vindt een archeologische opgraving of archeologische begeleiding plaats, waarna het archeologische onderzoek is afgerond. Indien besloten wordt tot behoud ter plaatse worden beschermende maatregelen genomen en/of een beheersplan opgesteld en vindt periodiek monitoring plaats.

Conclusie

Aansluiten bij de systematiek van archeologie 1, 2, 3 en 4, in dit bestemmingsplan dus archeologie 1 en 4

Waarde – Archeologie 1 (artikel 13)

De bestemming 'Waarde – Archeologie 1' is opgesteld om hoge archeologische waarden (historische kern, inclusief gracht en water) in het plangebied te beschermen en te behouden. Deze bescherming blijkt onder meer uit bouwregels. In de bouwregels is een bouwverbod voor deze gronden opgesteld bij bouwwerken van meer dan 50 m² en waarbij bodem meer dan 0,3 m wordt geroerd. Daaronder zijn bouwwerken toegestaan zonder voorafgaand archeologisch onderzoek. Daarnaast gelden ook aanlegregels. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning geldt dat indien de bewuste ondergrenzen, door één van beide activiteiten of gecombineerde activiteiten gezamenlijk, worden overschreden dan dient als voorwaarde dat de Archeologisch MonumentenZorg-cyclus wordt gevolgd.

Waarde – Archeologie 4 (artikel 14)

De bestemming 'Waarde – Archeologie 4' is opgesteld om middelhoge archeologische waarden in het plangebied (meandergordel/crevasse) te beschermen en te behouden. Deze bescherming blijkt onder meer uit bouwregels. In de bouwregels is een bouwverbod voor deze gronden opgesteld bij bouwwerken van meer dan 100.000 m2 en waarbij bodem meer dan 0,3 m wordt geroerd. Daaronder zijn bouwwerken toegestaan zonder voorafgaand archeologisch onderzoek. Daarnaast gelden ook aanlegregels. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning geldt dat indien de bewuste ondergrenzen, door één van beide activiteiten of gecombineerde activiteiten gezamenlijk, worden overschreden dan dient als voorwaarde dat de Archeologisch MonumentenZorg-cyclus wordt gevolgd.

Hoofdstuk 6 Juridische Opzet

6.1 Algemeen

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. De procedureregels voor het afwijken bij een omgevingsvergunning, wijzigen of het stellen van nadere eisen zijn niet opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Voor deze procedureregels wordt verwezen naar de Wabo/Wro.

6.2 Inleidende Regels

Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.

6.3 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren.

6.4 Algemene Regels

In de algemene regels zijn de antidubbeltelregel, de algemene bouwregels, uitsluiting aanvullende werking bouwverordening, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels en regels over de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden opgenomen.

Agrarisch met waarden

De bestemming Agrarisch met waarden is toegekend aan de agrarische gronden. Voor deze bestemming is aangesloten bij de regeling uit het bestemmingsplan Landelijk gebied Maarssen.

Voor de aanwezige agrarische bedrijven zijn bouwvlakken opgenomen. Binnen het toegekende bouwvlak dienen de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, en overige bijgebouwen alsmede sleufsilo's en kuilplaten te worden gesitueerd.

Agrarische bouwvlakken mogen, met inachtneming van de van toepassing zijnde bouwregels, in principe volledig worden bebouwd mits dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering. Buiten de bouwvlakken mogen uitsluitend terreinafscheidingen, worden gerealiseerd.

Om te kunnen voorzien in nieuwe agrarische bedrijfsgebouwen, agrarische bedrijfswoning, nevenactiviteiten, paardenbakken en zwembaden zijn bevoegdheden tot afwijking opgenomen. Dit betekent dat deze ontwikkelingen onder voorwaarden mogelijk zijn.

Voor ontwikkelingen die een zwaardere afweging vereisen en gepaard gaan met een wijziging van de verbeelding zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Middels de wijzigingsbevoegdheden is het mogelijk om het bouwvlak aan te passen, de bedrijfsgebouwen te gebruiken voor niet-agrarische opslag en het wijzigen naar een Woon of Natuur bestemming. Ter plaatse van wetgevingszone - wijzigingsgebied is een wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen naar Verkeer ten behoeve van een parkeerplaats.

Ten aanzien van bescherming van de aanwezige landschapswaarden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Bos - Cultuur- natuur- en landschapswaarden

De voor 'Bos - Cultuur- natuur en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor bos. Op deze gronden zijn uitsluitens bouwwerken geen gebouwen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.Ten aanzien van bescherming van de aanwezige natuur-, en landschapswaarden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Groen - Landschapswaarden

De voor "Groen - Landschapswaarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor met name groenvoorzieningen met landschapswaarden, waarbij de waarden bestaan uit een afwisseling van opgaande beplanting en openheid. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' is ten hoogste één recreatiewoning of één stacaravan toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - berging' zijn bestaande bergingen toegestaan.

Ten aanzien van bescherming van de aanwezige landschapswaarden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Natuur - Landschapswaarden

De voor 'Natuur - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor met name behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden en een ecologische verbindingszone. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 5 tot en met 27, 29 tot en met 68, 74 en 76 tot en met 81 is ten hoogste één recreatiewoning of één stacaravan toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - berging' zijn bestaande bergingen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – buitenopslag boten' is tevens buitenopslag van boten toegestaan.

Ten aanzien van bescherming van de aanwezige natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Recreatie - Jachthaven

Deze bestemming is toegekend aan de gronden rondom de 2 jachthavens binnen het plangebied. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfs- of dienstwoning toegestaan. Het gebruik van de bedrijfswoning als havenkantoor is toegestaan tot maximaal 50 m3.

Sport

Deze bestemming is toegekend aan de gronden van het enige aanwezige (buiten) zwembad.

Tuin

Gronden behorende bij het wonen en direct aan de openbare weg gelegen hebben de bestemming Tuin gekregen. Voor deze bestemming is aangesloten bij de regeling uit het bestemmingsplan Landelijk gebied. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Het bevoegd gezag kan echter voor de bouw van erkers en/of toegangsportalen aansluitend aan het hoofdgebouw (bijvoorbeeld de woning) tot een grondoppervlakte van niet meer dan 6 m² en een hoogte van 3 m, afwijken.

Verkeer

Deze bestemming is toegekend aan de belangrijkste wegen en bijbehorende bermen.

Water - Natuur- en Landschapswaarden

De bestemming 'Water - Natuur- en Landschapswaarden' is toegekend aan alle hoofdwatergangen in het plangebied. Andere in het plangebied aanwezige watergangen zijn niet afzonderlijk bestemd. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieark' en 'specifieke vorm van recreatie - 69, 73 tot en met 75 ' zijn tevens recreatiearken toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - botenhuis' zijn tevens botenhuizen ten behoeve van recreatie op het water toegestaan. Een buitenzwembad is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 1' en ligplaatsen behorende bij een jachthaven zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' of wanneer het op grond van het 'Ligplaatsenbeleid Pleziervaartuigen' is toegestaan.

Ten aanzien van bescherming van de aanwezige natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Wonen

De in het plangebied gelegen burgerwoningen hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. Voor deze bestemming is aangesloten bij de regeling uit het bestemmingsplan Landelijk gebied. Binnen deze bestemming staat het wonen centraal. Naast wonen mag onder voorwaarden ook in de woning worden gewerkt in de vorm van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Het maximumoppervlak van deze activiteiten bedraagt ten hoogste 50 m².

De woonbestemming is op de plankaart aangegeven met een bouwvlak en (achter)erf.

Naast de regeling voor hoofdgebouwen (dat is de woning), die uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd moeten worden, is een regeling voor erfbebouwing (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) opgenomen. Dit betekent dat binnen het bouwvlak ook andere bebouwing dan het hoofdgebouw aanwezig kan zijn. Op gronden met de bestemming Wonen zonder bouwvlak zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan.

Voor de inhoud en de hoogte van de woningen is een generieke regeling opgenomen. De inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 600 m³. Het gezamenlijk grondoppervlak van de erfbebouwing (zowel binnen als buiten het bouwvlak gelegen) mag maximaal 50 m² zijn. Met een bevoegdheid tot afwijken van bevoegd gezag mag dit 80 m² worden. Erfbebouwing moet qua afmetingen en inhoud ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw.

Waarde - Archeologie -1 en Waarde - Archeologie - 4

In deze artikelen is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld met een zogenoemde dubbelbestemming. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat gebouwen (die op basis van de bestemmingen mogelijk zijn) op gronden met een archeologische verwachtingswaarde, ter bescherming van die waarden, moeten worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen. Voorts is een groot aantal werken en werkzaamheden opgenomen.

Voor het verlenen van een vergunning dient advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige. De dubbelbestemmingen met betrekking tot archeologie zijn opgesteld op basis van de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente.

Waterstaat - Waterkering

Voor waterkeringen, waterbergingen en waterhuishouding, is de functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor afgeweken wordt door het bevoegd gezag. Er wordt uitsluitend afgeweken als de functie hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.

6.5 Overgangsrecht En Slotregel

In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.

Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggend bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk een consoliderend plan. De huidige bestemming blijft gehandhaafd. Er hoeven in het kader van deze bestemmingsplanprocedure dan ook geen anterieure overeenkomsten afgesloten te worden, dan wel exploitatieplannen gemaakt te worden.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegen. In de 'nota inspraakreacties en vooroverleg' zijn de reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording.

Vooroverleg

In het kader van vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het bestemmingsplan aan de overlegpartners toegezonden. De reacties zijn in de 'nota inspraakreacties en vooroverleg' samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. De 'nota inspraakreacties en vooroverleg' is als bijlage 3 toegevoegd aan dit bestemmingsplan.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft conform de bepalingen van de Wet ruimtelijke ordening (met ingang van 27 februari 2015 ter inzage gelegen voor de duur van zes weken.

Binnen de zienswijzentermijn zijn in totaal 54 zienswijzen ingediend. Dit heeft, met enkele ambtshalve wijzigingen, geleid tot een gewijzigde vaststelling. Van de procedure, de zienswijzen en de beoordeling daarvan is een nota opgesteld. Deze is als bijlage 5 toegevoegd aan de plantoelichting.

7.3 Handhaving

Bij het opstellen van een bestemmingsplan speelt handhaving een belangrijke rol. Een goed bestemmingsplan kenmerkt zich niet alleen door middel van een goede beheerslaag en ontwikkelingsmogelijkheden, maar ook door middel van heldere regels en concreet gemeentelijk handhavingsbeleid.

Het handhavingsbeleid van de gemeente is verwoord in het Integraal handhavingsbeleid Gemeente Stichtse Vecht 2015- 2018 (zie ook paragraaf 2.5.7). De hoofddoelstelling van het beleid is de instandhouding van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving door middel van adequate hoogwaardige handhaving. Hierbij is het motto: veilig, schoon en leefbaar.

Bijlage 1 Tabel Verblijven

Bijlage 1 Tabel verblijven

Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing De Meent 2

Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing De Meent 2

Bijlage 2 Voortoets

Bijlage 2 Voortoets

Bijlage 3 Nota Inspraakreacties En Vooroverleg

Bijlage 3 Nota inspraakreacties en vooroverleg

Bijlage 4 Ehs-toets

Bijlage 4 EHS-toets

Bijlage 5 Nota Zienswijzen

Bijlage 5 Nota zienswijzen