KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
Artikel 4 Agrarisch - 2
Artikel 5 Agrarisch - 3
Artikel 6 Agrarisch - 4
Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - 1
Artikel 8 Agrarisch Met Waarden - 2
Artikel 9 Bedrijventerrein
Artikel 10 Bos
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 14 Natuur - 1
Artikel 15 Recreatie - Camping
Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 17 Tuin
Artikel 18 Verkeer
Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 20 Water
Artikel 21 Wonen - 1
Artikel 22 Wonen - 2
Artikel 23 Wonen - 3
Artikel 24 Wonen - 4
Artikel 25 Wonen - 5
Artikel 26 Waarde - Archeologie 4
Artikel 27 Waarde - Archeologie 5
Artikel 28 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
Artikel 30 Algemene Bouwregels
Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 35 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
Artikel 37 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Aanpassingen
2.1 Diverse Locaties Niet Gedekt Door Bestemmingsplan
2.2 Zandgorsweg 1a, Stellendam
2.3 Welgelegen, Ouddorp
2.4 Nabij Buitenhaven Stellendam
2.5 Spuikolk, Dirksland
2.6 Langeweg 91, Sommelsdijk
2.7 Aanpassing Rotonde Middelharnis En Andere Aanpassingen N215
2.8 Plaatweg 3, Stellendam
2.9 Kokseweg 6, Sommelsdijk
2.10 Langeweg, Nabij Kruising Met Molendijk, Nieuwe-tonge
2.11 Battenoordsedijk 1, Nieuwe-tonge
2.12 Havenweg 8, Ouddorp
2.13 Julianaweg 27, Ouddorp
2.14 Hoek Armenweg Naar Wellestrijpseweg Aansluiting Middelharnis Dirksland
2.15 Landbouwweg 2, Middelharnis
2.16 Bommelsedijk 25, Achthuizen
2.17 Oudelandsedijk 17, Oude-tonge
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Bodem
4.3 Mobiliteit
4.4 Wegverkeerslawaai
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Kabels En Leidingen
4.9 Cultuurhistorie
4.10 Archeologie
4.11 Ecologie
4.12 Waterhuishouding
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Bestemmingsplansystematiek
5.2 Planregels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Overleg
7.2 Inspraak
7.3 Zienswijzen
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Historisch Bodemonderzoek N215
Bijlage 2 Verkennend (Water)bodemonderzoek N215
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Aanpassingen N215
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Nieuwe Ontsluiting Nieuwe-tonge
Bijlage 5 Natuurtoets N215
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Veegplan 2018

Bestemmingsplan - Gemeente Goeree-Overflakkee

Vastgesteld op 12-07-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Veegplan 2018 met identificatienummer NL.IMRO.1924.GOVeegplan2018-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  2. b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  3. c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  4. d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  5. e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  6. f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  7. g. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie.
  8. h. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  9. i. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  10. j. een paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waaraan het africhten van en de handel agrarisch hulp- en nevenbedrijf in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardrijschool en manege.

1.6 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.7 archeologisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.11 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke woning slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.21 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.22 centrum- en beheervoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie met uitzondering van sanitaire voorzieningen, zoals beheers-, onderhouds- en medische voorzieningen, wasserettes, zwem-, sport- en spelvoorzieningen, animatieruimte, bedrijfsloods en horecabedrijven behorende tot categorie 1a of 1b van de Staat van Horeca-activiteiten en detailhandel.

1.23 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.24 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of het gebied heeft gemaakt.

1.25 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.

1.26 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 geluidzone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.29 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.30 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.31 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.32 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.33 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.34 permanente bewoning

onder permanente bewoning wordt verstaan een recreatiewoning, kampeermiddel of recreatieappartement te gebruiken als hoofdverblijf.

1.35 permanente standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel of recreatief nachtverblijf gedurende het gehele jaar, inclusief bij dat kampeermiddel of nachtverblijf behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.36 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.37 recreatief nachtverblijf

een bouwwerk dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, zoals een recreatiewoning, chalet, stacaravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.38 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.39 schurveling

ingezaaide of beplante zandwal met een hoogte variërend van 2 m tot 3 m, veelal met een toegevoegde waarde op natuurlijk, landschappelijk en/of cultuurhistorisch gebied.

1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.41 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van agrarische activiteiten, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.5 onder a, b
  2. b. hobbymatige agrarische activiteiten;
  3. c. bij deze functies behorende ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de al dan niet onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen.

Artikel 4 Agrarisch - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van agrarische bedrijven zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.5 onder a, b, d, f, g, h en i, met dien verstande dat nieuwvestiging of bedrijfsverplaatsing van de in artikel 1 lid 1.5 onder f, g en h genoemde agrarische bedrijven niet is toegestaan;

alsmede voor:

  1. b. recreatief medegebruik;
  2. c. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  3. d. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  4. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. de volgende nevenfuncties:
    1. 1. kleinschalige detailhandel;
    2. 2. agro-gerelateerde dagrecreatieve voorzieningen;
    3. 3. bed & breakfast.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen de volgende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd:
    1. 1. terreinafscheidingen alsmede poldergemaaltjes;
    2. 2. agrarische hulpgebouwen met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 50 m²per bedrijf en een goothoogte van ten hoogste 3 m;
    3. 3. sleufsilo's met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 200 m² per bedrijf, mits de afstand tot het bijbehorende bouwvlak niet meer dan 50 m bedraagt;
    4. 4. gaas- of boogkassen met een grondoppervlak van ten hoogste 1.000 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
  3. c. erfbebouwing dient op ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  4. d. voor het overige gelden de volgende regels:
max. aantal max. inhoud max. opper vlak max. goot hoogte max. bouw hoogte
bedrijfswoning (incl. aan- en uitbouwen 1, tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven 750 m³ 6 m



bijgebouwen per bedrijfswoning (incl. overkappingen) 75 m² 3 m
kassen binnen het bouwvlak en achter de bedrijfswoning 300 m²
overige bedrijfsgebouwen volledig bouwvlak 6 m 10 m
hooibergingen, krachtvoer-, kunstmest- en ruwvoedersilo's 12 m
mestsilo's 6 m *
overige bouw- werken, geen gebouwen zijnde 3 m

* de hoogte van de verticale wand(en) van de mestsilo's – gemeten vanaf het peil – mag niet hoger zijn dan 4 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van gedeelten van woningen voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
  1. 1. er geen detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. 2. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  3. 3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. 4. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 50 m² bedraagt;
  1. b. de in lid 4.1 onder f genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de nevenfuncties tot een oppervlak van maximaal 500 m² per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
    2. 2. de bed & breakfast door de bewoner moeten worden uitgeoefend;
    3. 3. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor een bed & breakfast minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning mag bedragen, bijgebouwen meegerekend;
    4. 4. ten aanzien van een bed & breakfast geldt dat de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw dient plaats te vinden;
    5. 5. het aantal kamers per bed & breakfast maximaal 7 mag bedragen;
    6. 6. ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten bij genoemde nevenfuncties zijn toegestaan;
  2. c. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  3. d. per bouwvlak is ten hoogste 1 paardenbak met een omvang van ten hoogste 20 x 40 m toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 5 Agrarisch - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven als bedoeld in artikel 1 lid 1.5 onder a, b, e, f, g, i en j, met dien verstande dat nieuwvestiging, hervestiging of omschakeling van de in lid 1.5 onder e, g en i genoemde agrarische bedrijven niet is toegestaan;

alsmede voor:

  1. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met dien verstande dat:

  1. c. windturbines uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'windturbines';

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. de nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 5.1. en zoals toegestaan conform lid 5.4;

Tabel 5.1 Nevenfuncties, bij recht toegestaan

nevenfunctie
wonen/hobbyboer/terreinbeheer- en onderhoud
kleinschalige natuurontwikkeling
intensieve kwekerij bij wijze van neventak
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, niet zijnde wandel-, voet- en fietspaden
kleinschalige horeca in het hoofdverblijf
aan huis gebonden beroepen
opslag en stalling van agrarische producten
verkoop van zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde agrarische producten
kinderboerderij
paardenstalling
verhuur van fietsen
kleinschalig kamperen
educatie
zorglandbouw, uitsluitend in de vorm van dagbesteding
bed & breakfast

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. gebouwen ten dienste van de bestemming en bedrijfswoningen met bijgebouwen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

  1. c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. d. erfbebouwing dient op te minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning te worden gebouwd;
  3. e. overigens geldt per bouwvlak het volgende:
max. aantal max. inhoud max. oppervlak max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) één, tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven 750 m³ bedrijfswoning 6 m
uitbouw 3 m
bedrijfswoning 10 m
uitbouw 6 m
bijgebouwen per bedrijfswoning (inclusief overkappingen) 75 m² 3 m bijgebouwen 6 m
overkappingen 2,7 m
bebouwing ten behoeve van een intensieve kwekerij bestaand
overige bedrijfsgebouwen volledig bouwvlak 6 m, tenzij anders is aangegeven middels de aanduiding 'maximum goothoogte' 10 m, tenzij anders is aangegeven middels de aanduiding 'maximum bouwhoogte'
mestsilo's 2.500 m³ **) 6 m
foliebassins en mestzakken 4 m
silo's 12 m
windturbines 3 in totaal 120 m
terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel van de bedrijfswoning
- op overige plaatsen



1 m

2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m

*) deze oppervlaktemaat heeft uitsluitend betrekking heeft op gebouwen

**) met een maximum van 40 m³ per hectare per bedrijf;

met dien verstande dat:

  1. f. ten minste 75% van de bebouwing uit bedrijfsgebouwen bestaat en ten hoogste 25% van de bebouwing ten dienste staat van de bedrijfswoning.
  2. g. voor de reeds bestaande erfbebouwing, niet passend binnen het bepaalde onder e het volgende geldt:
    1. 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    2. 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    3. 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen, is in geen geval toegestaan;
    4. 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. mestopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan.
  2. b. nevenfuncties dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen, met een maximum oppervlak van 400 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling en kleinschalig kamperen;
  3. c. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  4. d. per bouwvlak is ten hoogste 1 paardenbak toegestaan, met dien verstande dat de paardenbak binnen het bouwvlak ligt en de omvang ten hoogste 20x40 m bedraagt;
  5. e. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt aanvullend het volgende:
    1. 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    2. 2. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan;
    3. 3. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
    4. 4. de afstand tot gevoelige functies bedraagt ten minste 100 m;
    5. 5. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  6. f. ten aanzien van de nevenfunctie bed & breakfast geldt aanvullend het volgende:
    1. 1. vloeroppervlak bedraagt ten hoogste 50% van het totaal aanwezige oppervlak;
    2. 2. het aantal kamers bedraagt ten hoogste 7 en 10 bedden;
    3. 3. bed & breakfast ten behoeve van tijdelijk of seizoensgebonden werk is niet toegestaan;
  7. g. aan-huis-gebonden beroepen zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met de woning;
  8. h. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  9. i. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 6 Agrarisch - 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een agrarisch bedrijf;
  2. b. een landbouwschuur;

met daarbij behorende:

  1. c. erftoegangswegen en parkeervoorzieningen;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.2 met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het vergroten van het bouwvlak is toegestaan mits:
    1. 1. dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
    2. 2. het bouwvlak grenst aan het huidige bouwvlak;
    3. 3. de totale maximale oppervlakte 2 ha wordt;
    4. 4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. de vorm van het bouwvlak mag worden gewijzigd mits:
    1. 1. de totale toegestane maximale oppervlakte ongewijzigd blijft;
    2. 2. dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
    3. 3. de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. het realiseren van voorzieningen voor de opslag van mest is toegestaan, mits:
    1. 1. de opslag van mest plaatsvindt in aansluiting op het bouwvlak;
    2. 2. ruimtegebrek in fysiek of milieuhygiënisch opzicht hiertoe noodzaken;
    3. 3. de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving niet onevenredig wordt of kan worden aangetast;
    4. 4. een afwijking van de gebruiksregels als bedoeld in lid 6.5.1 tevens is toegestaan.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden is het verboden de gronden buiten de bouwvlakken te gebruiken voor mestopslag.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 7.2.2 ten behoeve van de bouw van mest- en voersilo's en mest- en voerplaten binnen een afstand van 50 m van een bouwvlak, met een bouwhoogte van niet meer dan 5 m, uitsluitend indien deze noodzakelijk en doelmatig zijn voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Agrarisch Met Waarden - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven, als bedoeld in agrarisch bedrijf onder a en b;
  2. b. het hobbymatig houden van dieren en/of het telen van gewassen;
  3. c. tevens het behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.3 Specifieke gebruiksregels

