Veegplan 2022
Bestemmingsplan - Gemeente Goeree-Overflakkee
Vastgesteld op 21-03-2024 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Veegplan 2022 Goeree-Overflakkee met identificatienummer NL.IMRO.1924.GOVeegplan2022-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.5 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
- c. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
- d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- e. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
1.7 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.8 archeologisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.
1.10 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.12 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke woning slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.14 bestaand aantal woningen
woningen die legaal aanwezig of vergund zijn op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan en de nog niet gerealiseerde woningen die op basis van het geldende bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan gerealiseerd mogen worden waarvoor nog geen vergunningaanvraag is ontvangen.
1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 bijbehorend bouwwerk
de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.23 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.25 duurzaam gemeenschappelijke huishouding
een vaste groep van personen tussen wie een duurzame band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen, waarbij sprake is van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen.
1.26 hoofdverblijf
een gebouw of een deel van een gebouw dat fungeert als de vaste verblijfplaats van een persoon, hetgeen blijkt uit de basisregistratie personen (BRP).
1.27 huishouden
een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.
1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.29 motorvoertuig
gemotoriseerd voertuig, niet zijnde een bromfiets, snorfiets, invalidenvoertuig of tram.
1.30 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.31 opslag
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.32 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.33 parkeergelegenheid
een plek in het openbaar gebied of op eigen grond waar iemand zijn of haar motorvoertuig/(brom)fiets mag parkeren, dit kan zowel betaald als onbetaald zijn.
1.34 permanente standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel of recreatief nachtverblijf gedurende het gehele jaar, inclusief bij dat kampeermiddel of nachtverblijf behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.
1.35 schuilstal
een overdekte ruimte die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden waarvan het de betreffende dieren in geval van weidegang uit oogpunt van dierwelzijn gebruik moeten kunnen maken door vrij in en uit lopen met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in de seizoenen
1.36 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.37 toeristische standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel gedurende een beperkte periode van het jaar, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.
1.38 wonen
de huisvesting van één duurzaam huishouden dat het hoofdverblijf houdt op één dezelfde locatie gedurende tenminste 2/3 deel van een aaneengesloten periode van 6 maanden.
1.39 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden als hoofdverblijf.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een agrarisch bedrijf;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning': tevens voor een plattelandswoning;
- c. een landbouwschuur;
met daarbij behorende:
- d. erftoegangswegen en parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2 met inachtneming van de volgende regels:
3.4 Specifieke gebruiksregels
Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden is het verboden de gronden buiten de bouwvlakken te gebruiken voor mestopslag.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijven, als bedoeld in lid 1.6 onder a en b;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend voor hobbymatige opslag;
- d. het hobbymatig houden van dieren en/of het telen van gewassen;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a om de bouw van hobbykassen, volières en vergelijkbare dierenverblijven mogelijk te maken, met dien verstande dat:
- a. de gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen ten hoogste 15 m² bedraagt;
- b. de afstand tussen de gebouwen en gronden met de bestemmingen Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied ten minste 10 m bedraagt.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Ondergeschikte detailhandel is toegestaan bij een agrarisch bedrijf met een assortiment van producten uit eigen teelt:
- a. de vloeroppervlakte voor detailhandel ten hoogste 50 m² bedraagt;
- b. de detailhandel uitsluitend plaatsvindt binnen het bouwvlak;
- c. de detailhandel wordt uitgeoefend door het bedrijf dat de hoofdactiviteit uitvoert.
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven, als bedoeld in artikel 1 lid 1.6 onder a en b;
- b. het hobbymatig houden van dieren en/of het telen van gewassen;
alsmede voor:
- c. het behoud, herstel en versterking van aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke waarden;
- d. recreatief medegebruik;
- e. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- f. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat bedrijfswoningen en kassen niet zijn toegestaan;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen de volgende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd:
- 1. terreinafscheidingen alsmede poldergemaaltjes;
- 2. melkstallen met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 50 m² per bedrijf;
- 3. sleufsilo's met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 200 m² per bedrijf, mits de afstand tot het bijbehorende bouwvlak niet meer dan 50 m bedraagt;
- c. voor het overige gelden de volgende regels:
max. oppervlak | max. goothoogte | max. bouwhoogte | ||||||
overige bedrijfsgebouwen | volledig bouwvlak | 6 m | 10 m | |||||
hooibergen, krachtvoer-, kunstmest- en ruwvoersilo's | 12 m | |||||||
mestsilo's | 6 m * | |||||||
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 3 m |
* de hoogte van de verticale wand(en) van de mestsilo's - gemeten vanaf het peil - mag niet hoger zijn dan 4 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. mestopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
- b. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
- c. opslag van goederen, parkeren van tractoren, grasmaaiers, trailers en soortgelijke machines in schuilstallen buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
- d. buitenopslag bij schuilstallen buiten het bouwvlak is niet toegestaan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': tevens een transportbedrijf en een busremise;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan, met dien verstande dat de opslag van goederen voor de voorgevel niet is toegestaan;
- e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. ter plaatse van de aanuiding 'specifieke vorm van recreatie - de Ouwe Stee' tevens voor permanente standplaatsen voor verblijfsrecreatie;
alsmede voor:
- c. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
- d. water;
- e. houtproductie;
- f. extensieve dagrecreatie.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 sub a voor:
- a. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dagrecreatie met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- b. de bouw van gebouwtjes ten behoeve van de dagrecreatie met een grondoppervlak van ten hoogste 25 m² en een goothoogte van ten hoogste 3 m.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uiitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen, (onverharde) voet- en fietspaden en onverharde ontsluitingswegen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
- c. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 9 Natuur - 1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de bossen, houtwallen, zandwallen, duinen, duingraslanden, zandplaten, slikken, schorren, oevervegetaties, poelen en water eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
alsmede voor:
- b. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- c. waterberging;
- d. extensieve agrarische bedrijfsvoering;
- e. extensieve dagrecreatie;
- f. voetpaden.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Natuur - Strand
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Strand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de gronden eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
alsmede voor:
- b. dagrecreatie;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - de kous': horeca in de vorm van strandpaviljoens uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals reddingsposten, nutsvoorzieningen en sanitaire voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - de kous' een strandpaviljoen is toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. per aanduidingsvlak ten hoogste één strandpaviljoen is toegestaan;
- 2. het strandpaviljoen inclusief terras en omloop ten hoogste 1.200 m2 mag bedragen;
- 3. het gezamenlijk grondoppervlak van de gebouwen van het strandpaviljoen ten hoogste 750 m2 mag bedragen;
- 4. de strandpaviljoens op palen dienen te staan waarbij de hoogte tussen het maaiveld en de onderzijde van de vloerconstructie ten minste 2 m bedraagt;
- 5. de verkoopvloeroppervlakte van het strandpaviljoen ten behoeve van detailhandel ten hoogste 200 m² bedraagt;
- 6. in aanvulling op de onder 2 en 3 genoemde oppervlaktematen is ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van horeca - de kous' één bijgebouw toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- het grondoppervlak van het bijgebouw inclusief oml oop bedraagt ten hoogste 300 m²;
- het grondoppervlak van het bijgebouw bedraagt ten hoogste 200 m²;
- het bijgebouw wordt op palen boven het maaiveld gebouwd;
- de goothoogte van het bijgebouw bedraagt ten hoogste 3 m;
- het bijgebouw wordt ten minste 5 m achter (het denkbeeldige verlengde) van de voorgevel van het strandpaviljoen gebouwd;
- de afstand tussen het strandpaviljoen en het bijgebouw bedraagt ten hoogste 20 m, met dien verstande dat deze afstand ten hoogste 25 m mag bedragen wanneer aan de overzijde van een strandovergang wordt gebouwd;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat reddingsposten, nutsvoorzieningen en sanitaire voorzieningen zijn toegestaan.
10.3 Specifieke gebruiksregels
- a. de ruimte ten behoeve van incidenteel nachtverblijf voor het beheer van het strandpaviljoen bedraagt ten hoogste 10 m²;
- b. de bijgebouwen worden uitsluitend gebruikt voor opslag, ontvangstruimte en/of sanitaire voorzieningen;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b mag het bijgebouw met de aanduiding 'detailhandel' worden gebruikt voor detailhandel, met een assortiment dat aansluit op de aard van deze voorzieningen of locaties.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Recreatie - Dagrecreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
Artikel 12 Recreatie - Jachthaven - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Jachthaven - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een jachthaven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - parkeerterrein en botenstalling': uitsluitend voor een parkeerterrein en een botenstalling;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 13 Recreatie - Jachthaven - 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven;
- c. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlak;
- d. in aanvulling op het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen en/of opslag toegestaan met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 250 m2;
- e. de goothoogte van de onder d bedoelde gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
- f. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
- g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een verblijfsrecreatieterrein;
- b. ter plaatse van de aanduiding ' bedrijfswoning': bedrijfswoningen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 15 Recreatie - Volkstuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen, met de daarbij behorende bergingen voor tuingereedschap en kassen;
- b. hobbymatig houden van dieren met bijhorende voorzieningen;
- c. aan de functie als bedoeld onder a gebonden parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen en water;
- e. paden en wegen.
15.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
15.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 16 Sport
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een sportterrein met bijbehorende voorzieningen;
- b. bij deze bestemming behorende gebouwen, andere bouwwerken, wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en verhardingen.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 17 Verkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, exclusief opstelstroken en busstroken;
- b. nutsvoorzieningen;
- c. bruggen en sluizen;
- d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Artikel 18 Wonen - 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor het behoud, herstel en versterking van de aan de gronden eigen zijnde cultuurhistorische waarden;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen- en paden, tuinen en water.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens in verband met de verkeersveiligheid.
18.5 Specifieke gebruiksregels
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
18.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Wonen - 3
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bed & breakfast': tevens voor bed & breakfast aan huis met maximaal 2 kamers;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaatsen 2': tevens voor ten hoogste 15 camperstandplaatsen met bijbehorende sanitaire voorzieningen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, toegangspaden, tuinen en water.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
19.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² en met dien verstande dat horeca en detailhandel zijn uitgesloten.
19.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 5
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5', als bedoeld in lid 20.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 21.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 22 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterstaatsdoeleinden met een waterbergende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.
22.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 22.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor het toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd conform de bestemmingsregels, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de betreffende waterstaatkundige functie. In het kader van het verzoek om afwijking zal door burgemeester en wethouders advies worden gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene Bouwregels
24.1 Overschrijding bouwvlakken / bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen
24.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen
Vlaggenmasten, antennemasten, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.
24.3 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties
Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
24.4 Onderkeldering
24.5 Bestaande afwijkende maatvoering
Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:
- a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
25.1 Bestaand aantal woningen
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaand aantal woningen.
25.2 Bewoning door één huishouden
Het is verboden om het gebruik van gronden en bouwwerken te wijzigen door:
- a. het (laten) bewonen van een woning door meer dan één huishouden, of;
- b. een toename van het op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legale bestaande aantal huishoudens per woning.
25.3 Afwijken bewoning door één huishouden
Bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van lid 25.2 , indien:
- a. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein beschikbaar is, dan wel beschikbaar is in de openbare ruimte, en;
- b. er geen onevenredige afbreuk ontstaat aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen, en;
- c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
26.1 Vrijwaringszone - dijk
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.
26.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop ' de volgende regels:
- a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- c. het bevoegd gezag kan afwijken van dit lid onder a en b, indien:
- 1. er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, óf:
- 2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
- d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
26.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m
26.4 Vrijwaringszone - rijksvaarwegen
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
27.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m;
- c. de regels, en toestaan dat de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', 'gemaal' en 'nutsvoorziening' wordt vergroot tot maximaal 4 m;
- d. de regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot:
- 1. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
- 2. ten behoeve van een vlaggenmast, speelvoorzieningen, een kunstwerk, beeldende kunst en dergelijke tot maximaal 15 m;
- 3. ten behoeve van de bouw van overige andere bouwwerken tot maximaal 10 m.
- e. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m.
- f. de situering en de begrenzing van bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de ingekomen aanvragen nodig zijn ter uitvoering van een plan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
27.2 Voorwaarden voor afwijken
De onder lid 27.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de cultuurhistorische waarde van het beschermde dorps- of stadsgezicht;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie; en
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 29 Overige Regels
29.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.
29.2 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan, wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijnen, dan wel de vervangers daarvan of het daarvoor in de plaats tredende gemeentelijke parkeerbeleid, bepaald wat de parkeerbehoefte is en of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen en (brom)fietsen.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en kan worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Hiervoor wordt advies opgevraagd bij de gemeentelijke verkeerskundige.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Veegplan 2022 Goeree-Overflakkee'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Goeree-Overflakkee. Het bestemmingsplan dient met name ter verbetering van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente, maar maakt ook kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. Het doel van het voorliggende bestemmingsplan is de bestemmingsregelingen voor de hieronder te noemen locaties aan te passen aan de gewenste situatie:
- 1. Volkstuinen tussen Staverseweg en Poppendamseweg, Sommelsdijk;
- 2. Oudelandseweg 7, Ouddorp;
- 3. Brouwersdam Buitenzijde 20, Ouddorp;
- 4. Molendijk 2a, Den Bommel;
- 5. Jachthaven Stad aan 't Haringvliet;
- 6. Vervallen;
- 7. Kruisweg 2, Stellendam;
- 8. VV Den Bommel en VV Herkingen;
- 9. Hazersweg 73, Ouddorp;
- 10. Dorpsdijk 10, Ooltgensplaat;
- 11. Korteweegje 65, Dirksland;
- 12. Marina Herkingen;
- 13. Kelderweg 17 en 18, Ouddorp;
- 14. Vervallen;
- 15. Camping Ouwe Stee-Noord, Stelleweg, Ouddorp.
Gaandeweg het proces zijn 2 locaties komen te vervallen. Dit zijn de locaties 6 en 14. Omwille van de leesbaarheid en om verwarring te voorkomen zijn de opvolgende locaties niet hernummerd.
Met het nieuwe bestemmingsplan ontstaat de situatie dat het bestemmingsplan een actueel en correct beeld geeft van de functies en een kader waaraan (toekomstige) aanvragen voor een omgevingsvergunning kunnen worden getoetst. Het bestemmingsplan sluit aan bij de actuele juridische en planologische situatie en voldoet aan de vormvereisten van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied bestaat uit 13 op zichzelf staande locaties. In figuur 1.1 is een overzicht van de locaties weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Voor de locaties vigeren diverse (bestemmings)plannen. In de tabel 1.1 is voor elke locatie zichtbaar welk bestemmingsplan geldt.
Tabel 1.1 Weergave vigerende bestemmingsplannen
Locatie | Vigerend bestemmingsplan | Vastgesteld | ||||||||||||
1 | Volkstuinen Staverseweg, Sommelsdijk | Buitengebied (Middelharnis) | 27-06-2013 | |||||||||||
2 | Oudelandseweg 7, Ouddorp | Oudeland en Oude Nieuwland 2013 | 12-12-2013 | |||||||||||
3 | Brouwersdam Buitenzijde 20, Ouddorp | Brouwersdam 2012 | 19-12-2012 | |||||||||||
4 | Molendijk 2a, Den Bommel | Buitengebied Oostflakkee | 16-10-2014 | |||||||||||
5 | Jachthaven Stad aan 't Haringvliet | Drie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet | 14-03-2019 | |||||||||||
6 | Vervallen | |||||||||||||
7 | Kruisweg 2, Stellendam | Kruisweg 2-4 Stellendam | 23-09-2021 | |||||||||||
8 | VV Den Bommel en VV Herkingen | Drie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet | 14-03-2019 | |||||||||||
9 | Hazersweg 73, Ouddorp | Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012 | 26-09-2012 | |||||||||||
10 | Dorpsdijk 10, Ooltgensplaat | Buitengebied Oostflakkee | 16-10-2014 | |||||||||||
11 | Korteweegje 65, Dirksland | Bedrijvenpark Watertoren 2010 | 24-03-2011 | |||||||||||
12 | Marina Herkingen | Veegplan 2016 | 07-07-2016 | |||||||||||
13 | Kelderweg 17 en 18, Ouddorp | Drie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet | 14-03-2019 | |||||||||||
14 | Vervallen | |||||||||||||
15 | Camping Ouwe Stee-Noord, Stelleweg Ouddorp | Recreatieterreinen 2012 | 22-11-2012 |
Paraplubestemmingsplan Wonen en Parkeren
Verder vigeert het 'Paraplubestemmingsplan Wonen en Parkeren' (vastgesteld 2 februari 2023 en inmiddels onherroepelijk) voor het gehele grondgebied van de gemeente Goeree-Overflakkee. Het paraplubestemmingsplan is opgesteld om de begripsbepalingen en regels met betrekking tot wonen en parkeren in alle bestemmingsplannen binnen het grondgebied van de gemeente Goeree-Overflakkee te uniformiseren en aan te vullen. In het voorliggende bestemmingsplan is aangesloten bij de begripsbepaling en regels van dit paraplubestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 beschrijft de aanpassingen waarvoor dit bestemmingsplan het kader biedt. Hoofdstuk 3 brengt het beleidskader in beeld. Het ruimtelijk beleid op het niveau van zowel Rijk, provincie als gemeente komt hier aan bod en het plan wordt hieraan getoetst. In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de diverse sectorale aspecten en de wijze hoe het plan op een goede ruimtelijke manier met deze aspecten omgaat. Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de juridische opzet van het plan en de mogelijkheden die daarin worden geboden. Hoofdstuk 6 en 7 tonen tot slot aan op welke wijze het plan in maatschappelijke en economische zin uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 2 Aanpassingen
In dit hoofdstuk wordt per locatie de inhoud van de aanpassing beschreven. Vervolgens is beschreven hoe de vertaling in het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden.
2.1 Volkstuinen Staverseweg/poppendamseweg, Sommelsdijk
Inhoud aanpassing
Op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied zijn schuilstallen op het volkstuinencomplex niet toegestaan. De wens is om voor de aanwezige dieren (onder andere paarden en pony's) een schuilgelegenheid te bieden. Hiervoor zijn al bouwwerken aanwezig, echter zijn deze niet toegestaan. De mogelijkheid voor het realiseren van schuilstallen wordt opgenomen voor het volkstuinencomplex.
Juridische vertaling
Schuilstallen worden toegestaan door middel van een afwijkingsbevoegdheid in de regels van de bestemming 'Recreatie - Volkstuin'.
2.2 Oudelandseweg 7, Ouddorp
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Oudeland en Oude Nieuwland 2013. Het zuidelijke deel van het perceel heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschoudelanapswaarden'. Dit is niet meer in overeenstemming met het huidig gebruik, vanwege de verplaatsing van het desbetreffende agrarische bedrijf. De agrarische loods is inmiddels ook gesloopt. Voor het nieuwe bijgebouw bij de woning is reeds een omgevingsvergunning verleend (d.d. 30-10-2020, met kenmerk W2020-0535) en het bijgebouw is inmiddels ook gerealiseerd. Het bijgebouw wordt in het voorliggende bestemmingsplan meegenomen.
Figuur 2.1 Situeringstekening (bron: Zeelenberg Architectuur)
Juridische vertaling
Een deel van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' wordt omgezet naar de bestemming 'Wonen - 2'. Het bouwvlak van de bestemming 'Wonen - 2' wordt uitgebreid om het bijgebouw te legaliseren. Daarnaast wordt in de bestemming 'Wonen - 2' de maximaal toegestane oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen voor deze locatie vergroot (van 75 m2 naar 300 m2). Hiertoe wordt een specifieke bouwaanduiding opgenomen. Daarnaast heeft het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5', dit blijft ongewijzigd.
2.3 Brouwersdam Buitenzijde 20, Ouddorp
Inhoud aanpassing
Op basis van het vigerende bestemmingsplan Brouwersdam 2012 is in het bijgebouw geen detailhandel toegestaan. Op basis van een tijdelijke omgevingsvergunning wordt het bijgebouw gebruikt voor een surfwinkel. De wens is om deze tijdelijke omgevingsvergunning om te zetten naar definitief gebruik.
Juridische vertaling
Het perceel heeft de bestemming 'Natuur - Strand' en de dubbelbestmming 'Waterstaat - Waterkering'. De bestemmingen voor het perceel blijven ongewijzigd. Ook de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - de kous' blijft ongewijzigd. Ter plaatse van het bijgebouw wordt de aanduiding 'detailhandel' toegevoegd. In de regels wordt aangegeven dat op deze plek detailhandel is toegestaan. Deze planologische wijziging betreft geen uitbreiding van de detailhandelsfunctie, het maximaal toelaatbare verkoopvloeroppervlak was en blijft 200 m2.
2.4 Molendijk 2a, Den Bommel
Inhoud aanpassing
De wens is om de huidige (tweede) bedrijfswoning op het bedrijfsperceel om te zetten naar een plattelandswoning. Op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Oostflakkee is er binnen de besteming 'Agrarisch' geen plattelandswoning mogelijk op het perceel.
Juridische vertaling
De bestemming voor het perceel blijft ongewijzigd, maar is in het voorliggende plan 'Agrarisch - 1' genoemd. Ter plaatse van de plattelandswoning wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' toegevoegd. De aanduiding waarmee 2 bedrijfswoningen (in plaats van 1) op het perceel waren toegestaan, vervalt.
2.5 Jachthaven Stad Aan 'T Haringvliet
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Drie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan t' Haringvliet. De wens is om bij de jachthaven een loods te plaatsen van 17,5 meter bij 11 meter met een goothoogte van 3,8. Het bouwvlak wordt vergroot naar 17,5 meter bij 11 meter. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om een toiletgebouw op het naastgelegen kampeerterrein te realiseren.
Juridische vertaling
De bestemmingen blijven ongewijzigd.Het bouwvlak ter plaatse van de beoogde loods wordt vergroot naar 17,5 meter bij 11 meter. De maximale goothoogte is gewijzigd naar 4 meter en er is een maximale bouwhoogte van 7 m toegevoegd. Daarnaast worden in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' sanitaire voorzieningen (met een maximale omvang van 50 m2)mogelijk gemaakt ter plaatse van de functieaanduiding 'kampeerterrein'.
2.6 Vervallen
Deze locatie is vervallen.
2.7 Kruisweg 2, Stellendam
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt volgens het bestemmingsplan Kruisweg 2-4 Stellendam de bestemming 'Wonen - 3' en deels de bestemming 'Groen'. Via een tijdelijke omgevingsvergunning zijn 15 camperstandplaatsen inclusief parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarnaast is er een bed & breakfast aanwezig (2 eenheden).
Juridische vertaling
Op het perceel worden binnen de bestemming 'Wonen - 3' de functieaanduidingen 'bed & breakfast' en 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaatsen 2' opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast'' is een bed & breakfast (maximaal 2 eenheden) aan huis mogelijk. Er is daarnaast een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waardoor het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken voor het voeren van een bed & breakfast aan huis waarbij het aantal kamers dat wordt gebruikt voor de bed & breakfast activiteiten ten hoogste 7 bedraagt. Daarbij dient voldaan te worden aan de voorwaarden van het desbetreffende artikel.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaatsen 2' zijn ten hoogste 15 camperstandplaatsen met bijbehorende sanitaire voorzieningen mogelijk. De bestemming 'Groen' wordt opgenomen langs de noord- en westrand van het perceel, waardoor het plan groen wordt ingepast.
2.8 Vv Den Bommel En Vv Herkingen
Inhoud aanpassing
Het betreft twee locaties: het voetbalveld in Den Bommel en het voetbalveld in Herkingen. Voor de locaties geldt het bestemmingsplan Drie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan 't Haringvliet. Binnen de vigerende bestemming 'Sport' zijn de huidige lichtmasten qua bouwhoogte niet toegestaan. In het geval dat de lichtmasten moeten worden vervangen is het wenselijk dit direct toe te staan.
Juridische vertaling
De gronden met de bestemming 'Sport' krijgen de functieaanduiding 'sportveld'. Hierdoor zijn lichtmasten tot een hoogte van maximaal 12 m mogelijk.
2.9 Hazersweg 73, Ouddorp
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp. Op de vigerende bestemming 'Agrarisch' is een opslagloods ten behoeve van hobbymatige doeleinden niet toegestaan. Het is wenselijk de aanwezige opslagloods te legaliseren.
Juridische vertaling
De bestemming van het perceel blijft ongewijzigd, maar is in het voorliggende plan 'Agrarisch - 2' genoemd. Een deel van het perceel krijgt een bouwvlak (met maximale goothoogte van 5 meter) en een functieaanduiding 'opslag'. Hierdoor wordt de huidige opslagloods gelegaliseerd en kan deze hobbymatig worden gebruikt.
2.10 Dorpsdijk 10, Ooltgensplaat
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Buitengebied Oostflakkee. Het is wenselijk de tijdelijke bouwweg tussen het park en de Rietveldseweg als officiële ontsluiting voor het recreatieterrein te gebruiken. Dit past niet binnen de agrarische bestemming. Daarom wordt de bestemming aangepast.
Juridische vertaling
Ter plaatse van de beoogde ontsluitingsweg wordt de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd in de bestemming 'Verkeer'.
2.11 Korteweegje 65, Dirksland
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Bedrijvenpark Watertoren 2010. Het perceel heeft nu de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3'. Door deze aanduiding is ter plaatse uitsluitend een transportbedrijf toegestaan. Momenteel is er op de planlocatie een busremise aanwezig. Er is ter plaatse van de planlocatie ook een omgevingsvergunning verleend voor een loods ten behoeve van op- en overslag met een bouwhoogte van 11 meter. Het is wenselijk om naast een transportfunctie meer soorten bedrijvigheid toe te staan op de locatie.
Juridische vertaling
De bestemming en de huidige functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' blijft bestaan. De functieaanduiding wordt verruimd waardoor er in plaats van een transportbedrijf ook een busremise is toegestaan. Naast het verruimen van de huidige functieaanduiding wordt ook een nieuwe functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' opgenomen in verband met de aanwezigheid van woningen op een afstand van circa 75 m van het terrein (zie paragraaf 4.7). Door deze functieaanduiding zijn bedrijven tot en met categorie 3.1 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan op de locatie. Vanwege de verleende omgevingsvergunning voor de loods met een bouwhoogte van 11 meter, wordt de huidige maximale bouwhoogte van 10 meter gewijzigd naar 11 meter.
2.12 Marina Herkingen
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Veegplan 2016. De gronden hebben nu de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' en 'vrijwaringszone - dijk'. Het is wenselijk om ook camperstandplaatsen te realiseren op de reeds aanwezige verharding.
Juridische vertaling
De bestemming blijft ongewijzigd, maar is in het voorliggende plan 'Recreatie - Jachthaven 2' genoemd. Om camperstandplaatsen toe te staan op het parkeerterrein van Marina Herkingen wordt de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaatsen 1' toegevoegd. In de regels wordt het aantal standplaatsen gemaximeerd op 10.
2.13 Kelderweg 17 En 18, Ouddorp
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Oudeland en Oude Nieuwland 2013. De locatie is bestemd tot 'Tuin'. De bomen en het overige groen langs de weg moeten beschermd worden, omdat de bomen belangrijke natuurwaarden hebben.
Juridische vertaling
De bescherming van de bomen wordt geregeld via een bestemmingswijziging van 'Tuin' naar 'Natuur - 1'. De vigerende dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' en de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' blijven ongewijzigd.
2.14 Vervallen
Deze locatie is vervallen.
2.15 Camping Ouwe Stee-noord, Stelleweg, Ouddorp
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Recreatieterreinen 2012. Op de gronden bestemd voor 'Bos' is 1 chalet aanwezig en wordt 1 chalet toegevoegd. Om de chalets mogelijk te maken binnen de bosbestemming wordt een bouwvlak en aanduiding opgenomen waardoor de chalets zijn toegestaan. Het maximaal toelaatbare aantal eenheden (91) voor het recreatieterrein blijft ongewijzigd. Het betreft daarmee enkel een verplaatsing van de chalets.
Figuur 2.2 Uitsnede ruimtelijke plannen, de bosbestemming is aangegeven met een rode pin (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Juridische vertaling
De twee chalets ter plaatse van de bosbestemming worden mogelijk gemaakt door het opnemen van een bouwvlak en het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de Ouwe Stee'. Het maximaal toelaatbare aantal eenheden blijft daarbij ongewijzigd (maximaal 91).
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
Het bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan (juridisch) mogelijk maakt, zijn kleinschalig van aard. Deze ontwikkelingen worden afgewogen ten opzichte van het vigerende beleid.
3.2 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050. Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
- dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
- met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
- waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
- met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
- waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
- dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
- waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
- dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de ‘nationale belangen’. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2018)
Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.
Toetsing
De NOVI bevat geen concreet beleid ten aanzien van de beoogde ontwikkelingen. In de regels is een passende regeling opgenomen in verband met de vrijwaringszone voor vaarwegen uit het Barro. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening)
De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, moet in de toelichting worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.
Toetsing
Uit jurisprudentie blijkt dat een functiewijziging of het toevoegen van meer dan 500 m2 aan bebouwing over het algemeen wordt gezien als stedelijke ontwikkeing. Agrarische functies, infrastructuur, ondergeschikte functies en bouwwwerken geen gebouwen zijnde vallen hier niet onder en alleen gebouwde recreatievoorzieningen worden beschouwd als stedelijke ontwikkeling. Ook het toevoegen van minder dan 12 woningen wordt niet gezien als stedelijke ontwikkeling.
De ontwikkelingen in dit veegplan hoeven niet in samenhang te worden bezien omdat het om heel verschillende ontwikkelingen verspreid over de gehele gemeente gaat.
Op basis van de bovenstaande uitgangspunten zijn de ontwikkelingen op locatie 1, 2, 3, 4, 8, 9, 10 en 13 geen stedelijke ontwikkeling.
Er worden bij de camperstandplaatsen (locatie 7 en 12) geen gebouwde recreatievoorzieningen gerealiseerd. Er is daar ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.
Op locatie 15 worden per saldo geen extra standplaatsen voor verblijfsrecreatie mogelijk gemaakt. Ook hier is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.
Op locatie 5 is spake van het toevoegen van een gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen op de camping. Dit gebouw is kleiner dan 500 m2 en daarom geen stedelijke ontwikkeling.
Op locatie 11 is sprake van een functieverbreding binnen de bedrijfsbestemming van transportbedrijf naar bedrijven tot en met categorie 3. De locatie is groter dan 500 m2, dus hier is wel sprake van een stedelijke ontwikkeling. De locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied.
Beschrijving behoefte verbreding bedrijfsfunctie
Locatie 11 heeft een specifieke bestemming voor transportbedrijven. Daarnaast is een omgevingsvergunning verleend voor een loods ten behoeve van op- en overslag. De locatie ligt op Bedrijvenpark Watertoren. Er is vanuit de provincie (Omgevingsverordening Zuid-Holland, artikel 6.12 Bedrijven) en gemeente (Bedrijventerreinen Goeree-Overflakkee, Update vraag en aanbod Bedrijventerreinen Goeree-Overflakkee 2020-2040, oktober 2020) behoefte om de bedrijventerreinen zo goed mogelijk te benutten voor bedrijven in milieucategorieën die zich niet goed verhouden met de woonfunctie. Uit het onderzoek blijkt dat er onvoldoende ruimte is om te kunnen voorzien in de vraag en de vervangingsvraag. Met dit initiatief wordt op een perceel binnen bedrijvenpark Watertoren invulling gegeven aan de gewenste flexibiliteit.
Er kan geconcludeerd worden dat het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de Ladder.
3.3 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerde versie april 2023)
In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen. Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema's zijn relevant: toerisme in balans, behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit, kwaliteitskaart, de ondergrond, cultuur- en natuurlandschappen, stedelijke occupatie en beleving.
Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder.
Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen of zij ook behoefte hebben aan regionale visies ter afstemming van het beleid met betrekking tot bedrijventerreinen en detailhandel, of aan regionale ruimtelijke visies. De provincie laat die keus aan hen. Gedeputeerde Staten kunnen echter voor een bepaalde regio aangeven dat het nodig is om een regionale visie voor bedrijventerreinen te maken.
Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied
Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Een deel van die vraag past qua kwaliteit niet daarbinnen. Daarnaast kunnen er kwantitatieve beperkingen zijn. Een randvoorwaarde bij beter benutten is namelijk dat de leefkwaliteit in de bebouwde ruimte behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt. Ook kan de kwaliteit van de groene ruimte aanleiding zijn om een kwaliteitsverbetering te realiseren door middel van het toevoegen van stedelijke functies.
Toetsing
De wijzigingen die het onderhavige plan mogelijk maakt, zijn passend binnen de Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie april 2023)
In samenhang met de omgevingsvisie is de omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.
Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
- 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft.
- 2. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden met de beschermingscategorie, het gebiedstype en de relevante richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit, zoals vermeld op kaart 14 in bijlage II en beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap.
- 3. Bij het beantwoorden van de vraag of bij een beoogde ruimtelijke ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd kan blijven, wordt de schaalverdeling inpassen, aanpassen en transformeren gehanteerd als bedoeld in het vijfde lid.
- 4. Een bestemmingsplan kan een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken, mits een zorgvuldige afweging is gemaakt over de locatiekeuze. De motivering gaat in op de beschreven kenmerken en waarden van het gebied en de effecten van de ontwikkeling daarop. Deze vereisten gelden voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling waarbij:
- a. een of meer richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit in het geding zijn zoals beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap; of
- b. sprake is van aanpassen of transformatie als bedoeld in het vijfde lid.
- 5. Een bestemmingsplan kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling onder de volgende voorwaarden:
- a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, waardoor de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
- b. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
- c. de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt o ok rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren.
- 6. Specifieke regels voor de gebiedstypen als bedoeld in de artikelen 6.9a, 6.9b, 6.9c, 6.9d. 6.9e, 6.9f en 6.9g, worden in acht genomen tenzij een zwaarwegend openbaar belang hieraan in de weg staat.
- 7. Om de ruimtelijke kwaliteit per saldo gelijk te houden of te waarborgen kan het nodig zijn om aanvullende maatregelen te nemen bij aanpassen en transformeren. Aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit een combinatie van:
- a. duurzame sanering van bestaande bebouwing, kassen en boom- en sierteelt;
- b. wegnemen van verharding;
- c. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
- d. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert, waarbij:
- e. aanvullende maatregelen worden getroffen binnen het plangebied van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat onmogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen buiten het plangebied worden betrokken in de motivering;
- f. indien aanvullende maatregelen niet volstaan, financiële compensatie wordt toegepast.
- 8. Lid 8 tm 12 zijn voor dit bestemmingsplan niet relevant.
Toetsing
De ontwikkelingen die het onderhavige bestemmingsplan mogelijk maakt zijn kleinschalig, er is sprake van inpassen.
De stedelijke ontwikkeling op locatie 11 ligt binnen bestaand stads- en dorpsgebied en de locatie is ook aangemerkt als bedrijventerrein.
Artikel 6.9a Beschermingscategorie 3 Buitengebied
- 1. Een bestemmingsplan voor een locatie binnen buitengebied waarvan de plaats geometrisch is verbeeld op kaart 14 in bijlage II kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling mits de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig wordt aangetast, blijkens een afdoende motivering die tevens ingaat op de keuze voor een locatie buiten bestaand stads- en dorps gebied.
- 2. In de motivering worden de volgende kwaliteiten betrokken:
- a. de openheid en de structuur van het landschap en de vergezichten daarin;
- b. de relatie tussen stad en buitengebied en het onderscheid daartussen;
- c. het groene karakter, het type functies en de kenmerkende verschijningsvormen van het landschap;
- d. de herkenbaarheid van de ontstaansgeschiedenis van het landschap.
- 3. nvt
Toetsing
Locatie 5 (Jachthaven Stad aan 't Haringvliet) is gelegen binnen de beschermingscategorie 3 Buitengebied. De ontwikkeling, namelijk het vergroten van het bouwvlak ten behoeve van de beoogde loods en het mogelijk maken van sanitaire voorzieningen ten behoeve van het kampeerterrein, tast de kwaliteiten van het gebied niet aan. De ontwikkeling is onlosmakelijk verbonden met de activiteiten die nu al reeds zijn toegestaan op locatie en staat ten dienste van deze activiteiten. Het bouwvlak van de loods bevindt zich op een parkeerterrein en de botenstalling en tast het omliggende landschap niet aan. De sanitaire voorzieningen die het voorliggende plan mogelijk maken, zijn begrensd tot een oppervlakte van maximaal 50 m2. De natuurlijke uitstraling van het gebied blijft daarmee behouden.
Artikel 6.9e Beschermingscategorie 1 Natuurnetwerk Nederland
- 1. Een bestemmingsplan voor een locatie binnen het Natuurnetwerk Nederland, onderverdeeld in bestaande en nieuwe natuur, waternatuurgebied en ecologische verbinding, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 7 in bijlage II, wijst geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.
- 2. Lid 2 t/m 6 nvt
Toetsing
Locatie 3 (Brouwersdam Buitenzijde 20, Ouddorp) ligt in beschermingscategorie 1 (Natuurnetwerk). In dit geval is echter geen sprake van vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden. Een bestaand gebouw krijgt bredere gebruiksmogelijkheden. Het feitelijk gebruik wijzigt daarbij niet.
Figuur 3.1 Kaart 14: Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
- 1. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
- a. Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 19 in bijlage II en wordt rekening gehouden met de voor deze locaties opgenomen gegevens en criteria in bijlage X.
- b. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functie wonen mogelijk maakt voorziet in voldoende sociale huurwoningen. Onder voldoende wordt in ieder geval verstaan wat hierover is vastgelegd in de geldende door Gedeputeerde Staten aanvaarde regionale woonvisie.
- 2. Gedeputeerde staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
- 3. Gedeputeerde staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.
Toetsing
De ontwikkelingen zijn in paragraaf 3.2 getoetst aan de ladder. Er is alleen sprake van kleinschalige ontwikkelingen en er worden geen stedelijke woonontwikkelingen (met meer dan 11 woningen) mogelijk gemaakt.
Artikel 6.10d Bereikbaarheid
Een bestemmingsplan voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met de gevolgen van die ontwikkeling voor de bereikbaarheid.
Toetsing
De effecten op mobiliteit zijn beschreven in paragraaf 4.4.
Artikel 6.10e Permanente bewoning recreatiewoningen
Een bestemmingsplan voor een verblijfsrecreatiepark met een omvang van 12 of meer recreatiewoningen, sluit permanente bewoning of functiewijziging naar wonen uit, met uitzondering van de verblijfsrecreatieparken die zijn opgenomen in bijlage XI.
Toetsing
Het voorliggende plan maakt geen permanente bewoning van recreatiewoningen mogelijk.
Artikel 6.10f Functiemenging
Een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functies wonen of bedrijven, houdt rekening met de mogelijkheden voor functiemenging.
Toetsing
Op locatie 11 (Korteweegje 65, Dirksland) is sprake van een bredere bedrijfsbestemming. Functiemenging met andere functies is op deze locatie niet gewenst, gelet op zo min mogelijk belemmeringen voor bedrijven in hogere milieucategorieën.
Artikel 6.10h Kansen voor biodiversiteit
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, betrekt daarbij de mogelijkheden voor het bevorderen van de biologische diversiteit.
Toetsing
Enkel op locatie 11 (Korteweegje 65, Dirksland) wordt een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt. Op locatie 11 is sprake van een functieverbreding binnen de bedrijfsbestemming. Naast een transportbedrijf wordt ook een busremise en bedrijven tot en met categorie 3 mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan regelt daarmee een functieverbreding. Ook wordt vanwege de eerder verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een loods met een bouwhoogte van 11 meter, de huidige maximale bouwhoogte van 10 meter gewijzigd naar 11 meter. Mochten er in de toekomst nieuwbouwplannen zijn, dan zal initatiefnemer gewezen worden op het tevens betrekken van mogelijkheden om de biologische diversiteit te vergroten.
Artikel 6.12 Bedrijven
- 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 20 in bijlage II, maakt vestiging mogelijk van bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel voorziet in overeenkomstige milieuzones voor geluid of geur, passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen op een grote buitenstedelijke bouwlocatie als bedoeld in artikel 6.10 of die mogelijk zijn op grond van een vigerend bestemmingsplan.
- 2. Lid 2 t/m 7 zijn niet relevant.
Toetsing
Op locatie 11 (Korteweegje 65, Dirksland) wordt de bedrijfsfunctie verbreed, waarmee flexibeler invulling wordt gegeven aan artikel 6.12 lid 1.
Artikel 6.13 Detailhandel
- 1. Een bestemmingsplan voorziet uitsluitend in nieuwe detailhandel op gronden:
- a. binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken;
- b. binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk;
- c. binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie als gevolg van herallocatie.
- 2. nvt
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op een bestemmingsplan dat voorziet in de volgende nieuwe detailhandel:
- a. nvt
- b. kleinschalige detailhandel:
- 1 nvt
- 2 bij sport-, culturele, medische, onderwijs, recreatie- en vrije tijdsvoorzieningen, alsmede andere locaties met veel bezoekers of passanten, met een assortiment dat aansluit op de aard van deze voorzieningen of locaties;
- c. ondergeschikte detailhandel"
- 1 in ter plaatse vervaardige goederen bij een productiebedrijf;
- 2 bij een beroep aan huis of bij een ambachtelijk of dienstverlenend bedrijf, met een assortiment dat aansluit bij de hoofdbestemming;
- 3 bij een agrarisch bedrijf met een assortiment van producten uit eigen teelt;
- d. t/m f nvt
Toetsing
Op locatie 3 (Brouwersdam Buitenzijde 20, Ouddorp) (een vrijetijdsvoorziening met veel bezoekers) wordt een surfwinkel van maximaal 200 m2 mogelijk gemaakt. De surfwinkel sluit qua assortiment goed aan op de locatie waar de surfwinkel zich bevindt, namelijk bij het strand. Om ervoor te zorgen dat het assortiment blijft aansluiten op deze vrijetijdsvoorziening, is in de planregels opgenomen dat de detailhandel op de locatie qua assortiment moet aansluiten op de aard van deze voorzieningen of locaties.' Dit voldoet aan artikel 6.13 lid 3 sub b onder 2.
Verder zijn in het voorliggende veegplan binnen een aantal bestemmingen afwijkingsbevoegdheden (en een wijzigingsbevoegdheid) opgenomen die (onder andere) zien op het mogelijk maken van ondergeschikte of kleinschalige detailhandel. De mogelijkheden die de afwijkingsbevoegdheden (en afwijkingsbevoegdheid) voor ondergeschikte of kleinschalige detailhandel bieden, zijn in overeenstemming met artikel 6.13 uit de Interim Omgevingsverordening
Artikel 6.27a risico’s van klimaatverandering
In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering ten minste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:
- a. wateroverlast door overvloedige neerslag;
- b. overstroming;
- c. hitte;
- d. droogte;
alsmede de effecten van de bovengenoemde risico’s op het risico van bodemdaling.
Voor zover risico’s zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico’s.
Toetsing
Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen nadelige invloed op het vergroten van de risico's van klimaatverandering. In het voorliggende plan worden enkel kleine ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In paragraaf 4.13 is nader ingegaan op het aspect water.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Regionale Structuurvisie (2010, herziening 2017)
De Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee is door het (toenmalige) Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) opgesteld en is daarna door de gemeenteraden van de diverse (toenmalige) gemeenten op het eiland in december 2010 vastgesteld. De herziening 2017 betreft een herziening van hoofdstuk 6 (Visie op Wonen).
Centraal staat de ambitie om Goeree-Overflakkee te ontwikkelen tot een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarmee worden recreatie en toerisme één van de belangrijkste economische pijlers van het eiland, die uiterst kansrijk is om verder te ontwikkelen. In algemene zin wordt geconstateerd dat de huidige toeristische infrastructuur onvoldoende en deels sterk verouderd is, zowel wat betreft de verblijfsaccommodaties als de dag attracties. Eén van de voornaamste opgaven uit de visie is daarom het vernieuwen en selectief uitbreiden van de toeristische infrastructuur alsmede het verbinden van allerlei losse elementen om tot een recreatief netwerk te komen met dag- en verblijfsrecreatie. Samen met recreatieve routes moet dit zorgen voor een beter toegankelijk en beleefbaar landschap. Dit laatste sluit op haar beurt weer aan bij de opgave voor natuur, die bestaat uit het beter beleefbaar maken van bestaande natuurwaarden.
In de periode tot 2030 worden op basis van de demografie nog circa 1.500 woningen toegevoegd aan de al bestaande 20.000 woningen. Waar mogelijk worden kansen om extra mensen aan het eiland te verbinden benut. Daar waar de Woonvisie en het Woningbouwprogramma het toelaten kunnen er extra woningen worden toegevoegd. Bij herstructurering in bestaand dorpsgebied wordt gekeken hoe deze herstructurering een impuls geeft aan de opwaardering van de omgeving. Ook hier moet voorop staan welke behoefte er is, zowel ten aanzien van woningtypes als andere maatschappelijke behoeften, zoals groenstructuren, (veilige) routes, ontmoetingsplekken, werkruimten, etc.
Toetsing
Dit veegplan zorgt er op een aantal locaties voor dat het huidige gebruik wordt gelegaliseerd. Hiermee sluit de nieuwe planologisch regeling aan bij het feitelijke gebruik. Het planvoornemen is niet in strijd met het beleid.
Woonvisie 2018-2024
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft op 14 december 2017 de Woonvisie 2018-2024 vastgesteld.
De gemeente Goeree-Overflakkee biedt aantrekkelijke woonmilieus in grote en kleine kernen; met een kenmerkende hoge ruimtelijke en sociale kwaliteit. De komende jaren verandert de bevolking van Goeree-Overflakkee echter naar omvang en samenstelling. Dit heeft een belangrijke betekenis voor het woon- en leefklimaat in de kernen. De gemeente Goeree-Overflakkee wil met haar woonbeleid deze demografische ontwikkelingen begeleiden.
Per woonkern wordt er gekeken naar de grootte van een kern, het type en groei van het aantal huishoudens. Op basis van deze uitgangspunten zijn er per kern verschillende typen ambities geformuleerd. Deze ambities zijn richtinggevend. De groei van de woningvoorraad is gebaseerd op de woningbehoefteraming en betreft dus een minimum voor de lokale behoefte. Bij een kwalitatief goede invulling is extra nieuwbouw haalbaar:
- In de grote kernen met nog een groeiende bevolking en veel jonge huishoudens zal er voornamelijk worden geïnvesteerd en kunnen planmatige uitbreidingen plaatsvinden;
- In de wat kleinere kernen zal er voornamelijk inzet worden op het behouden van de basisvoorzieningen en het versterken van de lokale woningmarkt;
- In de kleine kernen met een oudere bevolking zal voornamelijk geïnvesteerd worden in het behouden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.
Toetsing
Dit veegplan zorgt er op een aantal locaties voor dat het huidige gebruik wordt gelegaliseerd. Er worden geen nieuwe mogelijkheden voor woningen toegestaan. Het planvoornemen is niet in strijd met het beleid.
Eilandvisie
Tijdens de raadsvergadering van 12 februari 2015 is de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee unaniem akkoord gegaan met de toekomstvisie voor de gemeente, de Eilandvisie. Hiermee beschikt de gemeente over een heldere langetermijnvisie waar iedereen zich op kan richten en die de kaders biedt voor de besluitvorming van de gemeente.
Met deze visie kunnen de maatschappelijke opgaven waar het eiland voor staat, samen worden opgepakt. De inwoners van Goeree-Overflakkee worden hierbij vanzelfsprekend betrokken. Dit is ook gebeurd bij de ontwikkeling van deze nieuwe visie, waar de bewoners en de stakeholders tijdens twee bijeenkomsten hebben meegedacht over de toekomst van het eiland.
Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. Nu al worden eigenheid, traditie en identiteit van het eiland succesvol gecombineerd met duurzaamheid, innovatie en het leggen van verbindingen. De Eilandvisie versterkt en concretiseert deze ontwikkelingen, waarbij wordt uitgegaan van de eigen kracht van het eiland. De focus ligt op de zelfvoorzienbaarheid van het eiland, waarbij de strategische ligging tussen Rotterdam en Antwerpen goed wordt benut.
Koploper in duurzame energie
De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Weg van de hectiek van de stad, dichtbij alle stedelijke voorzieningen. Innovatie in visserij, landbouw, recreatie en zorg staan centraal. Onderwijs op hoog niveau en brede zorg bieden werk en kansen op maatschappelijke participatie. Goeree-Overflakkee wil koploper zijn in duurzame energiewinning en besparing.
Zes strategische kernthema's
Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst:
- 1. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.
- 2. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.
- 3. De kwaliteit, van leven en van groei.
- 4. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.
- 5. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.
- 6. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.
Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.
Toetsing
Het planvoornemen is niet in strijd met een van de strategische kernthema's.
Toeristisch-recreatieve visie Goeree-Overflakkee (2017)
De doelstelling van de visie is dat Goeree-Overflakkee in 2025 een internationaal interessant eiland. Vooral de avontuurlijke natuurbeleving van het Hollandse Deltaeiland trekt een Europees publiek. Brede stranden, grote zeearmen en spannende wetlands met een uniek wildlife (flamingo's, zeehonden, bijzondere trekvogels) zorgen ervoor dat Goeree-Overflakkee ook wel de 'Camargue van de Rijndelta' wordt genoemd. Door meer toegevoegde waarde in omgevingskwaliteit, toeristische infra, verblijfsaccommodaties, beleving en zingeving, is de economische betekenis van toerisme op het eiland sinds 2015 verdubbeld. Zonder dat dit tot extra ruimteclaims voor recreatieve bebouwing heeft geleid. Dankzij een gepersonaliseerd netwerk kunnen creatieve burgers, ondernemende natuurorganisaties en gastvrije boeren en vissers verschillende maatwerkdiensten aan de gasten en eilanders leveren. Zo heeft het hele eiland profijt van de toeristisch-recreatieve sector.
Toetsing
De ontwikkelingen die het veegplan mogelijk maakt, zijn minimaal. Op twee locaties wordt de mogelijkheid om camperstandplaatsen te realiseren opgenomen. De ontwikkelingen zijn niet in strijd met de Toeristische-recreatieve visie Goeree-Overflakkee.
Ontwikkelkader verblijfsrecreatie (2022)
Het Ontwikkelkader verblijfsrecreatie vloeit voort uit de Toeristisch-recreatieve visie Goeree-Overflakkee. Het ontwikkelkader is in 2019 vastgesteld en in 2022 geëvalueerd en aangepast. In 2023 is vervolgens het geactualiseerde ontwikkelkader vastgesteld. Aan de hand van het ontwikkelkader kunnen initiatieven voor nieuwe verblijfsrecreatie globaal worden afgewogen. Het ontwikkelkader gaat uit van de volgende uitgangspunten:
- Alle nieuwe ontwikkelingen zijn van hoge kwaliteit, richten zich op de nieuwe doelgroepen als genoemd in de visie en dragen voldoende bij aan de kernambities: beleefbare natuur, well-being (welbevinden), duurzaamheid.
- Niet bij duinen of op het strand (Coalitieakkoord).
- Alle vormen van verblijfsrecreatie zijn bespreekbaar of zelfs direct vergunbaar als vervolgfunctie van een boerderij om leegstand te voorkomen. Wel wordt in het kader van de woningbouwopgave altijd eerst afgewogen of een locatie in aanmerking komt voor permanente woningbouw.
- Kernen Ouddorp, Goedereede en Havenhoofd en omgeving vallen binnen de kop van het eiland, Brouwersdam (de dam zelf met verbonden eilanden) wordt vanwege de recreatieve mogelijkheden buiten de kop gerekend.
- Gebieden waar reeds een ruimtelijke procedure loopt vallen buiten het kader, als er een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingplan staat zal er eerder sprake zijn van een positieve grondhouding.
- Als een ontwikkeling past binnen de beslisboom kom je uit op een principeverzoek of vergunningaanvraag. In het geval van 'principeverzoek' kan deze worden ingediend en is er een positieve grondhouding, bij 'vergunning' is de verwachting dat het mogelijk is en kan er direct een vergunning worden aangevraagd. Als een ontwikkeling niet past binnen het kader is de verwachting dat het niet passend is, maar een gesprek en principeverzoek behoort altijd tot de mogelijkheden.
- Het kader is aanvullend op het ruimtelijke kader en op sommige punten is er overlap, wel blijft er sprake van een integrale afweging waarbij aan sommige punten meer en aan sommige punten minder voldaan kan worden. Juridisch gezien blijft het ruimtelijk kader het uitgangspunt voor de afweging.
- Het toeristisch verhuren van reguliere (burger)woningen is niet bespreekbaar (behalve bij deelverhuur als B&B).
- Publieke ruimte (ruimte die publiek beleefbaar en waar mogelijk toegankelijk is) wordt in hoofdzaak publiek gehouden als er een nieuwe ontwikkeling komt (geen nieuwe parken met een hek er omheen).
- Nieuwe jachthavens en stacaravanparken zijn in principe niet mogelijk omdat beide al in groten getale aanwezig zijn en te kampen hebben met krimp. Uitbreiding van bestaand is enkel bespreekbaar als de noodzaak ervan is aangetoond en wordt voldaan aan het kader en de beslisboom.
- Van inpassing is sprake als een ontwikkeling zodanig wordt vormgegeven en ingeplant dat het niet opvalt in het bestaande landschap, van versterken van het landschap is sprake als het voor een verbetering van het bestaande en omliggende landschap zorgt.
Figuur 3.2 Beslisboom verblijfsrecreatieve initiatieven
Toetsing
De beoogde recreatieve ontwikkelingen die in dit veegplan mogelijk worden gemaakt voldoen aan de uitgangspunten van het Ontwikkelkader verblijfsrecreatie 2022 (inclusief bijbehorende beslisboom). Camperplaatsen (locatie 7 en 12) zijn mogelijk bij jachthavens, mits ingepast, en er voldoende ruimte voor haven en parkeren overblijft en dit geen onevenredige sociale impact voor de omgeving oplevert. De plannen voldoen daaraan. Locatie 15 ligt op de Kop van het eiland, maar hier worden per saldo geen extra standplaatsen voor verblijfsrecreatie mogelijk gemaakt.
De recreatieve ontwikkelingen zijn kleinschalig van aard en kunnen op de beoogde locaties ingepast worden in het bestaande landschap.
Beleidsregel bed & breakfast Goeree-Overflakkee
In 2019 is de beleidsregel 'bed & breakfast Goeree-Overflakkee' vastgesteld door het college van B&W. De beleidsregel is opgesteld omdat er binnen de gemeente meer duidelijkheid gewenst is over het hebben of starten van een bed & breakfast voorziening. In de beleidsregel wordt ingegaan op wat er onder een bed & breakfast wordt verstaan en wat er zoal in een bed & breakfast aanwezig mag zijn.
Toetsing
Binnen het veegplan is op twee locaties een woonbestemming opgenomen (locatie 2 en locatie 7). Voor locatie 7 is een reeds aanwezige bed & breakfast (2 eenheden) bij recht toegestaan. Daarnaast is in beide woonbestemmingen een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het voeren dan wel uitbreiden van bed & breakfast aan huis. Deze afwijkingsbevoegdheid is in lijn met de beleidsregel bed & breakfast Goeree-Overflakkee. Indien de locatie buiten de bebouwde kom van de kop van het eiland is gelegen, zijn volgens het Ontwikkelkader verblijfsrecreatie 7 verhuurbare kamers mogelijk. Daarvan is bij locatie 2 sprake. Locatie 7 behoort niet tot de kop van het eiland. Voor beide locaties bedraagt daarmee het maximaal aantal verhuurbare kamers in de afwijkingsbevoegdheid 7.
3.5 Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het relevante overheidsbeleid.
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven waarop dit plan van invloed is. Ieder aspect komt in een aparte paragraaf aan bod. Hierin worden het toetsingskader, de effecten van het plan en de beoordeling hiervan beschreven. Voor elke locatie is afgewogen of een milieuaspect van toepassing is. Dit betekent dat per aspect uitsluitend is ingegaan op locaties waar het desbetreffende milieuaspect relevant voor is.
4.2 Mer-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Door het bevoegd gezag moet een m.e.r.-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen.
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 250.000 bezoekers of meer per jaar, een oppervlakte van 25 hectare of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied. De beoogde ontwikkelingen van de twee camperterreinen blijven ruim onder deze drempelwaarden.
In het Besluit m.e.r. is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is.
Voor dit plan is in de navolgende paragrafen inzicht gegeven in de milieugevolgen zoals bedoeld in de criteria van bijlage III van de m.e.r.-richtlijn. Geconcludeerd wordt dat belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van het bestemmingsplan kunnen worden uitgesloten. Het college heeft op basis hiervan op 28 november 2023 besloten dat het doorlopen van een m.e.r.-procedure niet nodig is (zie bijlage 1).
4.3 Bodem
Beleid en normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
Uitsluitend locaties waar sprake is van een functiewijziging of bodemroerende werkzaamheden zijn opgenomen in deze paragraaf, aangezien op de overige locaties de bodemkwaliteit niet opnieuw hoeft te worden afgewogen. Dit zijn de locaties 12 en 15.
Locatie 12: Marina Herkingen
Op de locatie bij de Marina Herkingen worden camperstandplaatsen toegestaan. Omdat dit gebruik gevoeliger is dan het huidige gebruik (parkeerplaatsen), is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2).
Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem en de terreininspectie kan gesteld worden dat er milieuhygiënisch géén belemmeringen bestaan voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging op de onderzoekslocatie. De onderzoeks- resultaten geven géén aanleiding voor verder bodemonderzoek dan wel een bodemonderzoek op analytische grondslag.
Locatie 15: Camping Ouwe Stee-Noord, Stelleweg, Ouddorp
Op de locatie Camping Ouwe Stee-Noord worden twee chalets ter plaatse van de bosbestemming mogelijk gemaakt door het opnemen van een bouwvlak en het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de Ouwe Stee'. Omdat hiermee een gevoeliger gebruik van de gronden wordt toegestaan, is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd door Ecosultancy (zie bijlage 3).
Uit het historisch bodemonderzoek komt naar voren dat er geen sprake is van bodembelasting, anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting in de grond en het grondwater. Op de locatie worden geen verontreinigende stoffen verwacht in gehalten boven de landelijk of regionaal geldende achtergrondwaarde voor grond en/of de streefwaarde voor grondwater. Dit geldt zowel voor natuurlijke achtergrondgehalten als voor "antropogene" achtergrondgehalten, waarvan de oorzaak niet eenduidig is aan te wijzen.
Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd dat ter plaatse van de onderzoekslocatie sprake is van een onverdachte locatie (niet lijnvormig). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.
Voor het definitief vaststellen van de bodemkwaliteit dient een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Echter, op basis van het vooronderzoek wordt niet verwacht dat de bodemkwaliteit een milieuhygiënische belemmering vormt voor bestemmingsplanwijziging.
Uit het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem concludeert Econsultancy, dat atmosferische depositie de enige (beperkte) bron van PFAS-verontreiniging op de onderzoekslocatie is. Van atmosferische depositie is bekend, dat dit tot beperkt verhoogde PFAS-gehalten in bodem en water kan leiden.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de camperstandplaatsen bij Marina Herkingen.
In het kader van dit bestemmingsplan is voor de locatie Camping Ouwe Stee-Noord geen verkennend bodemonderzoek nodig. Er worden geen bodemverstorende activiteiten beoogd waardoor het aspect bodem geen belemmering vormt. Indien er een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt aangevraagd zal in het kader van deze activiteit een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden.
4.4 Mobiliteit
Beleid en normstelling
Er is geen specifieke wetgeving met betrekking tot het aspect verkeer en vervoer. Wel wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening de aanvaarbaarheid van het effect van nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid in beeld gebracht. In de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, diverse regionale en provinciale verkeer- en vervoersplannen en jurisprudentie is de toepassing van een mobiliteitsscan (ook wel 'Mobiliteitstoets' genoemd) als beleid opgenomen. In het kader van de Mobiliteitsscan wordt onderbouwd dat:
- op een zorgvuldige wijze naar de mobiliteitsaspecten is gekeken;
- er (indien nodig) tijdig en voldoende maatregelen worden genomen om een goede ontsluiting en bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid te garanderen voor gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer.
Onderzoek
Er zal in deze paragraaf alleen worden ingegaan op de locaties waar mogelijk wijzigingen plaatsvinden op het gebied van parkeren en verkeer. Dit zijn de locaties 2, 3, 7, 9, 10, 11 en 12. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie wordt gebruik gemaakt van de kencijfers van het CROW. Het uitgangspunt is een ligging in een niet stedelijk gebied.
Locatie 2: Oudelandseweg 7, Ouddorp
Op de locatie wordt het nieuw bijgebouw bij de woning gelegaliseerd. Dit heeft geen extra vervoersbewegingen tot gevolg.
Locatie 3: Brouwersdam Buitenzijde 20
Op de locatie wordt het gebruik van het gebouw gewijzigd, om dit mogelijk te maken wordt de functieaanduiding 'detailhandel' toegevoegd. Dit zal geen extra verkeersaantrekkende werking opleveren, omdat het maximaal toelaatbare oppervlak aan detailhandel niet wijzigt.
Op de Brouwersdam is voldoende parkeergelegenheid om de parkeerbehoefte op te vangen.
Locatie 7: Kruisweg Stellendam
Op de onderhavige locatie worden camperstandplaatsen gerealiseerd en de 2 bed & breakfast eenheden per recht mogelijk gemaakt.
Voor een worstcase berekening wordt aangesloten bij de kencijfers van een bungalowpark met een ligging in het buitengebied. Per bungalow geldt een verkeersgeneratie van 2,7 mvt/etmaal. Voor de 15 standplaatsen geldt dan ook een verkeersgeneratie van 40,5 mvt/etmaal.
Voor de bed & breakfast eenheden wordt eveneens aangesloten bij de kencijfers van een bungalowpark met een ligging in het buitengebied. Voor de twee bed & breakfast eenheden geldt dan ook een verkeersgeneratie van 5,4 mvt/etmaal. De totale verkeersgeneratie bedraagt 46 mvt/etmaal.
Het plangebied ontsluit via de Kruisweg, de Adrianadijk en de Korteweg op de N57. De toename aan verkeer is beperkt en zal dan ook opgaan in het huidige verkeersbeeld van de ontsluitende wegen.
De verblijfsrecreantenparkeren direct op de aanwezige standplaatsen. Voor werknemers en eventuele bezoekers die met de auto komen, zijn er 4 parkeerplaatsen gerealiseerd.
Locatie 9: Hazersweg 73, Ouddorp
Op de locatie wordt het hobbymatige gebruik van een bestaande loods gelegaliseerd. De verkeersgeneratie van deze loods is beperkt tot één gebruiker. Het gebruik wordt ingeschat op zo'n 40 bezoeken per jaar, dit komt neer op een verkeersgeneratie van 160 vervoersbewegingen per jaar (halen materiaal, naar activiteit reizen, terugbrengen materiaal, naar huis reizen). Het verkeer zal afwikkelen via de Hazersweg naar het kruispunt met de Oudelandseweg/Vissersstraat.
De extra verkeersgeneratie kan goed worden afgewikkeld op de omliggende wegen en leidt niet tot knelpunten.
Locatie 10: Dorpsdijk Ooltgensplaat
Het is wenselijk de weg tussen het park en de Rietveldseweg als officiële ontsluiting voor het recreatiegebied te gebruiken. De betreffende weg bestaat al als tijdelijke bouwweg. Voor het recreatiepark geldt een verkeersgeneratie van 2,2 mvt/etmaal per bungalow (CROW 381, op basis van een 'weinig stedelijke' stedelijkheidsgraad en de ligging in 'rest bebouwde kom'). Er worden 76 recreatiewoningen gerealiseerd. De beoogde ontwikkeling zal leiden tot een verkeersgeneratie van 168 mvt/etmaal op een gemiddelde week-/ werkdag.
Het plan wordt via de Rietveldseweg ontsloten op de Dorpsdijk. Op basis van de navigatietool van Google Maps is een inschatting gemaakt van de toedeling van het verkeer vanaf het plangebied. Op de Dorpsdijk zal 20% van het verkeer richting het zuidoosten gaan en 80% richting het noordwesten.
De extra verkeersgeneratie kan goed worden afgewikkeld op de omliggende wegen en leidt niet tot knelpunten.
Locatie 11: Korteweegje 65, Dirksland
Voor deze locatie wordt meer soorten bedrijvigheid mogelijk gemaakt, naast enkel een transportbedrijf wordt de huidige busremise en ook bedrijvigheid tot en met categorie 3.1 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan. Voor de toekomstige planologische verkeergeneratie is uitgegaan van de kencijfers van CROW publicatie 381. De bedrijfsbestemming zoals beoogd komt het meest overeen met werkmilieu type II Hoogwaardig bedrijvenpark. Voor de verkeergeneratie is uitgegaan van een bedrijventerrein van 4 hectare. De worst-case verkeersgeneratie bedraagt daarmee 832 mvt/etmaal/weekdag.
In de huidige situatie is sprake van verkeersgeneratie. De mogelijk extra verkeersgeneratie kan goed worden afgewikkeld op de omliggende wegen en leidt niet tot knelpunten.
Locatie 12: Marina Herkingen
Aan de oostzijde van de Jachthaven in Herkingen worden camperstandplaatsen gerealiseerd.
Voor een worstcase berekening wordt aangesloten bij de kencijfers van een bungalowpark met een ligging in het buitengebied. Per bungalow geldt een verkeersgeneratie van 2,7 mvt/etmaal. Voor de 10 standplaatsen geldt dan ook een verkeersgeneratie van 27 mvt/etmaal. Het plangebied ontsluit via het terrein van de haven op de Groene Kruisweg. De toename aan verkeer is beperkt en zal dan ook opgaan in het huidige verkeersbeeld van de ontsluitende wegen.
Ter plaatse van de toekomstige camperstandplaatsen is nu een parkeerterrein aanwezig. In de directe omgeving van de jachthaven is voldoende parkeerruimte om deze verloren gaande parkeerplaatsen op te vangen.
Conclusie
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.
4.5 Geluid
Beleid en normstelling
Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging binnen of buiten stedelijk gebied. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woning binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging binnen of buiten stedelijk gebied. De Wgh stelt dat op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals de geprojecteerde tweede agrarische bedrijfswoning, voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde is 53 dB.
Onderzoek
Het aspect wegverkeerslawaai is bij de meeste locaties van dit veegplan niet relevant, omdat de meeste ontwikkelingen geen nieuwe geluidsgevoelige functies of nieuwe gezoneerde wegen betreffen. Hierdoor is het op grond van de Wgh niet noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar de geluidbelasting. In deze paragraaf wordt alleen ingegaan op de locaties waar wel geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt (locaties 7, 12 en 15) of een nieuwe ontsluitingsweg is beoogd (locatie 10).
Locatie 7: Kruisweg 2, Stellendam
Op de locatie is het wenselijk om camperstandplaatsen te realiseren. De locatie ligt binnen de geluidzone van de Adrianadijk (60 km/uur), de Vissersweg (80 km/uur) en de N57 en binnen de invloedsfeer van de Kruisweg (30 km/uur). Een camperstandplaats is volgens de de Wgh geen geluidgevoelige functie, echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de situatie ter plaatse wel beschouwd.
In het kader van het vigerend bestemmingplan 'Kruisweg 2-4 Stellendam' is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat als gevolg van de N57 en de Korteweg de wettelijke voorkeursgrenswaarde op de locatie wordt overschreden, maar de maximale ontheffingswaarde niet. De hoogste berekende geluidbelasting bedraagt 53 dB (inclusief 2 dB aftrek volgens artikel 110 Wgh). Deze overschrijding heeft betrekking op de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen, namelijk een zorginstelling en twee vrijstaande woningen die met het vigerende bestemmingsplan zijn mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkelingen is een besluit hogere waarde genomen.
Een camperstandplaats is zoals vermeld geen geluidgevoelige functie. Op basis van het uitgevoerde akoestische onderzoek kan echter worden gesteld dat voor de camperstandplaatsen sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat, omdat de maximale ontheffingswaarde die geldt voor geluidgevoelige functies niet wordt overschreden.
Locatie 10: Dorpsdijk Ooltgensplaat
De nieuwe ontsluitingsweg van park Groenland ligt op ruime afstand van geluidgevoelige bestemmingen. Het verkeer op de nieuwe weg zal mede gelet op de lage verkeersintensiteiten niet leiden tot onaanvaardbare geluidbelastingen.
Locatie 12: Marina Herkingen
Op de locatie is momenteel een Jachthaven aanwezig. Het is wenselijk om aan de oostzijde camperstandplaatsen te realiseren. Een camperstandplaats is volgens de de Wgh geen geluidgevoelige functie, echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de situatie ter plaatse wel beschouwd. Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de Groene Kruisweg. Tussen de Groene Kruisweg en het plangebied ligt een dijk, welke als een geluidwal dient voor het plangebied. Ook vanwege de lage intensiteit op deze weg (463 mvt/etmaal, NSL monitoringstool) is ter plaatse van het plangebied sprake van een akoestisch aanvaardbaar verblijfsklimaat.
Locatie 15: Camping Ouwe Stee noord, Stelleweg Ouddorp
Op het perceel geldt momenteel de bestemming 'Bos'. In het voorliggende plan worden twee chalets ter plaatse van de bosbestemming mogelijk gemaakt door het opnemen van een bouwvlak en het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de Ouwe Stee'. Op de wegen rondom het plangebied geldt een maximum toegestane snelheid van 30 km/u. De locatie ligt derhalve niet binnen een geluidzone van een weg. De nabijgelegen Stelleweg heeft een zeer lage verkeersintensiteit. Ter plaatse is dan ook sprake van een akoestisch aanvaardbaar verblijfsklimaat.
Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.
4.6 Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
Onderzoek
Alle ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt, dragen niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van de planlocaties te geven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool 2021 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit kwamen de volgende gegevens naar voren:
Tabel 4.2 Weergave gemiddelde concentraties luchtverontreinigende stoffen
Locatie | Stikstofdioxide (NO2)jaargemiddelde concentratie | Fijnstof (PM10) jaargemiddelde concentratie | Fijnstof (PM10) 24-uur gemiddelde concentratie | Fijnstof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie | |||
1 t/m 15 | < 20µg/m3 | < 20µg/m3 | < 10 dagen | < 10µg/m3 |
Hieruit blijkt dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen op alle locaties onder de grenswaarden liggen.
Conclusie
Op basis van de resultaten uit het Nsl-tool liggen alle concentraties van luchtverontreinigende stoffen onder de grenswaarden. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse van de planlocaties. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
Alleen locaties waar activiteiten plaatsvinden die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat of waar sprake kan zijn van belemmering van omliggende bedrijven zijn beschreven in deze paragraaf. Dit zijn de locaties 4 en 11.
Locatie 4: Molendijk 2a, Den Bommel
Ter plaatse van de locatie is een agrarisch bedrijf aanwezig. De agrarische bedrijfswoning wordt gewijzigd naar een plattelandswoning. In de wet is geregeld dat het bijbehorende agrarische bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd door de aanwezigheid van een plattelandswoning op korte afstand van het bedrijf. Aan een plattelandswoning wordt een lager beschermingsniveau toegekend dan aan een burgerwoning. Desondanks dient wel sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de directe omgeving van de woning zijn geen veehouderijen gelegen. Het akkerbouwbedrijf is gestopt met de bedrijfsvoering. Er is daardoor in de huidige situatie sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Planologisch is het mogelijk om een akkerbouwbedrijf op de locatie te beginnen. Tussen de woning en het akkerbouwbedrijf is er echter sprake van enige afstand, zodat eventuele werkzaamheden van het bedrijf altijd op grotere afstand plaatsvinden. Ook vanwege de aard van het bedrijf is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de omgeving zijn met name burgerwoningen en grondgebonden agrarische bedrijven aanwezig. De woningen liggen aan de overkant van de Molendijk. Omdat er burgerwoningen in de directe omgeving aanwezig zijn, waarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, zal ter plaatse van de plattelandswoning ook sprake zijn van aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Locatie 11: Korteweegje 65, Dirksland
Voor de locatie geldt nu de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3'. Het is hier wenselijk om meer soorten bedrijven toe te staan. De bestaande functieaanduiding wordt uitgebreid, waardoor ook een busremise is toegestaan. Naast de bestaande functieaanduiding wordt de nieuwe functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' opgenomen. Op een afstand van circa 75 meter van het terrein zijn woningen aanwezig, daarom is in het kader van goede ruimtelijke ordening geen zwaardere bedrijvigheid dan categorie 3.1 toegestaan. De richtafstand van een bedrijf in milieucategorie 3.1 tot een rustige woonwijk bedraagt 50 meter, hieraan wordt voldaan.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de beoogde ontwikkelingen niet in de weg staat.
4.8 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek
Op Goeree-Overflakkee zijn verschillende risicobronnen gelegen, zoals de provinciale weg N57, hoofdtransportaardgasleidingen, transportroute over het Volkerak en het Haringvliet en benzineservicestations (met verkoop LPG). Met de ontwikkelingen die dit veegplan mogelijk gemaakt, uitgezonderd locaties 7 en 12, is geen sprake van een significante toename van de personendichtheid. Bijna alle locaties met (beperkt) kwetsbare bestemmingen liggen de buiten de PR 10-6-contouren. Het aspect externe veiligheid is voor deze locaties dan ook niet van belang. Er zal dan ook alleen ingegaan worden op de locaties 7 en 12.
Locatie 7: Kruisweg 2 Stellendam
Er vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de nabijgelegen N215 en N57, respectievelijk ten zuiden en ten zuidwesten van het plangebied. Het invloedsgebied voor de N215 wordt bepaald door stofcategorie GF3 en bedraagt 355 meter. Het invloedsgebied voor de N57 wordt bepaald door stofcategorie LT2 en bedraagt 880 meter. De N215 bevindt zich op circa 870 meter en daarmee ligt het plangebied buiten het invloedsgebied. De N57 bevindt zich op circa 294 meter, zodat het plangebied zich in het invloedsgebied bevindt. Omdat de afstand groter is dan 200 meter, hoeven volgens het Basisnet geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Er vindt in de omgeving van de locatie geen vervoer plaats van gevaarlijke stoffen via het spoor, het water of door buisleidingen. Verder zijn binnen en in de nabije omgeving van de locatie geen risicovolle inrichtingen gelegen met een externe werking. Wel is vanwege de ligging van de locatie in het invloedsgebied van het transport van stoffen uit de stofcategorie LT2 (toxisch scenario) een beknopte verantwoording van het groepsrisico nodig.
Locatie 12: Marina Herkingen
Aan de oostkant van de Jachthaven worden camperstandplaatsen gerealiseerd. De dichtsbijzijnde buisleiding ligt op 5 km afstand en de dichtsbijzijnde route met gevaarlijke stoffen op 6,3 km afstand. De locatie ligt buiten de risicoafstanden en invloedsgebieden van deze bronnen. Verder zijn binnen en in de nabije omgeving van de locatie geen risicovolle inrichtingen gelegen met een externe werking.
Verantwoording groepsrisico locatie 7
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Kruisweg. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Stellendam. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie worden er camperstandplaatsen gerealiseerd. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het handmatig uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Ten behoeve van de camperplaatsen worden echter geen bouwwerken opgericht waarin mensen langere tijd kunnen verblijven. Omdat de bezoekers met eigen vervoer aanwezig zijn, zijn zij zeer zelfredzaam. Tevens zijn er voldoende vluchtwegen die van de risicobron afleiden.
Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.
Conclusie
Voor de planlocaties wordt voldaan aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Uit de beknopte verantwoording voor locatie 7 blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van deze locatie als voldoende worden beschouwd. Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.
4.9 Kabels En Leidingen
Beleid en normstelling
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
- defensiebrandstoffen;
- warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.
Onderzoek en conclusie
Op alle planlocaties en de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.
4.10 Cultuurhistorie
Beleid en normstelling
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat bestemmingsplannen, waarvoor geen milieueffectrapport wordt opgesteld, een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Onderzoek
Locatie 2: Oudelandseweg 7, Ouddorp
Voor het perceel Oudelandseweg 7 in Ouddorp is een bijgebouw gebouwd ten zuiden van de bestaande woning. Deze woning heeft cultuurhistorische waarden. De regels die hiervoor gelden, gelden enkel voor de woning. Het bijgebouw belemmert deze waarden niet door het behouden van de zichtlijnen op de boerderij, het erf en het open landschap. Hiernaast is het bijgebouw ondergeschikt aan het hoofdgebouw (de woning). De ontwikkeling is daarom niet in strijd met de cultuurhistorische waarden.
Locaties 4: Molendijk 2a, Den Bommel, locatie 8: VV Herkingen en locatie 13: Kelderweg 17 en 18, Ouddorp (molenbiotoop)
De locaties 4, 8 en 13 liggen binnen een molenbiotoop. In dit veegplan is een beschermende regeling voor de molenbiotopen opgenomen.
Op de andere locaties zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.
Conclusie
Het aspect landschap en cultuurhistorie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.11 Archeologie
Beleid en normstelling
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft archeologiebeleid waarin het wettelijke en beleidsmatig kader behandeld wordt. De nota geeft aan hoe in de toekomst op Goeree-Overflakkee op een efficiënte en verantwoorde wijze omgegaan wordt met het archeologisch erfgoed. Het streven is daarbij om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden ('behoud ex situ').
Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.
Onderzoek
Op de verschillende locaties zijn in vigerende plannen voor een deel van de locaties dubbelbestemmingen opgenomen ten behoeve van de bescherming van de eventuele aanwezige archeologische waarden. Voor de onderstaande locaties worden in dit veegplan de dubbelbestemmingen overgenomen. Hierdoor blijven de eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd.
Locatie | Aanwezige archeologische waarden |
1 | n.v.t. |
2 | Waarde - Archeologie - 5 |
3 | n.v.t. |
4 | n.v.t. |
5 | n.v.t. |
6 | Deze locatie is vervallen |
7 | n.v.t. |
8 | n.v.t. |
9 | Waarde - Archeologie - 5 |
10 | n.v.t. |
11 | n.v.t |
12 | n.v.t. |
13 | Waarde - Archeologie - 5 |
14 | Deze locatie is vervallen |
15 | Waarde - Archeologie - 5 |
Conclusie
Het aspect archeologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.12 Ecologie
Beleid en normstelling
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
- Natura-2000 gebieden;
- Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
- 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoelt in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
- Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zuid-Holland
In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek soortenbescherming
Ter plaatse van de meeste planlocaties worden geen fysieke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan leidt dan ook ter plaatse van deze locaties niet tot negatieve effecten op beschermde soorten.
Locatie 5: Jachthaven Stad aan 't Haringvliet
Binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' worden in dit bestemmingsplan sanitaire voorzieningen (met een gezamelijke maximale omvang van 50 m2)mogelijk gemaakt ter plaatse van de functieaanduiding 'kampeerterrein'.
Het plangebied bevat geen dichte vegetatie, bosschages en groenstructuren. Enkel bij de poel zijn bosschages en struikgewassen aanwezig. De sanitaire voorzieningen worden niet bij de poel geplaatst, ook worden er geen groenstructuren verwijderd. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde soorten.
Onderzoek gebiedsbescherming
De locaties maken geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Locatie 5 (Jachthaven Stad aan 't Haringvliet) is tegen het Natura 2000-gebied Haringvliet gelegen. Binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' worden in dit bestemmingsplan sanitaire voorzieningen (met een gezamelijke maximale omvang van 50 m2)mogelijk gemaakt ter plaatse van de functieaanduiding 'kampeerterrein'. Er is geen sprake van oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging en verdroging van het Natura 2000-gebied als gevolg van de realisatie van de sanitaire voorzieningen. Er is mogelijk sprake van verstoringen door geluid, licht, mechanische effecten, trillingen en optische verstoringen tijdens de werkzaamheden. Dergelijke verstoringen zijn echter van tijdelijke aard en hebben geen permanente, significante, negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het naastgelegen Natura 2000-gebied.
Er is een stikstofberekening uitgevoerd voor de locaties 5, 7, 10, 11, 12 en 15 en voor locatie 9 een kwalitatieve onderbouwing gegeven ten aanzien van het aspect stikstof. De gehanteerde uitgangspunten voor de stikstofberekeningen zijn per locatie in uitgewerkt in een memo, deze memo is opgenomen in bijlage 4. Hierna wordt ingegaan op deze locaties.
Locatie 5: Jachthaven Stad aan 't Haringvliet
Voor locatie 5 is een berekening uitgevoerd voor de realisatie van een toiletgebouw en de realisatie van een loods. Voor de gebruiksfase is geen berekening gedaan; zowel het toiletgebouw als de loods zullen niet voor meer verkeer zorgen. De loods dient enkel als opslag en droge plaats om aan boten te werken, terwijl dit nu op hetzelfde terrein zonder loods gebeurt. De loods en sanitaire voorzieningen zullen daarnaast beide geen gasverbruik hebben.
De stikstofberekening voor de realisatiefase is opgenomen in bijlage 5. Het uitgangspunt is dat de toename aan bouwverkeer opgaat in het heersende verkeersbeeld van de Lieve Vrouwenpoldersedijk.
Er is geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.
Locatie 7: Kruisweg 2 Stellendam
Voor locatie 7 is een berekening uitgevoerd voor de gebruiksfase. De bed & breakfast heeft geen gasaansluiting, derhalve wordt alleen de verkeersgeneratie gerekend. Voor de campers is in de stikstofberekening wel het propaangebruik meegenomen. De totale verkeerstoename bedraagt 46 mvt/etmaal, zie paragraaf 4.4.
De stikstofberekening voor de gebruiksfase is opgenomen in bijlage 6. Het plangebied ontsluit via de Kruisweg, de Adrianadijk en de Korteweg op de N57. De toename aan verkeer is beperkt en zal dan ook opgaan in het huidige verkeersbeeld van de ontsluitende wegen.
Er is geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.
Locatie 9: Hazersweg 73, Ouddorp
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp. Op basis van de vigerende bestemming 'Agrarisch' is een opslagloods ten behoeve van hobbymatige doeleinden niet toegestaan. Het is wenselijk de aanwezige opslagloods te legaliseren voor hobbymatig gebruik.
Bij de legalisatie van het gebruik van de bestaande loods is geen sprake van aanlegwerkzaamheden. Daarom is alleen gekeken naar de gebruiksfase. De verkeersgeneratie van deze loods beperkt zich tot één gebruiker. De verkeerstoename bedraagt 160 mvt/jaar, zie paragraaf 4.4.
Het verkeer zal afwikkelen via de Hazersweg naar het kruispunt met de Oudelandseweg/Vissersstraat. De verkeerintensiteiten bedragen volgens de infotool CIMLK (Kaart | CIMLK) op dit kruispunt 502 lichte mvt/etmaal (Oudelandsweg) en 1.836 lichte mvt/etmaal (Vissersstraat). De bijdrage aan de verkeersintensiteit van de hobbymatig gebruikte loods zal kleiner dan 0,1% per etmaal zijn voor dit kruispunt. Gezien de omvang van deze activiteit zijn effecten op Natura-2000 gebieden op voorhand uit te sluiten.
Locatie 10: Dorpsdijk 10, Ooltgensplaat
De stikstofberekening voor de realisatiefase van de weg is opgenomen in bijlage 8. De verkeerstoename bedraagt 168 mvt/etmaal, zie paragraaf 4.4. Het verkeer dat in de richting van de Langeweg ontsluit zal, gezien de verwachte verkeersgeneratie, op de Langeweg opgaan in het heersende verkeersbeeld. Het overige verkeer zal op het kruispunt Dorpsdijk – Nieuwstraat opgaan in het heersende verkeersbeeld. De stikstofberekening voor de gebruiksfase is opgenomen in bijlage 9. Voor de gebruiksfase zijn depositiebijdragen in het nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Krammer-Volkerak berekend (maximaal 0,03 mol/ha/jr). Er is een ecologische toets opgesteld, deze is opgenomen in bijlage 10. In deze ecologische toets is onderbouwd dat deze depositietoename niet zal leiden tot significant negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.
Locatie 11: Korteweegje 65, Dirksland
Voor locatie 11 is een berekening uitgevoerd voor de gebruiksfase. Mochten ook bouwwerkzaamheden plaats gaan vinden, dan zal in het kader van de omgevingsvergunning bouwen een berekening van de realisatiefase worden uitgevoerd.
Voor de toekomstige planologische verkeergeneratie is uitgegaan van de kencijfers van CROW publicatie 381. De bedrijfsbestemming zoals beoogd komt het meest overeen met werkmilieu type II Hoogwaardig bedrijvenpark. De verkeersgeneratie bedraagt 832 mvt/ etmaal/weekdag.
De stikstofberekening voor de gebruiksfase is opgenomen in bijlage 7. Het uitgangspunt is dat de toename aan verkeer opgaat in het heersende verkeersbeeld op de N215.
Er is geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.
Locatie 12: Marina Herkingen
Voor locatie 12 is een berekening uitgevoerd voor de gebruiksfase. De verkeerstoename bedraagt 27 mvt/etmaal, zie paragraaf 4.4. De stikstofberekening is opgenomen in bijlage 11. Voor de verkeersafwikkeling is de aanname gedaan dat al het verkeer naar de Westdijk gaat en daar opgaat in het heersende verkeersbeeld.
Voor de gebruiksfase is geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.
Locatie 15: Camping Ouwe Stee-Noord, Stelleweg Ouddorp
Voor locatie 15 is de realisatiefase en gebruiksfase berekend. Voor de realisatiefase is uitgegaan van een worst case scenario waarbij de chalets van buiten het campingterrein moeten worden aangeleverd. In werkelijkheid is dit niet het geval en betreft het 'slechts' de verplaatsing van de chalets binnen het campingterrein. Voor een worst case berekening van de gebruiksfase worden de verkeersbewegingen van de twee chalets meegenomen.
Voor alle verkeerbewegingen is uitgegaan van een verkeersafwikkeling in zuidelijke richting naar de N57. Deze route is een worst case benadering, daar een deel van het verkeer eerder in oostelijke richting, weg van het Natura 2000-gebied, zal afbuigen. De stikstofberekening voor de realisatefase en gebruiksfase is opgenomen in bijlage 12.
Voor zowel de realisatie- als de gebruiksfase is geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.
Voor de overige locaties is een stikstofberekening of nadere onderbouwing niet noodzakelijk. Er vinden hier geen ontwikkelingen plaats die kunnen leiden tot negatieve effecten op Natura 2000-gebieden.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkelingen leiden niet tot negatieve effecten op beschermde soorten of natuurgebieden.
4.13 Waterhuishouding
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerders worden vervolgens verwerkt in deze paragraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van Rijkswaterstaat, het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europees:
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
- Waterwet
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan
- Provinciale Omgevingsvisie
- Omgevingsverordening
3e Kustnota, Traditie, Trends en Toekomst, ministerie van Verkeer en Waterstaat (2000)
De 3e Kustnota borduurt verder op de 2e Kustnota, maar legt een veel sterkere relatie tussen kustveiligheid en ruimtegebruik.
De hoofddoelstellingen van het beleid in deze nota zijn gericht op:
- een duurzame bescherming van laag Nederland tegen overstroming;
- ruimtegebruik van de kust in harmonie met de duurzame bescherming van laag Nederland.
Met het oog op de verwachte klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande zeespiegelstijging, zijn in de toekomst bredere en sterkere waterkeringen benodigd. Voorkomen moet worden dat als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (zoals stedelijke ontwikkeling) landinwaartse verbreding van de waterkeringen geen optie meer zal zijn. Reservering van ruimte biedt hiervoor de oplossing. In de nota is aangegeven, dat in de duinzoom goede mogelijkheden aanwezig zijn voor ontwikkeling van hoge natuurwaarden. Dit komt door de aanwezigheid van de schone kwel vanuit de duinen. Daarom wordt voor de duinzoom, uitgezonderd de stedelijke zones, gestreefd naar een combinatie van landbouw en ontwikkeling of behoud van natuurwaarden. Verder is in de nota aangegeven, dat het natuurlijke watersysteem in de duinzoom goede mogelijkheden biedt voor het stedelijk water.
Beleidslijn Kust 2015
Beleidslijn Kust 2015 vervangt de ‘Beleidslijn kust’ die het rijk in 2007 uitbracht. De beleidslijn formuleert op hoofdlijnen randvoorwaarden voor initiatieven met een ruimtebeslag in het kustfundament, beredeneerd vanuit de beleidsdoelen voor waterveiligheid zoals deze zijn omschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Nationaal Waterplan 2009-2015 (NWP). Het gaat zowel om het waarborgen van de veiligheid van de primaire keringen als om het op orde houden van het zandig systeem.
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgenomen ontwikkeling. De opmerkingen van de waterbeheerder zullen verwerkt worden in deze waterparagraaf.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) van waterschap Hollandse Delta beschrijven zij de doelen die zij tijdens de planperiode 2022-2027 willen bereiken voor de primaire taken waterveiligheid, watersysteem, waterketen en wegen. De doelen voor deze planperiode zijn afgeleid van de ambities voor de langere termijn (2050). Behalve de ambities voor de lange termijn en de doelen die zij in 2027 bereikt willen hebben, gaat het Waterbeheerprogramma ook in op de strategie om te komen tot realisatie van deze doelen.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld.
Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m² of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
- nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de toename in verharding;
- nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
- nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.
Gemeentelijk beleid
Het hoofddoel van het Waterplan Goeree-Overflakkee is het opstellen van een gezamenlijke koers van de gemeenten en het waterschap voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in de stedelijke kernen op Goeree-Overflakkee. In het waterplan worden de volgende drie hoofdaspecten aan de orde gesteld:
- 1. de inrichting van het gebied en de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en het waterbeheer. Het gaat daarbij niet alleen om de hoeveelheid water die nodig is voor het realiseren van een bepaald beschermingsniveau tegen wateroverlast, maar nadrukkelijk ook om de beleving van het water binnen de kernen;
- 2. het gebruik en het beheer en onderhoud van oppervlaktewater. Hierbij horen afspraken over de beheergrenzen en wie wat doet. Het waterplan zal daarnaast helpen bij de verankering van de waterzaken binnen de organisaties;
- 3. de omgang met afvalwater en regenwater in het gebied. Hierbij speelt onder andere de relatie tussen de afvalwaterketen en de kwaliteits- en kwantiteitsaspecten van het oppervlaktewatersysteem.
Huidige situatie
Algemeen
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Goeree-Overflakkee, zie hoofdstuk 2. Ter plaatse van de locaties komen zandgronden en/of kleigronden voor.
Waterkwantiteit
In Goeree-Overflakkee zijn diverse hoofdwatergangen, dijksloten, wegsloten en overige wateren met bijbehorende beschermingszones gelegen. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Ter plaatse van de planlocaties wordt hiermee rekening gehouden.
Veiligheid en waterkeringen
Ter plaatse van een aantal locaties zijn waterkeringen gelegen. Delen van het plangebied liggen dan ook binnen de beschermingszone van de keringen. Binnen deze zones gelden op basis van de Keur beperkingen voor bouwen en aanleggen.
Afvalwaterketen en riolering
Het overgrote deel van de locaties in het plangebied is aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel.
Toekomstige situatie
Waterkwantiteit
Toename in verharding dient te worden gecompenseerd. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water te worden gerealiseerd. Gelet op de ruimtelijke spreiding van de planlocaties kunnen de ontwikkelingen hierop afzonderlijk worden beoordeeld.
Locatie 5 : Jachthaven Stad aan 't Haringvliet
Op de locatie wordt een bouwvlak vergroot van 150 m2 naar 198 m2. De vergroting van het bouwvlak kan zorgen voor een vergroting van de verharding met een toename van 48 m2. De toename zit ruim onder de drempelwaarde. Watercompensatie is daarmee niet nodig.
Locatie 7: Kruisweg 2 Stellendam
Op de locatie zijn op basis van een tijdelijke omgevingsvergunning camperstandplaatsen gerealiseerd. De toename aan verharding zit onder de drempelwaarde. Watercompensatie is daarmee niet nodig.
Locatie 10: Dorpsdijk 10 Ooltgensplaat
Een bestaande agrarsiche onsluitingsweg wordt gewijzigd in een ontsluitingsweg ten behoeve van het recreatieterrein Groenland. De toename aan verharding is beperkt. Watercompensatie is daarmee niet nodig.
Locatie 12: Marina Herkingen
Ten oosten van het perceel van de haven van Herkingen wordt een camperstandplaats gerealiseerd. Op deze locatie ligt al verharding in de vorm van een parkeerplaats. De camperstandplaatsen zullen niet zorgen voor extra verharding. Watercompensatie is daarmee niet nodig.
Locatie 15: Camping Ouwe Stee-Noord
Binnen de bosbestemming worden 2 chalets geplaatst. De toename aan verharding is zeer beperkt. Watercompensatie is daarom niet nodig.
Ter plaatse van de andere planlocaties worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor watercompenserende maatregelen noodzakelijk zijn.
Veiligheid en waterkeringen
De locaties 3, 5 en 12 liggen in een kern- en/of beschermingszone van een waterkering. Deze gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Ter bescherming van de waterkering wordt ook in dit veegplan een beschermende regeling opgenomen.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder vergunning van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het bestaande en te handhaven oppervlaktewater binnen het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) geldt een zogenaamde dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Voor de beschermingszone wordt de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen.
Conclusie
De ontwikkelingen zijn niet van negatieve invloed op het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Bestemmingsplansystematiek
Het bestemmingsplan is conform SVBP2012 opgesteld, om zodoende digitaal raadpleegbaar en conform de uniforme systematiek raadpleegbaar te zijn. Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
5.2 Planregels
5.2.1 Inleidende regels
Begrippen
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
5.2.2 Bestemmingsregels
Agrarische bestemmingen
Binnen dit veegplan zijn drie agrarische bestemmingen opgenomen. De bestemming 'Agrarisch - 1' is opgenomen voor de locatie in aan de Molendijk 2a te Den Bommel (locatie 4). De bestemming 'Agrarisch - 2' is opgenomen voor de locatie aan de Hazersweg 73 in Ouddorp (locatie 9). De bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' is opgenomen voor de agrarische gronden aan de Oudelandseweg 7 in Ouddorp (locatie 2). De inhoud van de bestemmingen is overgenomen uit bestemmingsplan Buitengebied Oostflakkee (bestemming 'Agrarisch - 1'), Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012 ('Agrarisch - 2') en bestemmingsplan Oudeland en Oude Nieuwland 2013 (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'). Er is een aantal regels toegevoegd:
- Voor locatie 4 is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' toegevoegd.
- Voor locatie 9 is de aanduiding 'opslag' toegevoegd, vanwege de aanwezige hobbymatige opslag. Op de verbeelding is hier een bouwvlak en een maximale goothoogte van 5 m opgenomen.
Bedrijf
De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor de locatie Korteweegje 65 Dirksland (locatie 11). De bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan Bedrijvenpark Watertoren 2010. Er zijn bedrijven toegestaan uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' zijn tevens een transportbedrijf en een busremise toegestaan. De maximale bouwhoogte van gebouwen is 11 meter.
Bos
Deze bestemming is opgenomen voor een deel van de locatie Camping Ouwe Stee-Noord in Ouddorp (locatie 15). De bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan Recreatieterreinen 2012. In de bosbestemming wordt een bouwvlak ingetekend en wordt de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de Ouwe Stee' opgenomen. Het maximaal toelaatbare aantal eenheden moet in samenhang worden gezien met de delen van het terrein die binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' vallen. Het maximaal toelaatbare aantal eenheden blijft daarmee ongewijzigd (maximaal 91).
Groen
Deze bestemming is opgenomen voor de zones ten behoeve van landschappelijke inpassing bij de nieuwe camperstandplaatsen aan de Kruisweg 2 in Stellendam (locatie 7). De bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan Kruisweg 2-4 Stellendam.
Natuurbestemmingen
Binnen het veegplan zijn twee natuurbestemmingen opgenomen. De bestemming 'Natuur - 1' is opgenomen voor de locatie Kelderweg 17 en 18 in Ouddorp (locatie 13). De bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan Oudeland en Oude Nieuwland 2013. Hiermee zijn de aanwezige bomen beschermd. De bestemming 'Natuur - Strand' is opgenomen voor de locatie Brouwersdam Buitenzijde 20 Ouddorp (locatie 3). De bestemming is overgenomen uit bestemmingsplan Brouwersdam. Er is een regeling toegevoegd waarmee ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' detailhandel is toegestaan, in afwijking op de regel dat bijgebouwen uitsluitend mogen worden gebruikt voor opslag, ontvangstruimte en/of sanitaire voorzieningen.
Recreatieve bestemmingen
Binnen het veegplan zijn vijf recreatiebestemmingen opgenomen. De bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' met de bijbehorende aanduiding 'kampeerterrein' is opgenomen voor de camping bij de jachthaven van Stad aan 't Haringvliet (locatie 5). De bestemming 'Recreatie - Jachthaven - 1' is opgenomen voor de locatie bij de jachthaven van Stad aan 't Haringvliet waar een bouwvlak wordt verruimd (locatie 5). De bestemming 'Recreatie - Jachthaven - 2' is opgenomen voor de locatie Marina Herkingen (locatie 12). De bestemming 'Recreatie - Verbijfsrecreatie' is opgenomen voor de locatie Stelleweg in Ouddorp (locatie 15). Deze bestemming is opgenomen omdat het maximaal toelaatbare aantal recreatieeenheden binnen deze bestemming in samenhang moet worden gezien met de delen van het terrein die binnen de bestemming 'Bos' vallen. Ten slotte is de bestemming 'Recreatie - Volkstuinen' opgenomen voor de volkstuinen tussen de Staverseweg en Poppendamseweg Sommelsdijk (locatie 1). De inhoud van de bestemmingen is overeenkomstig die van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. Wel is een aantal regels toegevoegd:
- Binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie', ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', zijn sanitaire voorzieningen mogelijk gemaakt.
- Binnen de bestemming 'Recreatie - Jachthaven - 2' is een functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaatsen 2' toegevoegd voor de camperstandplaatsen bij Marina Herkingen.
- Binnen de bestemming 'Recreatie - Volkstuinen' is een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd voor de realisatie van schuilstallen.
Sport
De bestemming 'Sport' is opgenomen voor de sportvelden (locatie 8a en 8b). De bestemming is overgenomen uit bestemmingsplanDrie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan 't Haringvliet. Op de verbeelding is ter plaatse van de sportvelden een aanduiding 'sportveld' toegevoegd. Hierdoor gelden er dezelfde bouw- en gebruiksmogelijkheden als ter plaatse van andere sportvelden.
Verkeer
De bestemming 'Verkeer' is opgenomen voor de ontsluitingsweg van park Groenland in Ooltgensplaat 10 (locatie 10). De inhoud van de bestemming is overeenkomstig het bestemmingsplan Recreatiegebieden 2012.
Woonbestemmingen
Binnen het veegplan zijn twee woonbestemmingen opgenomen. De bestemming 'Wonen - 2' is opgenomen voor de Oudelandseweg 7 in Ouddorp (locatie 2). De bestemming 'Wonen - 3' is opgenomen voor de Kruisweg 2 in Stellendam (locatie 7). Deze bestemmingen zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan ter plaatse. Er zijn enkele specifieke aanduidingen toegevoegd.
Waarde - Archeologie 5
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' is opgenomen voor de locaties 2, 9, 13 en 15. De gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden.
Waterstaat - Waterkering
De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is opgenomen voor de kernzone van de waterkering bij de Brouwersdam Buitenzijde 20 in Ouddorp (locatie 3). Deze gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' is opgenomen voor de Jachthaven Stad aan 't Haringvliet (locatie 5). De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterstaatsdoeleinden met een waterbergende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.
5.2.3 Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat enkele algemene bouwregels, waaronder een regeling voor de minimale afstand van bouwwerken tot zandwallen.
Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat enkele algemene gebruiksregels afkomstig uit het paraplubestemmingsplan Wonen en Parkeren van de gemeente Goeree-Overflakkee.
Algemene aanduidingsregels
Dit artikel bevat een regeling voor de waterkeringen, de molenbiotopen en een rijksvaarweg.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden aan het bevoegd gezag om bij een omgevingsvergunning onder voorwaarden af te wijken van de bestemmingsregels. Het betreft afwijkingsmogelijkheden ten behoeve van kleine overschrijdingen van maatvoeringen en bouwgrenzen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een regeling opgenomen die het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid geeft de bestemmingslegging te wijzigen voor gronden waar de bestemmingslegging niet conform de werkelijke situatie is opgenomen.
Overige regels
In dit artikel is een regel opgenomen die de wettelijke regelingen waarnaar in het bestemmingsplan wordt verwezen fixeert op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.
Dit artikel bevat ook een algemene parkeerregeling in geval van wijziging of uitbreiding van functies, met een verwijzing naar de geldende normen van het CROW. Via omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, mits de parkeersituatie daardoor niet onevenredig wordt benadeeld. De parkeerregeling is afkomstig uit het paraplubestemmingsplan Wonen en Parkeren van de gemeente Goeree-Overflakkee.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.
Overgangsrecht
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel
Deze regel bevat de titel van het plan.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoekverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.
Er is geen sprake van aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het plan is financieel uitvoerbaar.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Overleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de overlegpartners de provincie Zuid-Holland, het waterschap Hollandse Delta en de Veiligheidsregio. Van het waterschap en de Veiligheidsregio is geen overlegreactie ontvangen. De ontvangen overlegreactie vanuit de provincie is hierna samengevat en beantwoord.
Provincie Zuid-Holland
De provincie heeft 2 opmerkingen gemaakt:
Locatie 3: Brouwersdam Buitenzijde 20, Ouddorp
Voor de locatie wordt ter plaatse van het bijgebouw de aanduiding 'detailhandel' toegevoegd. Dit is detailhandel buiten de bestaande centra, maar de provincie geeft aan dat dit zou kunnen passen in het provinciale artikel met betrekking tot detailhandel. Dit is artikel 6.13 lid 3 onder b2 'kleinschalige detailhandel bij sport-, culturele, medische onderwijs, recreatie- en vrije tijdsvoorzieningen, alsmede andere locaties met veel bezoekers of passanten, met een assortiment dat aansluit op de aard van deze voorzieningen of locaties'. Een surfwinkel met bijvoorbeeld strand- en recreatieve spullen zou daar goed binnen passen. De provincie raadt aan om de voorwaarde van het assortiment nog op te nemen in de betreffende planregel van het bestemmingsplan (dus het schuingedrukte deel hierboven).
Reactie
In het voorliggende bestemmingsplan wordt deze aanvulling in de planregel niet gemaakt. Te zijner tijd wordt dit punt meegenomen in het nieuw op te stellen omgevingsplan voor de gemeente.
Afwijkingsbevoegdheid kleinschalige detailhandel
In de bestemmingen 'Wonen - 2' en 'Wonen - 3' zit een afwijkingsmogelijkheid voor kleinschalige detailhandel (artikel 18 lid 18.6.2 en artikel 19 lid 19.4.1. Deze is niet in overeenstemming met artikel 6.13 uit de Interim omgevingsverordening. De provincie vraagt om een motivering hoe deze afwijkingsbevoegdheid binnen de uitzondering van detailhandel buiten de centra past of de afwijkingsmogelijkheid te schrappen.
Reactie
Het voorliggende bestemmingsplan sluit zoveel mogelijk aan bij de onderliggende bestemmingsplannen van de planlocaties. De afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van kleinschalige detailhandel is dan ook overgenomen in het voorliggende plan, omdat deze bevoegdheid ook in de onderliggende plannen zit. Te zijner tijd wordt dit punt meegenomen in het nieuw op te stellen omgevingsplan voor de gemeente.
7.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken lag gedurende een periode van 6 weken ter inzage. Er is 1 zienswijze ontvangen op het ontwerpbestemmingsplan. De ontvangen zienswijze is samengevat en beantwoord in een Nota van zienswijzen. De Nota van zienswijzen is opgenomen als bijlage 13.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 M.e.r.-beoordelingsbesluit
Bijlage 1 M.e.r.-beoordelingsbesluit
Bijlage 2 Vooronderzoek Bodem Marina Herkingen
Bijlage 2 Vooronderzoek bodem Marina Herkingen
Bijlage 3 Vooronderzoek Bodem Camping Ouwe Stee-noord
Bijlage 3 Vooronderzoek bodem Camping Ouwe Stee-Noord
Bijlage 4 Stikstofmemo
Bijlage 5 Stikstofberekening Realisatiefase Jachthaven Stad Aan 'T Haringvliet
Bijlage 5 Stikstofberekening realisatiefase Jachthaven Stad aan 't Haringvliet
Bijlage 6 Stikstofberekening Gebruiksfase Kruisweg 2 Stellendam
Bijlage 6 Stikstofberekening gebruiksfase Kruisweg 2 Stellendam
Bijlage 7 Stikstofberekening Gebruiksfase Korteweegje 65 Dirksland
Bijlage 7 Stikstofberekening gebruiksfase Korteweegje 65 Dirksland
Bijlage 8 Stikstofberekening Realisatiefase Dorpsdijk 10 Ooltgensplaat
Bijlage 8 Stikstofberekening realisatiefase Dorpsdijk 10 Ooltgensplaat
Bijlage 9 Stikstofberekening Gebruiksfase Dorpsdijk 10 Ooltgensplaat
Bijlage 9 Stikstofberekening gebruiksfase Dorpsdijk 10 Ooltgensplaat
Bijlage 10 Voortoets Natura 2000 Dorpsdijk 10 Ooltgensplaat
Bijlage 10 Voortoets Natura 2000 Dorpsdijk 10 Ooltgensplaat
Bijlage 11 Stikstofberekening Gebruiksfase Marina Herkingen
Bijlage 11 Stikstofberekening gebruiksfase Marina Herkingen
Bijlage 12 Stikstofberekening Realisatie- En Gebruiksfase Camping Ouwe Stee-noord
Bijlage 12 Stikstofberekening realisatie- en gebruiksfase Camping Ouwe Stee-Noord