KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Artikel 10 Wettelijke Regelingen
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel

Oostermiddenmeerweg 11

Wijzigingsplan - Gemeente Hollands Kroon

Vastgesteld op 01-08-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan:
Het wijzigingsplan Oostermiddenmeerweg 11 met identificatienummer NL.IMRO.1911.WPOostermweg11-va01 van de gemeente Hollands Kroon;
1.2 Het bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij be-horende bijlagen;
1.3 Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het be-bouwen van deze gronden;
1.4 Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 Aan- of uitbouw:
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdge-bouw.
1.6 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
Een in bijlage 1 genoemd dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in over-eenstemming is;
1.7 Achtererfgebied:
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.8 Afgraven en ophogen van de bodem
Het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bo-dem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd. Hieronder wordt niet begre-pen:
  1. de werkzaamheden, die in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
  2. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weder te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
  3. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden);
1.9 Afhankelijke woonruimte:
Woonruimte die een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.10 Bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 Bebouwingspercentage:
Een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouw- dan wel bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.12 Bed & breakfast:
Een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.13 Bedrijf:
Een onderneming waarin doorgaans met economisch oogmerk goederen worden ver-vaardigd, bewerkt, verwerkt en/of opgeslagen;
1.14 Bedrijfsgebouw:
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.15 Bedrijfswoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestem-ming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.16 Beperkt kwetsbaar object:
Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richt-waarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.17 Beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte:
De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instel-ling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.18 Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak;
1.19 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 Bijbehorend bouwwerk:
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
1.21 Bijgebouw:
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderschei-den kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht onderge-schikt is aan het hoofdgebouw.;
1.22 Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieu-wen of veranderen van een standplaats;
1.23 Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak;
1.24 Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij el-kaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 Bouwperceelgrens:
Een grens van een bouwperceel;
1.26 Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.27 Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 Dagrecreatieve voorzieningen
Vormen van recreatief gebruik, zoals wandelpaden, visplaatsen en parkeerplaatsen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, geen sprake is van overnachting en geen gemotoriseerde vormen van recreatie zijn toegestaan;
1.29 Dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst:
  1. dakkapellen mogen uitsluitend worden uitgevoerd met gesloten zijwanden;
  2. dakkapellen hebben een maximale hoogte van 1,75 m;
  3. de afstand tussen de onderkant van de dakkapel en de dakvoet ligt tussen de 0,5 en 1 m;
  4. de afstand tussen de bovenkant van de dakkapel en de daknok is 0,5 m of meer;
  5. de afstand tussen de zijkanten van de dakkapel en de zijranden van het dak is 0,5 m of meer;
  6. de breedte van de dakkapel beslaat ten hoogste 2/3 van de breedte van het dak-vlak.
  7. de breedte van de dakkapel beslaat ten hoogste 2/3 van de breedte van het dak-vlak;
1.30 Dakoverstek:
Een dak over een ruimte bij een gebouw, welke ruimte niet zodanig door wanden is omgeven, dat deze ruimte als deel uitmakend van het gebouw is aan te merken;
1.31 Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 Druiplijn:
De horizontale snijlijn van het oplopende dakvlak met het daaronder gelegen buiten-werkse gevelvlak; dit betekent dat in voorkomende gevallen de druiplijn wordt be-paald overeenkomstig het hieronder staande:
1.33 Erf:
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.34 Escortbedrijf:
De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.35 Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 Geluidgevoelig object:
Woningen alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (hierna:"Wgh") en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder;
1.37 Geluidzoneringsplichtige inrichting:
Een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vesti-ging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.38 Geurgevoelig object
Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
1.39 Hoofdgebouw:
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.40 Horeca:
Activiteiten, zoals bedoeld in Bijlage 3 bij deze regels, die in zijn algemeenheid zijn gericht op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken;
1.41 Horecabedrijf:
Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie;
1.42 Kampeermiddel:
Tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of an-dere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover niet als bouw-werk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van perso-neel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn ge-plaatst.
1.43 Kwetsbaar object:
Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grens-waarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden ge-nomen;
1.44 Longeercirkel:
Ruimte in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke trai-ning kan worden gegeven;
1.45 Overkapping:
Elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.46 Paardenbak:
Een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere on-dergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zon-der de daarbij behorende voorzieningen;
1.47 Peil:
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij aanvang van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd:
    • het Normaal Amsterdams Peil (of een plaatselijk aan te houden waterpeil).
1.48 Permanente bewoning:
Bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;
1.49 Recreatiewoning:
Een gebouw dat periodiek dient als verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf el-ders hebben;
1.50 Risicovolle inrichting:
Een inrichting, bij welke op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aange-houden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.51 Seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de om-vang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertonin-gen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.52 Trainingsmolen:
Ruimte in de vorm van een cirkel, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen, draven of galopperen door aansturing via een computergestuurde bedieningskast;
1.53 Uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofd-gebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdge-bouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.54 Voorerfgebied:
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.55 Voorgevel:
De naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.56 Wonen
Bewonen van een woning door één afzonderlijke huishouding;
1.57 Woning
Een complex aan ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonder-lijke huishouding.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd )gebouw, waar die afstand het kortst is;
2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoor-stenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 Dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak
2.4 Goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen; daar waar aangekapt wordt aan het bestaande dakvlak wordt de goot niet als goothoogte gerekend;
2.5 Hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.6 Inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 Oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neer-waarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. wonen, al dan niet in combinatie met:
    1. Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
      • niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt ge-bruikt;
      • alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze be-leidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiks-mogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
      • er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden ge-plaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
      • degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, te-vens de bewoner van de woning is;
      • er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
      • er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
      • buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
    2. het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
      • er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
      • permanente bewoning niet is toegestaan;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiks-mogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen.
met daaraan ondergeschikt:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. water;
  3. aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven;

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
  1. artikel 3 lid 2.1 sub f, ten behoeve van een andere situering van de woning op het perceel onder de voorwaarde dat:
    1. de nieuwe situering vanuit stedenbouwkundig of milieuhygiënisch oogpunt of om redenen van algemeen belang gewenst of toelaatbaar is;
    2. de nieuwe situering landschappelijk aanvaardbaar is;
    3. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
    4. de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 5 m bedraagt.
  2. artikel 3 lid 2.1 sub i onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
  3. artikel 3 lid 2.2 sub a, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen, met dien verstande dat:
    1. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    2. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping in het verlengde van de gevels van de stolp wordt gebouwd;
    3. de dakhelling van de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping overeenkomstig de dakhelling van de stolp is;
    4. voor het overige de bouwregels uit artikel 3 lid 2.2, van overeenkomstige toepassing zijn.
De omgevingsvergunningen zoals genoemd onder a, b en c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
  1. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  2. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  3. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  4. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 3 lid 4 sub d, en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
De omgevingsvergunning zoals genoemd in artikel 3 lid 5 sub a kan uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Parkeren

Een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd, indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd.

5.2 Bestaande maten

  1. Voor een bouwwerk dat krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergun-ning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd en dat in het plan ingevolge de be-stemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven maximummaten, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven minimummaten, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. ingeval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats geschiedt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het overgangsrecht bouwwerken, zoals opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Parkeren

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken zonder te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

6.2 Gebruik aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Het is verboden (vrijstaande) bijgebouwen, aan- en uitbouwen of een gedeelte van een hoofdgebouw te gebruiken als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.

6.3 Verbod

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat af-wijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  • het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;
  • het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  • het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 Luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied' geldt een laagvliegroute voor straaljagers en helikopters.

7.2 Vrijwaringszone - radar

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
  1. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsdoeleinden of andere naar doelstelling daarmede vergelijkbare instellingen, zoals gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten, onder de voorwaarde dat:
    1. de inhoud van de gebouwtjes niet meer bedraagt dan 75 m3;
    2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. afwijkingen van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen en voorgeschreven maten met ten hoogste 10% maar niet meer dan 2 m, en voor kassen niet meer dan 5 m, voor zover dit om technische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk is en uit het oogpunt van welstand en beeldkwaliteit niet bezwaarlijk is.

8.2 Bed & Breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de vestiging van bed & breakfast onder de voorwaarde dat:
  1. maximaal 20 personen mogen worden gehuisvest;
  2. gebruik dient te worden gemaakt van de binnen de bestemming toegestane bouwmogelijkheden voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning;
  3. de afstand tot naastgelegen erven dient minimaal 10 m te bedragen;
  4. permanente bewoning is uitgesloten;
  5. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en er moet sprake zijn van een acceptabele verkeerssituatie;
  6. de bed & breakfast functie ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  7. tussen de gemeente en initiatiefnemer dient een planschade overeenkomst te worden gesloten;
  8. er is geen eigen kookgelegenheid toegestaan;
  9. er mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en zich daarop bevinden bouwwerken plaatsvinden;
  10. afstandsnormen ten opzichte van milieuhinderlijke activiteiten dienen in acht te worden genomen.

8.3 Paardenbakken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ten be-hoeve van het realiseren bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden bij de bestemming Agrarisch en Wonen onder de voorwaarde dat :
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten be-hoeve van het hobbymatig houden van paarden zoals een paardenbak, trainings-molen en longeercirkel, niet meer dan 1.250 m² mag bedragen, dan wel de be-staande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  2. de hoogte van een omheining niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
  3. ten hoogste 4 lichtmasten ten behoeve van het verlichten van een paardenbak mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen en dat het verlichtingsniveau geen hinder of overlast voor de omgeving met zich mee mag brengen.
Een omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredi-ge aantasting plaatsvindt van:
  •  de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  •  het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  •  de milieusituatie;
  •  het uitzicht van woningen van derden;
  •  de verkeersveiligheid.

Artikel 9 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit om bij een omgevingsvergunning af te wijken, zoals opgenomen in dit plan, is de in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 10 Wettelijke Regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip vaststel-ling van het bestemmingsplan.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

11.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het wijzigingsplan Oostermiddenmeerweg 11’
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 1 augustus 2017