Bij het bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte detailhandel is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de vloeroppervlakte voor detailhandel ten hoogste 50 m² bedraagt;
  2. b. de detailhandel uitsluitend plaatsvindt binnen het bouwvlak;
  3. c. de detailhandel wordt uitgeoefend door het bedrijf die de hoofdactiviteit uitvoert.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Bedrijventerrein

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

alsmede voor:

  1. c. detailhandel in volumineuze goederen;
  2. d. hobbymatige activiteiten;
  3. e. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': praktijkruimten;
  4. f. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens bedrijfsactiviteiten met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste de voor deze bedrijfsactiviteiten in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten:
    aanduiding SBI-code (1993) categorie
    specifieke vorm van bedrijf - 1 45 3.1
    specifieke vorm van bedrijf - 2 501 3.2
  5. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 3': een kringloopwinkel;
  6. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:;

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan, met dien verstande dat de opslag van goederen voor de voorgevel niet is toegestaan;
  5. e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  6. f. bij detailhandel in volumineuze goederen wordt ten hoogste 20% van het netto verkoopvloeroppervlak voor de verkoop van nevenassortiment gebruikt; het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
  7. g. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Bos

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bosgebied;
  2. b. observatiepost;
  3. c. kleinschalig dagrecreatieve voorzieningen, niet zijnde wandel-, voet- en fietspaden;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. natuurontwikkeling;
  6. f. het behoud en/of herstel van de actuele en potentiële landschappelijke en natuurlijke waarden, bosbouw en extensief recreatief medegebruik en landschappelijke inpassing door middel van beplanting.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de bouwhoogte van observatieposten bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder c, met inachtneming van het volgende:

  1. a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 15 m;
  2. b. de waarden van het landschap en de natuur in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. a. omzetten van grasland in bouwland is niet toegestaan.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water en waterberging, speelvoorzieningen en voet-, fiets- en ruiterpaden;
  2. b. nutsvoorzieningen;
  3. c. landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1'.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 12 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

11.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 13 Maatschappelijk - Begraafplaats

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 14 Natuur - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de bossen, houtwallen, zandwallen, duinen, duingraslanden, zandplaten, slikken, schorren, oevervegetaties, poelen en water eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;

alsmede voor:

  1. b. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. c. waterberging;
  3. d. extensieve agrarische bedrijfsvoering;
  4. e. extensieve dagrecreatie.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Recreatie - Camping

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Camping aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatieterreinen ten behoeve van kampeermiddelen;
  2. b. stacaravans;
  3. c. aan de functie als bedoeld onder a en b gebonden parkeervoorzieningen;
  4. d. aan de functie als bedoeld onder a en b ondergeschikte horecavoorzieningen;
  5. e. aan de functie als bedoeld onder a en b ondergeschikte detailhandelvoorzieningen;
  6. f. afschermende beplanting met een breedte van minimaal 10 m langs de bestemmingsgrenzen;
  7. g. bedrijfswoningen;
  8. h. groenvoorzieningen en water;
  9. i. erven en tuinen;
  10. j. paden en wegen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van gebruik van wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan het gebruik van een stacaravan of kampeermiddel voor permanente bewoning.

Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatieve voorzieningen;
  2. b. aan de functie als bedoeld onder a gebonden parkeervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen en water;
  4. d. erven en tuinen;
  5. e. paden en wegen.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.3 Specifieke gebruiksregels

Het in lid 16.1 genoemde dagrecreatieve gebruik op de gronden met de aanduiding 'maximum goothoogte' is uitsluitend toegestaan, indien uiterlijk 2 jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, opgaande beplanting in de aangrenzende bestemming 'Groen' met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1' is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

Artikel 17 Tuin

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voorbij woningen behorende tuinen, dan wel voor onbebouwde erven, toegangspaden tot de gebouwen, parkeren en andere verhardingen, met de daarbij behorende andere bouwwerken alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.1 ten behoeve van de bouw van een erker/entreeportaal aan de voorgevel, alsmede de zijgevel, voor zover gelegen aan de openbare weg, van een hoofdgebouw binnen de aangrenzende woonbestemming, met dien verstande dat:

  1. a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag;
  2. b. de breedte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
  3. c. de diepte niet meer mag bedragen dan 1 m, gemeten uit de voorgevelrooilijn dan wel de zijgevelbouwgrens van de woning.

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, bermen met agrarisch medegebruik, taluds, bruggen ten behoeve van kruisend verkeer, kunstwerken, beeldende kunst, reclame-uitingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van kunstwerken, beeldende kunst bedraagt niet meer dan 12 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. verkeer te water;
  3. c. waterberging;
  4. d. ondergeschikt groen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1': tevens bruggen en dammen voor voetgangers en fietsers.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de scheepvaartgeleiding bedraagt ten hoogste 5 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 21 Wonen - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (waaronder bed&breakfast);
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

21.3 Specifieke gebruiksregels

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (waaronder bed&breakfast) is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. er geen detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. d. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 50 m².

Artikel 22 Wonen - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (waaronder bed&breakfast);
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen- en paden, tuinen en water.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

22.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens in verband met de verkeersveiligheid.

22.4 Specifieke gebruiksregels

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (waaronder bed&breakfast) is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. er geen detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. d. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 50 m².

Artikel 23 Wonen - 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2.2 onder b voor de bouw van een groter gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op bouwpercelen met de aanduiding ‘twee-aaneen’ of ‘vrijstaand’, waarbij:

  1. a. de totale oppervlakte van het perceel ten minste 300 m² bedraagt;
  2. b. de gezamenlijke grondoppervlakte aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op bouwpercelen met een oppervlakte van 300 tot en met 500 m2 ten hoogste 75 m² per bouwperceel mag bedragen;
  3. c. de gezamenlijke grondoppervlakte aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m2 ten hoogste 100 m² per bouwperceel mag bedragen;
  4. d. sprake moet zijn van een ruimtelijk verantwoorde uitbreiding;
    1. 1. het bebouwingspercentage van 50% van de als erf aangewezen gronden (gelegen buiten het bouwvlak en exclusief tuinbestemming) niet wordt overschreden;
    2. 2. de afwijking uitsluitend van toepassing is op uitbreiding van een woning en dus niet voor een vrijstaand bijgebouw of overkapping;
    3. 3. het bepaalde in lid 23.2.2 sub c en d van toepassing blijft.

23.4 Specifieke gebruiksregels

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (waaronder bed&breakfast) is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. er geen detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. d. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 50 m².

Artikel 24 Wonen - 4

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (waaronder bed&breakfast);
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven en tuinen, toegangswegen- en paden, parkeervoorzieningen op eigen terrein.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.2 voor het toestaan van meer bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. a. het maximum bebouwingspercentage per perceel maximaal 60% bedraagt;
  2. b. de maximum oppervlakte per perceel maximaal 75 m² bedraagt.

24.4 Specifieke gebruiksregels

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (waaronder bed&breakfast) is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. er geen detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. d. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 50 m².

24.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 25 Wonen - 5

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (waaronder bed&breakfast);

alsmede voor:

  1. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. binnen ieder bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij met een maatvoeringaanduiding op de verbeelding anders is aangegeven;
  2. b. de inhoud van hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 750 m³;
  3. c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  4. d. het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij de woning behorende erven bedragen met een maximum van 75 m²; met dien verstande, dat onder erven wordt verstaan de bij de woning behorende gronden die zijn gelegen 3 m achter en evenwijdig aan de naar de weg gekeerde gevel van de woning en in het verlengde daarvan;
  5. e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
  6. f. er mogen geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en schotelantennes worden gebouwd op gronden gelegen tussen de voorgevels van de woningen en het verlengde daarvan en de bestemming 'Verkeer';
  7. g. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn of op een afstand van 1 m of minder van openbaar toegankelijk gebied, bedraagt ten hoogste 1 m;
  8. h. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  9. i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Specifieke gebruiksregels

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (waaronder bed&breakfast) is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. er geen detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. d. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 50 m².

25.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 26 Waarde - Archeologie 4

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; of
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²; of
    3. 3. een bouwwerk dat niet dieper reikt dan 50 cm.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Waarde - Archeologie 5

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; of
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²; of
    3. 3. een bouwwerk dat niet dieper reikt dan 50 cm.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 28 Waterstaat - Waterkering

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.

28.2 Bouwregels

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 28.2.2 , indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. In het kader van het verzoek om afwijking wint het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene Bouwregels

30.1 Overschrijding bouwvlakken / bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen

30.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.

30.3 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

30.4 Onderkeldering

30.5 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  1. a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels

31.1 Molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone molenbiotoop'

de volgende regels:

  1. a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  3. c. Indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge het bepaalde onder a en b, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

31.2 Vrijwaringszone - dijk

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels

32.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m;
  3. c. de regels, en toestaan dat de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', 'gemaal' en 'nutsvoorziening' wordt vergroot tot maximaal 4 m;
  4. d. de regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot:
    1. 1. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    2. 2. ten behoeve van een vlaggenmast, speelvoorzieningen, een kunstwerk, beeldende kunst en dergelijke tot maximaal 15 m;
    3. 3. ten behoeve van de bouw van overige andere bouwwerken tot maximaal 10 m.
  5. e. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m.
  6. f. de situering en de begrenzing van bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de ingekomen aanvragen nodig zijn ter uitvoering van een plan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.

32.2 Voorwaarden voor afwijken

De onder lid 32.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de cultuurhistorische waarde van het beschermde dorps- of stadsgezicht;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie; en
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels

33.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 35 Overige Regels

35.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

35.2 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijn (dan wel de vervanger daarvan) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

36.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Veegplan 2018'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Goeree-Overflakkee. Het bestemmingsplan dient met name ter verbetering van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente, maar maakt ook kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. Het doel van het voorliggende bestemmingsplan is de bestemmingsregelingen voor de hieronder te noemen locaties aan te passen aan de gewenste situatie:

  1. 1. Diverse locaties waarvoor geen bestemmingsplan geldt:
    1. a. Noordlandsedijk nabij Nieuwe-Tonge en tussen Oude-Tonge en Stad aan 't Haringvliet;
    2. b. Tilsedijk grens buitengebied Oostflakkee en Middelharnis;
    3. c. Kraaijesteinsedijk grens buitengebied Dirksland en buitengebied Middelharnis;
    4. d. Oost Havendijk grens buitengebied Middelharnis en Landelijk gebied Dirksland;
    5. e. einde Poppendamseweg bij Oudelandsedijk Sommelsdijk;
    6. f. hoek Armenweg naar Wellestrijpsedijk aansluiting Middelharnis-Dirksland;
    7. g. ten zuiden van Wellestrijpsedijk aansluiting Middelharnis-Dirksland;
  2. 2. Zandgorsweg 1a, Stellendam;
  3. 3. Welgelegen, Ouddorp;
  4. 4. Nabij buitenhaven, Stellendam;
  5. 5. Spuikolk, Dirksland;
  6. 6. Langeweg 91, Sommelsdijk;
  7. 7. Aanpassingen bij rotonde Middelharnis en aanpassingen N215;
  8. 8. Plaatweg 3, Stellendam;
  9. 9. Kokseweg 6, Sommelsdijk;
  10. 10. Langeweg, nabij kruising met Molendijk, Nieuwe-Tonge;
  11. 11. Battenoordsedijk 1, Nieuwe-Tonge;
  12. 12. Havenweg 8, Ouddorp;
  13. 13. Julianaweg 27, Ouddorp;
  14. 14. Hoek Armenweg naar Wellestrijpseweg aansluiting Middelharnis Dirksland;
  15. 15. De Kerk aan de Landbouwweg, Middelharnis;
  16. 16. Bommelsedijk 25, Achthuizen;
  17. 17. Oudelandsedijk 17, Oude-Tonge.

Met het nieuwe bestemmingsplan ontstaat de situatie, dat het bestemmingsplan een actueel en correct beeld geeft van de functies en een kader waaraan (toekomstige) aanvragen omgevingsvergunning kunnen worden getoetst. Het bestemmingsplan sluit aan bij de actuele juridische en planologische situatie en voldoet aan de vormvereisten van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied bestaat uit meerdere op zichzelf staande locaties. In figuur 1.1 is een overzicht van de locaties weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan2018-BP30_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor de locaties vigeren diverse (bestemmings)plannen. In de onderstaande tabel is aangegeven waar welk bestemmingsplan geldt.

Locatie (Bestemmings)plan Vastgesteld
1 Betreft verschillende gebieden Betreft verschillende plannen divers
2 Zandgorsweg 1a, Stellendam BP Landelijk gebied Goedereede 4 sept. 2014
3 Welgelegen, Ouddorp BP Gronden van Breen 17 dec. 2009
4 Nabij buitenhaven, Stellendam BP Landelijk gebied Goedereede 4 sept. 2014
5 Spuikolk, Dirksland BV Spuikolk 2013 13 juni 2013
6 Langeweg 91, Sommelsdijk BP Sommelsdijk 27 juni 2013
7 Aanpassingen bij rotonde Middelharnis en diverse andere aanpassingen N215 BP Sommelsdijk
BP Middelharnis
BP Buitengebied
BP Nieuwe-Tonge
27 juni 2013 25 april 2013 27 juni 2013 3 maart 2016
8 Plaatweg 3, Stellendam BP Landelijk Gebied Goedereede 4 sept. 2014
9 Kokseweg 6, Sommelsdijk WP Kokseweg 6 18 juni 2013
10 Langeweg, nabij kruising met Molendijk, Nieuwe-Tonge BP Nieuwe -Tonge 3 maart 2016
11 Battenoordsedijk 1 , Nieuwe-Tonge BP Buitengebied 27 juni 2013
12 Havenweg 8, Ouddorp BP Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012 26 april 2012
13 Julianaweg 27, Ouddorp BP Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012 26 april 2012
14 Hoek Armenweg naar Wellestrijpseweg aansluiting Middelharnis en Dirksland Landelijk gebied Dirksland 27 juni 2013
15 De Kerk aan de Landbouwweg, Middelharnis Middelharnis 25 april 2013
16 Bommelsedijk 25, Achthuizen Buitengebied Oostflakkee 16 okt. 2014
17 Oudelandsedijk 17, Oude-Tonge Buitengebied Oostflakkee 16 okt. 2014

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de aanpassingen waarvoor dit bestemmingsplan het kader biedt. Hoofdstuk 3 brengt het beleidskader in beeld. Het ruimtelijk beleid op het niveau van zowel Rijk, provincie, regio als gemeente komt hier aan bod en het plan wordt hieraan getoetst. In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de diverse sectorale aspecten en de wijze hoe het plan rekening houdt met deze aspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de juridische opzet van het plan en de mogelijkheden die daarin worden geboden. Hoofdstuk 6 en 7 tonen tot slot aan op welke wijze het plan in economische en maatschappelijke wijze uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 2 Aanpassingen

In dit hoofdstuk wordt per locatie de inhoud van de aanpassing beschreven. Vervolgens is beschreven hoe de vertaling in het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden.

2.1 Diverse Locaties Niet Gedekt Door Bestemmingsplan

Inhoud aanpassing

Diverse locaties binnen de gemeente worden niet gedekt door een actueel bestemmingsplan. Dit betreft de volgende locaties:

  1. a. Oude-Tonge Zuid, nabij Oostdijk en Heerendijk Oude-Tonge Zuid, nabij Oostdijk en Heerendijk. Het betreft een begraafplaats uit 1953;
  2. b. Noordlandsedijk nabij Nieuwe-Tonge en tussen Oude-Tonge en Stad aan 't Haringvliet;
  3. c. Tilsedijk grens buitengebied Oostflakkee en Middelharnis;
  4. d. Kraaijesteinsedijk grens buitengebied Dirksland buitengebied Middelharnis;
  5. e. Oost Havendijk grens buitengebied Middelharnis Landelijk gebied Dirksland;
  6. f. einde Poppendamseweg bij Oudelandsedijk Sommelsdijk;
  7. g. hoek Armenweg naar Wellestrijpsedijk aansluiting Middelharnis-Dirksland;
  8. h. ten zuiden van Wellestrijpsedijk aansluiting Middelharnis-Dirksland;
  9. i. strook ter hoogte Klinkerlandse Zeedijk bij Herkingen.

Juridische vertaling

Deze gronden krijgen een bestemming afgestemd op het feitelijk gebruik en op de bestemming van aangrenzende gronden.

2.2 Zandgorsweg 1a, Stellendam

Inhoud aanpassing

Bij besluit van 12 december 2012 is een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning op het perceel Zandgorsweg 1a te Stellendam, verleend. Het was de bedoeling dat bij de herziening van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Goedereede" de planologische wijziging zou worden meegenomen. Dit is echter niet gebeurd. Deze locatie wordt daarom meegenomen in het Veegplan.

Juridische vertaling

De bestemming van het perceel wordt aangepast naar Wonen - 5 en sluit qua regeling aan bij de omliggende woonbestemmingen uit het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied Goedereede.

2.3 Welgelegen, Ouddorp

Inhoud aanpassing

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Gronden van Breen. Omdat dit bestemmingsplan niet digitaal raadpleegbaar is, wordt het gebied meegenomen in het Veegplan.

Juridische vertaling

Conform het vigerende bestemmingsplan krijgen de gronden de bestemmingen Agrarisch - 1, Groen, Verkeer - Verblijfsgebied, Water en Wonen - 1. Daarnaast wordt een wijzigingsgebied meegenomen, waarmee de bestemming Groen kan worden gewijzigd in de bestemming Wonen - 1. Voor het water wordt een specifieke aanduiding toegevoegd, met het oog op de bruggen en dammen voor langzaam verkeer.

2.4 Nabij Buitenhaven Stellendam

Inhoud aanpassing

De bestemmingslegging in het bestemmingsplan Landelijk gebied Goedereede (enkelbestemmingen Verkeer en Waterstaat) is niet in overeenstemming met de feitelijk situatie.

Juridische vertaling

Ter plaatse worden de bestemmingen Verkeer en Natuur - 1 opgenomen. Daarnaast geldt de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering en (deels) de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'.

2.5 Spuikolk, Dirksland

Inhoud aanpassing

De vigerende beheersverordening wordt vertaald naar een bestemmingsplan dat voldoet aan de laatste

richtlijnen en dat aansluit bij omliggende bestemmingsplannen. Ten opzichte van de vigerende regeling

uit de beheersverordening worden de volgende verruimingen mogelijk gemaakt:

  1. 1. praktijkruimten voor de zone ten noorden van het Schelpenpad (in deze zone is reeds een tandtechnicus gevestigd);
  2. 2. binnen de bedrijfsbestemming worden overal tevens hobbymatige activiteiten toegestaan;
  3. 3. een verruiming van de bouwmogelijkheden ter plaatse van Spuikolk 10-14;
  4. 4. aan de zuidoostzijde van het plangebied in een garagebox gerealiseerd. De bestemmingslegging (verkeer) van de zuidelijke strook, waarbinnen ook de garagebox gerealiseerd is, is in strijd met het huidige gebruik als tuin.
  5. 5. een verruiming van het bouwvlak ter plaatse van Spuikolk 6 ten behoeve van een uitbreiding van de kringloopwinkel.

Juridische vertaling

De regeling uit de beheersverordening wordt vertaald naar een bestemmingsplanregeling. Voor de praktijkruimten wordt een specifieke aanduiding met bijbehorende regeling opgenomen. De hobbymatige activiteiten worden in algemene zin toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving. Ter plaatse van Spuikolk 10-14 wordt de maximale goothoogte op 6,5 m (in plaats van 5 m) gesteld.

Ter plaatse van Spuikolk 6 wordt door middel van een specifieke aanduiding tevens een kringloopwinkel toegestaan (naast de detailhandel in volumineuze goederen die op basis van de bestemmingsplanregels rechtstreeks wordt toegestaan). Deze kringloopwinkel is ongeveer 2 jaar geleden op het bedrijventerrein gevestigd en was toelaatbaar op basis van de destijds vigerende beheersverordening.

De gronden aan de zuidzijde krijgen de bestemming Tuin (overeenkomstig de feitelijke situatie). De aanwezige garagebox wordt vastgelegd met een specifieke aanduiding op de verbeelding.

2.6 Langeweg 91, Sommelsdijk

Inhoud aanpassing

Door grondverkoop is het woonvlak met tuin 2 m richting de bestemming Groen verschoven. Via een afwijkingsprocedure is het bouwvlak 3 m naar voren geplaatst. Dit wordt nu ook bestemmingsplanmatig aangepast.

Juridische vertaling

Het bouwvlak (met de onderliggende bestemming Wonen) wordt 2 meter in noordelijke richting en 3 meter in oostelijke richting verplaatst.

2.7 Aanpassing Rotonde Middelharnis En Andere Aanpassingen N215

Inhoud aanpassing

Bij de rotonde bij Middelharnis valt een deel van de te realiseren bypass niet binnen de verkeersbestemming. De betreffende gronden worden meegenomen in het Veegplan. Het nieuwe ontwerp voor de N215 past ook op enkele andere plekken niet geheel binnen de vigerende bestemmingen. Zo liggen enkele bermsloten niet binnen de bestemming Verkeer en moet er op diverse plekken water worden gedempt ten behoeve van de verbreding van de Langeweg. Waar nodig wordt de bestemming aangepast. De grondververwerving (door provincie Zuid-Holland) loopt.

Vanwege de betere ontsluiting van Nieuwe-Tonge op de N215, wordt er tevens een nieuwe

wegontsluiting in het dorp Nieuwe-Tonge aangelegd. Deze komt in het verlengde van de Jan van Beierlaan/Aelbregtstraat. In figuur 2.1 is de locatie van de nieuwe ontsluitingsweg weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan2018-BP30_0002.png"

Figuur 2.1 Ligging nieuwe ontsluitingsweg Nieuwe-Tonge (bron: Onderzoek wegverkeerslawaai Anteagroep)

Juridische vertaling

Waar nodig wordt de bestemming aangepast in de bestemming Verkeer.

2.8 Plaatweg 3, Stellendam

Inhoud aanpassing

Het bouwvlak was niet conform de aanwezige bebouwing en is zo aangepast dat alle bestaande bebouwing binnen het bouwvlak komt te liggen. Daarnaast is het bouwvlak vergroot tot 2 ha, omdat de eigenaar op wat langere termijn behoefte heeft aan extra opslagruimte.

Juridische vertaling

Het bouwvlak is vergroot naar 2 ha.

2.9 Kokseweg 6, Sommelsdijk

Voor dit perceel is op 18 juni 2013 een wijzigingsplan (ten behoeve van een verblijfsrecreatieve bestemming) vastgesteld. Ten onrechte is het op 27 juni 2013 gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied (Middelharnis) hier overheen komen te liggen, en geldt daarom nu een agrarische bestemming. Dit wordt gecorrigeerd.

Juridische vertaling

De gronden krijgen de bestemming Recreatie - Camping (overeenkomstig de bestemming Recreatie - Camping uit het bestemmingsplan Buitengebied). Daarnaast wordt de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' opgenomen.

2.10 Langeweg, Nabij Kruising Met Molendijk, Nieuwe-tonge

Inhoud aanpassing

De in het bestemmingsplan Nieuwe-Tonge opgenomen verkeersbestemming is te ruim en wordt deels aangepast. De gronden worden bestemd overeenkomstig het huidige gebruik.

Juridische vertaling

De gronden krijgen de bestemming Agrarisch met waarden - 1 en Water.

2.11 Battenoordsedijk 1, Nieuwe-tonge

Inhoud aanpassing

Dit betreft een verzameling van verschillende kavels en bouwwerken. Niet alle schuren hebben een bouwvlak, wat nu leidt tot het niet kunnen verlenen van omgevingsvergunningen. Daarnaast is de verkaveling niet gestructureerd.

Juridische vertaling

De bestemming blijft grotendeels gelijk (Recreatie - Dagrecreatie). Langs de rand krijgt een strook van 5 meter de bestemming Groen. Door middel van een voorwaardelijke verplichting wordt de aanleg en instandhouding van opgaande beplanting vastgelegd. Binnen de bestemming Recreatie - Dagrecreatie wordt een maximum percentage aan oppervlakte bebouwing opgenomen:

  1. 1. percelen tot een oppervlak van 500 m²: 90%;
  2. 2. percelen van 500 m² tot 1.000 m²: 60%;
  3. 3. percelen van 1.000 m² en meer: 30%.

2.12 Havenweg 8, Ouddorp

Inhoud aanpassing

Om een levensloopbestendige woning mogelijk te maken, wordt ter plaatse van Havenweg 8 het bouwvlak 5 meter richting de straat vergroot.

Juridische vertaling

Het bouwvlak met de bestemming Wonen wordt 5 meter vergroot in noordoostelijke richting.

2.13 Julianaweg 27, Ouddorp

Inhoud aanpassing

De aanwezige bebouwing past niet binnen het vlak met de bestemming Wonen (tevens bouwvlak). Het bestemmingsvlak (tevens bouwvlak) dient zodanig aangepast te worden dat alle bebouwing erbinnen past.

Juridische vertaling

Het bestemmingsvlak met de bestemming Wonen wijzigt van vorm. Daardoor wijzigt ook de begrenzing van de bestemming Agrarisch met waarden.

2.14 Hoek Armenweg Naar Wellestrijpseweg Aansluiting Middelharnis Dirksland

Inhoud aanpassing

Tussen de twee woonvlakken op de hoek Armenweg naar Wellestrijpseweg is de bestemmingslegging niet conform de feitelijke situatie. In werkelijkheid betreft dit een tuin. De bestemmingslegging in het huidige bestemmingsplan is deels Verkeer en deels hebben de gronden geen (actuele) bestemming.

Juridische vertaling

De bestemmingslegging wordt in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. De gronden krijgen de bestemming 'Wonen - 2' (zonder bouwvlak).

2.15 Landbouwweg 2, Middelharnis

Inhoud aanpassing

De Gereformeerde Gemeente aan de Landbouwweg in Middelharnis wil het parkeerterrein bij de kerk met 1.000 m² vergroten.

Juridische vertaling

De bestemming 'Agrarisch - Onbebouwd' wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Maatschappelijk' (zonder bouwvlak) en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De in het vigerende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid vervalt.

2.16 Bommelsedijk 25, Achthuizen

Inhoud aanpassing

Het betreft een voormalig agrarisch perceel. In het vigerende bestemmingplan heeft dit perceel de bestemming 'Agrarisch', maar het gebruik is wonen.

Juridische vertaling

De gronden krijgen de bestemming 'Wonen - 4'.

2.17 Oudelandsedijk 17, Oude-tonge

Inhoud aanpassing

Het betreft een voormalig agrarisch perceel. In het vigerende bestemmingplan heeft dit perceel de bestemming 'Agrarisch', maar het gebruik is wonen.

Juridische vertaling

De gronden krijgen de bestemming 'Wonen - 4'.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan (juridisch) mogelijk maakt, zijn kleinschalig van aard. Deze ontwikkelingen worden afgewogen ten opzichte van het vigerende beleid.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Barro

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

De voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied:

  1. 1. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  2. 2. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  3. 3. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  4. 4. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  5. 5. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)-nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  6. 6. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  7. 7. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

3.3 Provinciaal Beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit (2014, vijfde vaststelling 2017)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

4 rode draden

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

  1. 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
  2. 2. vergroten van de agglomeratiekracht,
  3. 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
  4. 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

1. Beter benutten en opwaarderen

De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.

2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)

Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer.

Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen.

3. Versterken ruimtelijke kwaliteit

Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren.

De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.

4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving

In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

Wonen

De provincie wil dat wordt voorzien in de maatschappelijke vraag naar woningen. Door de vergrijzing wordt het aandeel ouderen groter. Ook blijven ouderen langer zelfstandig wonen. Door dit alles blijft het aantal huishoudens aanzienlijk groeien en betreft die groei per saldo bijna uitsluitend huishoudens met één inkomen. Die groep zoekt naar betaalbare woningen bij bestaande voorzieningen.

De woningmarkt is een voorraadmarkt. In het overgrote deel van de vraag kan worden voorzien door (her)gebruik, vernieuwbouw, renovatie, verhuur en verkoop van de bestaande voorraad. In een deel van de behoefte aan eengezinswoningen kan bijvoorbeeld worden voorzien doordat woningen vrijkomen door verhuizing naar zorgeenheden of door het overlijden van ouderen. Verwacht wordt dat gemeenten met elkaar in regionale visies vanuit dat perspectief vertrekken.
De provincie biedt de gemeenten hiervoor een referentiekader aan via woningmarktverkenningen. Woningbouw zal voor het grootste deel plaats moeten vinden in de stedelijke agglomeratie. Maar ook daarbuiten is er bouwbehoefte. Het grootste deel van de bouwbehoefte betreft woningen in een centrumstedelijk, buitencentrum- of centrumdorps milieu. Maar ook in andere milieus moet worden bijgebouwd. De provinciale kwantitatieve en kwalitatieve behoefteramingen, die eens per drie jaar worden geactualiseerd, vormen een referentiekader voor het gesprek tussen provincie en regio's over de actualisering van regionale woonvisies. De hoofdlijnen van dat kader staan in het Programma ruimte.

Het accent van de bouwbehoefte op stads-en dorpscentra en hun directe omgeving, past goed bij de ruimtelijk gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland. Als op die plaatsen wordt gebouwd, kunnen voorzieningen beter worden benut of versterkt (HOV), de leefbaarheid en agglomeratiekracht worden versterkt en de groene ruimte worden gespaard.
Door de structurele veranderingen in de behoefte is de afzet van de woningbouw waarin de huidige plannen voorzien niet altijd zeker. Veel plannen zijn hard nodig om de benodigde productie te halen. Maar ook zal in een deel van die plannen prijsklasse en/of woonmilieu moeten worden aangepast op de actuele regionale behoefte, opdat de woningen ook zullen worden afgezet en het woningtekort kan worden ingelopen. De vier woningen die mogelijk gemaakt worden (via wijziging) passen binnen bovenstaand beleidskader.

Bedrijventerreinen

Ook voor bedrijventerreinen wil de provincie de match tussen vraag en aanbod verbeteren. De huidige mismatch is kwalitatief en kwantitatief van aard, en er is te weinig ruimte voor functiemenging. Om het bestaande beter te benutten blijft herstructurering van bestaande terreinen nodig.

De vraag naar functiemenging in stedelijke gebieden neemt toe. De provincie wil ook ruimte bieden aan organische ontwikkeling en functiemenging vanuit een oogpunt van betere benutting en kwaliteitsverbetering van het bestaand stads- en dorpsgebied. Met name bedrijventerreinen met milieucategorie 1 en 2 lenen zich voor functiemenging. In mindere mate is functiemenging ook mogelijk op bedrijventerreinen met milieucategorie 3, mits de belangen van bedrijven niet geschaad worden. Bedrijventerreinen met milieucategorie 4 en hoger verdragen zich niet met functiemenging, zeker niet met gevoelige functies zoals wonen.

Detailhandel

Buiten de centra van steden, dorpen en wijken wordt alleen ruimte geboden aan enkele specifieke branches die vanwege aard of omvang van de goederen niet goed inpasbaar zijn in de centra zelf. Dit zijn de perifere branches die in het Programma ruimte nader worden omschreven.

Verordening ruimte 2014 (geconsolideerd, in werking per 11 april 2018)

In samenhang met de structuurvisie is de Verordening ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het plangebied is aangemerkt als bedrijventerrein. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.

Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  1. a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  2. b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  3. c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
    1. 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
    2. 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en
    3. 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Toepassing artikel 2.1.1:

Lid 1: Dit bestemmingsplan maakt ter plaatse van locatie Gronden van Breen (via een wijzigingsbevoegdheid) vier woningen mogelijk. De bouw van vier woningen wordt niet gezien als een stedelijke ontwikkeling. Het doorlopen van de ladder is niet nodig.

Wel vindt de ontwikkeling plaats binnen het bestaand stads- en dorpsgebied (zie ook kaart 1 Beter benutten bebouwde ruimte). Het betreft transformatie van de bestemming Groen naar de bestemming Wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan2018-BP30_0003.png"

Figuur 3.1 Uitsnede kaart 1 Beter benutten bebouwde ruimte

Artikel 2.1.3 Bedrijven

Lid 1 Hoogst mogelijke milieucategorie

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein laat bedrijven toe uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte.

Lid 2 Watergebonden bedrijven

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een watergebonden bedrijventerrein laat in hoofdzaak watergebonden bedrijven toe.

Lid 3 Functiemenging

Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan in beperkte mate voorzien in nieuwe woningen, bedrijfswoningen en andere functies op delen van een bedrijventerrein, voor zover dit niet in strijd is met het eerste lid.

Lid 4 Transformatie

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bestaand bedrijventerrein als bedoeld in het eerste lid of het tweede lid en dat gehele of gedeeltelijke transformatie naar een andere bestemming dan bedrijven mogelijk maakt, verantwoordt in de toelichting op welke wijze binnen de regio compensatie van bedrijventerrein zal plaatsvinden.

Lid 5 Achterwege blijven van compensatie

Compensatie als bedoeld in het vierde lid, kan achterwege blijven, indien:

  1. a. het een bestaand niet-watergebonden bedrijventerrein met ten hoogste milieucategorie 3 en een oppervlakte van minder dan 1 hectare betreft, of
  2. b. regionale afstemming heeft plaatsgevonden en hieruit is gebleken dat na transformatie voldoende bedrijventerrein in de regio beschikbaar zal blijven afgezet tegen de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte.

Toepassing artikel 2.1.3:

  • lid 1, Binnen bedrijventerrein Spuikolk worden bedrijven mogelijk gemaakt passend bij de omgeving van het bedrijventerrein. Zie paragraaf 4.6.
  • lid 2, n.v.t. want geen watergebonden bedrijventerrein.
  • lid 3, Bedrijventerrein Spuikolk betreft een kleinschalig bedrijventerrein. Functiemenging is ter plaatse mogelijk doordat naast bedrijven tevens praktijkruimten en hobbymatige activiteiten worden toegestaan.
  • lid 4, n.v.t., want er is geen sprake van transformatie.
  • lid 5, n.v.t. aangezien 4 n.v.t. is.

Artikel 2.1.4 Detailhandel

In lid 1 en 2 is opgenomen dat detailhandel in principe binnen de centra gerealiseerd dient te worden.

Lid 3 voorziet in uitzonderingen buiten de centra. Binnen de uitzonderingen vallen onder andere kleinschalige detailhandel in volumineuze goederen en kringloopwinkels.

Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit

Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  1. a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  2. b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    1. 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
  3. c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
  1. 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
  2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid

Toepassing artikel 2.2.1:

De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt (wijzigingsbevoegdheid Gronden van Breen) passen binnen de aard en schaal van het gebied en voldoen aan de richtpunten van de kwaliteitskaart. Er is sprake van inpassen.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Regionale Structuurvisie (2010, herziening 2017)

De Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee is door het (toenmalige) Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) opgesteld en is daarna door de gemeenteraden van de diverse (toenmalige) gemeenten op het eilandin december 2010 vastgesteld. De herziening 2017 betreft een herziening van hoofdstuk 6 (Visie op Wonen).


Centraal staat de ambitie om Goeree-Overflakkee te ontwikkelen tot een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarmee worden recreatie en toerisme één van de belangrijkste economische pijlers van het eiland, die uiterst kansrijk is om verder te ontwikkelen. In algemene zin wordt geconstateerd dat de huidige toeristische infrastructuur onvoldoende en deels sterk verouderd is, zowel wat betreft de verblijfsaccommodaties als de dagattracties. Eén van de voornaamste opgaven uit de visie is daarom het vernieuwen en selectief uitbreiden van de toeristische infrastructuur alsmede het verbinden van allerlei losse elementen om tot een recreatief netwerk te komen met dag- en verblijfsrecreatie. Samen met recreatieve routes moet dit zorgen voor een beter toegankelijk en beleefbaar landschap. Dit laatste sluit op haar beurt weer aan bij de opgave voor natuur, die bestaat uit het beter beleefbaar maken van bestaande natuurwaarden.

In de periode tot 2030 worden op basis van de demografie nog circa 1.500 woningen toegevoegd aan de reeds bestaande 20.000 woningen. Waar mogelijk worden kansen om extra mensen aan het eiland te verbinden benut. Daar waar de Woonvisie en het Woningbouwprogramma het toelaten kunnen er extra woningen worden toegevoegd. Bij herstructurering in bestaand dorpsgebied wordt gekeken hoe deze herstructurering een impuls geeft aan de opwaardering van de omgeving. Ook hier moet voorop staan welke behoefte er is, zowel ten aanzien van woningtypes als andere maatschappelijke behoeften, zoals groenstructuren, (veilige) routes, ontmoetingsplekken, werkruimten, etc.

Dit bestemmingplan bevat een wijzigingsbevoegdheid van de bestemming Groen naar de bestemming Wonen (Gronden van Breen). Deze gronden liggen binnen het bestaand stedelijk gebied en zijn passend op deze locatie. Bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid zal moeten worden getoetst aan de invloed van de ontwikkeling op de omgeving en de behoefte van het type woningen dat wordt gerealiseerd.

Woonvisie 2018-2024

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft op 14 december 2017 de Woonvisie 2018-2024 vastgesteld.

De gemeente Goeree-Overflakkee biedt aantrekkelijke woonmilieus in grote en kleine kernen; met een kenmerkende hoge ruimtelijke en sociale kwaliteit. De komende jaren verandert de bevolking van Goeree-Overflakkee echter naar omvang en samenstelling. Dit heeft een belangrijke betekenis voor het woon- en leefklimaat in de kernen. De gemeente Goeree-Overflakkee wil met haar woonbeleid deze demografische ontwikkelingen begeleiden.

Per woonkern wordt er gekeken naar de grootte van een kern, het type en groei van het aantal huishoudens. Op basis van deze uitgangspunten zijn er per kern verschillende typen ambities geformuleerd. Deze ambities zijn richtinggevend. De groei van de woningvoorraad is gebaseerd op de woningbehoefteraming en betreft dus een minimum voor de lokale behoefte. Bij een kwalitatief goede invulling is extra nieuwbouw haalbaar:

  • In de grote kernen met nog een groeiende bevolking en veel jonge huishoudens zal er voornamelijk worden geïnvesteerd en kunnen planmatige uitbreidingen plaatsvinden;
  • In de wat kleinere kernen zal er voornamelijk inzet worden op het behouden van de basisvoorzieningen en het versterken van de lokale woningmarkt;
  • In de kleine kernen met een oudere bevolking zal voornamelijk geïnvesteerd worden in het behouden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.

Woningbouwprogramma 2016-2020 en 2020-2030 (2016)

De woningbouwplanning wordt regelmatig geactualiseerd. Gelet op de actuele marktvraag zijn in de woningbouwplanning 2016-2020 en 2020-2030 meer woningen in het streekcentrum (Middelharnis/Sommelsdijk) gepland. Dit woningbouwprogramma is 10 november 2016 vastgesteld door de gemeente. Dit bestemmingsplan maakt enkel (via wijziging) de bouw van 4 woningen in Ouddorp mogelijk.

Eilandvisie

Tijdens de raadsvergadering van 12 februari 2015 is de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee unaniem akkoord gegaan met de toekomstvisie voor de gemeente, de Eilandvisie. Hiermee beschikt de gemeente over een heldere langetermijnvisie waar iedereen zich op kan richten en die de kaders biedt voor de besluitvorming van de gemeente.

Met deze visie kunnen de maatschappelijke opgaven waar het eiland voor staat, samen worden opgepakt. De inwoners van Goeree-Overflakkee worden hierbij vanzelfsprekend betrokken. Dit is ook gebeurd bij de ontwikkeling van deze nieuwe visie, waar de bewoners en de stakeholders tijdens twee bijeenkomsten hebben meegedacht over de toekomst van het eiland.

Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. Nu al worden eigenheid, traditie en identiteit van het eiland succesvol gecombineerd met duurzaamheid, innovatie en het leggen van verbindingen. De Eilandvisie versterkt en concretiseert deze ontwikkelingen, waarbij wordt uitgegaan van de eigen kracht van het eiland. De focus ligt op de zelfvoorzienendheid van het eiland, waarbij de strategische ligging tussen Rotterdam en Antwerpen goed wordt benut.

Koploper in duurzame energie

De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Weg van de hectiek van de stad, dichtbij alle stedelijke voorzieningen. Innovatie in visserij, landbouw, recreatie en zorg staan centraal. Onderwijs op hoog niveau en brede zorg bieden werk en kansen op maatschappelijke participatie. Goeree-Overflakkee wil koploper zijn in duurzame energiewinning en besparing.

Zes strategische kernthema's

Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst:

  1. 1. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.
  2. 2. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.
  3. 3. De kwaliteit, van leven en van groei.
  4. 4. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.
  5. 5. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.
  6. 6. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.

Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.

Het planvoornemen is niet in strijd met een van de strategische kernthema's. Het voornemen betreft een kwalitatieve uitbreiding van het woningbouwaanbod Dit past binnen de eilandidentiteit.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven waarop dit plan van invloed is. Ieder aspect komt in een aparte paragraaf aan bod. Hierin worden het toetsingskader, de effecten van het plan en de beoordeling hiervan beschreven.

4.2 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Het voorliggende bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande situatie vast. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen.

Ter plaatse van Gronden van Breen wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar wonen. Wanneer gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid dient aangetoond te worden dat de bodem geschikt zal zijn voor de beoogde functie. Hiertoe wordt een voorwaarde in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Tevens zal in het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen een actueel bodemonderzoek noodzakelijk zijn.

Aan de Landbouwweg 2 in Middelharnis wordt het parkeerterrein bij de kerk uitgebreid. Dit betreft een functie waar mensen slechts zeer kortstondig verblijven. Voor deze uitbreiding is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook geen bodemonderzoek noodzakelijk.

Ter plaatse van Hoek Armenweg naar Wellestrijpseweg wordt ter plaatse van de tuin de bestemming Qonen opgenomen. Gelet op het huidig gebruik (als tuin) wordt ter plaatse geen ernstige bodemverontreiniging verwacht.

Ter plaatse van de beoogde uitbreiding van de kringloopwinkel aan de Spuikolk is het terrein reeds verhard. Voor deze uitbreiding is in het kader van dit bestemmingsplan geen bodemonderzoek noodzakelijk.

Voor de aanleg van de N215 is een historisch (bijlage 1) en verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 2).

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.3 Mobiliteit

Beleid en normstelling

Er is geen specifieke wetgeving met betrekking tot het aspect verkeer en vervoer. Wel wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening de aanvaarbaarheid van het effect van nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid in beeld gebracht. In de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, diverse regionale en provinciale verkeer- en vervoersplannen en jurisprudentie is de toepassing van een mobiliteitsscan (ook wel 'Mobiliteitstoets' genoemd) als beleid opgenomen. In het kader van de Mobiliteitsscan wordt onderbouwd dat:

  • op een zorgvuldige wijze naar de mobiliteitsaspecten is gekeken;
  • er tijdig en voldoende maatregelen worden genomen om een goede ontsluiting en bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid te garanderen voor gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer.

Onderzoek

N215

De provincie Zuid-Holland werkt aan de verbetering van de doorstroming en de verkeersveiligheid op de N215. Dit vertaalt zich in verschillende projecten, zoals de omleiding Melissant-Dirksland, de aanpassingen bij Nieuwe-Tonge en ook de beoogde reconstructie van de rotonde N215 - Langeweg - Zuidelijke Randweg bij Middelharnis.

De aanleiding voor de aanpassing van de rotonde bij Middelharnis ligt in de gebrekkige doorstroming in de huidige situatie. Er treden hier op drukke momenten in de ochtend en avondspits structureel wachtrijen op en daarmee vertraging voor het autoverkeer. De gemeente en de provincie hebben samen uitwerking gegeven aan de oplossing voor dit knelpunt. Deze ligt in het ombouwen van de huidige enkelstrooksrotonde naar een zogenaamde turborotonde. Een dergelijke rotonde heeft meer capaciteit dan de enkelstrooksrotonde, zodat ook op termijn het verkeer goed kan worden afgewikkeld. De aanleg van een turborotonde heeft ook tot gevolg dat de aansluitende wegen anders moeten worden vormgegeven. Toeleidende en afleidende takken moeten deels dubbel worden uitgevoerd.

Andere kleinere aanpassingen van de N215 zijn nodig met het oog op de verkeersveiligheid.

Spuikolk

Ontsluiting

Door middel van het onderhavige bestemmingsplan worden binnen de bestaande bebouwing parallel aan het Schelpenpad (ingesloten tussen de Spuikolk, het Schelpenpad en de rotonde Schelpenpad - Boomvliet - Korteweegje) de gebruiksmogelijkheden verruimd. Naast de bedrijfsbestemming wordt hier nu ook de realisatie van prakrijkruimten (bijvoorbeeld een tandartsenpraktijk of fysiotherapiepraktijk) toegestaan. Deze ontwikkeling ontsluit primair op de Spuikolk. Deze sluit direct ten noorden van de mogelijk te maken praktijkruimten aan op het Schelpenpad. Vanaf hier vindt, via de route Kaai/Boezemweg/Staakweg of via de Korteweegje, de verdere ontsluiting plaats naar de kern van Dirksland en de N215. De N215 vormt de belangrijkste ontsluitingsroute voor het eiland Goeree-Overflakkee tussen de verschillende kernen op het eiland en in de richting van Brabant, de Randstad en Zeeland. De Spuikolk, de Kaai, de Boezemweg (tot de Verdilaan) en het Schelpenpad zijn alle gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom (30 km/uur). Deze wegen zijn voorzien van fietssuggestiestroken. Deze suggestiestroken sluiten ter hoogte van het kruispunt Boezemweg - Verdilaan en de rotonde Schelpenpad - Boomvliet - Korteweegje aan op vrijliggende fietsvoorzieningen. Hier wijzigt ook de snelheidslimiet voor gemotoriseerd verkeer naar 50 km/uur. Langs alle wegen zijn trottoirs aanwezig ten behoeve van voetgangers. De ontsluitingsstructuur van bedrijventerrein Spuikolk is voor zowel het gemotoriseerd verkeer als het langzaam verkeer goed. Tevens is aan het Schelpenpad, direct grenzend aan het bedrijventerrein, een bushalte aanwezig. Hier halteren lijndiensten in de richting van onder andere Rotterdam en Stellendam. De ontsluiting is ook met het openbaar vervoer goed.

Verkeersafwikkeling

De verkeersgeneratie van de ontwikkelingen is bepaald op basis van de kencijfers van het CROW (publicatie 317: 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). Uitgaande van een ligging van de ontwikkelingen in weinig stedelijk gebied en binnen het restgebied van de bebouwde kom, is de verkeersgeneratie berekend op basis van de gemiddelde kencijfers per functie:

  • praktijkruimten: voor de praktijkruimten is uitgegaan van de verkeersgeneratie voor een praktijkruimte van een tandartsenpraktijk. Voor een tandartspraktijk bedraagt de verkeersgeneratie 32,7 mvt/etmaal per behandelkamer. Het totaal oppervlak van het gebied waar praktijkruimten mogelijk gemaakt worden bedraagt 952 m2. Op basis van NEN 2580 bedraagt de nuttig te besteden ruimte, welke gebruikt kan worden voor het inrichten van behandelkamers, 634 m2. Uitgaan de van een oppervlak van 50 m2 bvo per behandelkamer, kunnen twaalf kamers worden ingericht. Zodoende bedraagt de verkeersgeneratie circa 393 mvt/etmaal;
  • uitbreiding kringloopwinkel: voor een kringloopwinkel geldt per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) een verkeersgeneratie van circa 21 mvt/etmaal. In de huidige situatie is reeds 315 m2 mogelijk, waarvoor een verkeersgeneratie van circa 66 mvt/etmaal geldt. In de toekomstige situatie wordt 555 m2 mogelijk gemaakt, waarvoor een verkeersgeneratie van circa 116 mvt/etmaal geldt. De toename als gevolg van deze ontwikkeling bedraagt hiermee circa 50 mvt/etmaal.

Zoals al eerder aangegeven geldt voor de praktijkruimte in de huidige situatie een bedrijfsbestemming. Indien de bedrijvigheid blijft/wordt gevestigd leidt dit ook tot een verkeersgeneratie. Uitgangspunt bij de berekening van deze verkeersgeneratie is het vloeroppervlak van de bestaande bedrijfspanden. Deze hebben een oppervlak van in totaal circa 1.600 m2. De verkeersgeneratie van deze bedrijvigheid is bepaald op basis van het gemiddelde kencijfer voor arbeidsintensieve/bezoekersextensieve en arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven (7,4 mvt/etmaal per 100 m2 bvo). Dit leidt tot een totale verkeersgeneratie van circa 120 mvt/etmaal. Door de ontwikkeling neemt de verkeersgeneratie zodoende toe met circa 273 mvt/etmaal. De uitbreiding van de kringloopwinkel leidt tot een verkeerstoename van circa 50 mvt/etmaal, waarmee de totale toename circa 323 mvt/etmaal bedraagt. Uit tellingen van de gemeente Goeree-Overflakkee blijkt op het Schelpenpad in de huidige situatie (november 2014) een verkeersintensiteit van circa 3.960 mvt/etmaal. Als gevolg van de ontwikkeling zal deze intensiteit toenemen tot circa 4.285 mvt/etmaal. Het Schelpenpad is gecategoriseerd als erftoegangsweg. De maximaal wenselijke intensiteit op dit type wegen bedraagt volgens het CROW 5.000-6.000 mvt/etmaal (ASVV-2012). Deze capaciteitsgrens wordt als gevolg van de ontwikkeling niet overschreden. De verwerkingscapaciteit op kruispuntniveau (Spuikolk - Schelpenpad) wordt bepaald op basis van de verkeersintensiteiten tijdens een spitsuur. Deze bedraagt circa 10% van het totale verkeersaanbod tijdens een etmaal. De verkeersafwikkeling van een tandartsenpraktijk en een kringloopwinkel vinden echter verspreid over de dagperiode plaats, waardoor de eventuele toename van 32 mvt in het drukste uur zullen opgaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer.

Parkeren

Als gevolg van de ontwikkeling zal ook de parkeerbehoefte wijzigen. Om de parkeerbehoefte in kaart te brengen is, waar mogelijk, aangesloten bij de parkeerkencijfers van CROW (publicatie 317: 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie') en zijn dezelfde uitgangspunten gehanteerd als voor de verkeersgeneratie. Hiermee komt de parkeerbehoefte uit op:

  • praktijkruimten: de uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden leidt ertoe dat binnen de bedrijfsbestemming langs het Schelpenpad praktijkruimten kunnen worden gerealiseerd. Of deze ontwikkeling zal plaatsvinden en welk type ruimten dan worden gerealiseerd, staat nog niet vast. Bij een concreet voornemen moet de parkeerbehoefte worden bepaald op basis van de kencijfers van het CROW. Per behandelkamer geldt voor een tandartsenpraktijk (-centrum) 2,55 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte voor 12 behandelkamers bedraagt daarmee 31 parkeerplaatsen;
  • uitbreiding kringloopwinkel: de kringloopwinkel zal in de toekomstige situatie een bestemming van 555 m2 bvo krijgen. Per 100 m2 bvo geldt volgens de kencijfers van het CROW een gemiddelde parkeerbehoefte van 1,95 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte voor 555 m2 bvo bedraagt daarmee 11 parkeerplaatsen.

Vervolgens moet beoordeeld worden of in deze parkeerbehoefte kan worden voldaan. In de benodigde parkeerplaatsen dient in principe op eigen terrein te worden voorzien. Indien dit niet mogelijk is, moet worden onderzocht of in het omliggende gebied voldoende restcapaciteit aanwezig is waarmee de parkeerbehoefte kan worden opgevangen.

Conclusie

De ontsluiting is voor de bovengenoemde ontwikkelingen goed. De verkeerstoename zal niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. In de benodigde parkeerplaatsen dient in principe op eigen terrein te worden voorzien. De planregels waarborgen dat bij ontwikkelingen voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De aspecten verkeer en parkeren staan de beoogde wijzigingen niet in de weg.

4.4 Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging binnen of buiten stedelijk gebied. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/u-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

4.4.1 Aanpassingen rotonde en aanpassingen N215

Toetsingskader

De provincie Zuid-Holland is voornemens de N215 te reconstrueren van de aansluiting N215/Oudelandsedijk/Kortweegje tot de aansluiting N215/N59. Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh, indien er fysieke wijzigingen op of aan een bestaande weg optreden en waarbij als gevolg van deze veranderingen de geluidsbelasting met 2 dB of meer toeneemt (waarbij opvulling tot 48 dB is toegestaan). Voor enkele van de te reconstrueren wegdelen is het nodig de verkeersbestemming te verruimen.

De geluidzone voor reconstructieonderzoek strekt zich uit 200 meter aan weerszijden van het wegvak waar het daadwerkelijke werk plaatsvindt. Er zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van de te wijzigen delen van de wegen.

Uitstralingseffect

Voor woningen die niet binnen de geluidszone van de reconstructie liggen, maar wel binnen de invloedsfeer, dient ingevolge artikel 99 lid 2 Wgh te worden onderzocht of er sprake is van een significante toename van geluid (>1,5 dB). Het betreft hier de zogenaamde 'uitstraling van de reconstructie'.

Onderzoek

In opdracht van provincie Zuid-Holland is akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de geluidbelasting op de woningen in de huidige en de toekomstige situatie. De berekeningsresultaten zijn getoetst aan de grenswaarden van de Wgh. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3.

Reconstructie N215 nabij rotonde Middelharnis

In het onderzoeksgebied van de reconstructie van de N215 ter hoogte van de toekomstige turborotonde in Middelharnis zijn woningen gelegen.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op en de wijziging aan de N215 niet significant zal toenemen en dus geen sprake is van een reconstructie. De geluidtoename door uitstraling van de reconstructie bedraagt ten gevolge van de turborotonde maximaal 0,6 dB en is dus ook niet significant.

Reconstructie Langeweg te Middelharnis

In het onderzoeksgebied voor de reconstructie aan de Langeweg te Middelharnis zijn geen

woningen gelegen.

Reconstructie Zuidelijke Randweg te Middelharnis

Uit de berekeningen blijkt dat voor de Zuidelijke Randweg te Middelharnis het geluidniveau Lden in de toekomstige situatie op omliggende woningen lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ingevolge de Wgh. De wijziging van de weg betreft om die reden geen reconstructie in de zin van de Wgh. De geluidtoename door uitstraling van de reconstructie bedraagt ten gevolge van de Zuidelijke Randweg maximaal 0,5 dB en is dus niet significant.

Reconstructie N215 ter hoogte van Vroonweg

In het onderzoeksgebied voor de reconstructie van de N215 ter hoogte van de Vroonweg (nieuwe bypass) zijn geen woningen gelegen.

4.4.2 Aansluiting Hertog Jan van Beijerenlaan/Oudelandsedijk Nieuwe-Tonge

Toetsingskader

De nieuwe ontsluitingsweg in Nieuwe-Tonge is een 30 km/h weg en moet daarom in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden onderzocht. Voor de beoordeling van de resultaten kan aansluiting worden gezocht bij het systeem en de normstelling uit de Wet geluidhinder.

Onderzoek

In opdracht van de gemeente Goeree-Overflakkee is akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de toekomstige geluidbelasting op omliggende bestaande woningen (van zowel de nieuwe ontsluitingsweg als vanwege de verkeersaantrekkende werking op voornamelijk de Burg. Overdorpstraat). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 4.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidbelasting vanwege de nieuwe ontsluitingsweg

ten hoogste 60 dB bedraagt. De geluidbelasting vanwege de Burg. Overdorpstraat bedraagt ten

hoogste 63 dB (beide exclusief aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder). Hoewel formeel niet van

toepassing bij 30 km/uur wegen, wordt daarmee de richtwaarde van 53 dB overschreden. De

maximale richtwaarde van 68 wordt echter niet overschreden.

Om de geluidbelasting te reduceren zijn maatregelen onderzocht. Om een

stiller wegdektype toe te passen met een minimale geluidreductie van 4 dB (nieuwe

wegontsluiting) en 6 dB (Burg. Overdorpstraat) ten opzichte van DAB brengt hoge kosten met

zich mee. Daarnaast is een wegdektype met een dusdanige geluidreductie niet goed toe te

passen op een 30 km/h weg, omdat het motorgeluid overheerst bij een lage snelheid.

Een overdrachtsmaatregel in de woonwijk wordt daarnaast als niet doelmatig aangemerkt.

Voor de bestaande woningen waar een overschrijding is berekend, kan met behulp van een

gevelgeluidweringsonderzoek worden onderzocht of de woning aan de wettelijke

geluidgrenswaarde voor het binnenniveau kunnen voldoen.

Conclusies

Door provincie Zuid-Holland is akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de geluidbelasting op de woningen in de huidige en de toekomstige situatie vanwege de reconstructie van de N215. De berekeningsresultaten zijn getoetst aan de grenswaarden van de Wgh. In een deel van de onderzoeksgebieden zijn woningen gelegen. In geen van de onderzoeksgebieden is sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wgh. Ook is er geen significante geluidtoename ten gevolge van uitstralingseffecten op de bovengenoemde locaties. De uitbreiding van de verkeersbestemmingen leidt niet tot een onaanvaardbaar akoestisch leefklimaat.

In opdracht van de gemeente Goeree-Overflakkee is akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de toekomstige geluidbelasting op omliggende bestaande woningen van zowel de nieuwe ontsluitingsweg in Nieuwe-Tonge als vanwege de verkeersaantrekkende werking op voornamelijk de Burg. Overdorpstraat. Hoewel formeel niet van toepassing bij 30 km/uur wegen, wordt de richtwaarde van 53 dB overschreden. De maximale richtwaarde van 68 wordt echter niet overschreden. Voor de bestaande woningen waar een overschrijding is berekend, zal een gevelgeluidweringsonderzoek worden uitgevoerd.

4.5 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Ter plaatse van de Gronden van Breen wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar wonen. Er zullen minder dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg worden gerealiseerd. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Ter plaatse van de overige planlocaties vinden verder geen feitelijke ontwikkelingen plaats die zorgen voor een toename in verkeersbewegingen. Er is dan ook geen sprake van een toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden kan daarom achterwege blijven.

De realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg in Nieuwe-Tonge leidt tot een toename van verkeer van 2.470 mvt/etmaal (afgerond weekdaggemiddelde in 2030). Uitgaande van een functie als gebiedsontsluitingsweg wordt hierbij uitgegaan van een percentage vrachtverkeer van 6,7%. Uit de nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstofdioxide (NO2) in de lucht van 3,17 µg/m³ en van fijn stof (PM10) van 0,53 µg/m³ (zie figuur 4.1). Hierbij is worst case gerekend voor het jaar 2018 (vervuilender wagenpark dan in 2030).

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan2018-BP30_0004.jpg"

Figuur 4.1 Nibm-tool

Om de effecten van de nieuwe ontsluitingsweg op de luchtkwaliteit nader te bepalen is de NSL-monitor geraadpleegd. Onderzocht is wat de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de dichtstbijzijnde maatgevende wegen bedragen. De dichtstbijzijnde weg betreft de N215 ten oosten van Nieuwe-Tonge. In tabel 4.2 is de concentratie stikstof en fijn stof langs de N215 weergegeven, als maatgevende weg voor de concentratie luchtverontreinigende stoffen in de omgeving. Uit de tabel blijkt dat langs de N215 ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden.

Tabel 4.2 Concentraties luchtverontreinigende stoffen (afgerond)

Rekenpunt N215 in 2016 rekenpunt N215 in 2030
stikstofdioxide (NO2) 21,6 µg/m³ 12,9 µg/m³
fijn stof (PM10) 16,5 µg/m³ 8,2 µg/m³

Indien de resultaten uit de nibm-tool (3,17 µg/m³ voor NO2 en 0,53 µg/m³ voor PM10) worden opgeteld bij de bovenstaande concentraties, wordt nog steeds ruimschoots voldaan aan de grenswaarden. Dit betekent dat ook na realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg nog steeds ruimschoots wordt voldaan aan deze grenswaarden. Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van de ruimtelijke ontwikkeling dan ook niet in de weg.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van de planlocaties te geven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool 2017 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs alle wegen in en rond de planlocaties onder de grenswaarden liggen. Omdat direct langs de maatgevende wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van de planlocaties het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van de planlocaties sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit verschillende locaties. Ter plaatse van het overgrote deel van de planlocaties vinden geen feitelijke ontwikkelingen plaats. Voor deze locaties is niet opnieuw getoetst aan het aspect bedrijven en milieuzonering.

Ter plaatse van Spuikolk worden de volgende verruimingen mogelijk gemaakt:

  1. 1. praktijkruimten voor de zone ten noorden van het Schelpenpad (in deze zone is reeds een tandtechnicus gevestigd);
  2. 2. binnen de bedrijfsbestemming worden overal tevens hobbymatige activiteiten toegestaan;
  3. 3. een verruiming van de bouwmogelijkheden ter plaatse van Spuikolk 6 en Spuikolk 10-14.

Ter plaatse van Spuikolk is, afhankelijk van de exacte locatie, bedrijvigheid t/m milieucategorie 2 of 3.1 toegestaan. Enkele bedrijven passen niet in de algemeen voor het perceel geldende milieucategorie. Deze bedrijven hebben een specifieke aanduiding c.q. maatbestemming gekregen. Het betreft de onderstaande bedrijven:

adres werkzaamheden SBI-code (1993) milieucategorie aanduiding in BP
Spuikolk 2 interieurbouw 45 3.1 (sb - 1)
Spuikolk 2a aannemer 45 3.1 (sb - 1)
Spuikolk 4 aannemer 45 3.1 (sb - 1)
Spuikolk 8 bouwbedrijf ZZP 45 3.1 (sb - 1)
Spuikolk 26 heftruckcentrale 501 3.2 (sb - 2)

De verruimingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, leiden niet tot een overschrijding van de toegestane milieucategorieën. Ter plaatse van de omliggende woningen zal dan ook sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de kringloopwinkel aan de Spuikolk 6 is de aanduiding (sb - 3) opgenomen, omdat dit een vorm van detailhandel betreft.

Ter plaatse van Havenweg 8 te Ouddorp wordt het bouwvlak vergroot met 5 meter in noordoostelijke richting. De beoogde uitbreiding komt niet dichterbij omliggende bedrijvigheid te liggen. Daarnaast zijn op kortere afstand van bedrijvigheid in de omgeving reeds woningen aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden. De omliggende agrarische gronden vormen, gelet op het huidig gebruik en planologische mogelijkheden, geen belemmering.

Ter plaatse van Hoek Armenweg naar Wellestrijpseweg is in de huidige situatie een tuin gelegen. Ter plaatse komt een woonbestemming (zonder bouwvlak). In de omgeving zijn naast woningen ook agrarische gronden gelegen welke, gelet op het huidig gebruik en de planologische mogelijkheden, geen belemmering vormen. Verder zijn in de omgeving geen bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de milieusituatie ter plaatse van de planlocatie, of die door de beoogde ontwikkeling worden belemmerd in hun bedrijfsvoering.

Aan de Landbouwweg 2 in Middelharnis is de kerk voornemens het parkeerterrein met 1.000 m² te vergroten. Hiervoor worden de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied en Maatschappelijk uitgebreid. Voor een autoparkeerterrein geldt volgends de VNG-publicatie een richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk. De dichtstbijzijnde woningen zijn op circa 170 m afstand gelegen. Aan de richtafstand wordt dan ook ruimschoots voldaan. Ter plaatse van de omliggende woningen zal daarom sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Ter plaatse van het overgrote deel van de planlocaties vinden geen feitelijke ontwikkelingen plaats. Voor deze locaties is niet opnieuw getoetst aan het aspect bedrijven en milieuzonering. Ter plaatse van de locaties waar wel is getoetst blijkt dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat omliggende bedrijvigheid niet in de bedrijfsvoering wordt beperkt.

4.7 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

Op Goeree-Overflakkee zijn verschillende risicobronnen gelegen, zoals de provinciale weg N57, hoofdtransportaardgasleidingen, het Volkerak en het Haringvliet en benzineservicestations (met verkoop LPG). Ter plaatse van de meeste planlocaties vinden geen feitelijke ontwikkelingen plaats waarbij sprake is van een toename van de personendichtheid. Alle locaties met (beperkt) kwetsbare bestemmingen liggen de buiten PR 10-6-contouren. Het aspect externe veiligheid is voor de locaties dan ook niet van belang.

Conclusie

Voor de planlocaties wordt voldaan aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.8 Kabels En Leidingen

Beleid en normstelling

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

Binnen de planlocaties en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.

4.9 Cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat bestemmingsplannen, waarvoor geen milieueffectrapport wordt opgesteld, een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige historische waarden rekening is gehouden.

Onderzoek

Molenbiotoop

De gronden van Breen en de locatie Havenweg 8 in Ouddorp liggen deels binnen de molenbiotoop van molen De Zwaan. De vrije windvang en het zicht op de molen dienen zoveel mogelijk te blijven gehandhaafd. Hiermee is in het plan rekening gehouden.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.10 Archeologie

Beleid en normstelling

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft archeologiebeleid waarin het wettelijk en beleidsmatig kader behandeld wordt. De nota geeft aan hoe in de toekomst op Goeree-Overflakkee op een efficiënte en verantwoorde wijze omgegaan wordt met het archeologisch erfgoed. Het streven is daarbij om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden ('behoud ex situ').

Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.

Onderzoek

Uit de gemeentelijke beleidskaart is op te maken dat enkele deelgebieden zijn aangeduid als Waarde 4 (Hoek Armenweg naar Wellestrijpseweg) en als Waarde 5 (Havenweg 8 en Julianaweg 27). Op deze locaties zijn geen bodemingrepen nodig. De vrijstellingsgrens zal worden vastgelegd in het bestemmingsplan door middel van een archeologische dubbelbestemming. De overige deelgebieden hebben geen archeologische waarde, in deze zone is geen onderzoek verplicht.

Ten aanzien van het plan Welgelegen c.q de 'Gronden van Breen' is, op basis van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek, een dubbelbestemming niet nodig.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.11 Ecologie

Beleid en normstelling

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  1. 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  2. 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  3. 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

- Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

De planlocaties liggen verspreid over Goeree-Overflakkee. In figuur 4.2 zijn de beschermde natuurgebieden in en nabij Goeree-Overflakkee weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan2018-BP30_0005.png"

Figuur 4.2 Beschermde gebieden in en nabij Goeree-Overflakkee

Voor het merendeel van de planlocaties worden geen feitelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De enkele feitelijke ontwikkelingen en bouwmogelijkheden die dit bestemmingsplan faciliteert, zijn over het algemeen niet gelegen in beschermde gebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen tevens effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten. Vanwege de geringe ontwikkelingen genereren de ontwikkelingen qua stikstofdepositie eveneens geen problemen. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staat de uitvoering van de ontwikkelingen niet in de weg.

Uit de natuurtoets ten behoeve van de werkzaamheden aan de N215 blijkt het volgende (zie bijlage 5). De aanpassingen vinden deels, ter plaatse van kruising N215 en de Vroonweg nabij waterloop De Vlieger, plaats binnen het NNN. De werkzaamheden leiden tot een beperkt ruimtebeslag van circa 0,3 hectare binnen de begrenzing van het NNN. Herbegrenzing van het NNN is mogelijk indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Dit onderdeel wordt verder uitgewerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Soortenbescherming

Ter plaatse van de meeste planlocaties worden geen fysieke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan leidt dan ook ter plaatse van deze locaties niet tot negatieve effecten op beschermde soorten. Ter plaatse van Havenweg 8 te Ouddorp wordt het bouwvlak met 5 m vergroot in noordoostelijke richting om zo een levensloopbestendige woning mogelijk te maken. Ter plaatse van de bestaande woning komen mogelijk de vleermuis en huismus voor. Alvorens te starten met de sloop-/ (ver)bouwwerkzaamheden dient onderzocht te worden of deze beschermde soorten voorkomen. Ter plaatse van de Landbouwweg 2 in Middelharnis wordt het parkeerterrein bij de kerk uitgebreid. In de huidige situatie bestaat de planlocatie enkel uit grasland. Geschikte habitats ontbreken waardoor effecten op beschermde planten- en diersoorten zijn uitgesloten. Indien verlichting wordt aangebracht ter plaatse van het parkeerterrein dient verstrooiing van het licht beperkt te worden op de nabijgelegen watergang en begraafplaats in verband met het mogelijk voorkomen van vleermuizen.

Voor de aanpassingen aan de N215, planlocatie 7, is een natuurtoets uitgevoerd. Hier is onderscheid gemaakt tussen locaties Middelharnis, waterloop De Vlieger en Langeweg - Molendijk. Het onderzoek is bijgevoegd als bijlage 5. Uit het onderzoek blijkt het volgende. Alle locaties zijn geschikt voor algemene soorten waarvoor een vrijstellling geldt van de Wnb in provincie Zuid-Holland. Nesten van jaarrond beschermde soorten en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet aangetroffen. Effecten op beschermde soorten kunnen worden uitgesloten. Vanwege aanwezigheid van algemene broedvogels dienen werkzaamheden buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd om overtreding van de Wnb te kunnen voorkomen. Bij de werkzaamheden na zonsondergang dient lichtuitstraling op hoge vegetatie te worden beperkt om verstoring op foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan2018-BP30_0006.png"

Figuur 4.3 Onderzochte locaties natuurtoets aanpassingen N215

Bij buitenwerkzaamheden dient in alle gevallen rekening te worden gehouden met de mogelijke

aanwezigheid van flora en fauna (zorgplicht). De zorgplicht geldt te allen

tijde en voor alle flora en fauna, ongeacht eventuele beschermingsstatus en verkregen

ontheffingen. De zorgplicht stelt dat ‘iedereen, indien redelijkerwijs mogelijk, voldoende zorg in

acht moet nemen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving’. Onderdeel hiervan is het zo

veel mogelijk vermijden en beperken van schade aan de te beschermen natuurwaarden

(mitigatie), waardoor de noodzaak tot compenserende maatregelen zoveel mogelijk wordt

verkleind.

Conclusie

Ter plaatse van Havenweg 8 is, voordat wordt gestart met de sloop-/ (ver)bouwwerkzaamheden, nader onderzoek noodzakelijk naar het voorkomen van beschermde soorten (vleermuis/huismus). Ter plaatse van het nieuwe parkeerterrein bij de kerk aan de Landbouwweg 2 in Middelharnis dient eventuele verstrooiing van verlichting op de nabijgelegen watergang en begraafplaatsen te worden beperkt in verband met het mogelijk voorkomen van vleermuizen. Vanwege aanwezigheid van algemene broedvogels dienen werkzaamheden buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd om overtreding van de Wnb te kunnen voorkomen. Bij de werkzaamheden na zonsondergang dient lichtuitstraling op hoge vegetatie te worden beperkt om verstoring op foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen te voorkomen.

Ter plaatse van de kruising Langeweg - waterloop De Vlieger vindt ruimtebeslag plaats binnen het NNN. Herbegrenzing is mogelijk onder voorwaarden. Dit punt wordt verder uitgewerkt in het bestemmingsplan.

Verder leidt de vaststelling van het bestemmingsplan niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten.

4.12 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerders worden vervolgens verwerkt in deze paragraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van Rijkswaterstaat, het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening ruimte

3e Kustnota, Traditie, Trends en Toekomst, ministerie van Verkeer en Waterstaat (2000)

De 3e Kustnota borduurt verder op de 2e Kustnota, maar legt een veel sterkere relatie tussen kustveiligheid en ruimtegebruik.

De hoofddoelstellingen van het beleid in deze nota zijn gericht op:

  • een duurzame bescherming van laag Nederland tegen overstroming;
  • ruimtegebruik van de kust in harmonie met de duurzame bescherming van laag Nederland.

Met het oog op de verwachte klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande zeespiegelstijging, zijn in de toekomst bredere en sterkere waterkeringen benodigd. Voorkomen moet worden dat als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (zoals stedelijke ontwikkeling) landinwaartse verbreding van de waterkeringen geen optie meer zal zijn. Reservering van ruimte biedt hiervoor de oplossing. In de nota is aangegeven, dat in de duinzoom goede mogelijkheden aanwezig zijn voor ontwikkeling van hoge natuurwaarden. Dit komt door de aanwezigheid van de schone kwel vanuit de duinen. Daarom wordt voor de duinzoom, uitgezonderd de stedelijke zones, gestreefd naar een combinatie van landbouw en ontwikkeling of behoud van natuurwaarden. Verder is in de nota aangegeven, dat het natuurlijke watersysteem in de duinzoom goede mogelijkheden biedt voor het stedelijk water.

Beleidslijn Kust 2015

Beleidslijn Kust 2015 vervangt de ‘Beleidslijn kust’ die het rijk in 2007 uitbracht. De beleidslijn formuleert op hoofdlijnen randvoorwaarden voor initiatieven met een ruimtebeslag in het kustfundament, beredeneerd vanuit de beleidsdoelen voor waterveiligheid zoals deze zijn omschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Nationaal Waterplan 2009-2015 (NWP). Het gaat zowel om het waarborgen van de veiligheid van de primaire keringen als om het op orde houden van het zandig systeem.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • Nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingstoename;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

Gemeentelijk beleid

Het hoofddoel van het Waterplan Goeree-Overflakkee is het opstellen van een gezamenlijke koers van de gemeenten en het waterschap voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in de stedelijke kernen op Goeree-Overflakkee. In het waterplan worden de volgende drie hoofdaspecten aan de orde gesteld:

  1. 1. de inrichting van het gebied en de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en het waterbeheer. Het gaat daarbij niet alleen om de hoeveelheid water die nodig is voor het realiseren van een bepaald beschermingsniveau tegen wateroverlast, maar nadrukkelijk ook om de beleving van het water binnen de kernen;
  2. 2. het gebruik en het beheer en onderhoud van oppervlaktewater. Hierbij horen afspraken over de beheergrenzen en wie wat doet. Het waterplan zal daarnaast helpen bij de verankering van de waterzaken binnen de organisaties;
  3. 3. de omgang met afvalwater en regenwater in het gebied. Hierbij speelt onder andere de relatie tussen de afvalwaterketen en de kwaliteits- en kwantiteitsaspecten van het oppervlaktewatersysteem.

Huidige situatie

Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Goeree-Overflakkee, zie hoofdstuk 2. Ter plaatse van de locaties komen zandgronden en/of kleigronden voor.

Waterkwantiteit

In Goeree-Overflakkee zijn diverse hoofdwatergangen, dijksloten, wegsloten en overige wateren met bijbehorende beschermingszones gelegen. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Ter plaatse van de planlocaties wordt hiermee rekening gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

Ter plaatse van een aantal locaties zijn waterkeringen gelegen. Delen van het plangebied liggen dan ook binnen de beschermingszone van de keringen. Binnen deze zones gelden op basis van de Keur beperkingen voor bouwen en aanleggen. Op de locaties waar een fysieke ontwikkeling plaats gaat vinden of mogelijk wordt gemaakt (via bijvoorbeeld uitbreiding van het bouwvlak of een wijzigingsbevoegdheid) zijn geen waterkeringen gelegen.

Afvalwaterketen en riolering

Het overgrote deel van de locaties in het plangebied zijn aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Waterkwantiteit

Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water te worden gerealiseerd. Gelet op de ruimtelijke spreiding van de planlocaties kunnen de ontwikkelingen hierop afzonderlijk worden beoordeeld. Ter plaatse van de meeste planlocaties worden geen fysieke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

Ter plaatse van Havenweg 8 in Ouddorp wordt het bouwvlak met 5 meter vergroot in noordoostelijke richting om zo een levensloopbestendige woning mogelijk te maken. Gelet op de omvang van deze uitbreiding zijn geen watercompenserende maatregelen noodzakelijk. Ter plaatse van de Landbouwweg 2 in Middelharnis wordt het parkeerterrein bij de kerk uitgebreid met 1.000 m². Vanwege de ligging aan de rand van Middelharnis betreft het stedelijk gebied. Gelet op de relevante toename van verharding (> 500 m2) zijn watercompenserende maatregelen nodig. De benodigde compensatie betreft 100 m2 aan functioneel open water. Voor de aanpassing van de N215 heeft de provincie overleg gevoerd met het waterschap.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het bestaande en te handhaven oppervlaktewater binnen het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

Conclusie

Vanwege de uitbreiding van het parkeerterrein ter plaatse van de kerk aan de Landbouwweg 2 in Middelharnis zijn watercompenserende maatregelen noodzakelijk. Verder zijn de ontwikkelingen niet van negatieve invloed op het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Bestemmingsplansystematiek

Het bestemmingsplan is conform SVBP2012 opgesteld, om zodoende digitaal raadpleegbaar en conform de uniforme systematiek raadpleegbaar te zijn. Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.2.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 t/m 8 Agrarische bestemmingen

Binnen het bestemmingsplan zijn zes agrarische bestemmingen opgenomen. Agrarisch - 1 is opgenomen voor de agrarische gronden binnen Gronden van Breen, Agrarisch - 2 is opgenomen voor de locatie Plaatweg in Stellendam. De overige agrarische bestemmingen zijn opgenomen voor de diverse locaties die niet gedekt zijn door een bestemmingsplan. De bestemmingslegging is conform de vigerende bestemmingsplannen.

Artikel 9 Bedrijventerrein

De gronden in gebruik als bedrijf op de locatie Spuikolk zijn bestemd als Bedrijventerrein. Met een aanduiding is aangegeven tot welke milieucategorie bedrijven zijn toegestaan. Aanwezige bedrijven met een hogere milieucategorie zijn met een specifieke aanduiding mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn ter plaatse van specifieke aanduidingen een kringloopwinkel en praktijkruimten toegestaan.

Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. Op de verbeelding zijn de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen.

Artikel 10 Bos

Dit betreft een klein gedeelte van één van de locaties die niet gedekt is binnen een bestemmingsplan. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 11 Groen

Deze bestemming is opgenomen voor de belangrijke groenstroken. Voor de gronden binnen Gronden van Breen zijn tevens 2 wijzigingsbevoegdheden opgenomen:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied - 1' kan het plan wijzigen naar de bestemming Wonen - 1, ten behoeve van de bouw van ten hoogste 4 grondgebonden woningen, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden;
  2. b. binnen het plandeel Gronden van Breen kan de bestemming Groen gewijzigd worden in een tuinbestemming, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden.

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 12 Maatschappelijk

Deze bestemming is opgenomen voor de locatie Landbouwweg 2 in Middelharnis. Het betreft de gronden van De Gereformeerde Gemeente. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 13 Maatschappelijk - Begraafplaats

Het betreft één van de plandelen die niet gedekt is binnen een bestemmingsplan. De begraafplaats is gevestigd in Oude-Tonge Zuid, nabij Oostdijk en Heerendijk. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 14 Natuur - 1

Deze bestemming is opgenomen voor de gronden nabij Buitenhaven in Stellendam. De gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de bossen, houtwallen, zandwallen, duinen, duingraslanden, zandplaten, slikken, schorren, oevervegetaties, poelen en water eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden.

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

Artikel 15 Recreatie - Camping

Deze bestemming is toegekend aan de gronden van de locatie Kokseweg 6 in Sommelsdijk. De gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatie in de vorm van recreatieterreinen ten behoeve van kampeermiddelen en stacaravans.

Binnen de bestemming mag maximaal 2% van de gronden worden bebouwd, waarbij aanvullende bouwregels gelden voor stacaravans en bedrijfswoningen.

Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie

Deze bestemming is opgenomen voor de gronden van Battenoordsedijk in Nieuwe-Tonge. Deze gronden zijn bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen is een maximum bebouwingspercentage opgenomen afhankelijk van de perceelsgrootte. De maximale goothoogte is aangegeven op de verbeelding.

Artikel 17 Tuin

Deze bestemming is opgenomen voor diverse planlocaties. Het betreft in hoofdzaak gronden bie bestemd zijn voor tuin waar geen bebouwing is toegestaan. Uitzondering zijn de gronden binnen planlocatie Spuikolk waar ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' garageboxen zijn toegestaan met een goothoogte van 3 meter.

Artikel 18 en 19 Verkeer en Verkeer - Verblijf

Deze bestemmingen zijn toegekend aan de belangrijkste wegen en bijbehorende bermen. De bestemming Verkeer geldt voor de gebiedsontsluitingswegen, de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied voor de overige wegen.

Artikel 20 Water

Deze bestemming is opgenomen voor enkele watergangen binnen diverse planlocaties. Binnen de planlocatie Gronden van Breen is tegens een aanduiding opgenomen ten behoeve van bruggen en dammen voor voetgangers en fietsers.

Artikel 21 t/m 25 Woonbestemmingen

Binnen het plangebied zijn 5 verschillende woonbestemmingen opgenomen. De bestemming Wonen - 1 is opgenomen voor de locatie Gronden van Breen in Ouddorp, Wonen - 2 voor de locatie Julianaweg 27 in Ouddorp, Wonen - 3 voor de locatie Langeweg 91 in Sommelsdijk en Wonen - 4 voor de locaties Bommelsedijk 25 in Achthuizen en de Oudelandsedijk 17 in Oude-Tonge. Wonen - 5 is opgenomen voor de locatie Zandgorsweg 1a in Stellendam. Deze gronden zijn bestemd voor het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (waaronder bed&breakfast).

De bouwregels verschillen per bestemming.

Artikel 26 en 27Waarde - Archeologie 4 en 5

In deze artikelen is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld. De zonering is afgestemd op de archeologische verwachtingswaarde zoals vastgelegd in het eilandelijk beleid. In de onderhavige zones geldt dat werkzaamheden vanaf 500/2.500 m2 en vanaf 50 cm diepte uitsluitend uitvoerbaar zijn mits de eventuele archeologische waarde niet wordt geschaad. Om na te gaan of er sprake is van archeologische waarden is onderzoek nodig.

Artikel 28 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de kernzone van de waterkeringen. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

5.2.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelregel

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelregel is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels

Dit artikel bevat enkele algemene bouwregels, waaronder een regeling voor de minimale afstand van bouwwerken tot zandwallen.

Algemene aanduidingsregels

Dit artikel bevat een regeling voor de molenbiotoop en voor de vrijwaringszone - dijk.

Ter plaatse van de beschermingszones van de primaire waterkeringen is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden aan het bevoegd gezag om bij een omgevingsvergunning onder voorwaarden af te wijken van de bestemmingsregels. Het betreft afwijkingsmogelijkheden ten behoeve van kleine overschrijdingen van maatvoeringen en bouwgrenzen.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een regeling opgenomen die het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid geeft de bestemmingslegging te wijzigen voor gronden waar de bestemmingslegging niet conform de werkelijke situatie is opgenomen.

Overige regels

In dit artikel is een regel opgenomen die de wettelijke regelingen waarnaar in het bestemmingsplan wordt verwezen fixeert op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

Dit artikel bevat ook een algemene parkeerregeling in geval van wijziging of uitbreiding van functies, met een verwijzing naar de geldende normen van het CROW. Via omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, mits de parkeersituatie daardoor niet onevenredig wordt benadeeld.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.

Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.

Er is geen sprake van aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het plan is financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Overleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de overlegpartners. Er zijn geen overlegreacties ontvangen op het plan.

7.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van de gemeentelijke inspraakprocedure ter inzage gelegd. Vanaf 24 januari 2018 heeft het plan vier weken ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn twee inspraakreacties ontvangen.

Inspreker 1

Reactie

De stichting van de kringloopwinkel aan de Spuikolk in Dirksland verzoekt het bouwvlak te vergroten. De kringloopwinkel heeft op dit moment ruimtegebrek en daardoor behoefte aan een groter pand.

Beantwoording

Het bouwvlak is uitgebreid ten behoeve van de gewenste uitbreiding van de kringloopwinkel.

Inspreker 2

Reactie

De eigenaar van het perceel Plaatweg 3 in Stellendam vraagt om uitbreiding van het bouwvlak tot 2 ha, vanwege de behoefte aan extra uitbreidingsruimte in de toekomst.

Beantwoording

Het bouwvlak is aan twee zijden aangepast, conform de wensen van de eigenaar. Wel is het bouwvlak aan de noordoostzijde iets verkleind, omdat anders het bouwvlak groter zou worden dan 2 ha en dat zou in strijd zijn met de Verordening ruimte van de provincie Zuid-Holland.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening, 6 weken ter inzage gelegen vanaf 25 april 2018. In deze periode hebben belanghebbenden de mogelijkheid gehad om een zienswijze tegen het plan in te dienen. Er is één zienswijze binnengekomen in deze periode.

Rijkswaterstaat

Het ontwerpbestemmingsplan suggereert dat op het gehele perceel Oudelandsedijk 17 Oude-Tonge woningen mogen worden opgericht, dus ook dichter bij de N59. Rijkswaterstaat vindt dit op grond van de Wet geluidhinder onwenselijk. De afstand tussen de N59 en de naar deze weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt ca. 70 m. Een woning binnen deze zone zou kunnen leiden tot problemen.

Beantwoording

Om het hoofdgebouw van de woning op het perceel Oudelandsedijk 17 te Oude-Tonge, is een bouwvlak gelegd. Hierdoor kan de woning niet dichter bij de N59 gesitueerd worden.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Historisch Bodemonderzoek N215

Bijlage 2 Verkennend (Water)bodemonderzoek N215

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Aanpassingen N215

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Nieuwe Ontsluiting Nieuwe-tonge

Bijlage 5 Natuurtoets N215

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten