KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Agrarisch
Artikel 3 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 5 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Artikel 7 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Planologische Regelingen
1.4 Opbouw Van Het Plan
Hoofdstuk 2 Beleidskader, Gebiedsanalyse En Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Zienswijze Moederplan Westeinderweg 8a
3.2 Bouwinitiatief
3.3 Wijziging Bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Economische Uitvoerbaarheid
4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Partiële herziening BP Landelijk Gebied (Westeinderweg 8a)

Bestemmingsplan - gemeente Leidschendam-Voorburg

Vastgesteld op 04-07-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Partiële herziening BP Landelijk Gebied, Westeinderweg 8a van de gemeente Leidschendam - Voorburg met de geometrisch bepaalde planobjecten

1.2 partiële herziening

de geometrisch bepaalde plandelen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1916.phBPLGwstndrw8a met bijbehorende regels.

1.3 moederplan

het bestemmingsplan Landelijk gebied (2011) van de gemeente Leidschendam - Voorburg, meer specifiek de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML- bestand NL. IMRO.1916.lg2011-0010 met bijbehorende regels (en bijlagen).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Agrarisch

2.1 Bestemmingsomschrijving

Voor de bestemmingsomschrijving geldt het bepaalde in artikel 3.1 van het moederplan.

2.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt het bepaalde in artikel 3.2 van het moederplan.

2.3 Overige regels

Ten aanzien van de: 'Nadere eisen', het 'Afwijken van de bouwregels', de 'Specifieke gebruiksregels', het 'Afwijken van de gebruiksregels' en de 'Wijzigingsbevoegdheid' geldt het bepaalde uit respectievelijk de artikelen: 3.3, 3,4, 3.5, 3.6 en 3.7 van het moederplan.

Artikel 3 Waarde - Archeologie 4

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 indien:

  1. a. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. de archeologische waarden, zoals onder lid 3.3 sub a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning een of meer van de onderstaande voorschriften te verbinden:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    2. 2. het doen van (aanvullend) inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuvenonderzoek en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
    3. 3. het doen van een archeologische opgraving (behoud ex situ);
    4. 4. begeleiding van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Algemene Aanduidingsregels

4.1 paardenbeleid agrarische gebieden

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - paardenbeleid agrarische gebieden geldt het bepaalde uit artikel 33.3 van het moederplan.

Artikel 5 Overige Regels

  1. a. De regels, verbeelding en toelichting van het voorliggende plan Partiële herziening BP Landelijk Gebied, Westeinderweg 8a zijn van toepassing indien deze afwijkend of aanvullend zijn op het moederplan;
  2. b. Indien de regels, verbeelding en toelichting van het voorliggende plan niet afwijkend of aanvullend zijn gelden de regels uit het moederplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Bouwwerken

6.2 Gebruik

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Partiële herziening BP Landelijk Gebied, Westeinderweg 8a.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan Landelijk Gebied (het moederplan) is bij besluit van 7 februari 2012 door de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg vastgesteld. Met de uitspraak van de Raad van State van 17 juli 2013 is het plan grotendeels, in ieder geval voor Westeinderweg 8a, onherroepelijk geworden.

In de ontwerpfase van het moederplan is voor Westeinderweg 8a een zienswijze ingediend (nr. 67 van de Zienswijzennota). Deze zienswijze, gericht op vergroting van het bebouwingsvlak, is middels vaststelling van de behorende Zienswijzennota door de gemeenteraad gegrond geacht. De betreffende zienswijze is echter abusievelijk niet in de verbeelding van het (vastgestelde) bestemmingsplan verwerkt.

Recent is een bouwinitiatief voorgelegd om de bestaande veestal op de locatie uit te breiden. De uitbreiding van de veestal past niet binnen het bebouwingsvlak zoals op de verbeelding van het moederplan opgenomen. Het zou passen indien genoemde zienswijze in de verbeelding zou zijn verwerkt.

Doel van de onderhavige Partiële herziening is om in overeenstemming met genoemde zienswijze het bebouwingsvlak van perceel Westeinderweg 8a te vergroten. Om dit mogelijk te maken wordt de bestemming 'Agrarisch' vergroot ten koste van de bestemming 'Agrarische met waarden - landschapswaarden'.
Sinds vaststelling van het moederplan is het gemeentelijk archeologisch beleid gewijzigd. Voor onderhavige locatie heeft dit tot gevolg dat de te verwachten hoge archeologische waarden is gewijzigd in een lage archeologische waarden, op basis waarvan de betreffende dubbelbestemming in de Partiële herziening is aangepast.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied betreft Westeinderweg 8a te Leidschendam, aan de noord-, oost- en westzijde begrensd door de agrarische gronden en aan de zuidzijde door de Westeinderweg.
Het plangebied bestaat uit het bebouwingsvlak inclusief de voorgestelde uitbreiding van het perceel, kadastraal bekend als gemeente Stompwijk, sectie A, nummer 1009.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.phBPLGwstndrw8a-VG01_0002.png"

Figuur 1.1, Situering Westeinderweg 8a met bebouwingsvlak zoals opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan Landelijk Gebied (2011).

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.phBPLGwstndrw8a-VG01_0003.jpg"

Figuur 1.2, plangebied Partiële herziening

1.3 Vigerende Planologische Regelingen

1.3.1 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeert momenteel het volgende bestemmingsplan:

  • bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' (moederplan) bij besluit van 7 februari 2012 door de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg vastgesteld (nr 670239 en 693319).
    Met de uitspraak van de Raad van State van 17 juli 2013 (RvS 201203926/1/R4) is het plan gedeeltelijk onherroepelijk in werking getreden. Het onderhavige deel is geheel onherroepelijk in werking getreden.

Voor het plangebied gelden op basis van het moederplan de bestemmingen 'Agrarisch' (art. 3), en 'Agrarische met waarden - landschapswaarden' (art 6). Daarnaast ligt het gehele plangebied binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting'.

1.3.2 Samenhang met moederplan Landelijk Gebied

Het bestemmingsplan dient gelezen te worden in samenhang met het moederplan, Bestemmingsplan Landelijk Gebied (2011). In Artikel 5 van de Partiële herziening staat dan ook dat, voor zover niet anders bepaald dat de regels uit het moederplan van toepassing blijven.
Dat geldt ook voor de toelichting van het moederplan.

1.4 Opbouw Van Het Plan

In hoofdstuk 1 is de aanleiding en het doel dat met het bestemmingsplan wordt beoogd, omschreven. In hoofdstuk 2 is het relevante geldende beleid en de van toepassing zijnde regelgeving vermeld, voor zover dit gewijzigd is en of relevant is.
De planbeschrijving is in hoofdstuk 3 beschreven. Op de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 4 ingegaan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader, Gebiedsanalyse En Gebiedsvisie

Dit bestemmingsplan dient gelezen te worden in samenhang met het moederplan, Bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' (2011).

2.1 Beleidskader

Het opstellen van deze Partiële herziening vindt plaats binnen het ruimtelijk relevante beleid op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau, zoals opgenomen in de toelichting van het moederplan.

In deze paragraaf wordt het beleidskader nader toegelicht, voor zover dit (gedeeltelijk) achterhaald is door actualisatie of nieuw beleid en relevant is voor dit plan.

2.1.1 Rijksbeleid

Het rijksbeleid is erop gericht om belangen op nationaal niveau te behartigen. Wanneer er geen nationaal belang in het geding is wordt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening bij gemeenten en provincies gelegd. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en keuzes van burgers en bedrijven.

Voor onderhavig bestemmingsplan, Partiële herziening BP Landelijk Gebied, Westeinderweg 8a worden geen nationale belangen geschaad.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Visie ruimte & Mobiliteit

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten van Zuid Holland de "Visie Ruimte en Mobiliteit" (hierna: VRM) vastgesteld. De meest recente actualisatie hiervan is vastgesteld op 14-12-2016 en in werking getreden op 12-01-2017. Deze visie geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde te brengen en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • ruimte bieden aan ontwikkelingen;
  • aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit;
  • allianties aangaan met maatschappelijke partners;
  • minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

De VRM bestaat uit de 'Visie ruimte en mobiliteit', de 'Verordening ruimte 2014', het 'Programma ruimte' en het 'Programma mobiliteit'.

2.2.2 Cultuurhistorische hoofdstructuur

2.2.3 Ruimtelijke beoordeling

Voor onderhavige planontwikkeling is de ruimtelijke kwaliteit van het landelijke gebied van belang, waar paragraaf 2.2 van de verordening Ruimte op toeziet. Tevens zijn de in paragraaf 2.3 opgenomen regels voor landschap, groen en erfgoed van belang en de in paragraaf 2.2.2 genoemde Gebiedsprofiel Wijk en Wouden. Uitgangspunt daarbij is dat voldoende ruimte wordt geboden aan de landbouw, omdat dat de sector is die kan bijdragen aan behoud en het versterken van landschappelijke kernwaarden en biodiversiteit.

Betreffende locatie ligt in zogenaamd 'categorie 2 gebied' zoals vermeld in de, bij de Verordening Ruimte 2014 behorende Kwaliteitskaart (kaart 7 Beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit). Dit houdt in dat de provincie in deze gebieden een aantal specifieke waarden en gebieden in stand wil houden omdat ze landschappelijk, ecologisch of qua gebruikswaarde bijzonder en kwetsbaar zijn. Ze leveren een belangrijke en specifieke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van Zuid-Holland. Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar alleen met inachtneming van het in stand houden van de specifieke waarden van het gebied.

De beperkte ontwikkeling die Partiële herziening BP Landelijk Gebied, Westeinderweg 8a mogelijk maakt, betreft een gebiedseigen inpassingsplan. Onderhavig bestemmingsplan maakt een bruto uitbreiding van het bebouwingsvlak van de bestemming Agrarisch van ca. 1380 m2 mogelijk, wat een uitbreidingsmogellijkheid van het bebouwingsvlak inhoudt van ruim 50 %.

De uitbreiding van het bouwvlak is van belang voor de bedrijfsvoering van het betreffende agrarische bedrijf. In vergelijking met de agrarische bedrijven in de omgeving heeft het betreffende bedrijf thans een kleine bedrijfskavel. Na vergroting tot het gewenste oppervlak heeft het bedrijf een gemiddeld bedrijfskaveloppervlak. De vergroting van het bedrijfsvlak vindt plaats achter het bestaande bedrijfsperceel. Dit is de wenselijke richting bij uitbreiding en past in het landschappelijke kavelpatroon. Daarbij blijft de achter-rooilijn in verhouding tot de naastgelegen percelen het dichtst bij de Westeinderweg gesitueerd. Het boerenervenlint (als kralensnoer van losse boerderijen) wordt in stand gehouden. Met de beperkte uitbreidingsmogelijkheid van het onderhavige boerenerf, blijven de ruime doorzichten van het gebied bewaard.
Derhalve kan gesteld worden dat de gewenste uitbreiding binnen de landschappelijke structuur van het gebied past.

Tot slot biedt het bestemmingsplan ruimte aan versterking van het bestaande veeteeltbedrijf waarbij aan de in artikel 2.3.1 van de verordening Ruimte genoemde voorwaarden (o.a. maximum van 2 ha) ruimschoots wordt voldaan.

2.2.4 Waterbeheerplan

Het hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. De drie hoofddoelen van dit beheer zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water.

Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten en te beheren. Daarbij wil Rijnland dat watergangen en kunstwerken zoals gemalen op orde en toekomstbestendig worden gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Rijnlands taken en bevoegdheden op het gebied van gezond water betreffen het zuiveren van afvalwater en het reguleren van lozingen op oppervlaktewater. Europeseregelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het voorkomen van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water. Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheert Rijnland rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties. Aan de hand van het Waterbeheersplan (2016-2021) werkt Rijnland aan zijn ambities (http://www.riinland.net/plannen/waterbeheerplan). In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheersfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.

2.2.5 Keur en uitvoeringsregels 2015

Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
  • andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en
    gemalen),
    Maar ook aan:
  • onttrekken en lozen van grondwater,
  • het aanbrengen van verhard oppervlak.

Per 1 juli 2015 is een nieuwe Keur in werking getreden met daarbij horende uitvoeringsregels. De Keur gaat uit van een Ja, tenzij benadering; handelingen met een klein risico vallen onder de zorgplicht en kunnen zonder vergunning of melding worden uitgevoerd. Voor handelingen met een groter risico of in expliciet benoemde situaties zijn er algemene regels met voorwaarden van kracht of wordt een watervergunning geest.
De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen (zie de vergunningencheck: https://vergunningen.info/?overheid = RIJ).

Hemelwater
Indien een toename van het verhard oppervlak plaats vindt, dient de initiatiefnemer een oppervlak ter grootte van minimaal 15% van het nieuw aan te leggen verhard oppervlak te reserveren voor extra open water. Het nieuwe open water moet aangesloten worden op het bestaande watersysteem. Uitgangspunt is dat de aanleg van verhard oppervlak geen negatieve gevolgen mag hebben op het watersysteem.

Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

Ten behoeven van onderhavige Partiële herziening is overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap van Rijnland, zijn de voorgestelde maatregelen afgestemd en zijn bovenstaande opmerkingen verwerkt.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Het gemeentelijk beleidskader zoals in het moederplan vermeld is ten aanzien van de onderhavige Partiële herziening BP Landelijk Gebied, Westeinderweg 8a op een aantal beleidsterreinen aangepast. Hieronder wordt voor de onderhavige locatie ingegaan op de relevante beleidswijzigingen en eventuele gevolgen voor de Partiële Herziening.

2.3.1 Structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040, herijking 2012

De herijking van de structuurvisie Ruimte voor Wensen (vastgesteld op 25 september 2012) vormt de basis voor de (bestuurlijk) strategische keuzes en geeft richting aan de hoofdlijnen van het gewenste ruimtelijke ontwikkelingsbeeld van de gemeente tot 2040. Als overkoepelende ambitie streeft de structuurvisie naar een positionering van de gemeente als aantrekkelijke, groene en duurzame woon- en werkstad. De herijkte uitgangspunten (opgaven, doelstellingen en ambities) zijn vertaald naar drie pijlers:

  • versterken van de groene woonstad;
  • verbeteren van economische kansen en voorzieningenstructuur;
  • beter benutten en verbeteren van de bereikbaarheid.

De structuurvisie gaat daarbij uit van een indeling van de gemeente in een stedelijk gebied, de Vlietzone en het buitengebied. Partiële herziening BP Landelijk Gebied, Westeinderweg 8a valt binnen het zogenaamde buitengebied. Voor het buitengebied zijn onderstaande opgaven geformuleerd.

Buitengebied:

  • De ontwikkeling van het Regiopark (regionale opgave) optimaal te benutten als een onderscheidende vestigingsfactor en aanvullende kwaliteit voor het imago van de groene woonstad.
  • Verbetering van de recreatieve mogelijkheden en ontwikkeling van nieuwe economische kansen met behoud van de agrarische functie.
  • Realisatie van diversiteit aan kwaliteiten aan de stadsranden.
  • Verbetering van de recreatieve netwerken en de stad-landverbindingen.

De in de herijkte structuurvisie geformuleerde ambities voor dit gebied, zijn nog steeds passend binnen voorgestelde (beperkte) uitbreiding van het bebouwingsvlak.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Zienswijze Moederplan Westeinderweg 8a

Aanleiding van onderhavig bestemmingsplan is de zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan Landelijk gebied (2011) gericht op het bebouwingsvlak van perceel Westeinderweg 8a. Betreffende zienswijze is opgenomen in de zienswijzen nota Bestemmingplan Landelijk gebied onder nr. 67.

De zienswijze is:

"Graag zou ik dit bouwblok willen uitbreiden i.v.m. mogelijke vervanging c.q. uitbreiding van de huidige veestal en eventuele aanleg van een pad voor de aan/ en afvoer van veevoer en mest enz. De uitbreiding die ik voor ogen heb is de lengte te verlengen met 40m (zie bijgaande tekening), de breedte blijft gelijk van sloot tot sloot:"

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.phBPLGwstndrw8a-VG01_0006.png"

afbeelding 3: tekening opgenomen bij zienswijze nr 67 inzake Westeinderweg 8a.

In hoofdstuk 3.2 van de Zienswijzenota (weergave en beantwoording zienswijzen, individuele onderwerp) is betreffende zienswijze namens het college als volgt voorgesteld om af te doen:

"Reactie

In het ontwerpbestemmingsplan heeft het betreffende perceel een agrarische bestemming. Het gemeentelijke beleid is erop gericht om de agrarische bedrijven met graasdieren, zoals het bedrijf van reclamant, die dragers zijn van het weidelandschap, de ruimte te bieden voor schaalvergroting. De verzochte uitbreiding [ ... ]past binnen de genoemde beleidsuitgangspunten. Bovendien wordt een uitbreiding aan de achterzijde van het perceel ruimtelijk gezien, wenselijk geacht nu deze locatie omringd wordt door boerderijen met lange bedrijfspercelen en variatie in bedrijfsgrootte en bedrijfsvorm. Het agrarisch bedrijfsperceel van reclamant is een klein perceel en brengt om die reden variatie aan binnen het boerderijlint ter plaatse. Op de verbeelding van het vast te stellen bestemmingsplan wordt voor het bedrijf een ruimer bouwvlak opgenomen. De noodzaak tot uitbreiding van de veestal en de aanleg van overige voorzieningen voor de bedrijfsvoering (zoals een toegangspad), dient echter te zijner tijd door burgemeester en wethouders te worden getoetst.
Conclusie
De zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding."

In raadsbesluit nr. 670238 van 7 februari 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk gebied is tevens besloten tot vaststelling van bovenvermelde Zienswijzennota. Derhalve tot instemming met bovengenoemde reactie op de zienswijzen aangaande Westeinderweg 8a.

De in de Zienswijzennota genoemde aanpassing van de verbeelding op het moederplan voor de locatie heeft abusievelijk niet plaatsgevonden. Op dit punt is geen beroep ingesteld.

Conclusie

Abusievelijk is dit bestemmingsplan niet in overeenstemming met de door de gemeenteraad overgenomen Zienswijzennota behorende bij het Bestemmingsplan Landelijk gebied (2011).

In het kader van de zorgvuldigheid en rechtszekerheid, mede gezien het tijdsverloop, is gekozen de geconstateerde fout te herstellen middels een Partiële herziening van het betreffende bestemmingsplan.

3.2 Bouwinitiatief

Recent is voor onderhavig perceel een bouwinitiatief ontvangen om de bestaande veestal uit te breiden / te vervangen. In bovengenoemde zienswijze was dit als reden vermeld om het bebouwingsvlak te vergroten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.phBPLGwstndrw8a-VG01_0007.png"

Figuur 3.1 Plattegrond bouwinitiatief veestal. Zichtbaar is dat dit initiatief gedeeltelijk buiten het oude bouwvlak ligt.

Middels vergroting van het bouwvlak op basis van onderhavig bestemmingsplan Partiële herziening BP Landelijk Gebied, Westeinderweg 8a is het bouwinitiatief op de locatie planiologisch mogelijk.

3.3 Wijziging Bestemmingsplan.

Met onderhavige Partiële herziening wordt tegemoet gekomen aan de zienswijze op het moederplan voor perceel Westeinderweg 8a.
De verbeelding wordt aangepast door vergroting van het (bebouwingsvlak).Om dit mogelijk te maken wordt de bestemming 'Agrarisch' vergroot ten koste van de bestemming 'Agrarische met waarden.

Sinds de vaststelling van het moederplan is met de wijziging van de 'archeologienota herijking 2013', het gemeentelijk archeologisch beleid gewijzigd met de daarbij behorende bodemkaart, zie ook paragraaf 2.3.1.1. Op basis hiervan is de te verwachten hoge archeologische waarde gewijzigd in een lage archeologische verwachting en is de betreffende bestemming hierop aangepast.

3.3.1 Dubbelbestemming Waarde Archeologie -4

Op basis van het gewijzigd archeologisch beleid, zoals in paragraaf 2.3.1.1 omschreven, wordt voor het plangebied, behorend bij onderhavige Partiële Herziening, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' uit het moederplan gewijzigd in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4.

Op grond van betreffende dubbelbestemming is een omgevingsvergunning noodzakelijk voor bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte groter dan 2000 m2 en die dieper reiken dan 100 cm beneden maaiveld. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan in het kader van de omgevingsvergunning worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport dient over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Het is mogelijk dat de omgevingsvergunning in het belang van de archeologie niet wordt verleend, of dat deze wordt verleend onder voorwaarden, zoals het treffen van maatregelen om de archeologische resten in de bodem te behouden, of de verplichting tot het verrichten van archeologisch onderzoek.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het plan heeft tot doel een ruimer planologisch-juridisch kader te bieden ten behoeve van agrarische bedrijfsbebouwing voor perceel Westeinderweg 8a, hetgeen bij de vaststelling van het moederplan akkoord is bevonden maar abusievelijk niet op de verbeelding van dat plan is verwerkt. Met onderhavig plan wordt de gevraagde uitbreiding alsnog planologisch mogelijk gemaakt waarbij de plankosten voor rekening van de gemeente zijn.

Aangezien het plan uitsluitend uitbreiding van agrarische bebouwing mogelijk maakt, geldt niet het vereiste voor een exploitatieplan op basis van artikel 6.12 Wro. art 6.2.1 Bro. Eventuele aanspraken op planschade, zijn voor risico van de gemeente. Het risico hierop wordt overigens als zeer klein tot verwaarloosbaar geacht.

4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het opstellen van een bestemmingsplan dient zorgvuldig te gebeuren. In dat kader blijft het van belang dat er vooroverleg met betrokken instanties, burgers en maatschappelijke organisaties plaatsvindt, zodat in een vroeg stadium knelpunten, belangen en verbeterpunten kunnen worden gesignaleerd. De verplichting tot het voeren van vooroverleg vloeit voort uit de artikelen 3.1.1 en 3.1.6 sub e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in samenhang met het in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gecodificeerde zorgvuldigheidsbeginsel. Op grond hiervan is de gemeente verplicht bij de voorbereiding van een bestemmingsplan de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen.

Het bestemmingsplan wordt niet aan inspraak onderworpen op grond van de 'Inspraakverordening gemeente Leidschendam-Voorburg 2006'. Door het volgen van de procedure als bedoeld in artikel 3:4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) wordt eenieder immers actief betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. Het eerst inspraak verlenen voegt daarom niets toe en is dubbelop. Naast de wettelijke verplichting om de mogelijkheid te bieden om door eenieder zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan in te dienen, heeft er tevens vooroverleg met betrokken instanties, maatschappelijke organisaties, ingezetenen en belanghebbenden plaatsgevonden. Hieronder is beschreven op welke wijze dit vooroverleg heeft plaatsgevonden en welke reacties zijn gegeven.

4.2.1 Vooroverleg reacties

Een aantal instanties is gevraagd om aan te geven welke belangen verankerd zou moeten worden in het bestemmingsplan, rekening houdend met de specifieke ruimtelijke kenmerken van dit gebied. Daarbij is nadrukkelijk gevraagd de reactie te motiveren en tevens te beschrijven op welke wijze dat specifieke belang in het bestemmingsplan verwerkt zou moeten worden.

De volgende instanties/ organisaties zijn aangeschreven in het kader van artikel 3.1.1 Bro:

  1. 1. Provincie Zuid Holland Provinciale Planologische Commissie
  2. 2. Hoogheemraadschap van Rijnland
  3. 3. LTO Rijn- en Vlietlanden
  4. 4. Vereniging Archeologische Werkgroep Leidschendam-Voorburg
  5. 5. Vereniging Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer Wijk & Wouden.

4.2.2 Vooroverleg Zuid-Holland

E-formulier:

De provincie Zuid-Holland gaat voor wat betreft haar rol in de ruimtelijke ordening uit van het principe 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet' en hanteert daarbij een open en transparante bestuursstijl, gericht op samenwerking en vertrouwen.

Door middel van een door de provincie beschikbaar gesteld electronisch formulier ('e-formulier') kunnen gemeenten ruimtelijke plannen ter beoordeling aan de provincie aanbieden. Door het beantwoorden van de vragen in dit formulier wordt inzicht gegeven in de vraag of een ruimtelijk plan mogelijk in strijd is met het provinciaal beleid en daarom door de provincie bekeken moet worden.

Voor het voorliggende plan leidt het invullen van het e-formulier tot de conclusie dat het plan niet strijdig is met provinciale belangen en daarom niet ter beoordeling hoeft te worden opgestuurd naar de provincie Zuid-Holland. Op basis hiervan kan worden aangenomen dat het plan niet strijdig is met de provinciale belangen.

4.2.3 Ontvangen reacties

De hierna genoemde instantie heeft een reactie ingediend:

Hoogheemraadschap van Rijnland

De herziening van het plan betreft een uitbreiding van het bouwvlak van perceel Westeinderweg 8a. Op basis van Uitvoeringsregel 11 inzake versnelde afvoer verhard oppervlak is bepaald dat bij uitbreiding groter dan 500 m2 extra wateroppervlak moet worden gegraven met een omvang van 15% van de uitbreiding. Indien de toename van verharding meer dan 500 m2 bedraagt moet op grond van de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland hiervoor een watervergunning worden aangevraagd. Gevraagd wordt hier aandacht aan te besteden en de als bijlage opgenomen tekst in de toelichting van het plan te verwerken.


Binnen de daartoe gestelde termijn zijn van de overige aangeschreven instanties geen reacties ontvangen.

Reactie gemeente

De de reactie van het hoogheemraadschap van Rijnland is in paragraaf 2.2.5.van de toelichting verwerkt.

4.2.4 Conclusie uitvoerbaarheid

Gelet op het voorgaande is het Partiële herziening BP Landelijk Gebied, Westeinderweg 8a economisch en maatschappelijk uitvoerbaar.