KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bos
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
Artikel 8 Gemengd
Artikel 9 Natuur
Artikel 10 Recreatie
Artikel 11 Recreatie - Jachthaven
Artikel 12 Recreatie - Volkstuinen
Artikel 13 Sport - Manege
Artikel 14 Verkeer
Artikel 15 Water
Artikel 16 Water - Waterweg
Artikel 17 Wonen
Artikel 18 Bedrijf - Opslag - Voorlopig
Artikel 19 Leiding - Gas
Artikel 20 Waarde - Archeologie
Artikel 21 Waarde - Geomorfologie
Artikel 22 Waarde - Natuur
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 30 Algemene Procedureregels
Artikel 31 Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
Artikel 33 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Reparaties
1.3 Aanvullingen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Reparaties
3.2 Aanvullingen
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Regels
5.2 Geometrische Bepaling
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Aan-huis-verbonden Beroepen En Bedrijven
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 1
Bijlage 3 Staat Van Horecatypen
Bijlage 4 Hoogtebeperkingen Straalpad
Bijlage 1 Notitie Zienswijzen En Ambtelijke Wijzigingen

Buitengebied Wieringermeer 2009, eerste partiële herziening

Bestemmingsplan - Gemeente Hollands Kroon

Vastgesteld op 06-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009, eerste partiële herziening van de gemeente, Hollands Kroon, waarbij in deze regels uitsluitend de cursieve en onderstreepte tekstdelen deel uitmaken van dit plan, met dien verstande dat de dubbeldoorgehaalde tekstdelen zijn komen te vervallen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1911.BPLG2009hez01-VA01met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen),

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

een in bijlage 1 genoemd dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

een dienstverlenend beroep of bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 aan- of uitbouw

bijbehorend bouwwerk, in de vorm van een toevoeging aan een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.9 afgraven en ophogen van de bodem

het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd. Hieronder wordt niet begrepen:

  1. a. de werkzaamheden, die in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
  2. b. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weder te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
  3. c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden).

1.10 afhankelijke woonruimte

woonruimte die een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.11 afsluiterlocatie

een (eventueel fysiek) afgebakend terrein waarop/waarin zich een installatie bevindt, met als doel het kunnen afsluiten van hogedruk aardgastransportleidingen in geval van onderhoudswerkzaamheden en/of calamiteiten.

1.12 agrarisch bedrijf

een volwaardig bedrijf in de vorm van een akkerbouwbedrijf, tuinbouwbedrijf of dierhouderijbedrijf, dan wel in de vorm van een combinatie van daarvan;

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.13 agrarisch bouwperceel

gebied bestaande uit het gedeelte van het bouwvlak gelegen achter de voorgevellijn met daarbij gerekend naast- en achtergelegen gebied met een totale oppervlakte van 1,5 ha, gerekend vanaf de uiterste contouren van de bebouwing in de maximale verhouding van 2:1 of 1:2.

1.14 agrarisch gerelateerde bulkgoederen

onverpakte vaste en/of vloeibare goederen die in grote hoeveelheden tegelijk gestort, opgeslagen en vervoerd kunnen worden, zoals cellulose, Stesam® en dierlijke mest.

1.15 agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf

een bedrijf waarbinnen overwegend arbeid wordt verricht of materialen ter beschikking worden gesteld voor de productie van goederen en diensten ten behoeve van agrarische bedrijven. Hieronder wordt mede verstaan het be- en verwerken van agrarisch gelieerde producten alsmede tijdelijke op- en overslag hiervan.

1.16 agrarische kinderopvang

kinderopvang die plaatsvindt op een agrarisch bedrijf met als doel om de gebruikers kennis te laten maken met dieren, natuur en aspecten van de agrarische bedrijfsvoering.

1.17 agrowinkel

detailhandel gericht op agrarische producten.

1.18 ambachtelijke bedrijven

bedrijfsactiviteiten waarbij bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd.

1.19 assimilatiebelichting

kunstmatige belichting van gewassen, gericht op de beïnvloeding van het groeiproces van de gewassen, waarvan het elektrische vermogen op enig moment meer bedraagt dan 20 W/m2.

1.20 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.21 bed & breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.22 bedrijf

een onderneming waarin doorgaans met economisch oogmerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt, verhandeld en opgeslagen, danwel diensten worden verleend.

1.23 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.24 bedrijfs- en/of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.

1.25 bedrijven voor agribusiness en logistiek

bedrijven die direct agrarische producten bewerken of verwerken uit de sectoren akkerbouw, bollenteelt, tuinbouw, glastuinbouw en veeteelt en bedrijven die (mede) de logistiek daarvan verzorgen en bedrijven die een ondersteunende functie vervullen voor de bedrijven op het bedrijventerrein.

1.26 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een richtwaarde voor het risico en/of een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

Onder beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  3. c. kantoorgebouwen tot 1.500 m2 bvo;
  4. d. hotels en restaurants tot 1.500 m2 bvo;
  5. e. winkels waarin maximaal 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak niet meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  6. f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  7. g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover er niet meer dan 50 personen verblijven gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  8. h. bedrijfsgebouwen tot 1.500 m2 bvo;
  9. i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  10. j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.27 bestaand:

het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel een vrijstelling op grond van de WRO, een ontheffing op basis van de Wro, of een afwijkingsprocedure op basis van de Wabo.

1.28 bestaand bouwwerk

een bouwwerk, dat ten tijde van inwerkingtreding van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd.

1.29 bestaand gebruik

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan en niet in strijd met het vorige bestemmingsplan, de overgangsbepalingen daar mede onder begrepen.

1.30 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.31 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.32 bijbehorende bouwwerk:

aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

1.33 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

bijbehorend bouwwerk, in de vorm van een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

1.34 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.35 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.36 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond.

1.37 bouwperceel agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf

gebied bestaande uit het gedeelte van het bouwvlak gelegen achter de voorgevellijn met daarbij gerekend naast- en achtergelegen gebied met een totale oppervlakte van 1,5 ha, gerekend vanaf de uiterste contouren van de bebouwing in de maximaal verhouding van 2:1 of 1:2.

1.38 bouwperceel agrarisch loonbedrijf

gebied bestaande uit het gedeelte van het bouwvlak gelegen achter de voorgevellijn met daarbij gerekend naast- en achtergelegen gebied met een totale oppervlakte van 1,5 ha, gerekend vanaf de uiterste contouren van de bebouwing in de maximaal verhouding van 2:1 of 1:2.

1.39 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.40 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.41 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.42 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.43 bulkgoederen

onverpakte vaste en/of vloeibare goederen die in grote hoeveelheden tegelijk gestort, opgeslagen en vervoerd kunnen worden, waaronder zand, grond, grind, stenen, graan, afvalwater.

1.44 dagrecreatieve voorzieningen

vormen van recreatief gebruik, zoals wandelpaden, visplaatsen en parkeerplaatsen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, geen sprake is van overnachting en geen gemotoriseerde vormen van recreatie zijn toegestaan.

1.45 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst:

  1. a. dakkapellen mogen uitsluitend worden uitgevoerd met gesloten zijwanden;
  2. b. dakkapellen hebben een maximale hoogte van 1,75 m;
  3. c. de afstand tussen de onderkant van de dakkapel en de dakvoet ligt tussen de 0,5 en 1 m;
  4. d. de afstand tussen de bovenkant van de dakkapel en de daknok is 0,5 m of meer;
  5. e. de afstand tussen de zijkanten van de dakkapel en de zijranden van het dak is 0,5 m of meer;
  6. f. de breedte van de dakkapel beslaat ten hoogste 2/3 van de breedte van het dakvlak.

1.46 dakoverstek:

een dak over een ruimte bij een gebouw, welke ruimte niet zodanig door wanden is omgeven, dat deze ruimte als deel uitmakend van het gebouw is aan te merken.

1.47 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.48 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.49 dierenpension

een bedrijf waarbinnen bedrijfsmatig tijdelijke huisvesting aan huisdieren van derden wordt geboden, zoals een kennel/cattery, of een asiel; een hondenbewakingsbedrijf wordt hiermede onder begrepen.

1.50 druiplijn:

de horizontale snijlijn van het oplopende dakvlak met het daaronder gelegen buitenwerkse gevelvlak; dit betekent dat in voorkomende gevallen de druiplijn wordt bepaald overeenkomstig het hieronder staande:

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hez01-VA01_0003.jpg"

1.51 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.52 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.53 extensieve dagrecreatie

vormen van recreatief (mede)gebruik in een gebied, waarbij de recreatie geen specifiek beslag leg op de ruimte, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.54 extensieve veehouderij

vorm van veeteelt waarbij teelt afhankelijk is van de grond als productiemiddel.

