KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Begrenzing
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Hoofdstuk 4 Gevolgen Van De Herziening
Hoofdstuk 5 Juridische Regelgeving
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Vooroverleg En Inspraak
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Schelphorst 62 te Wieringerwerf

Wijzigingsplan - Gemeente Hollands Kroon

Vastgesteld op 20-12-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Schelphorst 62 te Wieringerwerf van de gemeente Hollands Kroon;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1911.BPWWerfhz0002-va01;

1.3 aan- / uitbouw:

een uit de gevel springend, in architektonisch opzicht ondergeschikt, deel van een hoofdgebouw dat door zijn indeling en inrichting is bestemd om hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de hoofdfunctie;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aan huis gebonden bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk met ondergeschikte functies, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt. Het bedrijf dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven;

1.6 aan huis gebonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep met ondergeschikte functies, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt. Het beroep dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven.

Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachtelijke bedrijven;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel of bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.10 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;

1.11 bedrijfsverzamelgebouw:

bedrijfsgebouw waarin meerdere bedrijven gevestigd zijn;

1.12 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.13 beperkt kwetsbare objecten:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden:

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare dienst- en bedrijfsgebouwen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen tot 1.500 m2 bvo;
  3. c. hotels en restaurants tot 1.500 m2 bvo;
  4. d. winkels waarin maximaal 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak niet meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  5. e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  6. f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover er niet meer dan 50 personen verblijven gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  7. g. bedrijfsgebouwen tot 1.500 m2 bvo;
  8. h. objecten die met de onder 1 tot en met 8 en 10 genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.14 bestaand:

a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonische opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de op de verbeelding aangegeven lijn die de grens vormt van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.25 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst:

a. dakkapellen mogen uitsluitend worden uitgevoerd met gesloten zijwanden;

b. dakkapellen hebben een maximale hoogte van 1,5 m;

c. de afstand tussen de onderkant van de dakkapel en de dakvoet ligt tussen de 0,5 en 1 m;

d. de afstand tussen de bovenkant van de dakkapel en de daknok is 0,5 m of meer;

e. de afstand tussen de zijkanten van de dakkapel en de zijranden van het dak is 0,5 m of meer;

f. de breedte van de dakkapel beslaat ten hoogste 2/3 van de breedte van het dakvlak;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlakte nodig heeft voor uitstalling, zoals detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, tuincentra, bouwmarkten, woninginrichting (zoals meubels), keukens en sanitair;

1.28 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.29 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.30 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met twee of meer wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.33 hotel:

een accommodatie waarin logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden, kleine etenswaren en dranken worden verstrekt aan gasten en mogelijk ook aan passanten;

1.34 kadastraal perceel:

een doormiddel van een stippellijn op de verbeelding aangegeven perceel, gekenmerkt door een zelfde aard of soort van bebouwing en toebehorend aan een zelfde persoon, zoals dat is ingeschreven in het kadaster;

1.35 kampeermiddelen:

tent, tentwagen, kampeerauto of (toer)caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig, of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel werkzaam op de kampeerplaats waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;

1.36 kwetsbare objecten:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

  1. a. woningen, niet zijnde dienstwoningen van derden en verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen en scholen;
  3. c. gebouwen of gedeelten daarvan bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  4. d. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object en complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  5. e. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  6. f. objecten die met de onder 1 tot en met 4 genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;

1.37 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, alsook ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.38 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, milieuvoorzieningen, e.d.;

1.39 risicovolle inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.40 seks- en /of pornobedrijf:

een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte, handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen.

Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen;

1.41 stacaravan:

een caravan, die als gebouw valt aan te merken, maar waarvoor ingevolge het bepaalde in de Woningwet geen bouwvergunning is vereist;

1.42 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.43 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan "Schelphorst 62 te Wieringerwerf" bestaande uit 1 blad met nummer 01-410273-WP-VO-SH-160606 met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

1.44 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;

1.45 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, of voor de huisvesting buiten het verband van een huishouden tot en met maximaal vier personen;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

2.4 de diepte van een gebouw:

horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels gemeten van de voorgevel tot de achtergevel en 1 m boven peil en waarbij de grootste maat (gemeten evenwijdig aan één van de zijgevels ) bepalend is;

2.5 de verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf peil;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de lengte en breedte van een bouwwerk:

horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren), met dien verstande dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven in categorie 1 tot en met 4.2 uit de bij deze regels behorende bijlage “Staat van Bedrijfsactiviteiten” voorzover zij zijn toegelaten binnen de op de verbeelding aangegeven afstand, met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
  2. b. bedrijven die wat betreft hun gevolgen voor de omgeving gelijk kunnen worden gesteld aan de onder sub a. genoemde bedrijven, met als voorwaarde dat geen sprake is van een hogere milieucategorie;
  3. c. volumineuze detailhandel, uitsluitend binnen de daarvoor op de verbeelding aangegeven zone “volumineuze detailhandel” (dhv), mits;
    1. 1. bij afzonderlijke vestiging van genoemde detailhandel het netto verkoopvloeroppervlak dat ten behoeve van detailhandel wordt gebruikt ten minste 500 m2 bedraagt;
    2. 2. parkeervoorzieningen voor personeel en bezoekers op eigen terrein wordt gerealiseerd;

met daarbij behorende:

  1. d. tuinen en erven;
  2. e. water;
  3. f. nutsvoorzieningen;
  4. g. verkeersontsluitingen;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. bij de onder a t/m h genoemde functies behorende bouwwerken, overkappingen en open terrein, waaronder straten, opslag-, laad- en losplaatsen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. risicovolle inrichtingen;
  3. c. detailhandelsbedrijven, behoudens:
    1. 1. ondergeschikte detailhandel in de vorm van productiegebonden detailhandel;
    2. 2. ondergeschikte detailhandel van goederen die in het kader van de bedrijfsuitoefening worden verkocht of geleverd;
  4. d. zelfstandige kantoren;
  5. e. zelfstandige horeca;
  6. f. (bedrijfs)woning;
  7. g. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak en voor de voorgevellijn;
  8. h. seks- en/of pornobedrijf en prostitutie;
  9. i. het splitsen van een bouwperceel;
  10. j. meerdere bedrijven per bouwperceel.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Aanduidingsregels

5.1 vrijwaringszone - straalpad

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden bij omgevingsvergunning voor het bouwen af wijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. het bouwvlak mag worden overschreden ten behoeve van de bouw van galerijen, balkons, erkers, luifels en reclamevoorzieningen waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
    1. 1. de diepte uit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter, met dien verstande dat de afstand tot de voorste perceelsgrens niet minder dan 2 meter mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter, met dien verstande dat voor balkons geldt dat de hoogte van de balustrade niet meer mag bedragen dan 1,5 meter gemeten vanaf de bovenzijde van de grondvloer van het balkon;
  3. c. het plaatsen van lichtmasten met een grotere hoogte dan bepaald in de bestemmingen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m;
  4. d. de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn met dien verstande dat deze maximaal 2 meter mag bedragen en indien het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet (meer) wordt aangetast, de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van de gronden en/of gebouwen als seksinrichting;
  2. b. uitstallings- of opslagplaats al dan niet voor gebruik van geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
  3. c. uitstallings- of opslagplaats, dan wel als stand- of ligplaats voor kampeerwagens, woonwagens, woonboten, tenten en andere onderkomens;
  4. d. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  5. e. kamerverhuur aan vijf of meer personen.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

9.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 met maximaal 10%.

9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende wijzigingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

9.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan "Schelphorst 62 te Wieringerwerf".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Hollands Kroon heeft feitelijk de bedrijfswoning ter plaatse van het adres Schelphorst 62 gesaneerd. Planologisch is deze sanering nog niet vastgelegd.

Het voorliggend bestemmingsplan heeft als doel om ter plaatse van het perceel Schelphorst 62 de op grond van artikel 5.7 van het vigerende bestemmingsplan 'Wieringerwerf', de specifieke functieaanduiding 'bedrijfswoning' te verwijderen en die nieuwe situatie zonder aanduiding juridisch planologisch vast te leggen.

Dit heeft gevolgen voor de regels en verbeelding van het bestemmingsplan. Met het voorliggende 2e herziening van het bestemmingsplan Wieringerwerf worden de regels en verbeelding gewijzigd.

De mogelijkheid om de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) te laten vervallen is in het vigerende bestemmingsplan 'Wieringerwerf' in artikel 5.7 Wijzigingsbevoegdheid bedrijfswoning (bw) geregeld. Hierbij kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van deze bevoegdheid op grond van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.2 Plangebied

Het bedrijventerrein Wieringerwerf ligt ten zuidwesten van de gemeente Wieringerwerf. Het plangebied is gelegen in de noordelijke zone van het bedrijventerrein. Op figuur 1 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPWWerfhz0002-va01_0001.png"

Figuur 1: ligging plangebied (rood kader) op bedrijventerrein Wieringerwerf

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Tot het moment waarop het wijzigingsplan 'wijziging functieaanduiding Schelphorst 62, Wieringerwerf' in werking treedt, geldt het bestemmingsplan 'Wieringerwerf', zoals op 27 januari 2011 door de gemeenteraad van Hollands Kroon is vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn de gronden voorzien van de functieaanduiding 'bedrijfswoning'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPWWerfhz0002-va01_0002.png"

Figuur 2: uitsnede bestemmingsplan 'Wieringerwerf' met ligging plangebied ter plaatse van groene markering (de rode kaders zijn de kadastrale perceelsgrenzen)

1.4 Leeswijzer

De toelichting bestaat uit 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het plan. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de beleidsaspecten. Hoofdstuk 4 beschrijft de gevolgen van de herziening waarna hoofdstuk 5 ingaat op de juridische regelgeving. Daarna komt in hoofdstuk 6 de economische uitvoerbaarheid aan bod en tot slot in hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Het Plan

2.1 Begrenzing

Deze herziening betreft het omkaderde gebied (zie figuur 3). Het plangebied betreft een bedrijfsperceel. Het bedrijfsperceel is onderdeel van het bedrijventerrein. Op de onderstaande figuur 3 is de toekomstige situatie weergegeven waarbij de omissie is opgeheven en een bedrijfswoning aan de bestemming is toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPWWerfhz0002-va01_0003.png"

Figuur 3: uitsnede verbeelding nieuwe situatie

2.2 Toekomstige Situatie

Met deze wijziging wordt op het bedrijfsperceel bedrijfsactiviteiten toegestaan. De wijzigingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan is dat de functieaanduiding 'bedrijfswoning' van het bestemmingsvlak wordt verwijderd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

De wijzigingen zoals beschreven in dit wijzigingsplan zijn (conform het bestemmingsplan 'Wieringerwerf' en vigerende beleid) navolgbaar aan de beleidsdoeleinden zoals gesteld door Rijks-, provinciale en gemeentelijke overheid. Dit plan betreft uitsluitend een correctie van een bestemmingsaanduiding op basis van de werkelijke situatie.

In artikel 9 van de Provinciale Ruimtelijke verordening (vastgesteld op 28 september 2015) is aangegeven dat als bestaand bebouwd gebied wordt aangewezen de bestaande of de bij een – op het moment van inwerkingtreding van de verordening – geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing, uitgezonderd bebouwing op agrarische bouwpercelen en kassen. Onder toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing wordt mede begrepen de daarbij behorende bebouwing ten behoeve van openbare voorzieningen, verkeersinfrastructuur alsmede stedelijk water en stedelijk groen van een stad, dorp of kern.

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is, vanwege de huidige bestemming “Bedrijventerrein”, op grond van de regels behorende bij de Verordening aan te merken als 'bestaand bebouwd gebied'.

Voorliggend plan voldoet derhalve aan het beleidskader.

Hoofdstuk 4 Gevolgen Van De Herziening

Het verwijderen van de bestaande functieaanduiding heeft geen gevolgen voor de omgeving. Doordat in deze situatie de aanduiding voor de bedrijfswoning wordt verwijderd en deze bedrijfswoning wel een milieugevoelige functie betreft voor andere omliggende bedrijvigheid verbeterd de milieutechnische situatie voor de omgeving.

Voor het plangebied blijven de overige gebruiksmogelijkheden ongewijzigd evenals de maximaal toegestane bouwhoogte en milieuzonering.

Vanuit een goede ruimtelijke ordening worden er geen negatieve effecten verwacht op de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven. Daarnaast worden ook geen effecten verwacht op de aspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, archeologie, natuur, water, externe veiligheid en planschade.

Hoofdstuk 5 Juridische Regelgeving

De regels van voorliggend bestemmingsplan zijn afgestemd op het vigerende bestemmingsplan 'Wieringerwerf', waarbij de regels die van toepassing zijn in dit plan zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Er hebben uitsluitend wijzigingen plaatsgevonden op de verbeelding en bestemmingsregels in de vorm van het verwijderen van de functieaanduiding en bijbehorende regels voor de bedrijfswoning.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het plan betreft het wegbestemmen van een bedrijfswoning. Voor het voornemen is door de gemeente een subsidie aangevraagd en verkregen. Middels deze subsidie zijn de kosten van het voornemen gedekt en heeft het plan voor de gemeente geen financiële consequenties. Een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk en het bestemmingsplan is daarmee financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Vooroverleg En Inspraak

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt getoetst met het versturen van het plan naar de verschillende overlegpartners. Naast de overlegpartners wordt iedereen in de gelegenheid gesteld het plan te beoordelen. Onderstaand is aangegeven op welke manier de maatschappelijke uitvoerbaarheid precies getoetst wordt.

Vooroverleg

Het concept ontwerpbestemmingsplan 'Schelphorst 62 te Wieringerwerf' is op grond van artikel 3.1.1 Bro (Besluit ruimtelijke ordening) verzonden aan de relevante wettelijke instanties ten behoeve van het vooroverleg.

Gelet op de beperkte wijzigingen wordt het vooroverleg tegelijkertijd met het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan gevoerd.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten