Vlietvoorde
Bestemmingsplan - gemeente Leidschendam-Voorburg
Vastgesteld op 11-05-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan ''Vlietvoorde" met identificatienummer NL.IMRO.1916.Vlietvoorde-VG01 van de gemeente Leidschendam - Voorburg.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken door een bewoner van die desbetreffende woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefeningen geen ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aangrenzende woning
een woning, die zich bevindt op een aangrenzend bouwperceel.
1.7 achtergevel
De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, niet zijnde de voor- of zijgevel.
1.8 archeologisch advies
een advies, opgesteld door de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag, waarin de kaders voor een uit te voeren archeologisch onderzoek zijn aangegeven en aan de hand waarvan opdrachtverstrekking kan plaatsvinden aan de instantie die het archeologisch onderzoek verricht.
1.9 archeologisch adviseur van het bevoegd gezag
een door de gemeente aangewezen adviseur die het bevoegd gezag adviseert op archeologisch gebied.
1.10 archeologische begeleiding
begeleiding van de graafwerkzaamheden door een archeoloog.
1.11 archeologievriendelijk bouwen
het treffen van technische en andere maatregelen om archeologische waarden in de bodem te ontzien.
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek naar de (aanwezigheid en/of waarde van) archeologische relicten door een gecertificeerde instantie werkend conform de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Dit onderzoek kan bestaan uit bureauonderzoek, booronderzoek, begeleiden, proefsleuvenonderzoek, opgravingen of een combinatie daarvan.
1.13 archeologisch peil
diepte waaronder archeologisch waardevolle resten aanwezig zijn of kunnen zijn, inclusief marge van 30 cm ter bescherming van de archeologische waarden.
1.14 archeologisch rapport
rapport waarin de resultaten van archeologisch onderzoek zijn vastgelegd en dat is opgesteld conform de richtlijnen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.15 archeologisch rijksmonument
terrein dat van algemeen belang is vanwege de daar aanwezige sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, en op grond van de Erfgoedwet wordt beschermd.
1.16 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het in dat gebied voorkomen van archeologische relicten.
1.17 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.18 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw.
1.19 begane grond
de onderste bouwlaag van een gebouw.
1.20 begeleiden
het begeleiden van bodemverstorende ingrepen door een archeoloog die de aanwezige archeologische resten documenteert en verzamelt conform de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en op basis van een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen.
1.21 bestaand
bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.22 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 bevoegd gezag
het bestuursorgaan dat bevoegd is omtrent die zaak besluiten te nemen of beschikkingen af te geven.
1.25 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.28 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de zolder.
1.29 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.31 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.33 cultuurhistorie
- historische (stede)bouwkunde / bovengrondse monumentenzorg
- archeologie, en
- cultuurlandschap / historische geografie.
1.34 cultuurhistorische waarde
de aan een gebied en/of bouwwerk toegekende waarde in verband met ouderdom of gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.35 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of -indien en voor zover daarbij sprake is van een bovenbeëindiging van enige relevante omvang- een bouwwerk.
1.36 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van deze constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.37 dienstverlening
het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële, economische en/of maatschappelijke diensten aan derden.
1.38 erf
- a. achtererf: de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;
- b. voorerf: de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn vóór de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;
- c. zij-erf: gedeelte van het erf, dat is gelegen buiten de oorspronkelijke zijgevel;
- d. voor percelen waarin een bouwvlak is aangegeven: het gedeelte van een perceel dat is gelegen buiten het bouwvlak en dat in feitelijk opzicht is bestemd ten dienste van het gebruik van het - in het bouwvlak gesitueerde - hoofdgebouw;
- e. voor percelen waarin geen bouwvlak is aangegeven: het gedeelte van een perceel dat is gelegen buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is bestemd ten dienste van het gebruik van het - op het perceel gesitueerde - hoofdgebouw;
1.39 erfafscheiding
een afscheiding op en rond een erf, waarmee de gronden worden begrensd die in ruimtelijk opzicht direct bij, in functioneel opzicht ten dienste staan van en/of in feitelijk opzicht direct aansluiten op het (hoofd)gebouw op dat erf; de eigendomsgrenzen zijn hierbij niet van doorslaggevende betekenis.
1.40 filterhuis
een gebouw waarin onder andere een technische installatie aanwezig is ten behoeve van de waterzuivering.
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 gecertificeerde instantie
instantie die beschikt over een certificaat als bedoeld in art. 5.1 van de Erfgoedwet.
1.43 gestapelde woning
een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd, dan wel waaronder voorzieningen ten behoeve van bijvoorbeeld detailhandel of dienstverlening zijn gebouwd.
1.44 historisch - ruimtelijke waarden
bestaande historisch - ruimtelijke waarden die behouden dienen te blijven, nader beschermd middels de functieaanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle bebouwing'.
1.45 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld binnen zones rond industrieterreinen, wegen en spoorwegen op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.46 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.47 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van voedsel en/of dranken, overwegend voor gebruik ter plaatse, en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening en al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie (met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie).
1.48 huishouding
een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren.
1.49 kap
een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.50 KNA
kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie. De kwaliteitsnorm, bestaande uit een omvangrijke set van algemeen geaccepteerde eisen, specificaties en protocollen. Tevens wordt in de KNA de minimum opleidings- en ervaringseisen beschreven waaraan personen moeten voldoen om bepaalde archeologische werkzaamheden te mogen uitvoeren.
1.51 landschapsdeskundige
een bij de gemeente in dienst zijnde of een door burgemeester en wethouders aangewezen of aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen, op het gebied van landschapsinrichting, landschapswaarden en daarmee samenhangende aspecten.
1.52 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen van educatieve, sociale, culturele, medische en levensbeschouwelijke aard al dan niet in combinatie met daaraan ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van dienstverlening en/of sport alsmede ondergeschikte detailhandel en/of horeca ten dienste van deze voorzieningen. Binnen deze bestemming zijn alle vormen van kinderopvang toegestaan.
1.53 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.54 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens.
1.55 nieuwe ontwikkeling
ruimtelijke ontwikkeling, herontwikkeling en/of functieverandering van een perceel en/of pand niet passend binnen de vigerende bestemming, geldend op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan ‘NL.IMRO.1916.Vlietvoorde - VG01'.
1.56 nota parkeernormen
De actuele nota parkeernormen Leidschendam-Voorburg geldend op het moment van de aanvraag van een omgevingsvergunning.
1.57 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals onder meer transformatorhuisjes, gas reduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, filterhuisjes, apparatuur voor telecommunicatie en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.58 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.59 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
1.60 ondersteunende horeca
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteiten in direct in verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca).
1.61 ontsluitende weg
weg en/of langzaam verkeersroute waaraan de hoofdtoegang tot het bouwperceel is gesitueerd: bij bouwpercelen welke (de mogelijkheid tot) twee hoofdtoegangen hebben wordt, voor het bepalen van wat de ontsluitende weg is, aansluiting.
1.62 opgraving
de ontsluiting van een archeologische vindplaats door een gecertificeerde instantie met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen.
1.63 opslag
het bedrijfsmatig of in aard en omvang alsof zij bedrijfsmatig is opslaan van partijen goederen.
1.64 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.65 peil
Voor het peil gelden de navolgende regels tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk op een perceel dat geplaatst is in een talud van een dijklichaam: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar het dijklichaam gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;
- d. het peil - afgemeten aan het waterpeil - is alleen van toepassing op woningen die geheel in het water staan.
1.66 Programma van Eisen (PvE)
document waarin onderzoeksvragen en uitvoeringseisen voor het uit te voeren archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven of een opgraving staan geformuleerd. Voor aanvang van het onderzoek dient het PvE door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd.
1.67 steigers
constructie langs een oever of over water die dient voor aanlegplaats voor vaartuigen, wandelpad voor bezoekers of toegang tot wonen in of op het water”.
1.68 speeltoestel
een inrichting, bedoeld voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt.
1.69 tuin
tuin, behorende bij en ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.
1.70 verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan (NL.IMRO.1916.Vlietvoorde - VG01).
1.71 voorgevel
de naar de weg en/of water gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of water gekeerde gevel, de meest beeldbepalende gevel van dat gebouw, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.
1.72 voorgevelrooilijn
een denkbeeldige grens van het bouwvlak en het verlengde hiervan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen.
1.73 wonen
het gehuisvest zijn in een woning zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen.
1.74 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.
1.75 zijgevel
de zijdelingse gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg of water afgekeerde gevel, niet zijnde de voor- of achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 afstanden
de kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens, gemeenten vanaf elk deel van het bouwwerk.
2.2 bebouwingspercentage
Een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. Ondergronds bouwen wordt hier niet meegerekend.
2.3 bedrijfsvloeropervlak
De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf of dienstverlenende instelling, met inbegrip van de daartoe behorende opslag- en administratieruimten, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen, antennes, technische installaties en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
2.6 brutovloeroppervlak (bvo)
- a. algemeen: binnen de gevels van het bouwwerk inclusief kolommen, trappenhuizen, gangen, liften en toiletten, waarbij de oppervlaktes van de diverse bouwlagen bij elkaar opgeteld moeten worden;
- b. detailhandel ondersteunende horeca: het voor publiek toegankelijke gedeelte binnen de gevels van het pand waarin de detailhandel is gevestigd inclusief de ruimte achter de kassa, maar exclusief opslagruimten en personeelsruimten.
2.7 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.9 overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.
2.10 de (bouw)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.11 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.12 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren op de begane grond, verticaal geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. M.u.v. architectonische gevelelementen zoals bijvoorbeeld bloemkozijnen, luifels of architectonische overstekken van dakranden en/of kapconstructies.
2.13 bebouwd oppervlak
som van de oppervlakten van de verticale projectie van bebouwing. Met de verticale projectie van de bebouwing wordt bedoeld de oppervlakte van een bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen landschapswaarden, waarbij de openheid van het landschap de primaire kenmerkende waarde daarvan is;
- b. extensief recreatief medegebruik, indien en voor zover de sub c. bedoelde waarden daardoor niet onevenredig (kunnen) worden aangetast;
- c. bestaande verkeers- en verblijfsvoorzieningen ten behoeve van de ontsluiting van een hippisch bedrijf;
- d. bijbehorende groen- en nutsvoorzieningen.
3.1 Bouwregels
3.2 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en/of bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming. Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:
- a. intensieve veehouderij;
- b. paardenfokkerijen, paardenhouderijen, paardenpensions en maneges;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- d. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor recreatief gebruik;
- e. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor de stalling van aanhangwagens, veewagens en dergelijke.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Met betrekking tot de gronden met deze bestemming is het bepaalde in artikel 18 van toepassing.
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting;
- b. aanleg, behoud, bescherming en versterking van het bos met de aldaar voorkomende landschaps- of natuurwaarden;
- c. fiets- en voetpaden;
- d. bruggen, duikers;
- e. water;
- f. in- en uitritten;
- g. speeltoestellen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. objecten van beeldende kunst;
- j. binnen de bestemming mogen buurtontsluitingswegen worden gerealiseerd ter ontsluiting van het aangrenzende woongebied alsmede ten behoeve van de onderlinge verbinding van deze woongebieden.
4.2 Bouwregels
Op, dan wel in, deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend de bouwwerken d t/m i zoals benoemd in artikel 14.1.1 worden gerealiseerd.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Met betrekking tot de gronden met deze bestemming is het bepaalde in artikel 18 van toepassing.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
Op, dan wel in, deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijden worden gebouwd, met uitzondering van de in 5.1 genoemde aanduidingen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Ondergronds bouwen
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Met betrekking tot de gronden met deze bestemming is het bepaalde in artikel 18 van toepassing.
Artikel 6 Verkeer-verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot gebruik, strijdig met de bestemming 'Water', wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden en/of bouwwerken op een wijze die of tot een doel dat de waterhuishouding, waterkwaliteit, waterkwantiteit, waterveiligheid dan wel het waterbergend vermogen van de gronden op enige wijze negatief beïnvloedt.
Artikel 8 Wonen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. huis verbonden beroepen;
- c. bijbehorende tuinen en erven;
- d. bijbehorende ontsluitingswegen, parkeer-, groen- en nutsvoorzieningen;
- e. waterkeringen;
- f. ter plaatse van de functieaanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' het behoud en/of de versterking van de aanwezige historisch-ruimtelijke en/of cultuurhistorische waarden.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- a. hoofdgebouwen;
- b. aan- en uitbouwen en al dan niet vrijstaande gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 9 Woongebied
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Ondergronds bouwen
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 9.2.2 bepaalde, onder de voorwaarde dat:
- a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- b. er geen afbreuk wordt gedaan aan eventueel archeologische waarden.
9.5 Parkeren
Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de in 9.2.3 en 9.2.4 genoemde functies is alleen toegestaan indien:
- a. wordt voldaan aan de parkeernormen zoals die in bijlage 1 van de bijlagen bij de regels zijn weergegeven, en;
- b. het op grond van voornoemde parkeernormen vereiste aantal parkeerplaatsen in stand wordt gehouden.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Archeologie 1” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en het behoud van het (toekomstige) archeologische Rijksmonument.
10.2 Bouwregels
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4 Advies
Indien sprake is van een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, wint de aanvrager vooraf archeologisch advies in bij de door het bevoegd gezag aangewezen deskundige.
10.5 Beoordeling
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in 10.2.3 sub a en 10.3.1 sub a te verlenen, vraagt het bevoegd gezag advies aan een archeologisch deskundige.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie 3" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4 Advies
Indien sprake is van een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, wint de aanvrager vooraf archeologisch advies in bij de door het bevoegd gezag aangewezen archeologisch deskundige.
11.5 Beoordeling
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in 11.2.3 sub a en 11.3.1 sub a te verlenen, vraagt het bevoegd gezag advies aan een archeologisch deskundige.
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is bevoegd betreffende de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3" de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
12.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden die op de verbeelding zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' zijn derhalve voor de daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:
- a. dijken;
- b. kaden;
- c. dijksloten;
- d. waterstaatsdoeleinden;
- e. andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
Met daaraan ondergeschikt
- f. wandelpaden & verharding.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 12.1 genoemde bestemming, met een maximum hoogte van 5 meter gemeten van af het peil;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de in 12.1 bedoelde andere voorkomende bestemming(en), conform de bouwregels van deze andere bestemmingen, voor zover de belangen die samenhangen met de waterkering dit toestaan en nadat hierover schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Bouwwerken
Het maximaal toelaatbare bebouwde oppervlakte van de bouwwerken binnen de bestemmingsvlakken met de bestemming 'Woongebied' bedraagt 12.200 m2 .
14.2 Parkeernormen
In geval van nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied dient de actuele Nota Parkeernormen Leidschendam-Voorburg te worden gehanteerd. Uitgangspunt is dat parkeervoorzieningen binnen het plangebied Vlietvoorde gerealiseerd dienen te worden.
14.3 Bestaande maten
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Tot gebruik, strijdig met dit plan, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en/of stalling van (motor)voertuigen, vaartuigen, caravans en/of overige zaken, anders dan ten dienste van de bestemming en mits de regels van de betreffende bestemming zich tegen dit gebruik niet verzetten;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan ten dienste van de bestemming en mits de regels van de betreffende bestemming zich tegen dit gebruik niet verzetten;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
- d. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor buitenopslag;
- e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk, mits de regels van de betreffende bestemming zich tegen dit gebruik niet verzetten;
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
16.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan, indien en voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden alsmede de elders in dit plan beschreven ruimtelijke -, cultuurhistorische -, landschappelijke - en natuurwaarden, bevoegd af te wijken van:
- a. de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten met ten hoogste 10%, mits dit in verband met het realiseren van de bestemming noodzakelijk is of indien door de afwijking een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met direct aangrenzende percelen en/of bouwwerken: deze afwijking mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van eerder met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakte afwijkingen: uitgangspunt voor de afwijking is de normstelling zoals opgenomen in de bouwregels van hoofdstuk 2 van dit plan;
- b. de bestemmingsregels en toe te staan dat bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft met ten hoogste 10%;
- c. de bestemmingsregels en toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
16.2 Mantelzorg
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Het bevoegd gezag kan het plan te wijzigen in die zin dat de situering en/of begrenzing van op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en/of bestemmingsvlakken wordt gewijzigd indien:
- a. de oppervlakte van elk bouwvlak en/of bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot dan wel verkleind;
- b. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer, railverkeer en/of industrielawaai op de gevel van geluidgevoelige objecten respectievelijk op de grens van geluidgevoelige terreinen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een daartoe verkregen hogere grenswaarde;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. ter plaatse voorkomende dan wel aan de betreffende gronden eigen cultuurhistorische-, landschappelijke-, botanische-, of ecologische waarden;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 3. de woonsituatie;
- 4. de milieusituatie;
- 5. de verkeersveiligheid;
- 6. de sociale veiligheid;
- 7. de aansluiting aan structurele groen- en/of waterelementen;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 18 Overige Regels
18.1 Algemeen
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op en/of in de in de onderstaande tabel aangeduide gronden de daarin aangegeven werken en werkzaamheden uit te voeren.
Bestemming / nadere aanduiding | werken en werkzaamheden1 | ||||||||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | |
Agrarisch | x | x | x | x | x | - | - | x | - | - | x |
Bos | x | - | x | x | x | x | x | x | x | x | - |
Groen | x | x | - | x | x | - | x | - | - | x | - |
Verklaring: X = Omgevingsvergunning verplicht voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden - = Geen omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
¹werken en werkzaamheden:
- 1. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- 2. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
- 3. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen;
- 4. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- 5. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
- 6. diepploegen, d.w.z. het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 m. of meer diep);
- 7. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
- 8. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen, heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden), alsmede het beplanten met c.q. de teelt van maïs;
- 9. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
- 10. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;
- 11. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.
18.2 Uitzonderingen
Het in artikel 18 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
- a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt;
- c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- d. betrekking hebben op het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van in- en/of uitritten, tot een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;
- e. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
18.3 Voorwaarden
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:
- a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
- d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historisch-ruimtelijke, cultuurhistorische en/of archeologische waarden van het terrein.
18.4 Advies
Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders, indien nodig, advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein meest aangewezen instantie
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Bouwwerken
19.2 Gebruik
19.3 Slotregel
deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vlietvoorde
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het plangebied 'Vlietvoorde' bevindt zich aan de Veursestraatweg tussen Leidschendam en Voorschoten. Voorheen bevonden zich op de percelen een groot glastuinbouwcomplex plus een tuincentrum met een oppervlakte van circa 130.000 m2. Door het gebruik van de gronden voor glastuinbouw is de oorspronkelijke (landschappelijke) inrichting van het gebied verdwenen. Wat op dit moment rest, na het weghalen van de glastuinbouw, zijn grote open weilanden met weinig reliëf en een beperkte (natuur)waarde.
De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft de ambitie om de Duivenvoordecorridor ecologisch en recreatief te versterken. Woningbouw is hierbij onder voorwaarden toegestaan. Waarbij binnen het plangebied 'Wonen als gast in het landschap' is. Initiatiefnemer heeft een visie voor een groen woonmilieu ontwikkeld. In drie verschillende landschappelijke woongebieden (Bos, de Kreek en de Plas) worden verschillende woningtypen ontwikkeld. Centraal tussen deze drie verschillende woongebieden wordt het in de 17de eeuw gestichte landgoed Oostbos in ere hersteld. Een vierde, nader te ontwikkelen woongebied valt buiten de ontwikkelingen binnen onderhavig bestemmingsplan. Het vierde toekomstige woongebied is in afbeelding 1 en 2 middels een wit kader globaal weergegeven.
Het plangebied 'Vlietvoorde' ligt binnen de vigerende beheersverordening '2017 Leidschendam - Voorburg', zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Leidschendam - Voorburg op 30 mei 2017. Het ontwikkelen van de beoogde woningen past niet binnen de vigerende bestemming. Het plangebied van 'Vlietvoorde' is groter dan het te ontwikkelen gebied. Onderdeel van het plangebied en onderhavig bestemmingsplan zijn ook de percelen en daarbij behorende bestaande woningen aan de Veursestraatweg. Voor deze woningen is onderhavig bestemmingsplan conserverend van aard. De bestaande planologische situatie, zoals die nu vigeert op basis van de beheersverordening, wordt gehandhaafd.
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Veursestraatweg (N447) tussen Leidschendam en Voorschoten. Het plangebied bevindt zich in de 'Duivenvoordecorridor', het landelijk gebied tussen Leidschendam-Voorburg en Voorschoten. Het plangebied grenst aan de zuidoostelijke zijde aan de Vliet en het achterliggende open landschap. De Veursestraatweg ligt ten westen van het plangebied.
het plangebied bestaat uit 42 percelen, kadastraal bekend als gemeente Veur, sectie A, perceelnummers 347, 346, 362, 1063, 1079, 1080, 1117, 1120, 1184, 1188, 1239, 1263, 1348, 1377, 1378, 1379, 1381, 1382, 1383, 1384, 1434, 1435, 1442, 1449, 1450, 1478, 1514, 1515, 1521, 1522, 1523, 1524, 1525, 1526, 1540, 1580, 1581, 1582, 1583, 1584, 1585, 1611, 3233.
Afbeelding 1 Kadastrale gegevens plangebied 'Vlietvoorde'
Afbeelding 2 Ligging plangebied 'Vlietvoorde'
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Binnen het plangebied vigeert de 'beheersverordening 2017 Leidschendam-Voorburg' in combinatie met het bestemmingsplan 'Duivenvoordecorridor. De beheersverordening is vastgesteld op 30 mei 2017 en op 21 juni 2017 in werking getreden. Het onderliggende bestemmingsplan is vastgesteld op 5 september 2007 en onherroepelijk sinds 29 juli 2009.
Afbeelding 3 Uitsnede vigerende beheersverordening '2017 Leidschendam-Voorburg'
Voor het plangebied gelden de enkelbestemmingen 'agrarisch gebied met landschappelijke waarden / open gebied', 'uit te werken buitenplaats', 'water', 'verkeers- en verblijfsgebied', 'bedrijfsdoeleinden - nader uit te werken' en 'woondoeleinden'. De gronden op de plankaart voor 'uit te werken buitenplaats' zijn onder andere bestemd voor woondoeleinden met de daarbij behorende tuinen en erven.
Delen van het plangebied die grenzen aan de opvaarten en de Vliet hebben de dubbelbestemming 'Primair waterkering'. Specifieke bebouwing in het gebied heeft de functieaanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle bebouwing'. Het plangebied ligt net buiten de landgoederenzone Wassenaar - Voorschoten - Leidschendam - Voorburg, dat is aangewezen als Rijksbeschermd dorpsgezicht.
Afbeelding 4 Landgoederenzone Wassenaar - Voorschoten - Leidschendam - Voorburg (kleine groene kader valt buiten het plangebied)
De maximale footprint aan nieuwe gebouwen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn gebaseerd op het bestuursconvenant Duivenvoordecorridor. In paragraaf 2.3.1 wordt het bestuursconvenant nader toegelicht aan de hand van een tabel. Voorliggend bestemmingsplan maakt onderdeel uit van het totale programma Vlietvoorde waarbinnen maximaal 18.200 m2 aan nieuwe bebouwing is toegestaan.
De gemeente Leidschendam - Voorburg en de initiatiefnemer hebben een overeenkomst gesloten waarin is afgesproken dat er maximaal 12.200 m2 nieuwe bebouwing binnen de woongebieden 'bos', 'plas' en 'kreek', zoals weergegeven op de verbeelding, gerealiseerd mag worden. Aanvullend maakt voorliggend bestemmingsplan de realisatie van een landhuis (500 m2) en een paviljoen (300 m2) mogelijk. Voor het landhuis wordt een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het maximale oppervlakte kan worden vergroot tot maximaal 750 m2 ten behoeve van een maatschappelijke functie. De totale footprint die met voorliggend bestemmingsplan gerealiseerd wordt bedraagt daarmee 13.000 m2 , indien de afwijkingsbevoegdheid voor het landhuis wordt toegepast bedraagt de maximale footprint 13.250 m2
De ontwikkeling van drie verschillende landschappelijke woonmilieus en landgoed Oostbos past niet binnen de vigerende beheersverordening. Met het voorliggende bestemmingsplan 'Vlietvoorde' wordt de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.
1.4 Opbouw Van Het Plan
Het bestemmingsplan ''Vlietvoorde'' bestaat uit een drietal onderdelen, te weten:
- de toelichting (plus bijlagen);
- de regels (plus bijlagen);
- de verbeelding (in de vorm van geometrisch bepaalde planobjecten).
1.4.1 De toelichting
Na een inleiding in dit eerste hoofdstuk, is de toelichting als volgt opgebouwd:
- In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het ruimtelijk beleid op Europees-, rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. De relevante onderdelen worden benoemd en waar nodig vertaald naar het bestemmingsplan;
- In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestaande situatie;
- In hoofdstuk 4 wordt het toekomstbeeld voor het plangebied geschetst. Daarbij wordt specifiek ingegaan op onderhavige ontwikkeling;
- In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op diverse relevante milieuaspecten;
- Hoofdstuk 6 gaat in op de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en archeologie;
- In hoofdstuk 7 is opgenomen hoe de in het bestemmingsplan benoemde keuzes juridisch worden vormgegeven in de regels en op de verbeelding;
- Tenslotte wordt in hoofdstuk 8 de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven. Hierbij wordt ingegaan op het overleg met andere partijen, de maatschappelijke en de financieel-economische uitvoerbaarheid.
1.4.2 De regels
De regels en de (digitale) verbeelding vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Zij leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden en opstallen in het plangebied vast en vormen het formele beoordelingskader voor de aanvraag van een omgevingsvergunning.
De regels en de verbeelding zijn opgesteld in overeenstemming met de geldende verplichte standaarden voor digitaal vergelijkbare en uitwisselbare bestemmingsplannen, die onder meer zijn vastgelegd in de IMRO2012 en de SVBP2012.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied 'Vlietvoorde' relevante ruimtelijk beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Dit beleidskader vormt de formele basis voor ontwikkelingen in het plangebied en is daarnaast een onderbouwing voor de beleidskeuze die in het plan zijn gemaakt.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, door de minister vastgesteld op 13 maart 2012, geeft een totaalbeeld voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.
Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040 en geeft haar visie hoe Nederland in 2040 er voor moet staan. Dit op basis van de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven, zowel bovengronds als ondergronds, richting 2040 bepalen. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens wordt een eenvoudigere regelgeving nagestreefd. Daarbij verwacht het Rijk dat andere overheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. De 13 belangen in de SVIR zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling.
Vergroten van de concurrentiekracht van Nederland
- 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in- en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
- 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
- 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
Verbeteren en ruimtelijke zekerstellen van de bereikbaarheid
- 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
- 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
- 7. Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
Waarborgen kwaliteit leefomgeving
- 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
- 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
- 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Doorwerking plangebied
De Duivenvoordecorridor heeft een hoge cultuurhistorische waarde. Door de invulling met grootschalige glastuinbouw heeft het plangebied zijn oorspronkelijk landschaps- en cultuurhistorische waarden verloren. Door de sloop van de tuinbouwkassen en het realiseren van de beoogde ontwikkeling, keren de landschappelijke-, cultuurhistorische en ecologische waarden in het plangebied terug. Het behouden en versterken Zuid - Hollandse landgoederenlandschap in combinatie met de aanleg van bos, wateren en doorzichten zijn essentieel voor de cultuurhistorische waarden en identiteit van Nederland. Met de realisatie van onderhavig planvoornemen wordt de bemaling in het gebied stopgezet, het water krijgt de vrijheid. Vrijheid geven aan oppervlakte water heeft een positief effect op de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid van woongebieden. De toevoeging van extra oppervlakte water draagt bovendien op een positieve wijze bij aan hittebestrijding.
Met de sanering van de glastuinbouwkassen zijn fragmenten van de cultuurhistorische rijkdom in het gebied al weer zichtbaar geworden. Door de sloop van de tuinbouwkassen heeft er nadere cultuurhistorisch en archeologisch onderzoek kunnen plaatsvinden en zijn archeologische vondsten in het plangebied blootgelegd, waaronder het Romeinse kanaal van Corbulo en de buitenplaats van het landgoed Oostbos. Gezamenlijk vormen ze de herkenbare en beeldbepalende structuren en richtingen in het gebied en zijn ze het uitgangspunt voor het landschappelijk en stedenbouwkundig plan van Vlietvoorde. Daardoor houdt het plan 'Vlietvoorde' rekening met de in het SVIR benoemde belangen en krijgen ecologie, landschap, water en cultuurhistorie weer ruimte in het gebied.
2.3 Regionaal En Provinciaal Beleid
2.3.1 Bestuursconvenant Duivenvoordecorridor
Het convenant, ondertekend op 19 februari 2008 tussen het voormalig Ministerie van VROM, de provincie Zuid Holland en de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Wassenaar, heeft tot doel om een ruimtelijke invulling te geven voor de Duivenvoordecorridor. De ambitie is het realiseren van een duurzame landschappelijke structuur en het waarborgen de aanwezigheid van de duurzame recreatiefunctie in een overwegend groen landschap.
In de Duivenvoordecorridor dient niet meer woningbouw plaats te vinden dan strikt noodzakelijk. Het bestuursconvenant maakt de realisatie van woningbouw mogelijk, als kostendrager voor de kosten voor verwerving en sloop van voormalige tuinbouwbedrijven, waarbij de footprint/bebouwingsoppervlakte van de nieuwe woningbouw niet groter mag zijn dan 15% van de oppervlakte aan voormalig tuinbouwbedrijf. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het aantal gesloopte opstallen en te realiseren woonbebouwing in de Duivenvoordecorridor.
Reeds gesloopt
Reeds verantwoord in provinciale beschikking d.d. 19 september | 177.265 m2 |
gesloopt in 2016, 2017, 2018 en 2019 | 34.439 m2 |
Totaal gesloopt t//m heden | 211.704 m2 |
(Maximaal) te bebouwen in (deelplannen) Duivenvoordecorridor
Maximaal te bebouwen footprint conform het bestuursconvenant Duivenvoordecorridor | 31.755,6 m2 |
Programma Noorthey | 4000 m2 |
Programma Buitenvoorde | 1500 m2 |
Programma 't Schakelstuk | 1000 m2 |
Programma Vlietvoorde | 18.200 m2 |
Totaal bebouwd oppervlakte (gepland) | 24.700 m2 |
Resterende programma ruimte | 7,055,6 m2 |
De vrijkomende ruimte moet betekenis hebben voor de groene ruimte en op een duurzame manier worden ingepast. Er is een kwaliteitsteam (Q-team) ingesteld om hierover te adviseren en plannen te beoordelen. Na een heroriëntatie van de oorspronkelijk plannen in de Duivenvoordecorridor in de loop van 2015, heeft de Gemeente Leidschendam-Voorburg in 2016 de spelregels voor de planontwikkeling opnieuw vastgelegd in een Ruimtelijke uitnodiging. Alle kwantitatieve en kwalitatieve afspraken uit het convenant voor de Duivenvoordecorridor zijn daarbij als uitgangspunt gehanteerd. De Ruimtelijke uitnodiging wordt beschreven in paragraaf 2.4.2.
Op basis van het bestuursconvenant bedraagt de maximale footprint aan nieuwe bebouwing binnen het gehele programma Vlietvoorde maximaal 18.200 m2. De gemeente Leidschendam - Voorburg en de initiatiefnemer hebben een overeenkomst gesloten waarin is afgesproken dat er maximaal 12.200 m2 nieuwe bebouwing binnen de woongebieden 'bos', 'plas' en 'kreek', zoals weergegeven op de verbeelding, gerealiseerd mag worden. Aanvullend maakt voorliggend bestemmingsplan de realisatie van een landhuis (500 m2) en een paviljoen (300 m2) mogelijk. Voor het landhuis wordt een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het maximale oppervlakte kan worden vergroot tot 750 m2 ten behoeve van een maatschappelijke functie. De totale footprint die met voorliggend bestemmingsplan gerealiseerd wordt bedraagt daarmee 13.000 m2 , indien de afwijkingsbevoegdheid voor het landhuis wordt toegepast bedraagt de maximale footprint 13.250 m2 .
Met de realisatie van 12.200 m2 nieuwe bebouwing binnen de woongebiedengebieden 'bos', 'plas' en 'kreek' resteert er nog 6.000 m2 voor het vierde woonveld binnen het volledige programma Vlietvoorde.
De vrijkomende ruimte moet betekenis hebben voor de groene ruimte (het landschap) en op een duurzame manier worden ingepast. Het eerder genoemde Q-team heeft een adviserende taak en beoordeelt de voorgestelde ontwikkelingen binnen de Duivenvoordecorridor. Het plan 'Vlietvoorde' wordt dan ook in afstemming met het Q-team geconcretiseerd en ingevuld.
2.3.2 Beeldkwaliteitplan Duivenvoordecorridor
Het Rijk, de Provincie Zuid-Holland en de gemeenten Leidschendam- Voorburg en Voorschoten willen de komende jaren aan het landschap van de Duivenvoordecorridor weer kwaliteit toevoegen. Zij willen de cultuurhistorische waarde, de recreatieve mogelijkheden en haar betekenis als ecologische verbinding versterken. Verouderde glasbestanden worden omgevormd tot open landschap. Lanen worden hersteld en het bosbestand wordt uitgebreid. De venige gronden langs de Vliet worden deels ontwikkeld tot natte ecologische verbindingszone.
Alle ruimtelijke plannen binnen de Duivenvoordecorridor worden getoetst door een kwaliteitsteam, het eerder genoemde Q-team. Deze wordt gevormd door d stedenbouwkundigen van de gemeenten, vertegenwoordigers van de beide gemeentelijke welstandscommissies en externe landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen.
Met dit beeldkwaliteitplan wil het kwaliteitsteam aan ontwikkelende partijen vooraf aangeven aan welke kwaliteitseisen plannen moet voldoen, opdat van meet af aan helder is waaraan de plannen worden getoetst. Een goed ontwerp is meer dan de optelsom van randvoorwaarden, het gaat daarbij ook om de samenhang der dingen, om de balans die tussen de verschillende uitgangspunten is gevonden. Iedere ontwerper en ontwikkelaar kent het gevoel dat niet alles zich in toetsbare regels laat vatten. Om die reden zijn naast de ‘regels’ ook de achtergronden bij die regels verwoord. Het beeldkwaliteitplan treedt in de plaats van de welstandsnota van de beide gemeenten en is een aanvulling op de voornoemde bestemmingsplannen, de notitie ‘Werken aan een vernieuwd historisch landschap’ en de inrichtingsplannen die beide gemeenten voor hun deel van de Duivenvoordecorridor hebben vastgesteld.
Doorwerking plangebied
Met onderhavig bestemmingsplan wordt de gewenste kwaliteit toegevoegd aan het plangebied. In het beeldkwaliteitplan is de nadruk gelegd op het terugbrengen van de cultuurhistorische, ecologisch en recreatieve waarden. Onderhavig bestemmingsplan stelt de gemeente Leidschendam - Voorburg in staat het oude landgoed Oostbos in ere te herstellen. Het landgoed wordt grotendeels openbaar en kan door de inwoners voor recreatieve doeleinden gebruikt worden. Het beeldkwaliteitplan is vastgesteld in maart 2013 waarmee het inmiddels verouderd is. Het beeldkwaliteitplan is de basis geweest voor de ruimtelijke uitnodiging van de gemeente Leidschendam - Voorburg waarmee de gewenste kwaliteit is geborgd. In paragraaf 2.4.2 wordt toegelicht op welke wijze onderhavig bestemmingsplan past binnen de ruimtelijke uitnodiging van de gemeente Leidschendam - Voorburg.
2.3.3 Omgevingsvisie provincie Zuid - Holland
Het Omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland bestaat uit twee kader stellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. De Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 20 februari 2019 de Omgevingsvisie Zuid-Holland en de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. Beiden zijn op 1 april 2019 in werking getreden en opgesteld in het kader van de Omgevingswet die in 2022 in werking treed. Het beleid is gericht op het realiseren van maatschappelijke belangen en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit. De Omgevingsvisie benoemt voor de provincie de visie, ambities en opgaven voor de provincie Zuid-Holland. De omgevingsvisie bevat zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving:
- Naar een klimaatbestendige delta;
- Naar een nieuwe economie: the next level;
- Naar een levendige meerkernige metropool;
- Energievernieuwing;
- Best bereikbare provincie;
- Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
Naast de zes ambities stelt de provincie in de omgevingsvisie 12 provinciale opgaven voor de omgevingskwaliteit vast. De provincie werkt bij deze opgaven samen met andere overheden en maatschappelijke partners. De 12 provinciale opgaven omgevingskwaliteit zijn: Landschap en cultuurhistorie, Gezondheid en veiligheid, Natuur en recreatie, Ruimte en verstedelijking (de bebouwde ruimte beter benutten), Wonen, Bodem en ondergrond, Cultuurparticipatie en bibliotheken, Klimaatadaptie, Zoetwater en drinkwater, Bereikbaarheid, Regionale economie en Energievoorziening.
Ook het programma Ruimte en de Kwaliteitskaart zijn onderdeel van de Omgevingsvisie van de provincie Zuid - Holland. Het programma Ruimte bevat een nadere invulling en operationalisering van ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. Daarbij gaat het om locatie specifieke of de programmatische invulling van beleidsbeslissingen uit de Omgevingsvisie. Om aan te geven wat de provincie verstaat onder gebiedskwaliteit is een integrale Kwaliteitskaart opgenomen in de Omgevingsvisie. Deze integrale Kwaliteitskaart is opgebouwd uit vier lagen:
- 1. Laag van de ondergrond. De grondslag van de provincie en de natuurlijke (landschapsvormende) processen;
- 2. Laag van de cultuur-en natuurlandschappen. De laag van het zichtbare landschap en (grondgebonden) nut;
- 3. Laag van de stedelijke occupatie. De steden en dorpen en hun onderlinge netwerken;
- 4. Laag van de beleving. De identiteit en (recreatieve) beleving.
De kwaliteitskaart bevat de belangrijkste kenmerken (richtpunten) van een gebied. Karakteristiek voor Zuid-Holland zijn de delta-, veen-, rivieren- en kustlandschappen. Deze moeten herkenbaar blijven. Een richtpunt beschrijft hoe de provincie Zuid-Holland kwaliteit van een gebied bij nieuwe ontwikkelingen wil behouden of versterken. Bij aanpassingen in het landschap moet rekening gehouden worden met deze richtpunten. Een plan dat de kwaliteiten van een gebied versterkt is in ieders belang.
Per laag is een aantal specifieke richtpunten aangegeven waar bij de ontwikkeling van een gebied rekening moet worden gehouden. Uitgangspunt daarbij is dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, zolang er sprake is van behoud of versterking van de gedefinieerde ruimtelijke kwaliteit in de Kwaliteitskaart (ja, mits-beleid). Dit beleid geldt zowel voor het stedelijk als het landelijk gebied.
Doorwerking plangebied
De voorgestelde ontwikkeling draagt bij aan de provinciale ambitie van een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving. In het plan 'Vlietvoorde' wordt wonen met het nieuwe te creëren landschap verbonden. De woningen zijn 'gast' in het landschap. Dat betekent dat landschap en natuur direct vanuit de woning waarneembaar is. Een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving wordt als prettig ervaren, nodigt uit tot gezond gedrag en beschermt tegen negatieve omgevingsinvloeden. Deze doelstellingen worden met het plan 'Vlietvoorde' gehaald. Door de landschappelijke en ecologische kwaliteiten van het gebied, de ruime opzet en onder andere de recreatieve mogelijkheden in het gebied is 'Vlietvoorde' een aantrekkelijke woonomgeving. Bos, groen en water is direct vanuit de woning binnen handbereik. Daarmee is de drempel laag om in het gebied te wandelen, fietsen, sporten en recreëren. Het gezonde gedrag van bewoners wordt optimaal gestimuleerd.
2.3.4 Omgevingsverordening provincie Zuid-Holland
De Omgevingsverordening Zuid-Holland is gezamenlijk met de Omgevingsvisie op 20 februari 2019 vastgesteld en op 1 april 2019 in werking getreden. Ook de Omgevingsverordening is in het kader van de Omgevingswet opgesteld en het juridische fundament van de Omgevingsvisie. De Omgevingsverordening stelt regels over de volgende aspecten:
- activiteiten door burgers en bedrijven;
- tot het openbaar bestuur gerichte regels over het ambitieniveau voor de leefomgevingskwaliteit;
- onderlinge taakverdeling;
- doorwerking provinciaal beleid naar andere bestuursorganen via instructieregels;
- financiële bepalingen;
- procedures van voorbereiding;
- handhaving;
- schade;
- monitoring en informatie;
- adviesorganen;
- overgangsrecht.
De omgevingsverordening geeft invulling aan de maatschappelijke opgaven uit de provinciale omgevingsvisie. De omgevingsverordening bevat alle provinciale regels voor de fysieke leefomgeving. Dit kunnen regels zijn over activiteiten, zoals een stedelijke ontwikkeling. Onderhavig bestemmingsplan maakt een stedelijke ontwikkeling mogelijk buiten bestaand stedelijk gebied. Het artikel 'stedelijke ontwikkelingen' is relevant voor de voorgenomen ontwikkeling.
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
- 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
- a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
- b. Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.
- 2. Gedeputeerde Staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening
- 3. Gedeputeerde Staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.
Om de voorgestelde ontwikkeling binnen de regels van omgevingsverordening te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen. De Ladder is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
2.3.5 Ladder voor duurzame verstedelijking
Bij de bepaling van de behoefte aan een voorgenomen woningbouwontwikkeling die een nieuwe stedelijke ontwikkeling (12 of meer nieuwe woningen) behelst, gaat het volgens de Ladder voor duurzame verstedelijking om de confrontatie van de lange termijn prognose van de vraag met het woningaanbod in de bestaande plancapaciteit om in die vraag te voorzien. Ook als alleen een oordeel nodig is of een plan in overeenstemming met goede ruimtelijke ordening is, moet volgens het Besluit ruimtelijke ordening beoordeeld en onderbouwd worden of de mogelijke woningbouwontwikkeling voorziet in een behoefte (binnen een planperiode van in beginsel tien jaar).
De Ladder voor duurzame verstedelijking bestaat nu uit twee onderdelen. Het tweede lid van artikel 3.1.6. Bro omvat de Ladder voor duurzame verstedelijking. Deze luidt:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
- 1. Behoefte van de voorgestelde ontwikkeling
De gemeente Leidschendam-Voorburg werkt samen met buurgemeenten bij de afstemming van de woningbouwprogramma's. De provincie Zuid-Holland heeft de woningmarktregio’s gevraagd om een gezamenlijke woonvisie op te stellen en hun woningbouwprogramma regionaal af te stemmen. Dit heeft geresulteerd in de 'Woonvisie woningmarktregio Haaglanden 2017 - 2021'. De woonvisie woningmarktregio Haaglanden 2017 - 2021 is toegevoegd in bijlage 1. De regionale woonvisie is richtinggevend voor gemeente bij hun lokale woonbeleid. Het visiedeel van de regionale woonvisie kijkt daarbij zo'n 10 jaar vooruit. De concrete ambities en maatregelen zijn gericht op de korte termijn: de periode 2017 tot en met 2021.
Zeker tot 2025 groeit het aantal huishoudens in de regio Haaglanden (50.000). De nieuwe huishoudens zijn gemiddeld kleiner, bestaan wat minder uit (klassieke) gezinnen zijn (iets) vaker éénverdieners. Voor de regio betekenen deze cijfers dat er in de komende jaren een aanzienlijke bouwopgave ligt om iedereen aan een goede woning te helpen. Een opgave waarbij de focus niet alleen ligt op eengezinswoningen, maar ook op gestapelde woningbouw. Dit laatste vanwege de verwachte toename van het aantal kleinere huishoudens. In de woonvisie wordt geconstateerd dat door het sterk toegenomen marktvertrouwen de vraag in de (middel)dure segmenten weer toe neemt. Jarenlang zijn er nagenoeg geen woningen in deze segmenten gerealiseerd. Het herstel op de koopwoningmarkt in de regio neemt toe en de vraag naar het (middel)dure segment neemt toe.
In 2012 is onder de huishoudens in de regio onderzoek geweest onder de naam 'Grote Woontest Haaglanden'. Hieruit komt naar voren dat driekwart van de huishoudens in de regio tevreden is met hun huidige woonomgeving en woning. De bewoners van de suburbane wijken geven aan eigenlijk liever in een andere woonomgeving te willen wonen, namelijk in een omgeving die meer exclusief, meer dorps of juist meer stedelijk is. Een omgeving met een duidelijkere herkenbaarheid en eigen identiteit. Om beter op deze vraag in te spelen is het zaak om het aanbod van stedelijke, dorpse en exclusieve woonmilieus in de regio toe te laten nemen. Dit kan zowel door middel van een hierop geënt nieuwbouwprogramma voor nieuwe wijken, maar ook door het aanpassen van de bestaande wijken aan de hand van transformatie, verdichting en/of kleinschalige sloop-nieuwbouw. De ambitie is dan ook om het geplande nieuwe aanbod van ruim 50.000 woningen beter aan te laten sluiten op de behoeften van de consument door programma's om te buigen naar meer gewenste woningtypen en prijscategorieën binnen met name rustig stedelijke of dorpse woonmilieus. De regio gaat hierop sturen aan de hand van te verlenen bouwvergunningen en bestemmingsplanwijzigingen.
In het najaar van 2018 is door Woningmarktregio Haaglanden een actueel overzicht van het woningbouwprogramma in de regio en de stand van zaken omtrent de regionale woonvisie naar de provincie Zuid-Holland gestuurd. Het plan 'Vlietvoorde' is als één van de concrete ontwikkelingen in dat woningbouwprogramma genoemd. In een reactie daarop (brief d.d. 21-05-2019) heeft de provincie laten weten in te stemmen met het aangeleverde woningbouwprogramma voor de plannen tot 2030 (waaronder Vlietvoorde) en ook instemt met de behoefteonderbouwing voor de plannen in de periode tot 2030. De provincie geeft aan dat het toevoegen van een significant deel aan de middeldure woningvoorraad gunstig is voor de doorstroming tussen de verschillende marktsegmenten. Het plan Vlietvoorde speelt daar op in. Er wordt een nieuw rustig stedelijk woonmilieu gerealiseerd dat aansluit op het karakter van Leidschendam en het gebied (buitengebied). De ontwikkeling speelt dan zowel kwantitatief als kwalitatief in op de behoefte.
2. Waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied?
Op verschillende plekken binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg worden locaties herontwikkeld naar woningbouw. Echter blijft de woningbouwopgave in de gemeente en in de regio onverminderd groot en zijn ook andere locaties buiten het stedelijk gebied noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de vraag voor nieuwe woningbouwlocaties. De herontwikkeling van een voormalig glastuinbouwgebied is hiervoor uitermate geschikt. In paragraaf 2.3.1 is reeds toegelicht hoeveel vierkante meter aan oude opstallen en bebouwing gesloopt is binnen de gehele Duivenvoordecorridor. De gemeente Leidschendam - Voorburg en de provincie Zuid - Holland hebben gezamenlijke afspraken gemaakt hoeveel woningbouw hiervoor in ruil gerealiseerd mag worden. Binnen de grenzen van het volledige programma Vlietvoorde mag in totaal 18.200 m2 aan nieuwe bebouwing gerealiseerd worden binnen de vier woongebieden. Met de realisatie van 12.200 m2 nieuwe bebouwing binnen de deelgebieden 'bos', 'plas' en 'kreek' resteert er nog 6.000 m2 voor het vierde woonveld.
De open omgeving en de ligging aan de Vliet biedt kansen voor de ontwikkeling van een rustig landelijk woonmilieu in een groene omgeving nabij de Vliet. De realisatie van een rustig landelijk woonmilieu past niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de gemeente Leidschendam - Voorburg. De gemeente Leidschendam-Voorburg kiest er voor om vraag naar gestapelde woningbouw vooral in het stedelijke gebied te concentreren. Dit woningtype past beter in een dergelijke omgeving. Met de herontwikkeling van dit voormalig kassengebied ontstaan er bovendien kansen om natuurontwikkeling in het gebied te stimuleren. Op basis van de cultuurhistorische atlas van de provincie Zuid - Holland kan geconcludeerd worden dat het plangebied behoort tot de landgoedbiopoot. Het plangebied ligt binnen het zogenaamde 'blikveld'. Met de voorgestelde ontwikkeling wordt de identiteit van de provincie Zuid - Holland en de Duivenvoordecorridor versterkt.
Afbeelding 5 Landgoed biotopen provincie Zuid - Holland (bron: cultuurhistorische atlas pzv)
Met het doorlopen van de Ladder voor duurzame verstedelijking is voldoende gemotiveerd dat het plan Vlietvoorde voldoet aan de marktvraag en behoefte. Het plan sluit aan op de uitgangspunten en ambities van de regionale woonvisie en de actuele inzichten zoals deze door Woningmarktregio Haaglanden met de provincie Zuid-Holland is gedeeld. De provincie heeft hiermee ingestemd.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040, herijking 2012
De Structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040 is vastgesteld in 2006 en herijkt vastgesteld op 25 september 2012. De structuurvisie vormt de basis voor de (bestuurlijk) strategische keuzes en geeft richting aan de hoofdlijnen van het gewenste ruimtelijke ontwikkelingsbeeld van de gemeente tot 2040. Als overkoepelende ambitie streeft de structuurvisie naar een positionering van de gemeente als aantrekkelijke, groene en duurzame woon- en werkstad. De herijkte uitgangspunten (opgaven, doelstellingen en ambities) zijn vertaald naar drie pijlers:
- versterken van de groene woonstad;
- verbeteren van economische kansen en voorzieningenstructuur;
- beter benutten en verbeteren van de bereikbaarheid.
De structuurvisie gaat daarbij uit van een indeling van de gemeente in een stedelijk gebied, de Vlietzone en het buitengebied. Het plangebied 'Vlietvoorde' valt binnen de Vlietzone. De Duivenvoordecorridor is het enige gebied waar ontwikkeling plaats mag vinden buiten de rode contouren. Afbeelding 5 laat zien dat het plangebied 'Vlietvoorde' binnen de Duivenvoordecorridor gesitueerd ligt. Voor het buitengebied zijn de onderstaande opgaven geformuleerd.
Ambities en ontwikkelingen in de Vlietzone
- benutten en verder versterken van de groen-blauwe kwaliteiten en de recreatieve potentie van de Vlietzone;
- grote ruimtelijke dynamiek creëren op de middellange en lange termijn in samenhang met verbetering van de bereikbaarheid (MIRT-opgaven Haaglanden);
- versterken van de identiteit van de kernen en benutten van de ligging van de oude kernen en cultuurhistorische kwaliteiten aan de Vliet;
- excellente woonmilieus creëren aan de Vlietoevers.
Het gehele spectrum aan woonmilieus is binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg aanwezig, van vroeg naoorlogse wijken, landgoederen, groen wonen, stedelijk wonen, vooroorlogse wijken en historische dorpskernen tot flatwijken. Het gemeentelijk streven is gericht op ‘complete wijken’ met alle voorzieningen en verschillende woningtypen in verschillende prijsklassen in aansluiting op de behoefte en de markt. Versterking van de cultuurhistorische waarden van gebieden als Vlietzone, Duivenvoordecorridor, het historische lint en de kernen draagt bij aan de identiteit en diversiteit van de bestaande en nieuwe woonmilieus. De economische kansen worden ondersteund door de diversiteit in aanbod van woonmilieus.
Afbeelding 6 Uitsnede structuurbeeld 'integrale opgaven stedelijk gebied'. Het plangebied is rood omcirkeld.
Doorwerking plangebied
De ontwikkeling van een landschappelijk woonmilieu binnen de Duivenvoordecorridor past binnen de verschillende pijlers zoals in de structuurvisie opgenomen. Door de grootschalige glastuinbouw heeft het plangebied zijn natuur en cultuurhistorische waarden verloren. Met de beoogde ontwikkeling keren de landschappelijke-, cultuurhistorische en natuurlijke functie van het plangebied terug die ten tijde van de glastuinbouw verloren zijn gegaan. De Duivenvoordecorridor is bovendien het enige gebied waar ontwikkeling van woningbouw plaats mag vinden buiten de rode contouren.
Met de ontwikkeling van Vlietvoorde wordt er een nieuw woongebied met eigen karakter en identiteit ontwikkeld. In de stedenbouwkundige opzet van Vlietvoorde vormen de groen-blauwe kwaliteiten de basis van het plan. In het gebied is 'wonen te gast' en geeft deze bebouwingstypologie een specifieke identiteit aan het gebied. Vlietvoorde is daarmee aanvullend op de reeds bestaande woongebieden binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg. Met de realisatie van een landelijk woonmilieu draagt het bestemmingsplan bij aan de realisatie van 'excellente woonmilieus aan de Vlietoevers'.
Ook de recreatieve potentie wordt met het plan Vlietvoorde versterkt. Bestaande watergangen (opvaarten) in het gebied zijn naast een drager van het stedenbouwkundig plan ook een mogelijkheid voor recreatief gebruik. De opvaarten blijven in verbinding staan met de Vliet en zijn toegangen tot de waterpartijen rondom de woningen van 'Kreek' en 'Plas'. Zowel de opvaarten als het water rondom de woningen wordt geschikt gemaakt voor het aanmeren van onder andere kleine bootjes.
Naast waterrecreatie heeft het landgoed Oostbos eveneens een recreatieve functie in het gebied. Het gebied is straks geschikt voor een wandeling en educatie. Ook het cultuurhistorische kanaal van Corbulo zal door middel van bovengrondse recreatieve aanwijzingen weer tot leven komen voor wandelaars en fietsers. Het geplande horecapaviljoens aan de opvaart maakt het voor recreatieve bezoekers aantrekkelijker om het landgoed te bezoeken.
Na oplevering van de ontwikkeling zal het plangebied duurzaam en met zorg worden onderhouden. Het beheer en bezit van het landschap en de openbare ruimte komt voor een groot deel in collectieve handen van de gebruiker en de bewoners. Beheer van het groen en de verzorging van de aanwezige flora en fauna. Vlietvoorde moet een duurzame ontwikkeling worden waarbij zowel collectief als individueel wordt ingezet op een circulaire samenleving. De verdere duurzaamheidsmaatregelen en ambities worden besproken in paragraaf 5.11.
De beoogde opzet en gebruik van het gebied Vlietvoorde sluit aan op de in de structuurvisie gestelde ambities.
2.4.2 Ruimtelijke uitnodiging: 'Maak het in de Duivenvoordecorridor'
De gemeente Leidschendam - Voorburg heeft op 7 juni 2018 de ruimtelijke uitnodiging voor onderhavig bestemmingsplan vastgesteld. Na een uitgebreid overleg met verschillende belanghebbende vormt de ruimtelijke uitnodiging het kader voor de gewenste ontwikkelingen binnen Vlietvoorde.
Met de ruimtelijke uitnodiging biedt de gemeente Leidschendam - Voorburg de ontwikkelingsplannen niet volledig uitgewerkt ter uitvoering aan, maar schetst het alleen de kaders, wensen en ambities voor elk deelplan in Vlietvoorde. De uitdaging is aan de markt om creatief, inventief en onderscheidend invulling te geven aan het werkelijke programma, de fasering en onze samenwerking. De gemeente Leidschendam - Voorburg zocht een initiatiefnemer die met visie, vastberadenheid en vakmanschap een groen landschap weet te versterken en optimaal invulling te geven aan een onderscheidend woonmilieu buiten de bestaande contour van de gemeente. De centrale opgave luidde als volgt:
“Van de toekomstige Duivenvoordecorridor wordt verwacht dat het een ecologische en landschappelijke kwaliteit heeft die is gebaseerd op de historische kenmerken en kwaliteiten van het gebied. De kwaliteit moet het onderscheidende karakter van de woonmilieus definiëren en het gebied ecologisch en recreatief versterken."
Binnen Vlietvoorde staan landschap en ecologie, cultuurhistorie en archeologie, wonen, recreatie en duurzaamheid centraal.
Doorwerking plangebied
Initiatiefnemer heeft de ruimtelijke uitnodiging van de gemeente Leidschendam - Voorburg ter harte genomen en een planboek voor Vlietvoorde ingediend. De gemeente Leidschendam - Voorburg en initiatiefnemer zijn gezamenlijk tot een akkoord gekomen over de ontwikkelingen binnen Vlietvoorde. Initiatiefnemer heeft aan de belangrijkste thema's binnen de ruimtelijke uitnodiging van de gemeente Leidschendam - Voorburg een invulling gegeven. In onderhavig bestemmingsplan worden deze al volgt geborgd
- Landschap en ecologie
Grote delen van het plangebied krijgen een groene invulling waarbij een afwisselend beeld van groen ontstaat. Het woongebied bos en het landgoed Oostbos zijn de pijlers van de groene afwisseling binnen het plangebied. Grote delen van het plangebied krijgen de bestemmingen 'Bos', 'Groen' en 'Water' om de realisatie van het landschap planologisch te borgen. Binnen het woongebied 'bos' wordt middels een nadere functieaanduiding 'bos' een groene long die aansluit op het landgoed Oostbos gewaarborgd.
- Cultuurhistorie en archeologie
Het landgoed wordt de centrale drager van cultuurhistorie in het gebied. Het biedt plaats aan een scala aan activiteiten en functies. Om voldoende ruimte te bieden aan die functies náást de aanwezige cultuurhistorische elementen, is gekozen voor een verlenging van het open veld tot dezelfde maat als het Kanaal van Corbulo. Op het landgoed komen alle bezoekers en bewoners samen om elkaar te ontmoeten, cultuurhistorie opdoen en te recreëren. Met zichtlijnen, doorzichten en paden worden landgoed en woonbuurten met elkaar in verbinding gesteld.
- Wonen
De Duivenvoordecorridor is een aantrekkelijk natuurlandschap vol met cultuurhistorie. Binnen de woongebieden wordt rekening gehouden met de groene basisstructuur. In het bestemmingsplan worden beeldbepalende groene structuren planologisch geborgd middels de bestemming 'Groen'. Belang in de ruimtelijke uitnodiging zijn het creëren van groene oevers, afwisselende woningbouwtypologieën en structureel groen. Onderhavig bestemmingsplan maakt een afwisselend woningbouwprogramma mogelijk en draagt tevens bij aan de terugkeer van water en groene oevers nabij de Vliet.
- Recreatie
De Duivenvoordecorridor vormt een van de weinige groene verbindingen tussen het Duingebied langs de kust en het Groene Hart. Bevordering van de landschaps- en natuurbeleving is een essentieel onderdeel van de versterking van het recreatieve profiel in de Duivenvoordecorridor. Onderhavig bestemmingsplan maakt recreatie in de verschillende vormen mogelijk door de aanleg van wandelroutes, de realisatie van vaarroutes kleinschalige bootjes en de mogelijkheid tot oeverrecratie ter plaatse van de oevers.
2.4.3 WOONvisie gemeente Leidschendam - Voorburg 2016 - 2020
In de woonvisie gemeente Leidschendam - Voorburg 2016 -2020 zijn de actuele thema's op het gebied van huisvesting (met eventueel daarbij behorende knelpunten) binnen de gemeente in kaart gebracht. De gemeente stelt zich in de woonvisie doelen om specifieke opgaven te behalen.
- 1. Langer zelfstandig wonen is een ontwikkeling die vraagt om nieuwe oplossingen op het snijvlak van wonen en zorg. Er moet meer worden ingespeeld op de behoefte aan geschikte woonvormen in relatie tot de behoefte aan zorg en begeleiding. Dit vraagt enerzijds om anders te kijken naar de inzet van voorzieningen op het gebied van welzijn en zorg en de bestaande praktijk van de woningtoewijzing. Anderzijds moeten er in samenspraak met andere partijen creatieve oplossingen worden bedacht om het zelfstandig wonen voor mensen met een zorgvraag daadwerkelijk mogelijk te maken.
- 2. Er zijn onvoldoende goedkope woningen voor mensen met lage inkomens beschikbaar. De oplossing ligt, naast bijvoorbeeld nieuwbouw van sociale huurwoningen voor specifieke doelgroepen, ook in een meer op doelgroepen gerichte toewijzing van de bestaande sociale woningvoorraad en het bouwen van de juiste woningen in de middeldure sector om daarmee doorstroming te bevorderen.
- 3. Betaalbaarheid van het wonen vormt met name voor bewoners van corporatiewoningen een toenemend probleem. Binnen de beperkte oplossingsmogelijkheden die de gemeente heeft, wordt naast toepassing van de bestaande maatregelen voor mensen met lage inkomens of schuldproblemen gestuurd op het beperken van de woonlasten door stimulering van energiebesparende maatregelen en voorlichting.
- 4. Woonmilieus en leefbaarheid. De kwaliteit van de woningvoorraad en woonomgeving heeft in de voorgaande periode onvoldoende centraal gestaan. Door het definiëren van de gewenste woonmilieus in Leidschendam-Voorburg richt de gemeente zich meer op de leefbare en duurzame wijken, die meer aansluiten bij de woningbehoefte op de lange termijn.
Doorwerking plangebied
In de woonvisie zijn 2016 - 2020 zijn de woningbouwontwikkelingen binnen de Duivenvoordecorridor niet meegenomen. De ontwikkeling binnen de Duivenvoordecorridor vinden hun grondslag in de regionale en provinciale afspraken, het zogenaamde bestuursconvenant die in paragraaf 2.3.1 reeds is benoemd. Met de ontwikkeling van het woongebied 'Vlietvoorde' wordt de kwaliteit van de woningvoorraad en de woonomgeving vergroot. In het woongebied is 'wonen te gast' en geven de landschappelijke en ecologische kwaliteiten (in combinatie met de woningen) een bijzondere identiteit aan het gebied. Met de ontwikkeling van Vlietvoorde staat de kwaliteit van de woningvoorraad en de woonomgeving weer centraal. Het te realiseren woningtype sluit aan op actuele marktbehoefte (zie paragraaf 2.3.4. Ladder voor Duurzame verstedelijking). Onderhavig bestemmingsplan sluit aan op de behoefte van de doelgroep landelijk buitenwonen. Het aanbod aan landelijk buitenwonen binnen bestaand stedelijk gebied is schaars en kan een impuls gebruiken. Onderhavig plangebied in combinatie met het bestuursconvenant Duivenvoordecorridor biedt een uniek kader voor de realisatie van landelijke buitenwoningen ter plaatse van de voormalige tuinbouwkassen.
Alhoewel onderhavig bestemmingsplan niet expliciet aansluit op de doelstellingen in de woonvisie gemeente Leidschendam - Voorburg kunnen er wel positieve effecten aangewezen worden vanwege de realisatie van het woningbouwprogramma:
- De realisatie van woningen in een duurder segment zal zorgen voor doorstroming op de woningmarkt;
- Onderhavig plangebied leent zich voor de realisatie van woningen in een duurder segment waardoor locaties die geschikter zijn voor goedkopere woningen niet worden verdrongen.
2.4.4 Water- en rioleringsplan Leidschendam - Voorburg 2016 -2021
Het water- en rioleringsplan gaat ervan uit dat het watersysteem zo veel water kan bergen dat wateroverlast en verdroging voorkomen wordt. Bovendien moet het water dan schoon en ecologisch gezond zijn en bijdragen aan een prettige leefomgeving. Daarnaast dient bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de effecten van klimaatverandering. Om de ambitieuze doelen van het Water- en rioleringsplan te realiseren moet water een integraal onderdeel zijn van alle strategische en ruimtelijke plannen. Het waterplan moet het waterbeheer inhoudelijk en procesmatig verbeteren, met voortdurende aandacht voor duurzaamheid.
Waterbeheer en watertoets
Bij een ruimtelijk plan dient een initiatiefnemer in het kader van de watertoets in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Tevens zijn zij in het kader van het vooroverleg op grond van de Wro betrokken bij het tot stand komen van het bestemmingsplan. Het plan Vlietvoorde houdt rekening met de beleidsuitgangspunten van zowel het Hoogheemraadschap als het gemeentelijk beleid zoals opgenomen in het water- en rioleringsplan.
2.4.5 Verkeers - en Vervoerplan
De bereikbaarheid in Leidschendam-Voorburg wordt over het algemeen als (zeer) positief gewaardeerd. Op langere termijn zal de mobiliteit, waarschijnlijk flink groeien en kent verkeer zeker in dit deel van de Randstad geen grenzen. Het verkeers - en Vervoerplan vormt samen met het parkeerbeleid van de gemeente Leidschendam - Voorburg de basis voor het aspect verkeer - en parkeren in bestemmingsplannen.
De gemeente Leidschendam-Voorburg hanteert de landelijke, provinciale en regionale doelstellingen op het gebied van verkeer en vervoer als uitgangspunten voor haar verkeers- en vervoerbeleid. Als hoofddoelstelling geldt: "Leidschendam-Voorburg is een leefbare stad met een hoge verkeersveiligheid en een goede bereikbaarheid".
Doorwerking plangebied
De auto is en blijft een belangrijk vervoermiddel in onze gemeente. Grote delen van Leidschendam-Voorburg zijn vaak uitstekend bereikbaar per auto, maar niet op ieder moment van de dag. Bij nieuwe ontwikkeling moet derhalve rekening gehouden worden met de gevolgen op de bereikbaarheid en mobiliteit van de gemeente als geheel. Voor onderhavige ontwikkeling wordt in paragraaf 5.13 nader ingegaan op de aspecten parkeren en verkeersgeneratie rondom auto verkeer.
Nabij het plangebied worden twee bushaltes gerealiseerd voor buslijnen vanaf het plangebied naar zowel Leidschendam als Voorburg. Voor fietsers en voetgangers is voldoende ruimte binnen het plangebied, behoudens de noodzakelijk ontsluitingswegen tussen de woongebieden en landgoed Oostbos, zullen grote delen van het plangebied alleen voor langzaam verkeer worden ingericht.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied op basis van de bestaande situatie, de ruimtelijke hoofdstructuur en de aanwezigheid van verschillende functies in het plangebied of in de directe nabijheid daarvan.
3.2 Bestaande Functies En Ruimtelijke Structuren
3.2.1 Bestaande functies
Het plangebied van het gebied Vlietvoorde omvat meerdere percelen aan de Veursestraatweg in het landelijk gebied de Duivenvoordecorridor. Voorheen stonden er in het gebied circa 130.000 m2 aan glastuinbouw, een bijbehorend tuincentrum en enkele woningen. De bedrijfsmatige opstallen binnen de plangrens van het plangebied zijn inmiddels verwijderd. De woningen aan de Veursestraatweg blijven, net als enkele andere woningen in het plangebied gehandhaafd. Op dit moment (2020/2021) heeft het gebied een invulling als weiland/grasland. Het plangebied heeft enkele bestaande waterstructuren die voornamelijk vanaf de Veursestraatweg richting de Vliet lopen. Afbeelding 7 geeft de huidige situatie en de oude situatie in het plangebied weer.
Afbeelding 7 Oude situatie vergeleken met de huidige situatie (2004 vergeleken met 2020)
3.2.2 Bestaande ruimtelijke structuren
Het plangebied is opgebouwd uit meerdere ruimtelijke structuren.
- Groenstructuur: De groenstructuur van het plangebied bestaat voornamelijk uit weiland/grasland, van elkaar gescheiden door waterlopen (opvaarten en kleinere sloten). De huidige groenstructuur is voornamelijk tot stand gekomen na het saneren van de glastuinbouw. Op basis van de quickscan flora en fauna, toegevoegd als bijlage 3 bij deze toelichting, kan geconcludeerd worden dat deze groenstructuur in het plangebied geen specifieke ecologische waarden heeft die beschermd dienen te worden.
- Waterstructuur: De waterstructuur van het plangebied bestaat uit meerdere waterlopen. Vanaf de Veursestraatweg lopen enkele opvaarten richting de Vliet. Tussen de opvaarten liggen enkele kleinere sloten. Enkele opvaarten zijn onderdeel van het waterkeringsnetwerk. In het vigerend bestemmingsplan is deze specifieke functie planologisch vastgelegd middels de dubbelbestemming 'Primaire Waterkering'. Het plangebied wordt in de huidige situatie bemaald waardoor er sprake is van een polderlandschap. Zonder de bemaling zouden de woongebieden 'kreek' en 'plas' grotendeels onder water komen te staan.
- Bebouwingsstructuur: Alle bedrijfsmatige opstallen in het plangebied zijn gesaneerd. In de huidige situatie zijn de bestaande woningen de enige vorm van bebouwing binnen het plangebied. De bestaande woningen zijn voornamelijk gericht op de Veursestraatweg. De verspreide woningen in het plangebied liggen aan (on)verharde paden vanuit deze weg.
- Wegenstructuur: Het plangebied heeft in de huidige situatie vanuit de Veursestraatweg een aantal verharde en (on)verharde wegen. De woningen langs de Veursestraatweg zijn direct ontsloten op deze weg.
3.2.3 Ruimtelijke samenhang met het omliggende gebied
De Duivenvoordecorridor is het landelijk gebied tussen de gemeente Leidschendam - Voorburg en de gemeente Voorschoten. Het is de verbinding tussen de polders van het Groene Hart en de duinen, het strand en de zee. Het landschap kent een verschil tussen de hogere strandwallen en de lager gelegen strandvlaktes. Het plangebied ligt op de overgang tussen de strandwallen en de strandvlaktes.
Kenmerkend voor het landschap zijn de grote open weidegebieden en de bosblokken met daarin opgenomen de formele en landschappelijke tuinen. Het betreft een coulisselandschap met een aaneenschakeling van landschappelijke kamers die zijn gevormd tussen bosvolumes en lanen.
Het landgoederenlandschap van de Duivenvoordecorridor is een bijzonder cultuurlandschap. Vanuit cultuurhistorische achtergrond zijn er vele zichtassen te ontdekken, die zeer waardevol zijn voor de regio. Verspreid over het landelijk gebied de Duivenvoordecorridor komt woonbebouwing voor. Dit ‘wonen’ vindt in verschillende typologieën plaats: op een buitenplaats; in een boerderij of in een bebouwingslint. De Veursestraatweg/Veurseweg is het centrale lint door het gebied. Haaks op deze weg liggen verschillende wegen die landhuizen, woningen, boerderijen, bedrijfsruimten etc. in het gebied ontsluiten op de Veursestraatweg/Veurseweg.
Deze karakteristiek komt ook terug in het plan Vlietvoorde. Vanuit de Veursestraatweg wordt een nieuwe ontsluitingsweg gerealiseerd die de woongebieden en het landgoed Oostbos ontsluiten. Groen en water wordt met woningbouw gecombineerd en op verschillende plekken worden nieuwe zichtlijnen in het gebied gecreëerd. De woongebieden worden als kamers ontworpen en sluiten daarmee aan op de karakteristiek van de Duivenvoordecorridor. Het te herstellen landgoed Oostbos ligt prominent tussen de woongebieden in. Op deze manier sluit het plan in zijn stedenbouwkundige en landschappelijke opbouw aan op de karakteristiek van de omgeving.
Hoofdstuk 4 Toekomstige Situatie
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de visie op het plangebied en de feitelijke ontwikkelingen die van belang zijn voor de toekomstige situatie. Deze toekomstige situatie bepaalt de vorm en inhoud van de juridische regeling (bestemmingsregels) van dit bestemmingsplan.
4.2 Visie Op Het Plangebied
Het convenant, ondertekend op 19 februari 2008 tussen het voormalig Ministerie van VROM, de provincie Zuid Holland en de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Wassenaar, heeft tot doel om een ruimtelijke invulling te geven voor de Duivenvoordecorridor. De ambitie is het realiseren van een duurzame landschappelijke structuur en het waarborgen de aanwezigheid van de duurzame recreatiefunctie in een overwegend groen landschap. In paragraaf 2.3.1 zijn de doestellingen van het convenant nader toegelicht. In onderhavige paragraaf wordt dieper ingegaan op de concretisering van de gemaakte afspraken.
4.2.1 Ruimtelijke kwaliteit binnen Vlietvoorde
De gemeente Leidschendam - Voorburg streeft in samenwerking met de provincie Zuid - Holland in de Duivenvoordecorridor naar herstel van de ecologische en landschappelijke verbinding tussen het Nederlandse kustgebied en het Groene Hart. De glastuinbouw tussen Voorschoten en Leidschendam - Voorburg heeft plaats gemaakt voor een groen open landschap. De tijd van landgoederen en buitenplaatsen met allure van weleer keert terug. Een van oorsprong gebiedseigen ecologisch waardevol coulisselandschap biedt ruimte aan natuur, recreatie, cultuurhistorie en wonen. Om tot de gewenste invulling van het plangebied te komen heeft de gemeente een ruimtelijke uitnodiging opgesteld voor ontwikkelaars. Binnen Vlietvoorde staan landschap en ecologie, cultuurhistorie en archeologie, wonen, recreatie en duurzaamheid centraal. In paragraaf 2.4.2 is reeds benoemd hoe de doelen van de gemeente worden toegepast binnen het plangebied.
De potentie van het landschap wordt langzaam zichtbaar. Het biedt de mogelijkheid voor de reconstructie van een uniek landschappelijk raamwerk als basis voor een eigentijds en onderscheidend woonmilieu. Binnen het plan Vlietvoorde zijn vier woongebieden aangewezen. Ieder van de vier ontwikkellocaties ontleent haar eigen identiteit aan de specifieke plek in het plangebied: hoog en droog nabij de strandwal van de Veursestraatweg, of dicht bij de invloedsfeer van de Vliet. Het landschap vormt de gemeenschappelijke en duurzame drager voor de ontwikkeling. Deelgebied West maakt geen onderdeel uit van het voorliggende plan maar is wel één van de vier woonvelden in Vlietvoorde.
Afbeelding 8 beoogde ontwikkeling binnen het plangebied
4.2.2 Vrijheid voor 'wonen als gast in het landschap'
De ontwikkeling van Vlietvoorde beoogt een integraal duurzame leefomgeving. Een ontwikkeling waar natuur en landschap voor flora, fauna en mens in een duurzaam en aantrekkelijk nalatenschap aan toekomstige generaties wordt doorgegeven. Die verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de overheid maar net zo goed bij de bewoners en gebruikers die het landschap met elkaar delen. De ruimtelijke dragers in deze ontwikkeling zijn de cultuurhistorie en het landschap. Zij dienen als inspiratie voor de verschillende vormen van natuurontwikkeling, recreatief gebruik en zorgvuldig in het landschap genestelde woonmilieus.
4.3 Feitelijke Ontwikkelingen In Het Plangebied
Na het weghalen van de tuinbouwkassen in het gebied is een afgevlakt maaiveld achtergebleven dat nu gebruikt wordt als weiland/grasland. Met de ontwikkeling van het plan Vlietvoorde wordt het oorspronkelijk hoogteverschil dat vanaf de duingronden richting het water van de Vliet loopt teruggebracht. Dit biedt de basis voor de ontwikkeling van een landschap met een natuurlijke afwisseling en dieptewerking. De oriëntatie vanuit de omgeving richt zich enerzijds op de Vliet, anderzijds op het te herstellen landgoed Oostbos en het kanaal van Corbulo.
De woongebieden & landgoed Oostbos
Het natuurlijk profiel van Vlietvoorde vormt de basis voor twee herkenbare landschapstypen: op de zandgronden een lommerrijk woongebied, genaamd 'Bos' (noord) en op het waterrijke veen de woongebieden 'Kreek' (oost) en 'Plas' (zuid). Het landschappelijk raamwerk van Vlietvoorde vormt niet alleen een groen kader rond de verschillende woongebieden, maar dringt tot diep in de woongebieden door. Dit integraal verbonden groen en water vormt de gedifferentieerde onderlegger voor de verscheidenheid van de woonvormen en woonmilieus, verbonden met dat landschap.
Woongebied Bos
Het woongebied 'Bos' ligt op het zand, aan de zuidzijde van het lint van de Veursestraatweg. Een groene buffer van “rabattenbos” met beuk, zomereik en ruwe berk en onderbeplanting, is een onderdeel van het recreatieve landschappelijk raamwerk. Het groene raamwerk zorgt voor een natuurlijke scheiding tussen de woningen aan het lint en het nieuwe woongebied. De informele paden en woningen zijn onderdeel van het bosgebied. De spaarzame doorsnijdingen in het bos zijn vooral bedoeld om zichtlijnen en verbindingen van en naar het landgoed Oostbos te creëren.
In het bos worden verschillende woontypologieën en bouwvormen gerealiseerd. In de uiteindelijke uitwerking van het plan wordt de exacte situering van de woningen ten opzichte van elkaar en het omliggende boslandschap optimaal ingevuld. De woningen sluiten op elkaar aan en vormen gezamenlijk een eenheid. Eenheid wordt bereikt door een gedeelde (basis) architectuur zoals wordt opgenomen en vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan.
Afbeelding 9 Visie woongebied Bos
Woongebied Kreek
De huidige bemaling in het toekomstige woongebied Kreek wordt gestopt waardoor het landschap weer onder water komt te staan. Het woongebied sluit daardoor weer aan op de Vliet en kenmerkt zich door een waterrijk landschap met kreken en landtongen die haaks staan op de richting van de natuurvriendelijke oevers op de Vliet. De richting van de kreken herhaalt de richting van de opvaarten langs de gradiënten van nat naar droog landschap en versterkt de oriëntatie op het landgoed en de Vliet. Het deelgebied de Kreek kenmerkt zich door een open en waterrijke omgeving, die de relatie zoekt met het landschap op het grensvlak van groen en water.
De woningen in de kreek kenmerken zich in de manier waarop ze de relatie zoeken met het water. De sfeer van vrij wonen langs de natuurlijke landtongen en (aan, op of boven) het water biedt een variërend woonklimaat en woningen die zich steeds weer anders positioneren ten opzichte van het water. De woningen hebben een terras op of aan het water.
Afbeelding 10 Visie woongebied Kreek
Woongebied Plas
Woongebied Plas ligt eveneens langs de Vliet aan de westzijde van de centrale opvaart. De Plas is het meest waterrijk van de verschillende deelgebieden. Na het stoppen van het gemaal vormt zich hier een aaneengesloten plas binnen het landschappelijk raamwerk, omringd door de ecologische randen van de opvaarten en de doorgaande oever van de Vliet. De groene randen van de waterplas versterken het landschappelijke kader en de toegankelijkheid. De groene randen en ecologische oevers bieden tegelijkertijd een habitat voor flora en fauna op de lage natte delen in het gebied.
Aan de waterzijde staan een aantal woningen op de glooiing van het landschap naar de plas met uitzicht over enerzijds het kanaal van Corbulo en het landgoed, anderzijds de open plas en richting de Vliet. Het kanaal van Corbulo is een voormalige Romeins kanaal dat in het stedenbouwkundige plan wordt teruggebracht om de cultuurhistorische (en recreatieve) waarde van het gebied te versterken. De overige woningen zijn nog directer verbonden met het water, ontsloten vanaf lange steigers die de richting van de oorspronkelijke kavelstructuur volgen. De luxe waterwoningen liggen, schijnbaar aangemeerd, of op palen net boven het water. De woningen hebben een opbouw van twee lagen met een kap.
Afbeelding 11 Visie woongebied Plas
Landgoed Oostbos
Het landgoed wordt opnieuw de centrale drager van cultuurhistorie en voorzieningen in het gebied. Het biedt plaats aan een scala aan activiteiten en functies. Om voldoende ruimte te bieden aan die functies náást de aanwezige cultuurhistorische elementen, is gekozen voor een verlenging van het open veld tot dezelfde maat als het Kanaal van Corbulo. Op het landgoed komen alle bezoekers en bewoners samen om elkaar te ontmoeten, cultuurhistorie opdoen en te recreëren. Met zichtlijnen, doorzichten en paden worden landgoed en woonbuurten met elkaar in verbinding gesteld.
Het landhuis wordt een volwaardig en centraal onderdeel van Vlietvoorde en wordt gesitueerd op de historische positie van de orangerie. Daarmee is het landhuis het middelpunt van alle functies op het landgoed. Het gebouw bestaat uit drie bouwlagen met hoogopgaande kap. Het landhuis staat als enige vrijstaande gebouw in het landschap, daarmee blijven er voldoende zichtlijnen in het landschap open. Voor de woningen op de begane grond van het landhuis wordt een privétuin gerealiseerd als onderdeel van het landgoed
Afbeelding 12 Impressie beeld toekomstige landhuis Vlietvoorde
4.4 Gevolgen Voor Dit Ruimtelijke Plan
4.4.1 bestemmingen
Het creëren en behouden van de hoofdstructuur, zoals initiatiefnemer en de gemeente Leidschendam – Voorburg voor ogen hebben, staat centraal in onderhavig bestemmingsplan en de daarin gekozen bestemmingen. De hoofdstructuur van het plangebied is in dit bestemmingsplan vastgelegd en direct herkenbaar.
Om de doelstelling 'wonen als gast in het landschap' kracht bij te zetten krijgen grote delen van het plangebied de bestemming 'Groen'. Binnen de bestemming 'Groen' is het in zijn algemeen mogelijk om groen, water, (openbare) voet- en fietspaden, aanlegsteigers etc. te realiseren. Het groen krijgt in delen van het gebied een specifieke functie (onder andere als bos of het mede mogelijk maken van sociaal-culturele activiteiten).
Binnen het plangebied wordt de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' opgenomen om de hoofdontsluitingsroute van het plangebied duidelijk te structureren. Alleen de noodzakelijke wegenstructuur om deelgebieden in Vlietvoorde (woongebieden en landgoed) te ontsluiten worden dusdanig als 'Verkeer – Verblijfsgebied' bestemd.
De hoofdwaterstructuur in het plangebied, de opvaarten, het water in de gebieden Kreek en Plas langs de Vliet krijgen de bestemming 'Water'.
Voor de realisatie van het landgoed Oostbos wordt de functieaanduiding 'Groen – Landgoed' toegevoegd. De functieaanduiding moet de onderlinge samenhang van de gronden behorende tot het landgoed en de specifieke landschappelijk-stedenbouwkundige opbouw van het gebied borgen.
Voor de woongebieden Bos, Kreek en Plas wordt een globale woonbestemming opgenomen. Om flexibiliteit te behouden in de uiteindelijke realisatie van het stedenbouwkundig plan is de bestemming tevens het bouwvlak waarbinnen woningen en bijbehorende voorzieningen gerealiseerd kunnen worden. De natuurlijke en landschappelijke overgang tussen een woongebied en het aangrenzende gebied (niet wonen) wordt in het bestemmingsplan geborgd door het opennemen van specifieke aanduidingen opgenomen zoals 'water' en 'bos'.
Ten slotte zullen de bestaande woningen binnen het plangebied de bestemming 'wonen' krijgen. De bijbehorende regels voor de bestemming 'wonen' worden één op één overgenomen uit de vigerende beheersverordening.
4.4.2 Beeldkwaliteitsplan
Om verdere sturing te geven aan de voorgestelde landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische invulling van Vlietvoorde wordt een beeldkwaliteitplan separaat naast onderhavig bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad van Leidschendam - Voorburg. Gezamenlijk met de wijze van bestemmen zorgt het beeldkwaliteitsplan voor de juridische borging van de visie en de nagestreefde ruimtelijke kwaliteit. Het beeldkwaliteitsplan is het concrete toetsingskader voor de te realiseren bebouwing binnen voorliggend bestemmingsplan 'Vlietvoorde'.
Het beeldkwaliteitsplan zal separaat van het bestemmingsplan vastgesteld worden door de raad. Het beeldkwaliteitplan vormt daarmee een aanvulling op de welstandsnota van de gemeente en zal specifiek voor het plangebied het kader vormen. Het beeldkwaliteitsplan is toegevoegd als bijlage 2 aan de toelichting van voorliggend bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk zijn de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de waterhuishouding, het bodemsysteem, verkeer en parkeren, luchtkwaliteit, geluid, natuurbescherming, externe veiligheid, gezondheid, kabels en leidingen, duurzaamheid, m.e.r. beoordeling en tot slot stedenbouwkundige aspecten zoals privacy en schaduwwerking. Per onderdeel is achtereenvolgens ingegaan op de huidige situatie, de toekomstige situatie en de wijze waarop met dit ruimtelijk plan de toekomstige situatie juridisch-planologisch mogelijk wordt gemaakt.
5.2 Water
5.2.1 Inleiding
De waterparagraaf is een vast onderdeel van het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk komen alle relevante wateraspecten aan bod die van belang zijn in het plangebied. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor de waterkwantiteit en -kwaliteit van de polder- en boezemwatergangen in en om het plangebied. De gemeentelijke taken zijn onder andere het riool- en oeverbeheer. Het plangebied valt binnen de reikwijdte van het Wateren rioleringsplan Leidschendam-Voorburg 2016-2021 dat op 15 december 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld.
5.2.2 Toekomstig watersysteem
De realisatie van het plan voorziet in de beëindiging van het bemalen van de drie polders. Het oppervlaktewatersysteem wordt ter plaatse vergroot door een directe aansluiting op het boezemwater. Daarbinnen komt ruimte voor woningen, waarbij wegen, groen en tuinen opgehoogd worden naar tenminste het niveau van boezemland. Afbeelding 15 toont de beoogde situatie.
Afbeelding 15 Beoogde situatie plangebied
5.2.3 Gevolgen voor dit plan
Het verhard oppervlakte neemt in de nieuwe planologische situatie aanzienlijk af, zoals is weergegeven in de tabel in paragraaf 5.2.1.3. Ondanks dat er vanuit het hoogheemraadschap geen wateropgave is meegegeven, wordt de hoeveelheid oppervlakte water vergroot door het beëindiging van het bemalen van de drie polders. De afname van verharding draagt bovendien bij aan een betere grondwaterinfiltratie en verkleint de kans op water - en hitteoverlast. De aanleg van natuurvriendelijk oevers leveren een bijdrage aan de opgaven voor de Kaderrichtlijn water.
In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de aanwezige waterkering door een dubbelbestemming. Het aspect water vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
5.3 Bodem
5.3.1 Huidige bodemsysteem
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen regels stellen voor een goede ruimtelijke ordening.
Dit betekent dat de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming dienen te zijn. Het is niet toegestaan om te bouwen op verontreinigde grond. Nader onderzoek in de vorm van een historisch onderzoek of een verkennend bodemonderzoek heeft het inzicht of de bodem ter plaatse van een ontwikkeling geschikt is voor het beoogde gebruik en bestemming.
Het bodembeleid onderscheidt drie soorten grond en bodem met ieder hun eigen beleid en wet- en regelgeving:
- Sterk verontreinigde grond (boven interventiewaarden);
- Licht verontreinigde grond (boven AW2000-waarden);
- Schone bodems (beneden AW2000-waarden).
Het Besluit bodemkwaliteit hanteert voor het toepassen van grond en bagger, een toets op de ontvangende bodem en aan de gebruiksfunctie. Het doel van het Besluit bodemkwaliteit is duurzaam bodembeheer. Dat wil zeggen: een balans tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu en gebruik van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw of aanleg van wegen. Tevens biedt het besluit mogelijkheden voor grondverzet.
Afbeelding 17: Ontgravingskaart Leidschendam - Voorburg
De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft een Ontgravingskaart opgesteld om voor één ieder de kwaliteit en bruikbaarheid van de ondergrond in kaart te brengen. Op basis van de Ontgravingenkaart kan bijvoorbeeld besloten worden op welke manier afgegraven grond binnen het plangebied hergebruikt kan worden dan wel gesaneerd dient te worden. Afbeelding 17 is een uitsnede van de ontgravingskaart en laat de kwaliteit van de bovengrond van de bodem (0 - 0,5 m -mv) ter plaatse van het plangebied zien. Het plangebied is met een rood kader op de afbeelding aangeduid. De bovengrond is getypeerd als 'Klasse Wonen' en daarmee geschikt voor het beoogde gebruik (functie wonen). De dieper liggende bodem (0,5 - 2,0 -mv) van het plangebied heeft het niveau 'achtergrondwaarde'. De achtergrondwaarden voor grond zijn vastgesteld op basis van gehalten aan stoffen, zoals die voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden in Nederland die niet zijn belast door lokale verontreiniging bronnen. Grond die voldoet aan het niveau 'achtergrondwaarde' is duurzaam geschikt voor elk bodemgebruik en wordt aangeduid als schone of niet verontreinigde grond.
5.3.2 Gevolgen voor dit plan
De meest recente onderzoeken dateren uit 2014 en 2016. Deze onderzoeken hebben aangetoond dat er geen aanleiding is om te vermoeden dat er sprake is van een potentieel geval van ernstige bodemverontreiniging, een aanvullend onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Bij de toekomstige werkzaamheden en herinrichting van het plangebied dient rekening gehouden te worden met de in paragraaf 5.3.1.2 genoemde gebruiksbeperkingen. Bij het aanvragen van de omgevingsvergunning dient op basis van de uitgevoerde onderzoeken beoordeeld te worden of saneringsmaatregelen nog noodzakelijk zijn.
Op voorhand kan wel geconcludeerd worden dat de gronden ter plaatse van de nieuwe woningen van voldoende kwaliteit zijn. Op basis van de onderzoeken gelden geen gebruiksbeperkingen ter plaatse van de nieuwe woongebieden en het landgoed.
5.4 Niet-gesprongen Explosieven
Er kunnen als gevolg van gevechtshandelingen niet - gesprongen conventionele explosieven in het onderzoeksgebied zijn achtergebleven. Er ontstaat bij het spontaan aantreffen van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog mogelijk een verhoogd veiligheidsrisico. Onbedoelde detonaties kunnen bij de uitvoering van werkzaamheden in het ergste geval leiden tot dodelijk letsel en zware schade aan materieel en omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om antwoord te geven op de vraag of en zo ja in welke delen van het onderzoeksgebied er sprake is van een verhoogd risico op het aantreffen van conventionele explosieven.
5.4.1 Huidige situatie plangebied
De gemeente Leidschendam - Voorburg heeft in de periode 2013-2015 alle gemeentelijke dossiers met gegevens uit WO2, luchtfoto's en dossiers aanwezig bij het Nat. Archief, EOD en het NIMH bestudeerd en de oorlogshandelingen op een GIS-kaart weergegeven. Op basis van deze dossiers en luchtfoto's is een GIS-kaart gemaakt met daarop aangegeven de oorlogshandelingen, bomkraters, loopgraven, stellingen, etc.
Het adviesbureau AVG heeft in september 2015, conform de landelijke norm, een explosievenonderzoek uitgevoerd waarbij gebruik is gemaakt van de gemeentelijke gegevens, gegevens van gemeente Voorschoten en diverse andere archieven. Het onderzoek van AVG is opgenomen in bijlage 5
Afbeelding 20 oorlogshandelingen binnen het plangebied
Op basis van het onderzoek is vervolgens een risicokaart opgesteld. Door middel van gekleurde vlakken is aangeven waar in de bodem mogelijk nog explosieven uit WO-2 aanwezig zouden kunnen zijn. De opgestelde risicokaart wordt in onderstaande afbeelding 21 weergegeven.
Afbeelding 21 Verdachte gronden voor conventionele explosieven.
5.4.2 Gevolgen voor dit plan
Uit archiefonderzoek alsmede uit een interview met een tuinder wonend in het plangebied is het volgende gebleken:
- In de periode 1940 - 1945 zijn ter plaatse van het plangebied geen (voor zover bekend) vliegtuigbommen neer gekomen. Aan de overkant van de Vliet is in 1945 wel een bom neergekomen en wegens de luchtdruk zijn toen veel ruiten van de aanwezige kasjes in het plangebied gesneuveld.
- Het is onbekend of er een vliegtuigbom is neergekomen die niet is ontploft (een zogenaamde blindganger). Als er een blindganger aanwezig is zal die wegens de aanwezig veen/kleilagen beneden de 2 a 3 meter m - m.v. liggen.
- Ter plaatse van Haagwijk en in het weiland ten oosten van Haagwijk in de gemeente Voorschoten zijn wel enkele vliegtuigbommen gevallen. De exacte locaties hiervan zijn op luchtfoto's niet te achterhalen, met uitzondering van de bomkrater in het weiland ten oosten van Haagwijk.
- Er zijn geen loopgraven geweest, wel enkele schuttersputjes langs de Veursestraatweg.
Bij graafwerkzaamheden in verband met het verwijderen van verontreinigde grond in 2014 en 2019 en ook bij het graven van diverse archeologische proefsleuven in 2017 en 2019 zijn in de bodem geen aanwijzingen gevonden dat ergens nog een vliegtuigbom ligt. Ter plaatse van de contour die tegen het plangebied aanligt is in april 2019 een bodemsanering uitgevoerd en in de grond, na sanering zijn geen sporen aangetroffen die kunnen wijzen op een blindganger.
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken is er geen concrete aanleiding dat er binnen het plangebied, vergeleken met de rest van Nederland, een verhoogde kans bestaat op de aanwezigheid van niet - gesprongen explosieven. Er zal hoogstens plaatselijk een klein kaliber munitie (patronen/hulzen) aanwezig zijn, maar deze vormen geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan. Het aspect niet - gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
5.5 Stikstofemissie
Voorheen diende op grond van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) – dat juli 2015 van kracht werd – berekend te worden of een nieuwe (bouw)activiteit leidde tot een significante toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Onder het PAS golden enkele drempel- en grenswaarden die bepaalden of een toename van stikstofdepositie significant was en zo ja, of er dan een meldingsplicht of een vergunningplicht gold. Door te rekenen met het voorgeschreven rekenprogramma AERIUS Calculator werd automatisch met die drempelwaarden rekening gehouden. In het geval van de meldingsplicht kon de planontwikkeling aanspraak kan maken op benutting van de ontwikkelingsruimte die voor een Natura 2000-gebied gold, totdat deze niet meer voorradig was.
Als gevolg van de uitspraken van de Raad van State van 29 mei 2019 ( ECLI:NL:RVS:2019:1603 en ECLI:NL:RVS:2019:1604) mag het PAS niet meer gebruikt worden als toestemmingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot een toename van stikstofdepositie op (stikstofgevoelige habitattypen in) Natura 2000-gebieden. De drempel- en grenswaarden uit het PAS zijn daarmee ook niet meer van toepassing. Hierdoor kan een project met een geringe depositietoename van 0,01 mol/ha/jaar al vergunningplichtig zijn (artikel 2.7 en 2.8 Wnb). Oftewel, ook relatief kleinschalige projecten dienen zorgvuldig op hun stikstofdepositie getoetst te worden om aan Europese regelgeving te kunnen voldoen (en stand te houden bij de Raad van State in geval van een beroep).
Sinds de vernieuwing van AERIUS Calculator op 16 september 2019 kan correct berekend worden of er überhaupt sprake is van stikstofdepositie op relevant Natura 2000-gebied. Daarbij dient zowel de bouw/aanlegfase als de gebruiksfase doorgerekend te worden.
5.5.1 Gevolgen voor dit plan
Het dichtstbijzijnde Natura - 2000 'Meijendel en Berkheide' ligt op circa 5,5 kilometer van het plangebied. Dit Natura - 2000 gebied is aangewezen als stikstofgevoelig gebied en er dient aangetoond te worden dat de ontwikkeling geen negatieve invloed heeft op dit Natura - 2000 gebied. Om negatieve gevolgen te kunnen uitsluiten is een Aerius berekening uitgevoerd en toegevoegd als bijlage 9.
Uit de berekening blijkt dat voor zowel de activiteiten tijdens de bouwfasen als de toekomstige gebruiksfase geen toename is van de stikstofdepositie ter plaatse van de rekenpunten. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is dan ook niet nodig voor de realisatie van het plan Vlietvoorde te Leidschendam. Het aspect stikstofemissie vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
5.6 Luchtkwaliteit
5.6.1 Huidige situatie plangebied
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen. Deze wet wordt ook wel de Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor de volgende stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordening vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | Geldig |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | Vanaf 2015 |
Fijn stof (PM10) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Tabel 1: Grenswaarden NO2 en PM10
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied. Met grof stof wordt rekening gehouden bij de milieuzonering en wordt niet in het kader van luchtkwaliteit meegenomen.
Besluit Niet in Betekende Mate (NIBM)
In dit besluit is precies bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- Een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
- Een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
Afbeelding 22 Uitsnede NSL-monitoringstool
Er is inzicht gegeven in de luchtkwaliteit in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Dit wordt gedaan aan de hand van de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Afbeelding 22 geeft het resultaat weer van de huidige luchtkwaliteit ter plaatse. De luchtkwaliteit langs de Veursestraatweg valt binnen de laagst gemeten categorie NO2 concentratie.
Daarbij dient ook betrokken te worden dat, alhoewel het plangebied momenteel grotendeels open landschap is, er in het verleden tuinbouwkassen gestaan hebben. De bedrijvigheid en zware verkeersbewegingen die hiermee gepaard gingen worden vervangen door duurzame woningenbouw en nieuwe natuur in de vorm van een landgoed en watergangen.
5.6.2 Toekomstige situatie plangebied
In de toekomstige situatie wordt het plangebied ingericht met drie verschillende woonmilieus inclusief bijbehorende voorzieningen. De maximale hoeveelheid woningen die gerealiseerd worden binnen het plangebied ligt ver beneden de drempelwaardes alvorens een project in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De huidige luchtkwaliteit is van voldoende kwaliteit voor de functie wonen, zoals is weergegeven in afbeelding 22. Bovendien wordt er binnen het plangebied ruimte geboden aan flora & fauna die de luchtkwaliteit binnen het plangebied ten goede komen.
De woningen worden bovendien met de meest duurzame methoden gebouwd, verwarmd en geïsoleerd. De woningen worden gasloos gebouwd waardoor de uitstoot van schadelijke gassen nihil blijft en de gezondheid van de bewoners niet aantast.
5.6.3 Gevolgen voor dit plan
Dit plan heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit ter plaatse. Dit blijkt uit de monitoringstool behorend bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma. De huidige luchtkwaliteit is voldoende voor de realisatie van de woningen. Er is geen verder onderzoek nodig om de woningen met bijbehorende voorzieningen te realiseren.
5.7 Geluid
5.7.1 Huidige situatie plangebied
Wegverkeer
De Wet geluidhinder (Wg) bepaalt de wettelijke grenswaarden van de toelaatbare geluidsbelasting. Het bevoegd gezag moet deze in acht nemen bij de vaststelling van een bestemmingsplan. Er moet getoetst worden aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de Wet geluidhinder. Dit vindt plaats per weg. 30 Km/h wegen zijn vrijgesteld van onderzoek in de Wg. Het geluidsniveau door het wegverkeer dient op de gevels van geluidsgevoelige objecten te voldoen aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Dit is van toepassing bij nieuwe of te wijzigen woningen in de geluidszone van een weg. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting werd voorheen voorkeursgrenswaarde genoemd. Deze bedraagt 48 dB. De gemeente kan een hoger geluidsniveau toestaan als deze wordt overgeschreden. Dit heet de zogenaamde "Hogere waarde". De hogere waarde mag alleen worden verleend onder één voorwaarde, uit akoestisch onderzoek moet blijken dat er geen andere bron-, overdrachts- of gevelmaatregelen mogelijk zijn. Dit zijn maatregelen om het geluidsniveau terug of onder het onder de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting terug te brengen. Aan de hogere waarde is een maximum verbonden. Voor de nieuwbouw van woningen in binnenstedelijke situaties is dit 63 dB en in buiten stedelijke situaties is dit 53 dB. Deze niveaus zijn na aftrek van de correctie volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder.
Industrielawaai
Op basis van artikel 40 van de Wet geluidhinder kunnen (delen van) industrieterreinen worden aangewezen als gezoneerd industrieterrein met een zonegrens. Dit betreft industrieterreinen waarop zich gronden bevinden die zijn aangewezen voor mogelijke vestiging van zogenaamde "zware lawaaimakers" als genoemd in artikel 41 lid 3 van de Wet geluidhinder en artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht. Buiten de zonegrens mag de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB niet te boven gaan. De op 1 januari 2007 geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen - vastgelegd in eerder genomen besluiten - blijven gelden.
In de huidige situatie zijn er reeds meerdere woningen gesitueerd aan de Veursestraatweg, zoals is weergegeven in afbeelding 6.
5.7.2 Toekomstige situatie plangebied
In de toekomstige situatie neemt het aantal woningen binnen het plangebied toe. Dit bestemmingsplan voorziet in de wijziging van enkele bestemming in het gebied om woningbouw mogelijk te maken. Verschillende vormen van geluid kunnen invloed hebben op het woon- en leefklimaat. Wegverkeerslawaai en industrielawaai zijn hier voorbeelden van. Er moet inzichtelijk gemaakt worden wat de effecten zijn van de verschillende vormen van geluid op de woningen.
Het plangebied is niet gelegen binnen de zone van een spoorlijn. Het is ook niet gelegen binnen de zone van een industrieterrein. Deze twee 'geluidsbronnen' worden benoemd in de Wet geluidhinder. Deze twee 'geluidbronnen' zijn niet relevant voor dit plan.
Op basis van het vigerend bestemmingsplan Duivencorridor heeft het perceel behorende bij het adres Veursestraatweg 292C de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden - nader uit te werken' (BU). Dit betreft het perceel waarop tot voor kort een tuincentrum was gevestigd. De bebouwing behorende bij het tuincentrum is gesloopt en is onderdeel van de gebiedsontwikkeling.
In de directe nabijheid van het plangebied heeft het perceel Veursestraatweg 199B de bestemming de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden (c,v)' (B(V)). De afstand van het bedrijf tot de rand van het plangebied is circa 50 meter. De afstand tot de nieuw te realiseren woningen is meer dan 150 meter. Eventuele geluidsinvloed van dit bedrijf op de ontwikkeling van Vlietvoorde is daarmee niet aan de orde. Voor wat betreft het aspect 'industrielawaai' zijn er geen belemmeringen.
5.7.3 Gevolgen voor dit plan
Het plangebied is niet gelegen binnen de zone van een spoorlijn. Het ligt ook niet binnen de zone van een industrieterrein. De twee 'geluidbronnen' zijn genoemd in de Wet geluidhinder, maar ze zijn niet relevant voor dit plan. Voor het aspect wegverkeerslawaai blijkt uit nader akoestisch onderzoek dat het akoestische woon- en leefklimaat als 'goed' is te beschouwen. In het kader van de Wet geluidshinder worden geen restricties aan het bouwplan opgelegd.
5.8 Flora En Fauna
5.8.1 Huidige situatie plangebied
Het plangebied is op dit moment in gebruik als weiland/grasland. Binnen het plangebied zijn enkele waterlopen aanwezig die het met elkaar in verbindingen staan. De waterlopen zijn aangesloten op de Vliet, die ten zuiden van het plangebied loopt. De aanwezige flora & fauna binnen het plangebied wordt nader toegelicht in paragraaf 5.8.2.1
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. De Wet natuurbescherming vervangt drie actuele wetten: de Flora- en faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998. In de Wet natuurbescherming is de bescherming van soorten en gebieden vastgelegd.
Verantwoording soortenbescherming
De toets aan de natuurwetgeving is een getrapte toets. Allereerst is een quickscan flora en fauna (natuurtoets) nodig. De resultaten van de quickscan bepalen of een vervolgonderzoek uitgevoerd moet worden. Een voorbeeld van een vervolgonderzoek is een onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen of andere beschermde soorten. Het plan kan soms onder bepaalde voorwaarden worden uitgevoerd als er negatieve effecten worden verwacht, bijvoorbeeld door het nemen van maatregelen om negatieve effecten te verminderen of te voorkomen. Er is meestal een ontheffing nodig van de provincie als negatieve effecten niet voorkomen kunnen worden.
Verantwoording gebiedsbescherming
Vanuit de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn er natuurgebieden aangewezen die beschermd zijn. Het gaat daarbij om Natura 2000-gebieden. Deze gebieden zijn uitgesplitst in Habitatrichtlijngebieden Vogelrichtlijngebieden. Binnen de diverse Natura 2000-gebieden komen een aantal stikstofgevoelige habitattypen voor.
5.8.2 Toekomstige situatie plangebied
5.8.3 Gevolgen voor het plan
Op basis van de Quickscan flora & fauna kan geconcludeerd wordt dat het voorgenomen plan in overeenstemming is met de nationale natuurwetgeving en het provinciale natuurbeleid, mits voorafgaand en tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden het bepaalde in de Wet natuurbescherming, onderdeel soorten, in acht wordt genomen:
- Het verdwijnen van mogelijke vaste rust- en verblijfplaatsen van de rugstreeppad binnen het plangebied, is niet op voorhand uit te sluiten. Nader onderzoek wordt noodzakelijk geacht;
- Ten aanzien van broedvogels zonder jaarrond beschermde nesten dient, om overtreding op voorhand redelijkerwijs uit te voorkomen, het verwijderen van nestgelegenheid buiten het broedseizoen te gebeuren, of een controle moet de aanwezigheid van een broedgeval kunnen uitsluiten;
- Ten behoeve van (incidenteel) aanwezige algemene soorten dient de zorgplicht in acht te worden genomen.
Het plangebied is op dit moment in gebruik als weiland/grasland. Conform het maaiprotocol van de gemeente Leidschendam-Voorburg worden de gronden in het plangebied beheerd. Het maaiprotocol is in overeenstemming met de Wet natuurbescherming. Een ecoloog zal regelmatig het gebied bezoeken en de constateringen van het veldbezoek ten behoeve van de quickscan flora en fauna actualiseren. Daarbij is het uitgangspunt om de bestaande situatie te beheren en daarmee ontwikkelingen in het gebied onbelemmerd te kunnen realiseren.
5.9 Externe Veiligheid
5.9.1 Huidige situatie plangebied
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet men rekening houden met verplichte afstandsnormen tussen de ruimtelijke ontwikkeling en de risicobron (inrichtingen met of vervoer van gevaarlijke stoffen) volgens onderstaande wetten:
- Besluit externe veiligheid inrichtingen 2004 (Bevi), staatsblad 2004 nr. 250.
- Besluit externe veiligheid buisleidingen 2011 (Bevb), staatsblad 2010 nr. 636.
- Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (Crnvgs) voor transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of het water, juli 2012.
Tevens is rekening gehouden met het beleid Externe Veiligheid van stadsgewest Haaglanden d.d. december 2012.
Risicovolle objecten zijn o.a.:
- ondergrondse buisleidingen met transport van aardgas of andere stoffen;
- transport van gevaarlijke stoffen over o.a. rijkswegen en spoorbanen;
- bedrijven vallend onder de Wet Milieubeheer met grootschalige opslag van chemische stoffen;
- grootschalige opslag van chemische stoffen (PGS15);
- LPG-tankstations.
Plaatsgebonden risico
Het PR kent een grenswaarde van 10-6 per jaar. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen op de betreffende locatie. Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10-7 per jaar, en met de kans op 1.000 of meer dodelijke slachtoffers van 10-9 per jaar. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ligt voor het transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen echter een factor 10 lager dan voor inrichtingen.
Het groepsrisico moet worden verantwoord. In de verantwoording worden onderwerpen behandeld over het risico en de ruimtelijke situatie. Het risico moet worden afgewogen. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding. Bij een bestemmingsplan moet beoordeeld worden of de wettelijke grenswaarde tot het plaatsgebonden risico niet wordt overschreven. Ook moet beoordeeld worden of de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden. Met de toepassing van de wet- en regelgeving kan het beoordeeld worden.
Er moet naar verschillende aspecten over externe veiligheid worden gekeken bij ruimtelijke plannen. Dit is van toepassing bij het opstellen of wijzigen van ruimtelijke plannen. De aspecten zijn:
- Bedrijven waar opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water;
- vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.
Op afbeelding 23 is een uitsnede van de risicokaart weergegeven. In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen externe risicobronnen aanwezig die invloed hebben op het plangebied en de daarin aanwezige functies. De dichtstbijzijnde risicocontour van een hogedruk aardgasleiding ligt op circa 660 meter.
5.9.2 Toekomstige situatie plangebied
De ontwikkelingen binnen het plangebied vallen niet binnen een risicocontour. Derhalve is het niet noodzakelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico nader te verantwoorden.
5.9.3 Gevolgen voor dit plan
Er is een bureauonderzoek verricht om de risico's te onderzoeken. Er kan geconcludeerd worden dat het plangebied niet binnen specifieke risicocontouren ligt. Dit gaat zowel om een plaatsgebonden risico als een groepsrisico. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan. Er is geen aanvullend onderzoek nodig.
5.10 Kabels En Leidingen
5.10.1 Huidige en toekomstige situatie plangebied
Er kunnen planologische relevante kabels en/of leidingen in het plangebied liggen. Ze kunnen ook in de omgeving voorkomen. Voorbeelden zijn hoofdnutsvoorzieningen. Dit kunnen leidingen voor het transport van giftige, brandbare en/of ontplofbare stoffen zijn. Daarnaast zijn aardgasleidingen, hoogspanningsleidingen en afvalwaterleidingen ook voorbeelden. Deze leidingen worden bestemd als ze voorkomen in het gebied. Met het geldende bestemmingsplan kan worden vastgesteld welke maatregelen, overleggen en/of rapporten nodig zijn voor een ruimtelijke ontwikkeling. Op basis van het geldende bestemmingsplan kan dan vastgesteld worden welke maatregelen, overleggen en/of rapporten noodzakelijk zijn om een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken.
5.10.2 Gevolgen voor het plan
Er komen in of nabij het gebied geen planologisch relevante kabels en leidingen voor. Er is voor wat betreft dit aspect geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan. Nader aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
5.11 Duurzaamheid
5.11.1 Huidige situatie plangebied
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit weiland/grasland met enkele woningen. Aangezien het plangebied momenteel grotendeels braak ligt zijn er geen noemenswaardige duurzaamheidsmaatregelen getroffen. Voor de sanering bestond het plangebied voor circa 130.000 m2 uit tuinbouwkassen plus de daarbij behorende voorzieningen zoals bedrijfsgebouwen. Het is niet bekend in hoeverre duurzaamheid een rol speelde ten tijde van de bedrijfsvoering van de tuinbouwkassen.
5.11.2 Toekomstige situatie
'Wonen als gast in het landschap' is de hoofddoelstelling van het project Vlietvoorde en daarbij is duurzaamheid één van de hoofdpunten. De ontwikkeling van Vlietvoorde beoogt een integraal duurzame leefomgeving. Een ontwikkeling waar natuur en landschap voor flora, fauna en mens in een duurzaam en aantrekkelijk nalatenschap aan toekomstige generaties wordt doorgegeven.
Met de ontwikkeling van Vlietvoorde wordt ruimte geboden aan flora en fauna die door de glastuinbouw in de vorige eeuw uit het gebied zijn verdreven. Een belangrijk onderdeel van een duurzame toekomst in ons land is het terugbrengen en vergroten van de biodiversiteit. Met de afname van de hoeveelheid verharding en een grote hoeveelheid nieuwe natuur draagt Vlietvoorde bij aan een landelijk belang.
De doelstelling is om alle ontwikkelingen binnen Vlietvoorde CO2 neutraal te kunnen uitvoeren. Om vlietvoorde tot een duurzame ontwikkeling te maken is circulair denken van belang. Op individueel vlak wordt per woning ingezet op een circulaire samenleving, waarbij voor, tijdens en na het bouwproces zoveel mogelijk toekomstbestendige systemen zijn gebruikt of ingepast. Enkele voorbeelden zijn de waterzuivering die binnen het gebied plaatsvindt en het toepassen van duurzame bouwmaterialen.
De woningen worden conform de doelstellingen van de gemeente Leidschendam - Voorburg gasloos gebouwd en voorzien van een duurzame energievoorziening. De bewoners van Vlietvoorde zullen gezamenlijk zorg dragen voor het beheer en het duurzame onderhoud van de leefomgeving. Door de zorg (onder begeleiding) over te dragen aan de inwoners van Vlietvoorde wordt de collectieve verantwoordelijkheid voor de eigen duurzame leefomgeving aangewakkerd en versterkt.
5.11.3 Gevolgen voor de plan
De ontwikkelingen binnen het plangebied sluiten aan op de duurzaamheidsdoelstellingen waar heel Nederland naar streeft. Nieuwe woningen mogen per 1 juli 2018 niet meer aangesloten worden op het gasnetwerk, maar dienen met een duurzamere en schonere energievoorzieningen gerealiseerd te worden. De realisatie van het project Vlietvoorde draagt bij aan het verduurzamen van het vastgoed van de gemeente Leidschendam - Voorburg en helpt bij het terugdringen van de CO2 concentratie in de atmosfeer. Aanvullend versterkt het project Vlietvoorde de natuurlijke ontwikkeling binnen de gemeente door ruimte te bieden aan verschillende soorten flora en fauna.
5.12 Bedrijven - En Milieuzonering
5.12.1 Huidige situatie plangebied
De invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid moet op de leefomgeving worden afgewogen. Er dient een ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende functies en milieugevoelige functies. Dit kan door middel van milieuzonering. Wonen is een voorbeeld van een milieugevoelige functie. De VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering (2009) geeft richtlijnen voor de in acht te nemen afstanden. Deze afstanden worden gemeten tussen de grens van de bestemming die bedrijven/milieubelastende activiteiten toestaat en de uiterste situering van de gevel van woningen. Aan de hand van de VNG-brochure is beoordeeld of er in de omgeving belemmerende bedrijvigheid aanwezig is voor de beoogde milieugevoelige functies binnen het plangebied Vlietvoorde. Daarnaast worden in het plangebied, specifiek op landgoed Oostbos, verschillende niet-woonfuncties gerealiseerd. Gezien de korte afstand van deze functies tot de woningen in de gebieden 'Bos', 'Kreek' en 'Plas' worden ook deze aan de hand van de VUNG-brochure beoordeeld.
Milieucategorie | Gemengd gebied | Rustige woonwijk |
1 | 0 meter | 10 meter |
2 | 10 meter | 30 meter |
3.1 | 30 meter | 50 meter |
3.2 | 50 meter | 100 meter |
4.1 | 100 meter | 200 meter |
4.2 | 200 meter | 300 meter |
Tabel 2: richtafstanden VNG-brochure bedrijven en milieuzonering
Het veranderen van de bestemming binnen het plangebied Vlietvoorde kan invloed hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven. Zoals in paragraaf 5.7.2 aangegeven heeft het perceel behorende bij het adres Veursestraatweg 292C de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden - nader uit te werken' (BU). Dit betreft het perceel waarop tot voor kort een tuincentrum was gevestigd. De bebouwing behorende bij het tuincentrum is gesloopt en is onderdeel van de gebiedsontwikkeling. Met het wijzigen van de bestemming voor dit perceel is er geen invloed meer vanuit de bestemming en bijbehorende bedrijvigheid op de te ontwikkelen woningen.
In de directe nabijheid van het plangebied heeft het perceel Veursestraatweg 199B de bestemming de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden (c,v)' (B(V)). De afstand van het bedrijf tot de rand van het plangebied is circa 50 meter. De afstand tot de eerste te realiseren woningen in het gebied is meer dan 150 meter. Daarmee is er voldoende afstand tussen woningen en het bedrijf om geen belemmering te zijn.
5.12.2 Toekomstige situatie plangebied
Naast de verschillende woongebieden worden er op het landgoed Oostbos verschillende niet-woonfuncties gerealiseerd zoals een horecapaviljoen en een bezoekerscentrum. De afstand van deze bedrijvigheid tot de woongebieden is ruim voldoende om aan de richtafstanden te voldoen. De locaties waar de bedrijvigheid wordt toegestaan wordt op de verbeelding planologisch vastgelegd waardoor de minimale afstanden gewaarborgd zijn.
5.12.3 Gevolgen voor het plan
Dit bestemmingsplan heeft geen beperkende werking op de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven en de ontwikkeling van woningen in het plangebied. Er is voor het aspect bedrijven- en milieuzonering geen verdere onderzoek nodig om de beoogde woningen binnen Vlietvoorde te ontwikkelen.
5.13 Verkeer En Parkeren
De reikwijdte van het begrip 'goede ruimtelijke ordening' bestrijkt ook het goed omgaan met verkeer en parkeren. Ten aanzien van verkeer is het van belang dat de nieuwe functie aantoonbaar geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en dat er sprake is van een acceptabele verkeerssituatie. Daarnaast dienen er voldoende parkeerplaatsen voor de functies van de beoogde ontwikkeling aanwezig te zijn.
Ten tijde van de ter inzagelegging van het ontwerp van onderhavig bestemmingsplan heeft de gemeente Leidschendam - Voorburg een besluit genomen dat de snelheid op de Veursestraatweg zal worden verlaagd van 80 km/h naar 50 km/h. In onderhavig bestemmingsplan is nog uitgegaan van snelheid van 80 km/h. Indien de snelheidsverlaging nog voor de definitieve vaststelling wordt doorgevoerd dan zal onderhavig bestemmingsplan daarop aangepast worden.
5.13.1 Huidige verkeerssituatie
In de huidige situatie zijn de woningen aan de Veursestraatweg direct op deze weg ontsloten. Tussen de Veursestraatweg (N447) en deze woonpercelen ligt een vrijliggend fietspad. Verkeer op de N-weg en het fietspad heeft daarbij voorrang. Vanuit de Veursestraatweg lopen twee ontsluitingswegen naar de verspreid liggende woningen in het plangebied. De wegen hebben een informeel karakter en zijn ingericht als erftoegangswegen. Parkeren bij de woningen vindt op eigen perceel plaats. Er zijn geen openbare parkeerplaatsen in het gebied aanwezig.
5.13.2 Nieuwe verkeerssituatie
In de nieuwe situatie wordt het totale plangebied door middel van een ontsluitingsweg ontsloten op de Veursestraatweg. Deze nieuwe weg wordt gerealiseerd ter plaatse van de parkeerplaats van het voormalige tuincentrum aan de Veursestraatweg 292C. De gebiedsontsluitingsweg loopt langs het landgoed Oostbos in de richting van de woongebieden 'Bos', 'Kreek' en 'Plas'. De ontsluitingsweg wordt met een bomenrij begeleid en sluit aan op de bestaande Veursestraatweg. De ontsluitingsweg uit het plangebied wordt zonder rotonde of verkeerslichten aangetakt op de doorgaande Veursestraatweg.
In de woongebieden worden vanuit de gebiedontsluitingsweg woonstraten aangelegd die de individuele woonpercelen in het woongebied ontsluiten.
Fietsers en voetgangers
In Vlietvoorde wordt één compleet netwerk voor gemotoriseerd en langzaamverkeer aangelegd. Het betreft veelal vrijliggend fiets- en voetpaden die eigen ontsluitingen hebben op de woongebieden en de Veursestraatweg. Op enkele plekken kruisen de fiets- en voetpaden de Veursestraatweg. Op deze plekken worden voorzieningen aangebracht om te zorgen voor een veilige oversteek.
Openbaar vervoer
Nabij het plangebied wordt in beide richtingen een bushalte gerealiseerd. De buslijn vormt de verbinding tussen Leidschendam, Voorburg en het plangebied.
Parkeren
In het plangebied is de parkeernota 'Nota Parkeernormen 2012' van de gemeente Leidschendam - Voorburg van toepassing. het parkeren bij de beoogde functies dient te voldoen aan de parkeernormen zoals opgenomen in de parkeernormennota. Voor wat betreft het parkeren bij de woningen wordt dit op eigen terrein opgelost of worden er in de nabijheid van woningen centrale parkeervoorzieningen gerealiseerd. Voor wat betreft de functies op landgoed Oostbos worden in dit gebied eveneens centrale parkeerplaatsen aangelegd. In onderstaande tabellen is de parkeerbehoefte per deelgebied in kaart gebracht.
Type woning | aantal | parkeernorm | parkeerbehoefte | |
Vrijstaand | 1 | 2,3 | 2,3 | |
Geschakeld 2 | 22 | 2,3 | 50,6 | |
Geschakeld 3 | 27 | 2,3 | 62,1 | |
Appartementen | 9 | 2,3 | 20,7 | |
totaal | 59 | 135,7 |
Tabel 3: Parkeerbalans deelgebied bos
De parkeerbehoefte binnen deelgebied bos bedraagt afgerond 136 parkeerplaatsen. Om hier in te voorzien worden er in totaal 76 parkeerplaatsen onder de woningen gerealiseerd in de vorm van parkeergarages. Daarnaast worden 63 parkeerplaatsen gerealiseerd in het openbare gebied. In totaal worden er 139 parkeerplaatsen gerealiseerd in het deelgebied Bos.
Type woning | aantal | parkeernorm | parkeerbehoefte | |
Vrijstaand | 10 | 2,3 | 23 | |
Geschakeld 2 | 28 | 2,3 | 64,4 | |
Geschakeld 3 | ||||
Appartementen | ||||
totaal | 39 | 87,4 |
Tabel 4: Parkeerbalans deelgebied Kreek
De parkeerbehoefte binnen deelgebied Kreek bedraagt afgerond 87. Om hier in te voorzien worden er in totaal 60 parkeerplaatsen onder en bij de woningen gerealiseerd. Daarnaast worden 40 parkeer plaatsen gerealiseerd in het openbare gebied in de vorm van een parkeergarage. In totaal worden er 100 parkeerplaatsen gerealiseerd in het deelgebied Kreek.
Type woning | aantal | parkeernorm | parkeerbehoefte | |
Vrijstaand | 6 | 2,3 | 13,8 | |
Geschakeld 2 | 6 | 2,3 | 13,8 | |
Geschakeld 3 | 6 | 2,3 | 13,8 | |
Appartementen | ||||
Totaal | 18 | 41,4 |
Tabel 5: Parkeerbalans Plas
De parkeerbehoefte binnen deelgebied Plas bedraagt afgerond 42. Om hier in te voorzien worden er in totaal 42 parkeerplaatsen in het openbare gebied gerealiseerd in de vorm van een parkeergarage. Parkeren onder of nabij de woningen is vanwege het watermilieu niet mogelijk, maar ook niet wenselijk.
Type woning | aantal | parkeernorm | parkeerbehoefte | |
Appartementen | 7 | 2,3 | 16,1 | |
Totaal | 16,1 |
Tabel 6: Parkeerbalans Landgoed Oostbos
De parkeerbehoefte binnen het landgoed Oostbos bedraagt afgerond 16. Parkeren op het landgoed is voor de ruimtelijk kwaliteit niet wenselijk. In de openbare parkeergarages van Kreek en Bos is een overschot van 16 parkeerplaatsen gerealiseerd voor de bewoners van de appartementen op het landgoed Oostbos.
Op basis van bovenstaande tabellen en toelichting kan geconcludeerd worden dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden om in de totale parkeerbehoefte van de bewoners van Vlietvoorde te voorzien. De parkeerbehoefte is conform de gemeentelijke parkeernota "Nota Parkeernormen 2012' berekend.
Parkeerbehoefte openbaar landgoed & (horeca) paviljoen
Ten tijde van de ter inzagelegging van voorliggend bestemmingsplan is de exacte invulling van het openbare landgoed en het (horeca) paviljoen nog niet bekend. In de regels van voorliggend bestemmingsplan is opgenomen dat ontwikkelingen moeten voldoen aan de Nota parkeernomen van de gemeente Leidschendam - Voorburg. Op voorhand kan gesteld worden dat er binnen het plangebied voldoende ruimte is om aan de parkeerbehoefte voor het openbare landgoed en het horeca paviljoen te kunnen voldoen.
Verkeergeneratie
De gemeente Leidschendam - Voorburg is voornemens meerdere woningbouwontwikkelingen binnen de Duivenvoordecorridor en nabije omgeving te realiseren. Het gaat dan om ontwikkelingen binnen de zowel de Duivenvoordecorridor als binnen direct aangrenzende gebieden, zoals de gebieden Schakenbosch en Vliethaven). Ten behoeve van een veilige en gewenste verkeersontsluiting voor al deze woongebieden, dus ook buiten de Duivenvoordecorridor, is een verkeersstudie uitgevoerd. De uitgevoerde verkeersstudie is toegevoegd als bijlage 7. De ontwikkelingen die binnen onderhavig bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt zijn meegenomen in deze verkeersstudie. De Veursestraatweg zal op basis van de uitgevoerde studie door de gemeente Leidschendam - Voorburg heringericht worden om aan de toekomstige eisen te voldoen.
5.13.3 Gevolgen voor dit plan
Parkeren
Op basis van de uitgevoerde berekening dienen er voor de bewoners en bezoekers van de nieuwe woongebieden en het nieuwe landhuis 281 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. Verdeeld over de drie nieuwe woongebieden, zowel bij de woningen als binnen gezamenlijke parkeergarages, worden er 281 parkeerplaatsen gerealiseerd.
De in paragraaf 5.13.2 opgenomen tabellen hebben betrekking op de parkeerbehoefte behorende bij het woonprogramma ten tijde van de ter inzagelegging van het bestemmingsplan. Indien het woningprogramma wordt aangepast zal wederom getoetst moeten worden aan het gemeentelijke parkeerbeleid. Met zekerheid kan in ieder geval gesteld worden dat het plangebied voldoende ruimte biedt om de parkeerbehoefte op te vangen.
5.14 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats geven. Dit is noodzakelijk in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland verwerkt in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Uit het Besluit m.e.r. volgt dat een m.e.r.-beoordeling verplicht is voor de vaststelling van een bestemmingsplan. Dit betreft de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met een oppervlakte van 100 ha of meer en/of een aaneengesloten gebied van 2.000 woningen of meer en/of een bedrijfsvloeroppervlak van 200.000 m² of meer. Dit staat in de Besluit m.e.r., onderdeel D, categorie 11.2.
De totale oppervlakte van het plangebied blijft ruimschoots onder de 100 ha. De daadwerkelijke stedelijk ontwikkeling binnen de drie woongebieden plus het landgoed Oostbos bedraagt maximaal 13.250 m2, wat neerkomt op slechts 1.325 ha. Het totaal aantal woningen plus het landgoed Oostbos blijven ruimschoots onder de 2.000 m2. Het plangebied en de geplande ontwikkelingen blijven daarmee onder de gestelde drempelwaardes uit het Besluit m.e.r.
Op basis van deze constatering is er géén uitgebreide m.e.r.-beoordeling nodig. Wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden geldt in het kader van het bestemmingsplan een zogenaamde vorm-vrije m.e.r.-beoordelingsplicht. Op 7 juli 2017 is een wetswijziging van het Besluit milieueffectrapportage inwerking getreden. De belangrijkste procedurele wijziging is dat een vormvrije m.e.r.beoordeling aangevraagd dient te worden in de vorm van een aanmeldnotitie. Dit is een nieuwe, extra en verplichte procedurele stap in de vormvrije m.e.r.beoordeling.
5.14.1 Gevolgen voor dit plan
Deze ontwikkeling blijft ver onder de drempelwaardes bepaald in bijlage C en D. Het bevoegd gezag heeft geoordeeld dat er geen sprake is van significant negatieve effecten. Een uitgebreide m.e.r. procedure is niet noodzakelijk. De aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.beoordeling is toegevoegd als bijlage 11.
Hoofdstuk 6 Cultureel Erfgoed
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe met het cultureel erfgoed binnen het plangebied omgegaan. Hierbij gaat het om de onderdelen archeologie, maar ook om monumenten, beschermde stadsgezichten en waardevolle landschapselementen.
6.2 Archeologisch Erfgoed
6.2.1 Huidige archeologische situatie
6.2.2 Toekomstige archeologische situatie
6.2.3 Gevolgen voor de plan
6.3 Cultuurhistorisch Erfgoed
6.3.1 Huidige cultuurhistorische situatie
Er zijn in de bestaande situatie nog geen planologisch verankerde Rijksmonumenten in het plangebied aanwezig. Wel ligt aan de zuidwestzijde, op korte afstand van het plangebied, het Rijksmonument Veursestraatweg 288 (boerderij). Ook de Rijksbeschermde Landgoederenzone Wassenaar-Voorschoten-Leidschendam (ten noorden van de Veursestraatweg, ten oosten van Schakenbosch en aan weerskanten van de Noortheylaan) ligt op korte afstand van het plangebied.
6.3.2 Toekomstige cultuurhistorische situatie
Met de sloop van de voormalige tuinbouwkassen ontstonden er kansen om de oude landschappelijke en cultuurhistorische waarden binnen het plangebied te herstellen. Met de ontwikkelingen binnen het plangebied worden vele oude cultuurhistorische waarden in de vorm van o.a. landschappelijke structuren en het landgoed Oostbos in ere hersteld. Belangrijk voor zowel onderhavig plangebied als voor de cultuurhistorie van geheel Nederland wordt het Romeinse kanaal van Corbulo voor een deel hersteld. Het deel van het kanaal van Corbulo dat op de nominatie staat om onderdeel te worden van de UNESCO werelderfgoedlijst is weergegeven op afbeelding 18.
Bij de planvorming heeft uitvoerig en zorgvuldig overleg plaatsgevonden tussen de initiatiefnemer, de provincie Zuid - Holland, de gemeente Leidschendam - Voorburg, de Rijksdienst voor cultureel Erfgoed en de Limes - organisatie.
6.3.3 Gevolgen voor dit plan
De ontwikkeling van het plan Vlietvoorde heeft geen directe invloed op de in het plan aanwezige en aangrenzende monumenten. In de planopzet is rekening gehouden met de oorspronkelijke landschappelijke opbouw van het gebied. Met het herstel van landgoed Oostbos, de typologie van het landschap in en rondom het plangebied en het herstel van het kanaal van Corbulo worden verdwenen landschappelijke kwaliteiten en elementen in het gebied weer hersteld.
Het maatschappelijke belang om de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied te beschermen wordt planologisch vertaald middels functieaanduidingen:
- Het Kanaal van Corbulo krijgt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1';
- Het landgoed Oostbos krijgt de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landgoed'
- Het in het plangebied aanwezige gemeentelijke monument wordt planologisch beschermd met de functieaanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle bebouwing'.
Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving
7.1 Systematiek Van De Bestemmingsregels
Dit bestemmingsplan is opgesteld voor een specifieke ontwikkeling, namelijk de realisatie van drie unieke woonmilieus binnen het plangebied Vlietvoorde aan de Veursestraatweg. Met voorliggend plan wordt het voormalige glastuingebied herbestemd tot woongebied.
De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan is opgesteld conform de gangbare en actuele bestemmingsplannormen en standaarden voor digitaal uitwisselbare ruimtelijke plannen. De plandocumenten omvatten de bindende planstukken, te weten de regels en de verbeelding, en de onderbouwende of toelichtende planstukken (de toelichting en andere onderzoeken). De regels en de verbeelding bevatten een juridische vertaling van de beleidsvoorwaarden vanuit de diverse overheden enerzijds (hoofdstuk 2) en van het beoogde ruimtelijk toekomstperspectief anderzijds (hoofdstuk 4). De bindende planstukken worden nader onderbouwd met:
- de toelichting op de verbeelding en regels;
- nadere onderzoeken t.b.v. diverse specifieke beleidsaspecten.
7.2 Inleidende Regels
De artikelen 1 en 2 omvatten alle gebruikelijke bepalingen en definities, die van belang zijn voor de toepassing van zowel de bestemmingsregels als de algemene regels. Zodoende hebben zij een zekere betekenis voor de handhaving van de regels en de hierin bepaalde eisen ten behoeve van bijvoorbeeld de stedenbouwkundige karakteristiek en/of cultuurhistorische waarde.
7.3 Bestemmingsregels
Agrarisch
De gronden met enkelbestemming 'Agrarisch' zijn bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen landschapswaarden, waarbij de openheid van het landschap de primaire kenmerkende waarde is.
Bos
De gronden met de enkelbestemming 'Bos' zijn bestemd voor de aanleg, behoud, bescherming en versterking van het bos met de aldaar voorkomende landschaps- of natuurwaarden. Aanvullend wordt in bos de mogelijkheid gecreëerd één doorlopende ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer te realiseren. Overige paden zijn ten behoeve van langzaam verkeer. De wegen en paden sluiten aan op het integrale wegennetwerk van Vlietvoorde.
Groen
De gronden met de enkelbestemming 'Groen' zijn hoofdzakelijk bestemd voor groen voorzieningen en extensieve recreatie. De enkelbestemming kent meerdere functieaanduidingen om de realisatie van o.a. een landhuis, een landgoed en paviljoen mogelijk te maken. Om de verschillende woongebieden, en het volledige plangebied te kunnen ontsluiten, zijn ontsluitingswegen voor gemotoriseerd toegestaan waar dit noodzakelijk is.
Verkeer - Verblijfsgebied
De gronden met de enkelbestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bestemd voor de hoofdontsluitingsstructuur binnen Vlietvoorde. Met de hoofdontsluitingsstructuur worden alle woongebieden ontsloten op de Veursestraatweg. De wegen binnen het plangebied worden binnen de overige bestemmingen mogelijk gemaakt.
Water
De gronden met de enkelbestemming 'Water' zijn bestemd voor alle watergangen binnen het plangebied en de bijbehorende infrastructurele werken. De enkelbestemming kent meerdere functieaanduidingen om o.a. aanlegsteigers, wandelpaden en water- en oeverrecreatie mogelijk te maken.
Wonen
De gronden met de enkelbestemming 'Wonen' zijn bestemd voor de bestaande woningen binnen het plangebied. De regels uit de vigerende beheersverordening ' 2017 Leidschendam - Voorburg' worden overgenomen en blijven gehandhaafd.
Woongebied
De gronden met de enkelbestemming 'Woongebied' zijn bestemd voor de drie woongebieden (bos, plas en kreek) van Vlietvoorde. Binnen het woongebied is wonen toegestaan in twee-onder-een-kap, aangebouwde, vrijstaande en gestapelde woningen. De enkelbestemming kent een functieaanduidingen om de landtongen binnen het woongebied kreek mogelijk te maken. Aan de hand van specifieke bouwaanduidingen zijn de woongebieden planologisch vastgelegd.
Waarde - Archeologie 1
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en het behoud van het (toekomstige) archeologische Rijksmonument. Met de toevoeging van een archeologisch peil worden de archeologisch waarden extra beschermd.
Waarde - Archeologie 3
De voor "Waarde - Archeologie 3" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden. Met de toevoeging van een archeologisch peil worden de archeologisch waarden extra beschermd.
Waterstaat - Waterkering
De gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn derhalve voor de daar voorkomende bestemmingen bestemd voor de waterkering, met de daarbij behorende bouwwerken.
7.4 Algemene Regels, Overgangs- En Slotregels
In het bestemmingsplan is een aantal algemene regels opgenomen, zoals algemene bouw- en gebruiksregels. Ook is een vergunningsplicht opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, met name ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in het gebied.
Tenslotte zijn de wettelijk verplichte bepalingen ten aanzien van het overgangsrecht opgenomen in het bestemmingsplan.
7.5 Toepassing En Handhaving Van Het Bestemmingsplan
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. De wettelijke basis hiervoor is gelegd in artikel 125 van de Gemeentewet, in samenhang met de afdelingen 5.3 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:
- 1. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. Het bestemmingsplan is immers aan eenieder kenbaar gemaakt zodat wordt aangenomen dat belanghebbenden in het plangebied op de hoogte (kunnen) zijn van de regels.
- 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring wordt ondersteund door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
- 3. Realistische en inzichtelijke regeling. Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is.
- 4. Actief handhavingsbeleid. Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
De afdeling die belast is met handhaving heeft jaarlijkse handhavingsplannen en een handhavingsprogramma voor meerdere jaren. Daarin zijn prioriteiten gesteld ten aanzien van de te handhaven zaken. In het algemeen geldt op grond van vaststaande jurisprudentie een beginselplicht tot handhaving. Dat neemt natuurlijk niet weg dat per geval moet worden onderzocht of handhaving (nog) mogelijk of proportioneel is. Een uitzondering is bijvoorbeeld concreet zicht op legalisatie van de overtreding. Bij handhaving van de regels wordt onder meer aandacht besteed aan de normen met betrekking tot brandveiligheid en constructieve veiligheid, monumentenstatus, toezicht op de naleving en uitvoering van omgevingsvergunningen en de handhaving op milieuovertredingen.
Hoofdstuk 8 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
8.1.1 Financieel - economische uitvoerbaarheid
Het vereiste van economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan dwingt tot economische planvorming: bij de ontwikkeling van het ruimtelijk plan dienen voortdurend de lasten die zijn verbonden aan het realiseren van de doelstellingen van het plan te worden afgezet tegen de baten daarvan.
Bij de economische verantwoording in de plantoelichting zal vooral aandacht moeten worden besteed aan de cijfermatige verklaring van de bij de planontwikkeling gemaakte keuzes. Daarbij moeten ook de feitelijk te verwachten exploitatiekosten worden beschouwd in relatie tot de materiële en immateriële 'nuttigheid' van de met het desbetreffende bestemmingsplan mogelijk gemaakte voorzieningen.
Van de verantwoording van de uitkomsten van het verplichte onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan zal meestal een verantwoording van de berekeningen over de grondexploitatie deel uitmaken, maar dat is daarvan slechts één aspect. De verantwoordingsplicht gaat niet zover dat in het (openbare) bestemmingsplan gedetailleerde cijfers moeten worden opgenomen over bijvoorbeeld vertrouwelijke bedrijfsinformatie, kostenramingen voor aanbestedingen of vertrouwelijke informatie over de financiële positie van particuliere participanten. In de jurisprudentie is geaccepteerd dat in het bestemmingsplan kan worden volstaan met het opnemen van de op basis van deze gegevens getrokken conclusies.
Het voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om op de locatie 'Vlietvoorde' nieuwbouw te realiseren. Er wordt geen exploitatieplan opgesteld. Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan is een anterieure overeenkomst gesloten tussen de gemeente Leidschendam-Voorburg en de initiatiefnemer, waarmee het kostenverhaal anderszins is verzekerd.
8.1.2 Grondexploitatiewet
Op grond van artikel 6.12 Wro is de gemeenteraad verplicht om een exploitatieplan vast te stellen voor gronden, waarop de verwezenlijking van een bouwplan als genoemd in artikel 6.2.1 Bro is voorgenomen. Met deze dwingende wettelijke regeling heeft de wetgever beoogd een transparante en rechtvaardige regeling vast te leggen op basis waarvan door de gemeente gemaakte grondexploitatiekosten op de particuliere grondeigenaren binnen het te exploiteren gebied kunnen worden verhaald. Het voorliggende bestemmingsplan 'Vlietvoorde' beoogt een juridisch-planologische regeling vast te leggen, die het verwezenlijken van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro mogelijk maakt.
De vaststelling van een exploitatieplan is zoals gezegd voor de in het Bro genoemde gevallen dwingend voorgeschreven. De gemeenteraad kan echter bij het besluit tot de vaststelling van een bestemmingsplan tevens besluiten van de gelijktijdige vaststelling van een exploitatieplan af te zien, indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in dat bestemmingsplan voorziene ontwikkelingen anderszins is verzekerd. Onder 'anderszins verzekerd zijn' kan in het bijzonder worden verstaan verhaal van deze grondexploitatiekosten via het privaatrechtelijke spoor, zoals door middel van het sluiten van een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer / grondeigenaar.
8.1.3 gevolgen voorliggend bestemmingsplan
Bij de vaststelling van voorliggende bestemmingsplan dient het onderliggende plankostenverhaal gedekt te zijn. De wet schrijft voor dat op het moment dat de gemeenteraad het bestemmingsplan vaststelt, er zekerheid moet bestaan over de dekking van door de gemeente te maken plankosten. Indien het kostenverhaal op het moment van vaststelling van het plan (nog) niet anderszins verzekerd is, dan is de gemeenteraad op grond van de Wet ruimtelijke ordening verplicht om tegelijkertijd met het bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen. Ten behoeve van het voorliggende plan heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg een zogenoemde koop- en realisatieovereenkomst gesloten met de ontwikkelende partij. In deze overeenkomst, die als een anterieure overeenkomst kan worden aangemerkt, zijn partijen overeengekomen dat het plankostenverhaal verdisconteerd is in de prijs, waarvoor de gemeente de in het plan begrepen gronden verkoopt aan de ontwikkelende partij. Daarmee is het plankostenverhaal anderszins verzekerd en kan de gemeenteraad afzien van het vaststellen van een exploitatieplan.
Voor de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende plan is voorts nog het volgende van belang. Voor het project Duivenvoordecorridor / Vlietvoorde heeft de gemeente een grondexploitatie geopend. Indien deze grondexploitatie een negatief resultaat laat zien, is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan slechts aannemelijk wanneer de gemeente ofwel het tekort op de grondexploitatie afboekt ofwel een voorziening voor dit tekort opneemt in de gemeentelijke begroting. De grondexploitatie voor Duivenvoordecorridor / Vlietvoorde kent ten tijde van het in procedure brengen van het voorliggende bestemmingsplan een negatief resultaat. De gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg heeft in het kader van dit negatief resultaat op de grondexploitatie een voorziening opgenomen in de begroting. Daarmee is voldoende aannemelijk dat de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling (in elk geval vanuit gemeentelijk perspectief) economisch uitvoerbaar is.
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het opstellen van een bestemmingsplan dient zorgvuldig te gebeuren. In dat kader blijft het van belang dat er vooroverleg met betrokken instanties, burgers en maatschappelijke organisaties plaatsvindt, zodat in een vroeg stadium knelpunten, belangen en verbeterpunten kunnen worden gesignaleerd. De verplichting tot het voeren van vooroverleg vloeit voort uit de artikelen 3.1.1 en 3.1.6 sub e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in samenhang met het in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gecodificeerde zorgvuldigheidsbeginsel. Op grond hiervan is de gemeente verplicht bij de voorbereiding van een bestemmingsplan de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen.
Het bestemmingsplan wordt niet aan inspraak onderworpen op grond van de Inspraakverordening gemeente Leidschendam-Voorburg. Door het volgen van de procedure als bedoeld in artikel 3:4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) wordt eenieder immers actief betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. Naast de wettelijke verplichting om de mogelijkheid te bieden om door eenieder zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan in te dienen, zal er tevens vooroverleg met betrokken instanties, maatschappelijke organisaties, ingezetenen en belanghebbenden plaatsvinden. Gedurende het opstellen van onderhavig bestemmingsplan heeft reeds afstemming plaatsgevonden met verschillende instanties en organisaties.
8.2.1 Resultaten vooroverleg
Een aantal instanties, maatschappelijke organisaties, nutsbedrijven en dergelijke is op grond van het bepaalde in artikel 3.1.1 Bro gevraagd om aan te geven welke specifieke, door deze overlegpartners behartigde, belangen in het voorliggende bestemmingsplan verankerd zouden moeten worden, rekening houdend met de specifieke ruimtelijke kenmerken, aanwezige waarden, etc. van het plangebied. Daarbij is ook nadrukkelijk aan de betreffende overlegpartners verzocht de reactie te motiveren en tevens te beschrijven op welke wijze dat specifieke belang in het bestemmingsplan verwerkt zou moeten worden.
De volgende instanties, organisaties, e.d. zijn voor het geven van een overlegreactie aanschreven op grond van artikel 3.1.1 Bro:
- 1. Adviescommissie woningbouw en woonomgeving Leidschendam-Voorburg;
- 2. Dunea;
- 3. Gemeente Voorschoten;
- 4. KPN, afdeling UTN Straalverbindingen;
- 5. N.V. Nederlandse Gasunie;
- 6. Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.;
- 7. Platform Duurzaam Leidschendam-Voorburg;
- 8. Provincie Zuid Holland;
- 9. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
- 10. TenneT TSO B.V.;
- 11. Veiligheidsregio Haaglanden, Afd. Risicobeleid en Planontwikkeling;
- 12. Vereniging Archeologische Werkgroep Leidschendam-Voorburg;
- 13. Vereniging Erfgoed Leidschendam.
De instanties 2, 8, 11, en 12 hebben binnen de gestelde tijd een vooroverlegreactie ingediend. De instanties 2 en 8 hebben aangegeven dat hun belangen niet geschaad worden door het ontwerpbestemmingsplan Vlietvoorde.
De veiligheidsregio Haaglanden (11) en de Vereniging Archeologische Werkgroep Leidschendam-Voorburg (12) hebben wel een inhoudelijke vooroverlegreactie gegeven op het ontwerpbestemmingsplan Vlietvoorde.
11. Veiligheidsregio Haaglanden (VRH)
Inhoud vooroverleg reactie
Het meest waarschijnlijke scenario is een lekkage van een tankwagen met gevaarlijke stoffen. Hierbij komt een kleine hoeveelheid van de vervoerde stof vrij. Hoe groot de effecten naar de omgeving zullen zijn, is afhankelijk van de stof (mate van giftigheid) en de hoeveelheid die is vrijgekomen. Bij de meeste stoffen zal de omgeving uit voorzorg worden ontruimd, maar zullen er, buiten irritatie aan luchtwegen en ogen en/of stankoverlast, weinig problemen zijn.
Geadviseerde maatregelen
Aangezien met het voorliggende ruimtelijke plan geen maatregelen aan de risicobron kunnen worden getroffen, zijn onderstaande maatregelen gericht op de beheersing en vermindering van de effecten van een incident. De adviezen hebben niet alleen betrekking op het ergst denkbare scenario. Ongeacht het type incident (van een lekkage tot het vrijkomen van de volledige inhoud giftige stoffen) hebben ze een positief effect op de zelfredzaamheid, de bestrijdbaarheid en beheersbaarheid.
- a. Afschakelbare ventilatie
Indien in objecten een ventilatievoorziening aanwezig is of wordt gerealiseerd heeft afschakelbare ventilatie een positieve invloed op het beperken van de schadelijke effecten van de vrijgekomen stoffen binnen objecten ongeacht het incident (van een ‘gewone’ brand tot een incident met een risicobron in het kader van externe veiligheid). Daarom is het van belang dat in het object met ventilatievoorziening, deze ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld. Hiermee kunnen de gevolgen bij het vrijkomen van giftige stoffen in het object worden beperkt. Dit mag ook een handmatige handeling zijn. Dit geldt bij verbouw en (vervangende) nieuwbouw van alle objecten, bestemd voor het verblijf van personen. Het is daarbij van belang dat ook eventuele ramen en ventilatieopeningen kunnen worden gesloten.
- b. Sirenedekking
De sirenedekking is op dit moment onvoldoende voor het plangebied van het betreffende bestemmingsplan. Bewoners kunnen daarom niet geïnformeerd worden over een mogelijk incident door middel van het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Geadviseerd wordt om de reikwijdte van de sirenedekking binnen de gemeente te vergroten waardoor ook bewoners en aanwezigen binnen het plangebied in Vlietvoorde kunnen worden geïnformeerd over een incident.
- c. Risicocommunicatie
Om ervoor te zorgen dat mensen goed voorbereid zijn en weten hoe ze moeten reageren bij een ongeval met één of meerdere risicobronnen, is het van belang dat zij hier vooraf over worden geïnformeerd. Hiervoor is er op regionaal niveau een risicocommunicatie-aanpak ontwikkeld met een brede range aan middelen die ingezet kan worden. Om de bewoners binnen het invloedsgebied van de risicobronnen te
informeren over deze risicobronnen, risico’s en gevaren, de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten, kan de gemeente ook voor dit plangebied gebruik maken van de middelen die door de Veiligheidsregio zijn ontwikkeld. Voor aanvullende informatie kan contact worden opgenomen met de risicocommunicatieadviseur van de Veiligheidsregio Haaglanden.
Maatregelen ten behoeve van de hulpverlening
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van ‘dagelijkse incidenten’, zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende zijn.
- d. Bereikbaarheid en bluswatervoorziening
Geadviseerd wordt bij de indeling van het gebied rekening te houden met de bereikbaarheid, doorrijdbaarheid voor hulpdiensten en voldoende bluswatervoorzieningen. De VRH wordt graag betrokken bij het ontwerp van het gebied.
Reactie gemeente Leidschendam-Voorburg op overlegreactie VRH
Het belang van het borgen van een voldoende niveau van fysieke veiligheid wordt volledig onderschreven en onderkend. Het bestemmingsplan is niet het aangewezen instrument waar het gaat om het verankeren van dit belang. Bij de verdere uitwerking van de plannen zal op het gebied van de fysieke veiligheid van de nieuwe bewoners uiteraard tijdig nadere afstemming met de VRH plaatsvinden.
Het aspect externe veiligheid heeft een eigen plaats in het voorliggende bestemmingsplan. In paragraaf 5.9 wordt op dit aspect uitgebreid nader ingegaan.
Conclusie: de aandachtspunten die door de VRH in haar overlegreactie naar voren worden gebracht zijn reeds integraal onderdeel van de planvorming en voorbereiding van het voorliggende bestemmingsplan en het hieropvolgende concrete bouwplan. Een nadere beantwoording van de overlegreactie of verwerking daarvan in het plan is dan ook niet noodzakelijk.
12. Vereniging Archeologische Werkgroep Leidschendam-Voorburg (AWLV)
Inhoud vooroverleg reactie
De AWLV heeft zich verdiept in onderstaande gegevens:
- 1. diverse historische kaarten;
- 2. informatie over Oostbosch vermeld in diverse literatuur;
- 3. de brief van Erfgoed Leidschendam over het ontwerp BP d.d. 30 april 2020;
- 4. de waarnemingen die leden van de AWLV hebben gedaan bij de proefsleuven van de firma RAAP, de bodemsanering die in 2019 is uitgevoerd en de proefsleuven die in 2019 ter plaatse van het Kanaal van Corbulo zijn uitgevoerd door de firma Transect;
- 5. de gemeentelijke notitie “Maak het in de Duivenvoordecorridor. Een ruimtelijke uitnodiging” d.d. 15 augustus 2017.
Op basis van bovenstaande heeft de AWLV zorgen of de cultuurhistorische waarde voldoende is onderzocht en waar nodig in situ wordt beschermd. Zo zijn volgens ons de archeologische resten van buitenplaats Oostbosch niet volledig in kaart gebracht en is geen aandacht besteed aan het dempingsmateriaal van een sloot, de inhoud van diverse waterputten en overige niet onderzochte sporen/funderingen.
Tevens worden op de locatie waar zich volgens vooronderzoek prehistorische resten bevinden, woningen gebouwd, althans dreigt daar de bodem te worden verstoord. Om een goed oordeel te kunnen geven of de uitgevoerde archeologische onderzoeken afdoende zijn uitgevoerd en de archeologische resten voldoende zijn onderzocht dan wel worden beschermd, verzoeken wij u om ons informatie te verstrekken.
Gaarne ontvangen wij de volgende zaken
- Het besluit van burgemeester en Wethouder welke terreinen archeologisch gezien zijn vrijgegeven en waar nog nader onderzoek moet plaatsvinden.
- De diverse archeologische onderzoeksrapporten.
De AWLV is bereid om creatief na te denken over het behoud (waar noodzakelijk) van archeologische resten maar ook over hoe de informatie aan de burgers kenbaar gemaakt kan worden. Tevens zijn wij bereid om samen met de gemeente Leidschendam-Voorburg te kijken naar het behoud van historische elementen binnen dit landschap en wellicht een publicatie te verzorgen over de geschiedenis van Oostbosch op basis van literatuur en de resultaten van het archeologische onderzoek.
Reactie gemeente Leidschendam-Voorburg op overlegreactie AWLV
De gemeente heeft kennis genomen van de vooroverlegreactie van de AWLV. De gemeente is van mening dat de cultuurhistorische en archeologische waarden correct in het bestemmingsplan zijn geborgd. De gemeente archeologen en het onderzoeksbureau RAAP zijn het hier gezamenlijk over eens. Uiteraard blijft de gemeente graag met de AWLV in gesprek, op dit moment leidt de vooroverlegreactie niet tot een aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.
8.2.2 Zienswijzeprocedure
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8 Wro resp. Afdeling 3.4 van de Awb is het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van zes weken zowel digitaal als in papieren vorm ter inzage gelegd. Tijdens deze periode heeft een ieder zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan naar voren brengen bij de gemeenteraad. Gedurende de terinzagelegging zijn in totaal 6 unieke zienswijzen ingediend. Voor de beantwoording van de zienswijzen wordt verwezen naar de Nota Zienswijzen, welke is opgenomen als bijlage 12.
Bijlage 1 Nota Parkeernormen
Bijlage 1 Woonvisie Woningmarktregio Haaglanden
Bijlage 1 Woonvisie woningmarktregio Haaglanden
Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Vlietvoorde
Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Vlietvoorde
Bijlage 3 Quickscan Flora & Fauna
Bijlage 3 Quickscan flora & fauna
Bijlage 4 Aanvullende Inventarisatie Rugstreeppad
Bijlage 4 Aanvullende inventarisatie rugstreeppad
Bijlage 5 Vooronderzoek Niet-gesprongen Explosieven
Bijlage 5 Vooronderzoek niet-gesprongen explosieven
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek
Bijlage 7 Verkeersstudie Veursestraatweg
Bijlage 7 Verkeersstudie Veursestraatweg
Bijlage 8 Archeologisch Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 8 Archeologisch proefsleuvenonderzoek
Bijlage 9 Aerius Berekening
Bijlage 10 Notitie Archeologievriendelijk Bouwen
Bijlage 10 Notitie archeologievriendelijk bouwen
Bijlage 11 M.e.r. Aanmeldnotitie
Bijlage 11 M.e.r. aanmeldnotitie