1.55 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.56 geluidgevoelig object

woningen alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (hierna:"Wgh") en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.

1.57 geluidzoneringsplichtige bedrijven

een bedrijf, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.58 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.59 gezondheidscentrum

het verlenen van medische diensten aan particulieren zoals counseling/coaching, massages, dieet-afslankadviezen, workshops en sporten.

1.60 glastuinbouwbedrijf

een agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie uitsluitend of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

een agrarisch bedrijf, waarbij het voortbrengen van producten hoofdzakelijk plaatsvindt in kassen.

1.61 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt.

1.62 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik gemaakt wordt van open grond (waaronder ook begrepen grond met kassen met een hoogte van niet meer dan 1 m).

1.63 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder medebegrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.64 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.65 horeca

activiteiten, zoals bedoeld in Bijlage 3 bij deze regels, die in zijn algemeenheid zijn gericht op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken.

1.66 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie.

1.67 hotel

een accommodatie waarin logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden, kleine etenswaren en dranken worden verstrekt aan gasten.

1.68 intensieve veehouderij

de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel.

1.69 kampeerboerderij

(deel van) een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen.

1.70 kampeermiddelen

tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst.

1.71 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groente, bloemen of planten.

1.72 koel- en sorteerbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het opslaan en sorteren van agrarische producten, als dan niet met mechanische koeling, met functiegebonden verhuur en verkoop.

1.73 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico en/of een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen.

Onder kwetsbaar object wordt verstaan:

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld bij beperkt kwetsbaar object;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  5. e. objecten die met de onder a tot en met d genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn.

1.74 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.75 ligplaats

de ruimte, die door een woonschip (respectievelijk recreatiewoonschip of een schip) wordt ingenomen.

1.76 longeercirkel:

ruimte in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke training kan worden gegeven.

1.77 maatschappelijke en culturele voorzieningen

educatieve, culturele, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.78 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.79 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met en of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, functiegebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodaties en het houden van wedstrijden en andere evenementen.

1.80 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychologische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.81 mer-grens

de grens zoals bedoeld in het Besluit mer, onderdeel D.

1.82 mestopslagplaats

een constructie van beton, hout of staal, dan wel een aarden put bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest. Onder een mestopslagplaats wordt niet begrepen een mestkelder, zijnde een volledig ondergrondse bak, die is gecombineerd met een gebouw.

1.83 natuurwetenschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.84 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.85 ondergeschikte detailhandel:

detailhandelsactiviteiten die aan te merken zijn als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van een niet-detailhandelsbedrijf en daaraan in bedrijfseconomisch en ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn.

1.86 ondersteunende voorzieningen

bedrijven en voorzieningen die faciliterend zijn aan de op het bedrijventerrein aanwezige bedrijven voor agribusiness en logistiek.

1.87 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet, óf met ten hoogste twee wanden is omsloten.

1.88 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.

1.89 paardenfokkerij:

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden en/of pony's, de verkoop van gefokte paarden en/of pony's, en/of het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van de fokkerij.

1.90 paardenhouderij:

een bedrijf dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's, niet zijnde een paardenfokkerij.

1.91 paardenpension

het houden van paarden en pony's ten behoeve van pensionstallen, niet zijnde manege.

1.92 paardenstoeterij / paardenfokkerij

het houden van paarden en pony's ten behoeve van het produceren van deze dieren, geschikt voor bepaalde taken zoals hengstenstations, opfokbedrijven, handelsstallen en africht- en trainingsstallen.

1.93 peil

  1. 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  1. 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

- de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij aanvang van de bouw;

  1. 3. indien in of op het water wordt gebouwd:

- het Normaal Amsterdams Peil (of een plaatselijk aan te houden waterpeil).

  1. 1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
  3. 3. waterpeil: de gemiddelde hoogte van de waterlijn gemeten ten opzichte van de oever.

1.94 permanente bewoning

bewoning van een woning als hoofdverblijf.

1.95 plantaardig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk geteeld wordt in kassen of waarbij een hiermee vergelijkbare methode wordt gevolgd. Voorbeelden zijn de teelt van tulpen en witlof.

1.96 plattelandswoning:

een voormalige agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf.

1.97 poldertours

extensieve dagrecreatie in de vorm van gemotoriseerde toertochten met functiegebonden (ondergeschikte) horeca.

1.98 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient als verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.99 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting past bij ten minste een halve arbeidskracht.

1.100 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke volgens wettelijke regelingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.101 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen is een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.102 Stesam

organisch restproduct afkomstig van de celluloseproductie dat stuiven van percelen/zandvlaktes tegengaat.

1.103 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersborden, wegbebakening, bewegwijzering, verlichting, halteaanduiding, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, afvalcontainers, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens en abri's.

1.104 teeltondersteunend glas

glasopstand dienstbaar aan een vollegronds landbouwbedrijf en bestemd voor het broeien of opkweken van plantmateriaal.

1.105 toeristisch kamperen

recreatief buitenverblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen.

1.106 traditionele Wieringermeerboerderij

standaard type boerderij, bestaande uit woonhuis en schuur, gebouwd in de periode 1930 tot 1955, waarbij het woonhuis links of rechts van de schuur werd gebouwd, dan wel los of met een kleine tussenbouw aan de schuur vast of inpandig.

1.107 trainingsmolen:

ruimte in de vorm van een cirkel, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen, draven of galopperen door aansturing via een computergestuurde bedieningskast.

1.108 tuincentrum

een detailhandelsvestiging waar de volgende goederen ten verkoop worden aangeboden: boomkwekerijproducten, planten, kamerplanten, (bloem)bollen, knollen, zaden en snijbloemen, gewasbeschermingsmaterialen, meststoffen, grondproducten; attributen voor de verfraaiing en het onderhoud van tuinen, zoals tuingereedschappen en daarbij benodigde hulpmaterialen, zoals bestratingsmateriaal, potterie voor binnen en buiten, tuinhout en vijvermateriaal; tuinmeubilair, tuinhuisjes en kassen, decoratie voor binnen- en buitenshuis en seizoensartikelen en tevens de niet direct branche-eigen artikelen: wonen (klein meubelen) en workshops met dien verstande dat maximaal 20% van de verkoopvloeroppervlakte gebruikt mag worden voor deze artikelen.

1.109 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.110 veehouderijbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren.

1.111 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.112 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.113 voorgevellijn

de gevel van een woning of hoofdgebouw, alsmede het verlengde daarvan, langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing de evenwijdige aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.

1.114 wonen

bewonen van een woning door één afzonderlijke huishouding.

1.115 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming, al dan niet noodzakelijk is.

een complex aan ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

1.116 woonschip

een in het water drijvend object, dat dient als woning.

  1. 1. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot dag- en/of nachtverblijf van één huishouden;
  2. 2. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder 1 in aanbouw;
  3. 3. een casco dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder 1 kan worden opgebouwd;
  4. 4. elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;
  5. 5. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder 1 tot en met 4 dat is ingegraven, aangeaard, op de wal getrokken of door andere oorzaak niet onmiddellijk kan varen of drijven;
  6. 6. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder 1 tot en met 5.

1.117 zorgboerderij

(voormalig) agrarisch bedrijf waar bedrijfsmatig dagbesteding voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap, personen met een psychische of sociale hulpvraag en/of zorgbehoevende ouderen al dan niet in combinatie met overnachtingsmogelijkheden voor de doelgroepen als zorginstelling, wordt geïnitieerd en begeleid.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd )gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen; daar waar aangekapt wordt aan het bestaande dakvlak wordt de goot niet als goothoogte gerekend.

2.5 hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  1. a. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting van de gebouwen als bedoeld in lid 3.2;
  2. b. de plaats van de gebouwen binnen het bouwvlak;
  3. c. de landschappelijke inpassing van gebouwen en bouwwerken.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van een vergroting van het agrarisch bouwvlak tot 2 ha onder de voorwaarde dat:
    1. 1. dat de uitbreiding noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering;
    2. 2. de uitbreiding niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    3. 3. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
    4. 4. de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen landschappelijk wordt ingepast;
  2. b. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van het afwijken van de maximale verhouding tussen breedte en diepte van het agrarisch bouwperceel van 1 : 2 (of omgekeerd) onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de voorgeschreven verhouding van 1 : 2 (of omgekeerd) leidt tot een onevenredig grote milieuhinder voor de direct omwonenden;
    2. 2. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
    3. 3. de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen landschappelijk wordt ingepast;
  3. c. lid 3.2.1 onder e ten behoeve van een vergroting van de oppervlakte van teeltondersteunende kassen tot 4.000 m2 of tot een maximum van 200 m2 per hectare voor bedrijven die groter zijn dan 20 ha onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de uitbreiding noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    2. 2. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
    3. 3. de uitbreiding van de teeltondersteunende kassen landschappelijk wordt ingepast;
    4. 4. vooraf een ontheffing is verkregen van Gedeputeerde Staten;
  4. d. lid 3.2.2 onder b en toestaan dat de bedrijfswoning op een andere plek wordt herbouwd, mits:
    1. 1. herbouw niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    2. 2. herbouw landschappelijk aanvaardbaar is;
  5. e. lid 3.2.2, sub a en toestaan dat één extra bedrijfswoning wordt gebouwd, mits dit noodzakelijk is voor het toezicht;
  6. f. lid 3.2.2, sub h, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    1. 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    2. 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    3. 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
  7. g. lid 3.2.3, sub 1, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen, met dien verstande dat:
    1. 1. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    2. 2. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping in het verlengde van de gevels van de stolp wordt gebouwd;
    3. 3. de dakhelling van de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping overeenkomstig de dakhelling van de stolp is;
    4. 4. voor het overige de bouwregels uit artikel 3.2.2 van overeenkomstige toepassing zijn.
  8. h. lid 3.2.4 onder a ten behoeve van een bouwhoogte van torensilo's binnen het agrarisch bouwperceel tot een bouwhoogte van ten hoogste 25 m, onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de bebouwing op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
    2. 2. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
  9. i. lid 3.2.4 onder b ten behoeve van de bouw van mestopslagplaatsen, voor zover als bouwwerk aangemerkt, buiten het agrarisch bouwperceel, onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 3.000 m3;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m exclusief afdekking;
    3. 3. situering op het agrarisch bouwperceel om milieutechnische of bedrijfsvoeringstechnische redenen niet mogelijk is;
    4. 4. de gronden niet binnen een afstand van 100 m van woningen en bedrijfswoningen, verblijfsrecreatieterreinen groter dan 2,5 ha en de bestemmingen “natuur” en “bos” groter dan 5 ha liggen;
    5. 5. voor zover noodzakelijk ecologisch onderzoek wordt verricht;
    6. 6. vooraf een beeldkwaliteitplan wordt opgesteld ten behoeve van de landschappelijke inpassing, waarbij uitgangspunt is dat een mestopslag wordt ingepast door middel van een groen aangeklede grondwal.
  10. j. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van de oprichting van één schuilhut of melkstal per agrarisch bedrijf buiten het agrarisch bouwperceel, onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m2;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m, mits er gebouwd wordt in één bouwlaag met kap;
    3. 3. het gebouw op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
  11. k. lid 3.2.4 onder a ten behoeve van de hoogtemaat van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten behoeve van zendmasten, tot een hoogte van maximaal 60 m;
  12. l. lid 3.2.1 onder u ten behoeve van een afwijkende dakhelling, mits dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering en landschappelijk;
  13. m. lid 3.2.4 onder f ten behoeve van de afstand van de meetmast tot de windmolen tot een afstand van 600 m, mits de landschappelijke inpassing voldoende is gewaarborgd en de noodzaak door de aanvrager is aangetoond.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd onder e, f en g kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  1. a. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting van de gebouwen als bedoeld in lid 4.2.2;
  2. b. de plaats van de gebouwen binnen het bouwvlak;
  3. c. de landschappelijke inpassing van gebouwen en bouwwerken.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.1.2 en toestaan dat een bestaande bedrijfswoning als plattelandswoning gebruikt wordt, met dien verstande dat bij het agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfswoning deel uit maakte, geen nieuwe bedrijfswoning mag worden gerealiseerd;
  2. b. lid 4.1.2 en toestaan dat één extra bedrijfswoning wordt gebouwd, mits dit noodzakelijk is voor het toezicht.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Natuur, met dien verstande dat de gebieden een corridorfunctie vervullen tussen het Robbenoordbos en het Sluitgatbos, teneinde deze gebieden aan elkaar te laten groeien.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 5.2.2 onder g en toestaan dat de bedrijfswoning op een andere plek wordt herbouwd, mits:
    1. 1. herbouw niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    2. 2. herbouw landschappelijk aanvaardbaar is;
  2. b. lid 5.2.2, sub h, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    1. 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    2. 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    3. 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
  3. c. lid 5.2.3, sub 1, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen, met dien verstande dat:
    1. 1. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    2. 2. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping in het verlengde van de gevels van de stolp wordt gebouwd;
    3. 3. de dakhelling van de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping overeenkomstig de dakhelling van de stolp is;
    4. 4. voor het overige de bouwregels uit artikel 3.2.2 van overeenkomstige toepassing zijn.

De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  1. a. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting van de gebouwen als bedoeld in lid 5.2;
  2. b. de plaats van de gebouwen binnen het bouwvlak;
  3. c. de landschappelijke inpassing van gebouwen en bouwwerken.

5.6 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  2. b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  4. d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen.

5.7 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 5.1 ten behoeve van bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 van de staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover de betreffende activiteit naar aard en invloed gelijk gesteld kan worden met de volgens lid 5.1.1 toegelaten categorieën;
  2. b. bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen, voor zover de betreffende activiteit naar aard en invloed gelijk gesteld kan worden met de volgens lid 5.1.1 toegelaten categorieën;
  3. c. artikel 5.6, lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  4. d. artikel 5.6, lid c en toestaan dat naast de in lid 5.2.2, sub h, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    4. 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  5. e. artikel 5.6, lid d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    1. 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    2. 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    3. 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    4. 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    5. 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    6. 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 5.7, onder c t/m e kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

5.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Cultuur En Ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een parenclub;
  2. b. functiegebonden horeca in categorie 4 als bedoeld in de staat van horecatypen, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels;

en tevens voor:

  1. c. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
      • niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
      • alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
      • er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
      • degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
      • er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
      • er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
      • buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
    2. 2. het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
      • er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
      • permanente bewoning niet is toegestaan;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
  1. d. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  2. e. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals groen, water, verharding en parkeren

7.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. b. de bestaande oppervlakte aan gebouwen mag met ten hoogste 10% worden uitgebreid;
  3. c. per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  4. d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 5,5 m bedragen;
  5. e. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 10 m bedragen;
  6. f. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 175 m2;
  7. g. de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder f toegelaten maximale oppervlakte, vermeerderd met de onder sub l, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  8. h. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  9. i. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  10. j. bij vrijstaande bedrijfswoningen mag de dakhelling niet minder 30º en niet meer dan 60º bedragen;
  11. k. bij herbouw dient de bedrijfswoning op dezelfde plek te worden teruggebouwd, indien de afstand tot een agrarisch bouwperceel van derden minder dan 100 m bedraagt,
  12. l. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    1. 1. bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    2. 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
      • de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
      • de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub f toegelaten maximale oppervlakte van de bedrijfswoning , vermeerderd met:
      • 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
      • 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
      • 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
      • 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
      • de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder de eerste t/m de vierde bullet is toegestaan;
    4. 4. het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    5. 5. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
    6. 6. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
    7. 7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning ;
    8. 8. een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
    9. 9. ondergronds bouwen is niet toegestaan.
  13. m. met betrekking tot aanbouwen en uitbouwen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    1. 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m2;
    2. 2. goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    3. 3. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen met dien verstande, dat deze ten minste 1 m onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw dient te blijven;
    4. 4. de dakhelling niet meer mag bedragen 60º;
  14. n. met betrekking tot bijgebouwen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    1. 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m2;
    2. 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    4. 4. de dakhelling niet minder dan 18 en niet meer dan 60 mag bedragen;
  15. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak, waarbij:
    1. 1. de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 7 m mag bedragen;
    2. 2. het aantal vlaggenmasten niet meer dan 1 mag bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van zwembaden ten hoogste 3 m mag bedragen;
    4. 4. de hoogte van erfafscheiding mag ten hoogste 2 m bedragen
    5. 5. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5 m mag bedragen.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 7.2 onder j en toestaan dat de bedrijfswoning op een andere plek wordt herbouwd, mits:
    1. 1. herbouw niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    2. 2. herbouw landschappelijk aanvaardbaar is;
  2. b. lid 7.2, sub k, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    1. 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    2. 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    3. 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.

De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  2. b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  4. d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen;
  5. e. het gebruiken, dan wel laten gebruiken, van de gronden zonder te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 7.4, lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  2. b. artikel 7.4, lid c en toestaan dat naast de in artikel 7.2, lid k, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    4. 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  3. c. artikel 7.4, lid d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    1. 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    2. 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    3. 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    4. 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    5. 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    6. 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 7.5, onder a t/m c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke en culturele voorzieningen;
  2. b. kantoor;
  3. c. lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de in Bijlage 2;

en tevens voor:

  1. d. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
      • niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
      • alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
      • er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
      • degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
      • er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
      • er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
      • buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
    2. 2. het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
      • er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
      • permanente bewoning niet is toegestaan;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
  1. e. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  2. f. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals groen, water, verharding en parkeren.

8.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. b. per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  3. c. de goothoogte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 8 m bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 10 m bedragen;
  5. e. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 175 m2;
  6. f. de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder c toegelaten maximale oppervlakte, vermeerderd met de onder sub i, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  7. g. de bedrijfswoning dient in het hoofdgebouw te worden gesitueerd;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' mag het bouwvolume van het hoofdgebouw, bestaande uit de woning en de aangebouwde schuur' niet worden vergroot;
  9. i. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    1. 1. bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    2. 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
      • de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
      • de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub e toegelaten maximale oppervlakte van de bedrijfswoning , vermeerderd met:
      • 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
      • 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
      • 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
      • 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
      • de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder de eerste t/m de vierde bullet is toegestaan;
    4. 4. het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    5. 5. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
    6. 6. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
    7. 7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    8. 8. een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
    9. 9. ondergronds bouwen is niet toegestaan;
  10. j. met betrekking tot bijgebouwen bij de bedrijfswoningen geldt het volgende:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 150 m2;
    2. 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    4. 4. de dakhelling niet minder dan 18º en niet meer dan 60º mag bedragen;
  11. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak, waarbij:
    1. 1. de hoogte van antenne-inrichtingen ten hoogste 23 m mag bedragen;
    2. 2. de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 7 m mag bedragen;
    3. 3. het aantal vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 3;
    4. 4. de bouwhoogte van zwembaden ten hoogste 3 m mag bedragen;
    5. 5. de hoogte van erfafscheiding achter de voorgevellijn mag ten hoogste 2 m bedragen;
    6. 6. de hoogte van erfafscheiding voor de voorgevellijn mag ten hoogste 1 m bedragen;
    7. 7. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5 m mag bedragen.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 8.2 sub g, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    1. 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    2. 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    3. 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  2. b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  4. d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 8.4, lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  2. b. artikel 8.4, lid c en toestaan dat naast de in artikel 8.2lid g, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    4. 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  3. c. artikel 8.4, lid d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    1. 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    2. 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    3. 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    4. 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    5. 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    6. 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 8.5, onder a t/m c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

Artikel 9 Natuur

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1.1 ten behoeve van het realiseren van een al dan niet verhard parkeerterrein van ten hoogste 300 m2 per bestemmingsvlak, onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting van de natuurwaarden mag plaatsvinden.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 10.2.1 onder e en toestaan dat de bedrijfswoning op een andere plek wordt herbouwd, mits:
    1. 1. herbouw niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    2. 2. herbouw landschappelijk aanvaardbaar is.
  2. b. lid10.2.1 sub f, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    1. 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    2. 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    3. 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  2. b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  4. d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 10.4, lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  2. b. artikel 10.4, lid c en toestaan dat naast de in lid 10.2.1, sub f, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    4. 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  3. c. artikel 10.4, lid d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    1. 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    2. 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    3. 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    4. 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    5. 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    6. 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 10.5, onder a t/m c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

Artikel 11 Recreatie - Jachthaven

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid11.2.1, sub h, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    1. 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    2. 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    3. 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  2. b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  4. d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen;
  5. e. het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 11.4, lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  2. b. artikel 11.4, lid c en toestaan dat naast de in lid 11.2.1 sub f, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    4. 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  3. c. artikel 11.4, lid d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    1. 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    2. 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    3. 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    4. 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    5. 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    6. 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 11.5, onder a t/m c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

Artikel 12 Recreatie - Volkstuinen

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen ten behoeve van 'volkstuin' gelden de volgende bepalingen;

  1. a. per volkstuin mag, naast één bergruimte, niet meer dan één hobbykas of één broeibak worden gebouwd mits de tuin tenminste 100 m2 bedraagt;
  2. b. de oppervlakte van een hobbykas of een broeibak mag niet meer bedragen dan 5% van de oppervlakte van een volkstuin;
  3. c. de oppervlakte van een bergruimte mag ten hoogste 2 m² bedragen;
  4. d. de totale bebouwde oppervlakte per tuin mag niet meer dan 12 m² bedragen;
  5. e. de hoogte van een bergruimte mag niet meer bedragen dan 0,80 m;
  6. f. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2,30 m.

Artikel 13 Sport - Manege

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. paardensport in de vorm van een manege;
  2. b. aan de functie als bedoeld onder a gebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke);
  3. c. maximaal 1 bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
      • niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
      • alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
      • er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
      • degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
      • er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
      • er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
      • buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
    2. 2. het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
      • er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
      • permanente bewoning niet is toegestaan;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
  4. d. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen.
  5. e. parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  1. a. de oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van de manege mag met maximaal 10% worden vergroot ten opzichte van de bestaande oppervlakte;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  3. c. maximaal 1 bedrijfswoning mag worden gebouwd;
  4. d. de oppervlakte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 175 m2;
  5. e. de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder d toegelaten maximale oppervlakte, vermeerderd met de onder sub i onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  6. f. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  7. g. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  8. h. de dakhelling van de bedrijfswoning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60º bedragen;
  9. i. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    1. 1. bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    2. 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
      • de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
      • de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub d toegelaten maximale oppervlakte van de bedrijfswoning, vermeerderd met:
      • 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
      • 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
      • 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
      • 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
      • de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder de eerste t/m de vierde bullet is toegestaan;
    4. 4. het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    5. 5. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
    6. 6. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
    7. 7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
    8. 8. een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
    9. 9. ondergronds bouwen is niet toegestaan;
  10. j. met betrekking tot aanbouwen en uitbouwen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    1. 1. deze zijn gesitueerd achter de voorgevellijn;
    2. 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2;
    3. 3. goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    4. 4. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen met dien verstande, dat deze ten minste 1 m onder de bouwhoogte van de bedrijfswoning dient te blijven;
    5. 5. de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60º;
  11. k. met betrekking tot bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    1. 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m2;
    2. 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    4. 4. de dakhelling niet minder dan 18 en niet meer dan 60º mag bedragen.
  12. l. de hoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 7 m bedragen;
  13. m. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 1 bedragen;
  14. n. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
  15. o. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn maximaal 1 m bedragen;
  16. p. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 15 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel13.2 sub h, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    1. 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    2. 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    3. 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  2. b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  4. d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen;
  5. e. het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 13.4, lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  2. b. artikel 13.4, lid c en toestaan dat naast de in artikel 13.2 sub h, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    4. 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  3. c. artikel 13.4, lid d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    1. 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    2. 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    3. 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    4. 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    5. 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    6. 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 13.5, onder a t/m c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 16 Water - Waterweg

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden gronden met de bestemming Water - Waterweg te gebruiken of te laten gebruiken als ligplaats voor woonschepen en/of drijvende woningen.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaatsing van bijgebouwen bij woningen waarbij geëist kan worden dat deze worden opgericht achter de lijn, welke kan worden getrokken in het verlengde van de achtergevel.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 17.2.1 onder g ten behoeve van een andere situering van de woning op het perceel onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de nieuwe situering vanuit stedenbouwkundig of milieuhygiënisch oogpunt of om redenen van algemeen belang gewenst of toelaatbaar is;
    2. 2. de nieuwe situering landschappelijk aanvaardbaar is;
    3. 3. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
    4. 4. de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 5 m bedraagt.
  2. b. lid 17.2.1, sub i, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    1. 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    2. 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    3. 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
  3. c. lid 17.2.2, sub 1, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen, met dien verstande dat:
    1. 1. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    2. 2. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping in het verlengde van de gevels van de stolp wordt gebouwd;
    3. 3. de dakhelling van de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping overeenkomstig de dakhelling van de stolp is;
    4. 4. voor het overige de bouwregels uit artikel 3.2.2 van overeenkomstige toepassing zijn.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd onder eb en c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 17.5.4, sub c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  2. b. lid 17.5.4, sub c en toestaan dat naast de in artikel 17.2.1 sub i, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    2. 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    3. 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    4. 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  3. c. lid 17.5.4, sub d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    1. 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    2. 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    3. 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    4. 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    5. 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    6. 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 17.6, onder a t/m c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 18 Bedrijf - Opslag - Voorlopig

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Opslag - Voorlopig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op- en overslag van bermgras;
  2. b. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals paden, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.

18.2 Bouwregels

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan, storten of bergen van materialen/producten zoals folie, afval, puin, bouwmateriaal, voertuigen en mest;
  2. b. het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem.

18.4 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming ex artikel 3.2 Wet ruimtelijke ordening als bedoeld in artikel 3.1 geldt voor een termijn van maximaal 5 jaar, te rekenen vanaf het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

18.5 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming Agrarisch

De voor Bedrijf - Opslag - Voorlopig aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in artikel 18.4 bestemd voor agrarisch gebruik zoals bedoeld in artikel 3 Agrarisch.

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, conform de bouwregels op grond van de betreffende bestemming, mits de belangen van de gasleiding niet worden geschaad. Alvorens bij de omgevingsvergunning af te wijken winnen burgemeester en wethouder schriftelijk advies in bij de beheerder van de gasleiding.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Archeologie

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 10.000 m² wordt uitgebreid;
  2. b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 10.000 m² wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld;
  3. c. bouwwerken met een oppervlakte van 10.000 m² of minder;
  4. d. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 10.000 m² maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2, mits:

  1. a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  2. b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  3. c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. een verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. een verplichting tot het laten begeleiden van het bouwen door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Geomorfologie

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Natuur

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

Op de in lid 23.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van de bouwwerken niet meer mag bedragen dan 10 m.

23.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, conform de bouwregels op grond van de betreffende bestemming, mits de belangen van de waterkering niet worden geschaad.
  2. b. Alvorens bij een omgevingsvergunning af te wijken, zoals bedoeld onder a winnen burgemeester en wethouder schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

23.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de waterkerende functie is komen te vervallen, dan wel uit berekeningen is gebleken dat een andere ligging noodzakelijk, c.q. verantwoord is, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Parkeren

Een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd, indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd.

25.2 Bestaande maten

  1. a. Voor een bouwwerk dat krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven maximummaten, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven minimummaten, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. b. ingeval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats geschiedt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het overgangsrecht bouwwerken, zoals opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 26 Algemene Gebruiksregels

26.1 Parkeren

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken zonder te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

26.2 Gebruik aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Het is verboden (vrijstaande) bijgebouwen, aan- en uitbouwen of een gedeelte van een hoofdgebouw te gebruiken als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.

Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels

27.1 Luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied' geldt een laagvliegroute voor straaljagers en helikopters.

27.2 Vrijwaringszone - dijk

27.3 Vrijwaringszone - radar

Ter plaats van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' zijn de gronden tevens bestemd voor de functie van de radar.

27.4 Vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan zoals aangegeven op het kaartbeeld in bijlage 4, zulks ter bescherming van het straalverbindingstraject.

27.5 Monumenten en karakteristieke bebouwing

  1. a. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - monument' en 'karakteristiek' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' is primair het bepaalde in de Monumentenwet van toepassing;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening, verboden bouwwerken te slopen;
  4. d. het verbod zoals opgenomen in lid c geldt niet indien sloop betrekking heeft op geveldelen of ondergeschikte delen van het dakvlak en sloop noodzakelijk is ter realisering van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw, een dakkapel en / of instandhouding van het gebouw;
  5. e. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder c indien handhaving van de bestaande bebouwing in redelijkheid niet van de eigenaar kan worden gevergd;
  6. f. alvorens bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder c wordt voorafgaand een advies ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie;
  7. g. het verbod als bedoeld onder c geldt niet voor zover het betreft bouwwerkzaamheden ten behoeven van het onderhoud van het pand.

27.6 Industrielawaai

  1. a. binnen de aanduiding "Geluidzone - industrie" is de bouw van geluidgevoelige objecten niet toegestaan
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a ten behoeve van de bouw van geluidgevoelige functies.

27.7 LPG risico-contour

Op de gronden binnen de aanduiding "veiligheidszone - lpg" geldt dat:

  1. a. geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd;
  2. b. burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien dit op grond van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan toelaatbaar wordt geacht;
  3. c. onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen: op een zodanige wijze dat de plaatsgebondenrisicocontour (10-6) van het vulpunt, reservoir en verkooppunt buiten de veiligheidszone LPG komt te liggen.

27.8 Bodembeschermingsgebied

Op de gronden binnen de aanduiding "milieuzone - bodembeschermingsgebied" is verboden:

  1. a. het opsporen en winnen van delfstoffen;
  2. b. het gebruik van gronden ten behoeve van inrichtingen als afvalstort of - verwerking.

27.9 Stiltegebied

Op de gronden binnen de aanduiding "milieuzone - stiltegebied" is verboden om zonder bij een omgevingsvergunning af te wijken bouwwerken te realiseren en werken en werkzaamheden uit te voeren die afbreuk aan de te beschermen belangen.

27.10 Veiligheidszone - Bevi

Op de gronden binnen de aanduiding "veiligheidszone - Bevi" geldt dat:

  1. a. geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd;
  2. b. burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien dit op grond van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan toelaatbaar wordt geacht.

27.11 Milieuzone - geurzone

Op de gronden binnen de aanduiding "Milieuzone - geurzone" geldt dat:

  1. a. geen geurgevoelige objecten mogen worden gebouwd;
  2. b. burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien de geurzone wordt verkleind of de bedrijfsactiviteiten worden beëindigd.

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

28.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:

  1. a. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsdoeleinden of andere naar doelstelling daarmede vergelijkbare instellingen, zoals gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten, onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de inhoud van de gebouwtjes niet meer bedraagt dan 75 m3;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. b. afwijkingen van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen en voorgeschreven maten met ten hoogste 10% maar niet meer dan 2 m, en voor kassen niet meer dan 5 m, voor zover dit om technische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk is en uit het oogpunt van welstand en beeldkwaliteit niet bezwaarlijk is.

28.2 Mantelzorg

28.3 Bed & breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de vestiging van bed & breakfast onder de voorwaarde dat:

  1. a. voor de percelen met de aanduiding 'karakteristiek' en/of traditionele Wieringermeerboerderijen de volgende voorwaarden gelden:
    1. 1. maximaal 20 personen mogen worden gehuisvest;
    2. 2. de functie mag in de traditionele Wieringermeerboerderij, c.q. karakteristieke bebouwing worden gevestigd of er dient gebruik te worden gemaakt van de binnen de bestemming toegestane bouwmogelijkheden voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning;
    3. 3. tussen de gemeente en initiatiefnemer dient een planschade overeenkomst te worden gesloten;
    4. 4. binnen een kamer mag een zelfstandige keukenvoorziening of een gezamenlijke keukenvoorziening worden aangebracht;
    5. 5. permanente bewoning is uitgesloten;
    6. 6. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en er moet sprake zijn van een acceptabele verkeerssituatie;
    7. 7. er mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en zich daarop bevinden bouwwerken plaatsvinden;
    8. 8. afstandsnormen ten opzichte van milieuhinderlijke activiteiten dienen in acht te worden genomen.
  2. b. voor percelen met de bestemming Agrarisch en Wonen, niet zijnde aangeduid als traditionele Wieringermeerboerderijen of aangeduid als 'karakteristiek', de volgende voorwaarden gelden:
    1. 1. maximaal 20 personen mogen worden gehuisvest;
    2. 2. gebruik dient te worden gemaakt van de binnen de bestemming toegestane bouwmogelijkheden voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning;
    3. 3. de afstand tot naastgelegen erven dient minimaal 10 m te bedragen;
    4. 4. permanente bewoning is uitgesloten;
    5. 5. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en er moet sprake zijn van een acceptabele verkeerssituatie;
    6. 6. de bed & breakfast functie ondergeschikt is aan de woonfunctie;
    7. 7. tussen de gemeente en initiatiefnemer dient een planschade overeenkomst te worden gesloten;
    8. 8. er is geen eigen kookgelegenheid toegestaan;
    9. 9. er mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en zich daarop bevinden bouwwerken plaatsvinden;
    10. 10. afstandsnormen ten opzichte van milieuhinderlijke activiteiten dienen in acht te worden genomen.

28.4 Transformatorstations

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de bouw van transformatorstations binnen de bestemmingen Agrarisch, onder de voorwaarde d;at:

  1. a. het aantal transformatorstations niet meer mag bedragen dan 3;
  2. b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten hoogste 800 m2 mag bedragen;
  3. c. de bouwhoogte ten hoogste 6 m mag bedragen;
  4. d. aangetoond is dat het transformatorstation noodzakelijk is voor de energievoorziening;
  5. e. de bebouwing op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
  6. f. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad.

28.5 Paardenbakken

Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels

29.1 Advies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen bij verandering van de windmolenopstelling, mits advies is gevraagd aan de Luchtverkeersleiding Nederland.

29.2 Archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het schrappen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

29.3 Veiligheidszone - LPG

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het schrappen of wijzigen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' of de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', indien de risicosituatie is gewijzigd.

Artikel 30 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit om bij een omgevingsvergunning af te wijken, zoals opgenomen in dit plan, is de in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 31 Wettelijke Regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Overgangsrecht bouwwerken

32.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009, eerste partiële herziening.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Hollands Kroon in de in de vergadering

6 november 2014.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Plangeschiedenis

Voor het buitengebied van de voormalige gemeente Wieringermeer is op 27 oktober 2011 het bestemmingsplan Buitengebied 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Wieringermeer. Met het bestemmingsplan werd voorzien in een actuele planologische regeling voor nagenoeg het hele buitengebied van Wieringermeer.

In het bestemmingsplan waren onder meer de bestaande lijnopstellingen van windmolens opgenomen. In het voorgaande bestemmingsplan was de bouwhoogte voor windturbines in lijnopstelling ongelimiteerd; in het in 2011 vastgestelde plan zijn de maximale maten afgestemd op de Structuurvisie Windplan Wieringermeer. Hoewel hiermee sprake was van een beperking van de maximale afmeting van windturbines ten opzichte van het voorgaande planologische regime, waren de in 2011 geboden mogelijkheden aanzienlijk ruimer dan feitelijk aanwezig.

Geschil

Tijdens de totstandkoming van het in 2011 vastgestelde bestemmingsplan is er een verschil van mening ontstaan met het Ministerie van Defensie over radarverstoring. Het ministerie was van mening dat er sprake was van een nieuwe planologische situatie, waarbij hogere bouwhoogten werden toegelaten dan feitelijk aanwezig en er een radarverstoringstoets voor de nieuwe windturbines noodzakelijk was. De gemeente was het met de verplichte radarverstorinsgtoets oneens. Discussiepunt was de uitleg van een brief van het Ministerie van Defensie van 27 oktober 2006, waarin het radarverstoringsbeleid uiteen is gezet. In deze brief is aangegeven dat bouwplannen waarvoor een onherroepelijke bouwvergunning is verkregen en bestemmingsplannen waarin mogelijkheden zijn vastgelegd voor bouwwerken met een hoogte die hoger is dan de maximaal toelaatbare hoogte (45,9 meter ten opzichte van vliegveld De Kooy) zullen worden gerespecteerd. Daarnaast werden gemeenten in deze brief verzocht de mogelijkheden te verkennen om de bouwhoogtes in overeenstemming te brengen met de maximaal toelaatbare hoogtes voor wat betreft radarverstoring. De gemeente stelde zich op het standpunt dat gelet op de ongelimiteerde bouwhoogte er sprake was van een behoorlijke teruggang in bouwmogelijkheden en dus voldoende aan de inspanningsverplichting was voldaan. Het Ministerie stelde dat dit onvoldoende was.

Oordeel Raad van State

De Raad van State heeft op 16 januari 2013 (zaaknummer: 201201158/1/R1) het beroep van het Ministerie gegrond verklaard. Omdat de bestemmingsplanregeling voorziet in ruime uitbreidingsmogelijkheden ten opzichte van de tijdens de planvaststelling bestaande windmolens in lijnopstelling, is de Raad van State van oordeel dat in het kader van de te verrichten belangenafweging de gemeenteraad niet had mogen voorbijgaan aan de mogelijke gevolgen van de planregeling voor de werking van de radar. Omdat de bouwmogelijkheden van het voorheen geldende planologische regime niet maximaal zijn verwezenlijkt, moeten de gevolgen van deze bouwmogelijkheden voor de werking van de radar in het kader van de voorbereiding van het nieuwe bestemmingsplan zelfstandig worden beoordeeld. Dit is niet gedaan. Als gevolg hiervan heeft de Raad van State de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - testlocatie windmolens" en "specifieke vorm van agrarisch - windmolens in lijnopstelling" op 16 januari 2013 van de plankaart verwijderd.

1.2 Reparaties

Uitspraak Raad van State

Met de uitspraak van de Raad van State zijn een tweetal functieaanduidingen voor respectievelijk "windmolens in lijnopstelling" en "testlocaties voor windmolens" van de verbeelding verwijderd. Een functieaanduiding is geen specifieke bestemming maar een laag bovenop een bestemming, waardoor de onderliggende bestemming, in dit geval "Agrarisch" in stand is gebleven. Omdat niet de bestemming is vernietigd wordt niet teruggevallen op de planologische mogelijkheden die het voorgaande bestemmingsplan bood, maar blijft de bestemming "Agrarisch" van het bestemmingplan Buitengebied 2009 van kracht. Door het verwijderen van de aanduidingen op de plankaart hebben de verwijzingen naar deze aanduidingen in de planregels geen betekenis meer (zij verwijzen naar een niet bestaande aanduiding). Het gevolg hiervan is dat het op grond van dit bestemmingsplan niet meer mogelijk is om windturbines in een lijnopstelling op te richten. Met voorliggend bestemmingsplan worden, met in acht name van de uitspraak van de Raad van State en binnen de juridische mogelijkheden, de aanduidingen hersteld.

Overige reparaties

Naast de noodzakelijke reparatie als gevolg van de uitspraak van de Raad van State, wordt het bestemmingsplan op nog een aantal andere punten aangepast. Het gaat daarbij om individuele percelen die om uiteenlopende redenen moeten worden voorzien van een andere bestemming dan in het in 2011 vastgestelde plan. In hoofdstuk 3.1 wordt beschreven om welke percelen het gaat.

1.3 Aanvullingen

Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan is het beleid van hogere overheden en de gemeente Hollands Kroon op een aantal punten gewijzigd/vernieuwd. De onderstaande regelgeving en beleid zijn in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt:

  • Tweede agrarische bedrijfswoningen. Conform het provinciaal beleid is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen, die agrariërs de mogelijkheid biedt een tweede bedrijfswoning te realiseren.
  • Bestemming "Bos": De bouwhoogte van gebouwen is verruimd van 3 m naar 6 m. De bouwhoogte is hiermee afgestemd op de bestaande bouwhoogte van de gebouwen.
  • Opname regeling bijbehorende bouwwerken bij woningen. De gemeente Hollands Kroon heeft op 24 januari 2013 een regeling voor bijbehorende bouwwerken vastgesteld. Deze regeling wordt in alle bestemmingsplannen verwerkt. De reparatie van het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009 vormt een uitgelezen kans deze regeling in het bestemmingsplan te verwerken.
  • Bestemming "Wonen": schrappen van de mogelijkheid tot realisatie van een paardenbak bij woningen. Hiervoor is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan (reeds aanwezig).

In paragraaf 3.1 wordt hier, waar nodig, nader op ingegaan.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Net als ieder ander bestemmingsplan, bestaat dit bestemmingsplan uit een toelichting, regels en een verbeelding. Het doel van dit bestemmingsplan is om uitvoering te geven aan de uitspraak van de Raad van State en het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009 op onderdelen te repareren. Het bestemmingsplan is overeenkomstig dit doel opgezet. Het betreft geen actualisatie van het geldende bestemmingsplan, maar een reparatie. Concreet betekent dit dat in de toelichting alleen aandacht wordt besteed aan de te repareren onderdelen. De beleidsbeschrijving is hierdoor beperkter van aard en de toetsing aan milieu- en omgevingsaspecten heeft alleen betrekking op de gewijzigde onderdelen. Analoog hieraan zijn op de verbeelding alleen de gewijzigde percelen/ aanduidingen opgenomen. Omwille van de leesbaarheid is ervoor gekozen de regels uit het Bestemmingsplan Buitengebied 2009 integraal over te nemen. Echter, uitsluitend de cursieve en onderstreepte tekstdelen maken deel uit van dit bestemmingsplan. De dubbeldoorgehaalde tekstdelen zijn komen te vervallen.

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 1 gaat in op de aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan, het plangebied en de opzet van het bestemmingsplan;
  • Hoofdstuk 2 gaat in op de beleidskaders op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau, voor zover betrekking hebbend op de te repareren onderdelen;
  • Hoofdstuk 3 geeft de planbeschrijving, in dit geval een korte toelichting per 'reparatie' die plaatsvindt;
  • Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van de relevante milieuaspecten, voor zover betrekking hebbend op de te repareren onderdelen; ;
  • Hoofdstuk 5 vormt de toelichting op de regels van het bestemmingsplan;
  • Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Nationale belangen op het gebied zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), dat beschreven wordt in paragraaf 2.1.2.

2.1.2 Barro / Rarro

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening regelen de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn opgenomen:

  • het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • militaire terreinen en -objecten;
  • de Wadden;
  • de kust (inclusief primaire kering);
  • de grote rivieren;
  • de Werelderfgoederen.
  • reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
  • veiligheid vaarwegen;
  • het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
  • de buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
  • bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
  • reservering voor rivierverruiming Maas;
  • de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Vanuit het Barro/Rarro gelden diverse beperkingen voor het grondgebied van de gemeente Hollands Kroon. Relevant in het kader van de voorliggende reparatie is het 'radarverstoringsgebied'. Uit het kaartmateriaal behorende bij het Rarro blijkt dat het plangebied is gelegen binnen het radarverstoringsgebied van het militaire vliegveld Leeuwarden (zie figuur 2.1). Uit het Rarro blijkt dat een radarverstoringstoets moet worden uitgevoerd voor bebouwing met een hoogte vanaf 89 m. Het plangebied is tevens gelegen binnen het radarverstoringsgebied van vliegveld De Kooy. Op dit vliegveld is een radarinstallatie voor civiele doeleinden alsmede Distance Measuring Equipment (DME) aanwezig. Ter bescherming van de belangen van zowel de militaire als de civiele radarinstallaties is in dit bestemmingsplan een radarverstoringstoets opgenomoen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het Barro/Rarro.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hez01-VA01_0001.jpg"

Figuur 2.1: Radarverstoringsgebied vliegbasis Leeuwarden (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040

Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie "Noord-Holland 2040" vastgesteld. Uitgangspunt voor 2040 is "kwaliteit door veelzijdigheid". Op 23 mei 2011 is hier de eerste partiële herziening van vastgesteld. De doelstelling van de structuurvisie is dat Noord-Holland aantrekkelijk moet blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een drietal provinciale belangen aangewezen: Ruimtelijke kwaliteit, Duurzaam ruimtegebruik en Klimaatbestendigheid.

In een bestemmingsplantoelichting dienen de hoofddoelstelling en de provinciale belangen die zijn verwoord in de structuurvisie genoemd te worden. Verder wordt in de structuurvisie op specifieke onderwerpen in algemene bewoordingen aangegeven wat het provinciaal beleid is. Wanneer relevant kan dit in een bestemmingsplantoelichting worden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hez01-VA01_0002.png"

Figuur 2.2: Hoofddoelstellingen uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

Uitgangspunt voor 2040 is 'kwaliteit door veelzijdigheid'. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie.

De structuurvisie is bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers. Om de provinciale belangen, die in de structuurvisie zijn gedefinieerd, door te laten werken, heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie opgesteld. Hierin wordt een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijk als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Regeling bijbehorende bouwwerken bij woningen.

Op 24 januari 2013 heeft de gemeenteraad van Hollands Kroon de "Regeling bijbehorende bouwwerken bij woningen" vastgesteld. Deze regeling heeft tot doel de verschillende regelingen die er in de voormalige gemeenten Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer gelden ten aanzien van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, bed & breakfast, mantelzorg en aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, te uniformeren.

De regeling maakt een onderscheid tussen woningen binnen en buiten de bebouwde kom. De gemeente heeft ervoor gekozen een ruime regeling vast te stellen, die de nodige ruimte biedt voor bouw- en gebruiksregels. Inwoners krijgen binnen hetgeen dat als maximaal ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht, de ruimte om hun bouwwensen en gebruikswensen te realiseren. Per aspect wordt hierbij uitgegaan van de meest soepele regeling van de oude gemeenten, mits deze op zichzelf én cumulatief geen afbreuk doet aan de totale regeling dan wel leidt tot onevenredige beperkingen c.q. belemmeringen voor omliggende percelen. De regeling is verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In de navolgende paragrafen wordt nader ingegaan op de onderdelen waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen 'reparaties' en onderdelen die worden toegevoegd of gewijzigd in verband met veranderde wet- en regelgeving en beleidsmatige inzichten.

3.1 Reparaties

3.1.1 Lijnopstellingen windmolens / testlocaties windmolens

Als gevolg van de hiervoor besproken uitspraak van de Raad van State zijn de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - testlocatie windmolens' en 'specifieke vorm van agrarisch - lijnopstellingen voor windmolens' komen te vervallen. In dit bestemmingsplan worden deze aanduidingen opnieuw opgenomen. De begrenzing van de aanduidingenvlakken is daarbij net iets ruimer dan in het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009. Ter voldoening aan het Barro/Rarro is tevens een radarverstoringstoets in het bestemmingsplan opgenomen. In het gehele plangebied geldt een bouwverbod voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde hoger dan 89 m. Het bestemmingsplan bevat een afwijkingsbevoegdheid om het bouwverbod te doorbreken. Een afwijking kan slechts vergund worden nadat Defensie een positief advies heeft uitgebracht.

3.1.2 Overige reparaties

Naast de noodzakelijke reparatie als gevolg van de uitspraak van de Raad van State, wordt het bestemmingsplan op nog een aantal andere punten aangepast. Het gaat daarbij om individuele percelen die om uiteenlopende redenen moeten worden voorzien van een andere bestemming dan in het in 2011 vastgestelde plan. In hoofdstuk 3.1 is beschreven om welke percelen het gaat. Het gaat om de volgende percelen:

Veranderen in "Wonen":

  • Oom Keesweg 22;
  • Praamweg 2;
  • Wierweg 12;
  • Wierweg 8;
  • Westermiddenmeerweg 13;
  • Westermiddenemerweg 13a;
  • Schagerweg 49;

Veranderen in "Agrarisch":

  • Oosterkwelweg 15. Aan dit perceel wordt tevens een aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' toegevoegd, dit in verband met de bestaande, legale, bedrijfsvoering die hier plaatsvindt;
  • Molenweg 55;
  • Alkmaarseweg 12;

Veranderen in "Bedrijf":

  • Oosterkwelweg 3, met aanvullend een gebruiksmogelijkheid voor een architectenbureau;
  • Achter Alkmaarseweg 11/13. Ter plaatse bevindt zich een aardgaswinlocatie. Deze functie valt onder de bestemming "Bedrijf" in plaats van "Agrarisch";
  • Molenweg 52 te Slootdorp. Ter plaatse is een rietdekkersbedrijf gevestigd met bedrijfswoning. Deze functie valt onder de bestemming "Bedrijf" in plaats van "Agrarisch". In 2002 is middels een wijzigingsplan de bestemming gewijzigd naar "Bedrijf".

Naast het wijzigen van de bestemmingen van deze percelen op de verbeelding (percelen), dient voor een aantal andere percelen een specifiekere bestemming geboden te worden dan opgenomen in het vigerende plan. Het gaat om de volgende percelen:

  • Oudelanderweg 51: toevoegen van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', zodat wonen niet mogelijk is;
  • Robbenoordweg 48: toevoegen van een aanduiding op de verbeelding, zodat een bestaande solitaire windmolen wordt bestemd;
  • Wagenpad 20: toevoegen van een aanduiding op de verbeelding, zodat een bestaande roofvogelfokkerij wordt bestemd;
  • Wagenpad 26: toevoegen van een aanduiding op de verbeelding, zodat de bestaande bouwmogelijkheid voor 4.000 m2 teeltondersteunend glas wordt bestemd.

3.2 Aanvullingen

3.2.1 Regeling bijbehorende bouwwerken bij woningen

In de bouwregels van de betreffende bestemmingen zijn regels opgenomen ten aanzien van de plaats, omvang en maatvoering van bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bij (bedrijfs)woningen. De hoofdregel is dat de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken nooit meer mag bedragen dan de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw die op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, vermeerderd met:

  1. a. 70 m² bij rijwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;
  2. b. 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
  3. c. 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
  4. d. 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
  5. e. 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
  6. f. de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan.

Hierbij geldt altijd dat het bebouwingspercentage op een bouwperceel nooit meer dan 50% mag bedragen. Daarnaast zijn er regels voor de goot- en bouwhoogte opgenomen en is er voorzien in een specifieke regeling voor erkers voor de voorgevel van het hoofdgebouw. Ondergronds bouwen is niet toegestaan.

3.2.2 Beroep aan huis, bed & breakfast en mantelzorg

In diverse bestemmingen zijn regels opgenomen voor een gebruik van (bedrijfs) woningen samen met een aan huis verbonden beroep of bedrijf, bed & breakfast en mantelzorg. Maximaal 1/3 van de totale oppervlakte van de woningen en de bijbehorende bouwwerken mag ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven worden gebruikt, met een maximum van 75 m². Het gaat om ‘lichte’ activiteiten die geen onevenredige hinder aan het woon- en leefmilieu mogen toebrengen. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, is niet toegestaan. De aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven die zijn toegestaan, zijn vermeld in bijlage 1 bij de regels. Het betreft hier een niet-limitatieve lijst. Beroepen of bedrijven die naar de aard daarmee vergelijkbaar zijn, zijn eveneens toegestaan. Daarnaast mogen bestaande (bedrijfs)woningen en bestaande bijbehorende bouwwerken voor een hobbymatige bed & breakfast voor maximaal 4 personen worden gebruikt. Een eigen kookgelegenheid is daarbij niet toegestaan. Mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte dan wel in een mantelzorgwoning is mogelijk na afwijking. Deze afwijking wordt alleen verleend indien de noodzaak is aangetoond aan de hand van een indicering door een onafhankelijke indicatieorganisatie. De oppervlakte van de afhankelijke woonruimte dan wel mantelzorgwoning mag niet meer dan 70 m² bedragen. Binnen 6 maanden na de beëindiging van de mantelzorg moet het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte ongedaan zijn gemaakt, dan wel moet de mantelzorgwoning zijn verwijderd.

3.2.3 Tweede agrarisch bedrijfswoning

Agariers moeten de mogelijkheid hebben een tweede agrarische bedrijfswoning op te richten. Conform het provinciaal beleid kan een verzoek hiertoe slechts gehonoreerd worden, indien aangetoond kan worden dat deze woning noodzakelijk is uit het oogpunt van toezicht. Het bestemmingsplan bevat een afwijkingsbevoegdheid binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden'.

3.2.4 Plattelandswoning

Op 1 januari 2013 is de wettelijke basis voor plattelandswoningen gelegd, onder andere door toevoeging van artikel 1.1a aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Met deze wetswijziging wordt het planologisch mogelijk gemaakt om de agrarische bedrijfswoning (tevens) door een derde te laten bewonen zonder dat dit het betreffende bedrijf beperkt in de bedrijfsvoering. Door een status als plattelandswoning kan een woning niet aangemerkt worden als een gevoelig object in het kader van de wet- en regelgeving op het gebied van milieu. Degene die daar woont, kan niet klagen over geluid of stankoverlast van het bedrijf waartoe de woning behoort of behoorde. Een omzetting naar een woonbestemming verdient in principe altijd de voorkeur boven het aanwijzen van een woning als plattelandswoning. Tenslotte blijft een woning met de status “plattelandswoning” beschouwd worden als onderdeel van de landbouwinrichting. Het is daarom niet mogelijk een andere bedrijfswoning te realiseren, als een agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning in gebruik is. De afweging om bewoning van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning door derden toe te staan, ligt bij het gemeentebestuur. In het voorliggende bestemmingsplan is hiervoor, in aanvulling op het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009, een regeling opgenomen.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar 'repareert' het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009 in een aantal opzichten. Het legt bestaande rechten vast. Toetsing aan milieuaspecten is daarom niet aan de orde. Het gaat immers om bestaand, legaal gebruik, dat niet goed was bestemd.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de eisen die gelden voor het opstellen van bestemmingsplan, zoals neergelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Voor dit bestemmingsplan is gebruikt gemaakt van de SVBP 2012, terwijl het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009 is opgesteld volgens de SVBP 2008. De reden hiervoor is dat per 1 juli 2013 de SVBP 2012 verplicht moet worden toegepast.

Volledigheidshalve wordt hier nogmaals opgemerkt dat uitsluitend de cursieve en onderstreepte tekstgedeelten onderdeel uitmaken van de regels van dit bestemmingsplan. Om de leesbaarheid te vergroten zijn de regels uit het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009 integraal overgenomen.

5.1 Regels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels (hoofdstuk 1);
  • Bestemmingsregels (hoofdstuk 2);
  • Algemene regels (hoofdstuk 3);
  • Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).

INLEIDENDE REGELS

In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat voorkomt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden. De begrippen zijn afgestemd op de 'standaard begrippenlijst' die de gemeente Hollands Kroon hanteert.

BESTEMMINGSREGELS

In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Hieronder worden de verschillende bestemmingen die onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan kort toegelicht.

Agrarisch / Agrarisch met waarden

De bestemming "Agrarisch" / "Agrarisch met waarden" is op een aantal punten gewijzigd. Allereerst is de regeling voor bijbehorende bouwwerken bij woningen toegevoegd. Dit betekent onder meer dat de regels voor bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven en mantelzorg zijn aangepast. Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor:

  1. a. het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning;
  2. b. het realiseren van een tweede agrarische bedrijfswoning. Voor het overige is de regeling ongewijzigd.

Ten slotte is een aantal aanduidingen in de regels verwerkt, te weten: :

  1. a. 'specifieke vorm van agrarisch - roofvogelfokkerij';
  2. b. 'agrarisch loonbedrijf';
  3. c. 'bedrijfswoning uitgesloten';
  4. d. 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering teeltondersteunend glas'.

Voor het overige is de regeling ongewijzigd gebleven.

Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is op een aantal punten aangevuld: Allereerst is de regeling voor bijbehorende bouwwerken bij woningen toegevoegd. Dit betekent onder meer dat de regels voor bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven en mantelzorg zijn aangepast.

Op de tweede plaats is een aantal aanduiding in de regels verwerkt. Het gaat om de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - architectenbureau'. Deze aanduiding maakt het mogelijk om tevens een architectenbureau uit te oefenen op het perceel Oosterkwelweg 3.

Wonen

Evenals de hiervoor besproken bestemmingen is de bestemming "Wonen" aangevuld met de regeling voor bijbehorende bouwwerken bij woningen. Daarnaast is de gebruiksmogelijkheid voor een paardenbak uit de bestemmingsomschrijving verwijderd. Voor het overige is de regeling ongewijzigd gebleven.

ALGEMENE REGELS

In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsregels, algemene regels gesteld die van toepassing kunnen zijn binnen meerdere bestemmingen.

De belangrijkste toevoeging aan dit hoofdstuk betreft opname van een radarverstoringstoets in artikel 27.3 van de regels. Voor het gehele plangebied geldt een bouwverbod voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde hoger dan 89 m. Dit verbod geldt niet voor het vervangen/vernieuwen van bestaande bouwwerken. Artikel 27.3 bevat een afwijkingsbevoegdheid om het bouwverbod te doorbreken. Een afwijking kan slechts vergund worden nadat Defensie en Luchtverkeersleiding Nederland een positief advies hebben uitgebracht.

OVERGANGS- EN SLOTREGELS

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naamgeving van het bestemmingsplan vastgelegd. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

5.2 Geometrische Bepaling

Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een topografische ondergrond gebruikt. Met behulp van lijnen, coderingen en arceringen is aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Exploitatieverplichting

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om - indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten -deze te verhalen op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

In onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor een exploitatieplan moet worden opgesteld of die van invloed zijn op de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Conclusie

Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg en inspraak

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het bestemmingsplan in het geding zijn. Het voorontwerp is verzonden aan:

  • Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  • Provincie Noord-Holland
  • Ministerie van Defensie

Van deze partijen heeft het Ministerie van Defensie gereageerd en aangegeven geen op- of aanmerkingen te hebben op het plan.

6.2.2 Ontwerp bestemmingsplan

Op basis van de vooroverlegreacties en ambtshalve wijzigingen (ondergeschikte tekstuele wijzigingen) is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat door een ieder gedurende een termijn van zes weken zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren kunnen worden gebracht. Deze termijn liep van 17 juli 2014 tot en met 27 augustus 2014.

Op het bestemmingsplan zijn twee zienswijzen binnengekomen. De samenvatting en beantwoorden hiervan is opgenomen in de 'Notitie zienswijzen en ambtelijke wijzigingen', die is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze toelichting. Los van de ingekomen zienswijzen zijn tevens enkele 'ambtelijke wijzigingen' doorgevoerd. Deze zijn eveneens in voornoemde notitie opgenomen.

Bijlage 1 Aan-huis-verbonden Beroepen En Bedrijven

Bijlage 1 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 1

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten 1

Bijlage 3 Staat Van Horecatypen

Bijlage 3 Staat van horecatypen

Bijlage 4 Hoogtebeperkingen Straalpad

Bijlage 4 Hoogtebeperkingen straalpad

Bijlage 1 Notitie Zienswijzen En Ambtelijke Wijzigingen

Bijlage 1 Notitie zienswijzen en ambtelijke wijzigingen