KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Wonen - Woonboten
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.2 Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Natuur
4.10 Verkeer En Parkeren
4.11 Water
4.12 Milieu Effect Rapportage
4.13 Conclusie
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Steigerdijk

Ligplaatsen havenkanaal Ooltgensplaat

Bestemmingsplan - Gemeente Goeree-Overflakkee

Ontwerp op 22-07-2019 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Ligplaatsen havenkanaal Ooltgensplaat' met identificatienummer BP20 van de gemeente Goeree-Overflakkee.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.6 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik.

1.9 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw

een vrijstaand of aangebouwd gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een woning zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierverblijven.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 historische woonschepen

woonschepen die zijn ingeschreven in het Register Varend Erfgoed Nederland (RVEN).

1.21 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.22 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.23 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aanliggend afgewerkt terrein, ter plaatse waar het bouwwerk voornamelijk toegankelijk is, indien dit gelegen is beneden de kruin van de weg en gebouwd wordt aan een dijk.

1.25 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.26 risicovolle inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.27 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.28 voorgevellijn

de lijn die gelijk of evenwijdig loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

de hoogte gemeten tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; indien de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, de hoogte gemeten tussen het punt waarop de antenne, met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antenne-installatie.

2.3 breedte en lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 hoogte van een woonschip

vanaf de waterspiegel tot aan het hoogste punt van het woonschip, ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels en antennes niet meegerekend.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. c. beplantingen;
  2. d. speelvoorzieningen;
  3. e. voet- en fietspaden;
  4. f. bermen en bermsloten;
  5. g. nutsvoorzieningen;
  6. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 4 Wonen - Woonboten

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonboten' aangewezen gronden zijn bestemd voor ligplaatsen van historische woonschepen, met dien verstande dat:

  1. a. het aantal ligplaatsen niet meer mag bedragen dan het aantal dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal ligplaatsen' is aangegeven;
  2. b. de lengte van het woonschip niet meer mag bedragen dan 30 m;
  3. c. de breedte van het woonschip niet meer mag bedragen dan 6 m;
  4. d. de hoogte van het woonschip niet meer mag bedragen dan 3 m, met uitzondering van masten;
  5. e. gangboorden, puntdaken, 2e verdiepingen en dakterrassen niet zijn toegestaan;
  6. f. hekwerken, omheiningen, balustrades, windschermen of soortgelijke objecten op het dak niet zijn toegestaan.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a tot een maximumoppervlakte van 24 m² aan gebouwen per woonschip, met dien verstande dat de afstand van een gebouw tot de insteek van de watergang ten hoogste 3 m bedraagt.

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.

5.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub b met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels. Omgevingsvergunning wordt verleend indien het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad.
  2. b. Alvorens omtrent het afwijken van de bouwregels ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen/voorgevellijnen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), hellingbanen, entreeportalen, balkons en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.

8.2 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 8.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken - tenzij op grond van hoofdstuk 2 ter zake reeds afgeweken kan worden - van de regels in dit plan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot.

9.2 Voorwaarden voor afwijken

De in lid 9.1 genoemde omgevingsvergunningen worden niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden – al dan niet gecombineerd –, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijn (dan wel de vervanger daarvan) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Ligplaatsen havenkanaal Ooltgensplaat'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Aan het havenkanaal Spui in Ooltgensplaat liggen vier historische schepen die in gebruik zijn als woonboten. Het voornemen is om nog één historisch schip toe te voegen en daarbij aan te sluiten bij de ligplaatsen van de vier schepen in het havenkanaal. Deze 5e woonboot ligt momenteel in de haven van Den Bommel. Door veranderingen in de haven, kan deze boot daar niet blijven liggen. De beoogde locatie heeft de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met aanduiding 'jachthaven', waardoor het niet mogelijk is om de locatie voor woondoeleinden te gebruiken.
Om de aanleg van één extra woonboot mogelijk te maken, dient de bestemming 'Wonen - Woonboten' te worden opgenomen. Dit bestemmingsplan voorziet in het wijzigen van de bestemming zodat één extra ligplaats en het bewonen van de woonboot op de planlocatie mogelijk wordt.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen in het havenkanaal van Ooltgensplaat en is kadastraal bekend onder gemeente Goeree - Overflakkee, sectie E, nummer 451 en 543. Het plangebied omvat de ligplaatsen en bijbehorend terrein van de vier huidige woonboten en wordt 25 meter oostelijk 'doorgetrokken' ten behoeve van de nieuwe extra ligplaats. Ten noorden grenst het plangebied aan de Steigerdijk, ten oosten aan gronden met de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Zuidelijk en westelijk is het kanaal Spui gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.OLPSteigerd8tot16-BP20_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.OLPSteigerd8tot16-BP20_0002.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met ligging plangebied (bron: Google.nl, bewerking: Juust)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Beschrijving Project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een gebied van circa 130 meter lengte waarbinnen de vier aanwezige historische woonboten zijn gelegen en de nieuwe ligplaats. Het plangebied ter plaatse van de nieuwe ligplaats bestaat uit het havenkanaal en het vasteland bestaat uit weiland (zie afbeelding 2). Ter plaatse van de vier reeds aanwezige historische woonboten bestaat het vasteland uit een strook van 20 meter breed waarop bijgebouwen behorende bij de woonboten en groen aanwezig is. Het gebied tussen deze strook en de Steigerdijk bestaat uit bebossing en de ontsluiting naar de bijgebouwen en de woonboten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.OLPSteigerd8tot16-BP20_0003.png"

Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied ter plaatse van nieuwe ligplaats (bron: Google Streetview )

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.OLPSteigerd8tot16-BP20_0004.png"

Afbeelding 3 | Reeds aanwezige historische woonboten in het plangebied (bron: Marcel Schildwacht)

2.1.2 Toekomstige situatie

Het voornemen is om één historische woonboot toe te voegen waardoor er in totaal vijf historische woonboten binnen het plangebied komen te liggen. Voor de reeds aanwezige woonboten blijft de huidige situatie onveranderd. De planologische situatie wordt in feite 25 meter oostelijk doorgetrokken, waardoor één extra boot aan kan leggen en op het vasteland bijgebouwen kunnen worden gebouwd. De ligplaatsen worden specifiek bestemd voor historische woonboten. Deze woonboten moeten zijn geregistreerd in het Register Varend Erfgoed Nederland. Dit is een onafhankelijk register. Alle schepen die aan de toelatingscriteria voldoen kunnen worden ingeschreven. Zodra het schip is ingeschreven in het register is het Varend Erfgoed.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.OLPSteigerd8tot16-BP20_0005.png"

Afbeelding 4 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Google.nl, bewerking: Juust)

2.2 Juridische Regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Recreatiegebieden' van de toenmalige gemeente Oostflakkee. Dit bestemmingsplan is op 4 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met functieaanduiding 'Jachthaven' en maatvoeringsaanduiding 'Maximum aantal ligplaatsen: 203'. De gronden waar reeds vier woonboten en de bijbehorende bijgebouwen zijn gesitueerd, is bestemd voor 'Wonen - Woonboten' met de maatvoeringsaanduiding 'maximaal aantal ligplaatsen: 4'. Het overige gedeelte tot aan de Steigerdijk is bestemd voor 'Groen'. Tevens ligt op het noordelijke gedeelte de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.OLPSteigerd8tot16-BP20_0006.png"

Afbeelding 5 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

2.2.2 Planuitwerking

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Op de verbeelding worden de bestemmingen 'Wonen - Woonboten' en 'Groen' ter plaatse van de vier reeds aanwezige woonboten 25 meter doorgetrokken naar het oosten. Ook de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' wordt overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Door de bestemming 'Wonen - Woonboten' en 'Groen' uit te breiden, ontstaat er ruimte voor een vijfde woonboot. Op de verbeelding wordt de maatvoering 'maximum aantal ligplaatsen: 5' opgenomen.

Regels

Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

'Wonen - Woonboten'
Binnen deze bestemming worden de gronden bestemd voor maximaal 5 historische woonschepen. In de begripsbepalingen is vastgelegd wat onder een historisch woonschip worden verstaan. Dit betreffen schepen welke zijn geregistreerd in het Register Varend Erfgoed Nederland. Het schip moet voldoen aan bepaalde eisen om als 'Varend Erfgoed' te worden aangemerkt. Om ter plaatse aan te mogen leggen, moet daarnaast voldaan worden aan de in de regels opgenomen lengte, breedte en hoogtematen. In de regels is ook opgenomen dat er geen gangboorden, puntdaken, 2e verdiepingen en dakterrassen zijn toegestaan.

'Groen'
De gronden binnen deze bestemming zijn bedoeld voor beplantingen, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, bermen en bermsloten, nutsvoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater. In de regels is opgenomen dat op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd.

'Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering'
Gronden met deze dubbelbestemming zijn bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering. In de bouwregels en de afwijkingsbevoegdheid van de bouwregels is opgenomen welke bepalingen gelden voor het toestaan van bebouwing.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers.

Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.

Overige regels
De regeling waarin is vastgelegd dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid is in dit artikel opgenomen.

Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van één extra woning (in de vorm van een woonboot) en daarmee is de ontwikkeling niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven.

Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland
In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen.

De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit).

In het kader van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid wordt getoetst aan de kwaliteitskaart. Deze bestaat uit een viertal lagen met bijbehorende richtpunten. Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt ze ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving.

De ruimtelijke ontwikkeling betreft een ontwikkeling die aangemerkt kan worden als 'inpassen'. De ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit en voorziet niet in een wijziging op structuurniveau. De ontwikkeling past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart.

Hierna wordt per laag op de richtpunten ingegaan.

Laag 1 - De ondergrond

Rivierdelta complex
Zoals overal in Zuid-Holland heeft het water en het menselijk handelen grote invloed gehad op de geomorfologie van dit deel van de provincie. Het land in de delta is vergroot door aanleg van dijken rond droogvallende gronden.

Jonge zeeklei
De gronden in het deltacomplex bestaan overwegend uit kleigronden. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden. De deltawateren zijn onderdeel van het deltacomplex. De estuariene dynamiek is een belangrijk natuurlijk gegeven. Nauw verbonden met de deltawateren zijn de niet ingepolderde, buitendijkse kleigronden. Dit betreft de slikken, (bekade) gorzen, grienden, wilgenbossen en de uiterwaarden langs de rivieren. Het zijn natuurlijke landschappen waar ruimte is voor dynamische processen.

Richtpunt:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan behoud of vergroting van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden.

Laag 2 - De cultuur- en natuurlandschappen

Zeekleipolderlandschap

Zeekleipolders met veenkern

Temidden van de zeekleipolders liggen ingedijkte 'restanten' van het oude veenlandschap. Kenmerkend zijn het kleinschalige dijkenpatroon en de relatief onregelmatige verkaveling. Dit zijn veelal de eerste bedijkte polders van de (noordelijke) eilanden. Veenrestanten bepalen het beeld.

  • Richtpunt:
    Ontwikkelingen dragen bij aan het herkenbaar houden van het kleinschalige dijkenpatroon en de relatief onregelmatige verkaveling.

Zeekleipolders
Een zeekleipolder is qua oorsprong een ronde opwaspolder (oorspronkelijk opgeslibde en daarna ingepolderde eilandjes in getijdenwater) of langgerekte aanwaspolder (aangeslibd en ingepolderd land tegen bestaande polders) en daarna omgeven door dijken.
De kreken in deze polders (herkenbaar door microreliëf en een kronkelige loop) en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders. De dorpen liggen als compacte kernen in het landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek aan de rand van een polder. Overige bebouwing ligt langs de dijken en spaarzaam in de polders zelf.

Er zijn kenmerkende contrasten tussen de regelmatige patronen in de polder van wegen en verkaveling en de kronkelige kreken te vinden.

Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen, waarbij ontwikkelingen langs de kanalen de ruimtelijke en recreatieve relatie tussen dorp en open water versterken.

Richtpunten zeekleipolders algemeen:
Ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van de karakteristieke kenmerken van de eilanden en de verschillen daartussen.

  • Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden passen bij de maat en schaal van de dijk en de deltawateren.
  • Herkenbaar houden van het patroon van (ronde) opwas- en (langgerekte) aanwaspolders door behouden en versterken van de (beplante)dijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager in contrast met de grootschalige, open polder.
  • Versterken van de kreek als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het zeekleilandschap.
  • Bebouwing concentreert zich in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders.
  • Behoud van het contrast tussen de binnendijkse akkerbouwpolders en buitendijkse natuur.

Rivierdeltalandschappen

Eilanden en (voormalige) zeearmen
Een aantal Zuid-Hollandse eilanden kent nog steeds een eilandkarakter: omlijst door deltawateren met beperkte verbindingen met de andere eilanden of het vasteland. Ze zijn gelegen in de luwte van de Randstad en vormen landschappelijk een geheel met Zeeland.
De drie eilanden Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard en Voorne-Putten hebben elk een eigen karakter. Dit karakter wordt mede gevormd door de verschillen in afstand tot en de verbinding met het stedelijk gebied, de landschappelijke opbouw van de eilanden zelf en de aard van het omringende water. Versterken van het deltakarakter en vergroten van de diversiteit van karakters van de eilanden draagt bij aan het behoud van diversiteit in de Delta. Een opgave is het om de recreatieve gebruikswaarde van de eilanden te vergroten in combinatie met een gebiedsspecifieke, in de omgeving passende inrichting. Ontwikkelingen aan de rand van eilanden dienen bij te dragen aan het versterken van het stoere deltakarakter en passen bij de maat en schaal van dijk en open wateren. Ontwikkelingen worden benaderd in het licht van het eiland als geheel.

Laag 3 - De stedelijke occupatie

Bouwwerken voor energie-opwekking
Nieuwe vormen van energie zullen steeds meer het landschap beïnvloeden. Diverse nieuwe energiedragers zijn bouwwerken die, afhankelijk van locatie, vorm en grootte, matige tot grote invloed op het landschap kunnen hebben. Vooral grote windturbines hebben verreikende invloed. Ook biovergistingsinstallaties en zonnevelden zijn bouwwerken die niet vanzelf en niet altijd passen bij de kenmerken van het gebied. Anderzijds kunnen bouwwerken voor energie-opwekking bijdragen aan nieuwe landschappelijke kwaliteit. Bij bouwwerken voor energie-opwekking is altijd een zorgvuldige locatiekeuze en/of inpassing van belang.

Richtpunt:
Bij de plaatsing van nieuwe bouwwerken voor energie-opwekking zal een beeldkwaliteitsparagraaf inzicht moeten geven in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van deze bouwwerken op de (wijde) omgeving.

Laag 4- Laag van de beleving

Natuur
Natuurgebieden in Zuid-Holland zijn te onderscheiden naar hun ligging in het landschap. Inrichting en beheer zijn dan ook gerelateerd aan het onderscheid tussen kust-, delta- en veenlandschap. Het betreft een samenhangend netwerk van unieke natuurlandschappen dat toegankelijk en beleefbaar is en in evenwicht met de ecologische draagkracht ter plaatse.

Richtpunten:

  • Ontwikkelingen behouden of herstellen de wezenlijke natuurkenmerken en waarden van een gebied.
  • Toegankelijkheid en gebruik zijn in evenwicht met de ecologische draagkracht ter plaatse.

Het natuurgebied de 'Spui' is aangewezen als ecologische verbinding. Dit betekent dat het gebied als verbinding dient tussen natuurgebieden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur: in dit geval het Krammer-Volkerak. Het toevoegen van één woonboot heeft geen nadelige invloed op de ecologische verbinding.

Erfgoedlijn havenkanaal Ooltgensplaat
Cultuurhistorie Havenkanaal Ooltgensplaat
De polder het Oudeland is in 1483 bedijkt. Net na de bedijking is ook het dorp Ooltgensplaat ontstaan op de plek waar de kreek in de Krammer uitmondde. Hier lag ook een uitwateringssluis, dat bij eb water uit de polder in de geul loosde. De haven van Ooltgensplaat en het spui zijn overblijfselen van geulen, die rond de polders lagen.

Aan de buitenkant van de polders vond aanslibbing plaats en door latere inpolderingen groeiden het eiland van Ooltgensplaat rondom. De haven werd daardoor steeds lastiger bereikbaar. Oplossing was om de haven te verlengen en te verbreden. Om de haven en het havenkanaal bevaarbaar te houden, vond boezemberging op het Spui plaats. Onder de Kaai werd een spuisluis aangelegd om de haven te kunnen doorspoelen. Op de kop van het havenkanaal lag een belangrijk militair verdedigingswerk.

Rond 1900 werd in het havenkanaal een keersluis aangelegd. Na de Watersnoodramp van 1953 is in het kader van de Deltawerken de havenkade en de keersluis versterkt en de havendijk verhoogd. In deze tijd heeft het havenkanaal vooral een recreatieve functie door de boten van de watersportvereniging. Daarnaast vindt er bewoning met historische schepen plaats. Deze schepen leveren een belangrijke bijdrage aan een aantrekkelijke uitstraling en het historisch karakter van Ooltgensplaat, ook buiten het vaarseizoen.

Maritiem Erfgoed
De haven van Ooltgensplaat was vroeger zeer bedrijvig. Beurt- en marktschippers voeren eeuwenlang vanuit Ooltgensplaat vooral op Rotterdam en Dordrecht. Daarnaast was er een veerverbinding met Dintelsas. De vissers visten met hun boten vanuit Ooltgensplaat op de Krammer en het Volkerak. Aan de haven stonden pakhuizen voor zaad-en zakkenhandel, een hotel en meerdere winkeltjes voor de schippers. Dagloners zaten te wachten tot ze de schepen konden in- en uitladen met voornamelijk agrarische producten.

In de haven lagen onder andere de (motor)beurtschepen de Rival van Hen van Gent, de Volkerak van Ansem Waling en de paviljoentjalk Op hoop van Zegen van Gerrit van Nimwegen.

De huidige woonschepen die in het havenkanaal van Ooltgensplaat liggen hebben geen historische binding met de haven Ooltgensplaat.

Het betreft de Fiducie, de Vrouwe Elisabeth, de Always Ready en de Johanna. De Fiducie is een Groninger Tjalk en heeft mogelijk op het IJsselmeer en de Friese Binnenwateren gevaren. De Vrouwe Elisabeth is een klipper die rond 1900 -1910 is gebouwd in Zwartsluis en die ook op het IJsselmeer heeft gevaren. De Always Ready is een vrachtschip, dat in de jaren dertig in Leiden is gebouwd en lang bagger vervoerde. Tenslotte, de Johanna, uit 1893, is het oudste en met 26,7 meter ook het langste schip. De Klipper is in Krimpen aan de IJssel gebouwd en deed als vrachtschip dienst in de Zuid-Hollandse en Zeeuwse wateren. Mogelijk heeft het schip de haven van Ooltgensplaat wel eens aangedaan.

Om vast te stellen of een schip kan worden aangemerkt als historisch schip, wordt gebruik gemaakt van de expertise van de Federatie Varend Erfgoed Nederland (FVEN) en de bij de federatie aangesloten behoudsorganisaties. De FVEN hanteert toelatingseisen op grond waarvan een schip als varend erfgoed in het Register Varend Erfgoed Nederland (RVEN) wordt ingeschreven. Schepen worden elke vijf jaar geschouwd. Alle vier de reeds aanwezige schepen staan ingeschreven in het Register varend erfgoed Nederland. Het zijn dus historische schepen. Ze hebben de status als varend erfgoed en niet als varende monumenten omdat ze in de loop van de tijd enigszins gewijzigd zijn. De schepen hebben de classificatie A1. Bijzonder is dat het interieur van het woongedeelte van de Always Ready nog geheel gaaf aanwezig is.

Historische schepen groter dan 20 meter dienen een veiligheidscertificaat (Certificaat van Onderzoek) te hebben dat ze mogen varen. Drie van de vier historische schepen in het havenkanaal zijn groter dan 20 meter en hebben een CvO. Alle historische schepen zijn varend.

De extra woonboot voldoet aan alle voorwaarden om als historisch schip te worden aangemerkt en te worden toegelaten ter plaatse van het plangebied.

Conclusie
Het uitvoeren van aanvullende ruimtelijke maatregelen is niet benodigd. Het provinciale beleid staat het toevoegen van een extra ligplaats voor een historische woonboot niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Eilandvisie Goeree-Overflakkee
Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimt waar mensen naar volle tevredenheid wonen werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.

  • De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.

Toetsvraag: Past het voorstel of plan bij onze identiteit?

  • De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.

Toetsvraag: Draagt het voorstel of plan bij aan de sociale structuur op ons eiland?

  • De kwaliteit, van leven en van groei.

Toetsvraag: Heeft het voorstel of plan het hoogst haalbare en betaalbare kwaliteitsniveau?

  • Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.

Toetsvraag: is het plan of voorstel duurzaam en levert het daarmee een bijdrage aan de ambities van Energy Island?

  • Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.

Toetsvraag: Is het plan of voorstel zo innovatief dat we het kunnen uitdragen en het uiteindelijk ook banen oplevert?

  • Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.

Toetsvraag: Verbindt het plan of voorstel mensen op het eiland met elkaar of verbindt het ons eiland met de (stedelijke) omgevingen?

De toevoeging van één historische woonboot zorgt voor de uitbreiding van de culturele en recreatieve waarde van het gebied. De ontwikkeling sluit aan bij de toetsvraag omtrent de eilanditeit. Aan de overige toetsvragen wordt niet voldaan of zijn niet van toepassing op de ontwikkeling waar dit plan op ziet.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Ter plaatse van het plangebied is in het geldende bestemmingsplan geen dubbelbestemming archeologie opgenomen. De Havendijk - ten zuiden van het havenkanaal- heeft wel een archeologische verwachtingswaarde (zie afbeelding Afbeelding 6). De ligplaats ligt aan de noordzijde van het havenkanaal en heeft daarmee geen invloed op de archeologische verwachtingswaarde van de dijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.OLPSteigerd8tot16-BP20_0007.png"

Afbeelding 6 | Uitsnede archeologische beleidskaart (09-02-2010)

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

De vier reeds aanwezig historische woonboten betreffen historische woonschepen met een cultuurhistorische waarde. Het toevoegen van één historische woonboot doet geen afbreuk aan de reeds aanwezige cultuurhistorische waarde van de woonschepen. Het toevoegen van één historische woonboot zorgt juist voor een versterking van het cultuurhistorische ensemble van de historische woonschepen in het havenkanaal. In de regels van dit bestemmingsplan is tevens gewaarborgd dat de ligplaatsen uitsluitend in gebruik genomen mogen worden door historische woonboten die geregistreerd zijn in het Register Varend Erfgoed Nederland.

Verder zijn er in de nabijheid van het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden. Dit aspect vormt geen belemmering voor de uit te voeren ontwikkeling.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Op een afstand van 260 meter vanaf het plangebied is een scheepswerf aanwezig ingeschaald in milieucategorie 4.1. Hierbij hoort, volgens de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' een richt afstand van 200 meter waardoor aan de richt afstand wordt voldaan. Voor het overige zijn geen belemmerende bedrijfsactiviteiten in de omgeving aanwezig. De werf ligt op ruim voldoende afstand vanaf het plangebied waardoor het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit plan.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

De bestemming 'Wonen' is een gevoelige functie. Wanneer een gevoelige functie mogelijk wordt gemaakt, moet worden aangetoond dat de bodem niet is verontreinigd. In deze situatie vindt het wonen niet direct op de bodem, maar op water plaats. Daarom is een bodemonderzoek niet benodigd. Voor het plangebied op land geldt dat enkel bijgebouwen mogen worden gerealiseerd die niet bewoond mogen worden. Een bodemonderzoek is daarom ook voor dat gedeelte van het plangebied niet nodig.

4.5 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Noordelijk ligt op een afstand van ongeveer 48 meter een ondergrondse propaantank die behoort tot recreatiepark 'De Ventjager'. Deze propaantank kent een plaatsgebonden risicocontour van 30 meter (PR-6 ). Het plangebied valt daarmee buiten het invloedsgebied van de propaantank.
Verder zijn er geen andere risicovolle inrichtingen of routes van het basisnet in de directe omgeving aanwezig. Het aspect externe veiligheid belemmert de voorgenomen ontwikkeling niet.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Op 60 meter afstand is de Steigerdijk gelegen. Hier geldt een snelheidsregime van 60 km/uur. Conform de Wet geluidhinder bedraagt de onderzoekszone 250 meter. Het plangebied ligt daarmee binnen de onderzoekszone van de Steigerdijk. Op basis van de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek benodigd.

Door Kraaij Akoestisch Adviesbureau is op 24 mei 2019 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het rapport van het onderzoek is als Bijlage 1 bij deze toelichting toegevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat de berekende geluidbelasting op de woonboten vanwege de Steigerdijk ten hoogste 36 dB bedraagt. Daarmee wordt geconcludeerd dat op alle zijden ruimschoots wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde wordt niet overschreden, daarom is geen aanvullend onderzoek naar geluidreducerende maatregelen nodig. Een goed woon- en leefklimaat kan op de woonboten worden gegarandeerd.

4.7 Kabels En Leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen welke invloed hebben op de uitwerking van het plan.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend dient er wel sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het toevoegen van één woonboot is een zeer kleine ontwikkeling en draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Verdere toetsing aan de regelgeving is niet benodigd.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming
In Nederland is een samenhangend netwerk van natuurgebieden aanwezig. Deze gebieden worden aangewezen als bestaande natuurgebieden en natuurontwikkelingsgebieden. Deze gebieden worden met elkaar verbonden door middel van ecologische verbindingszones. Deze zones zorgen er voor dat het leefgebied van flora en fauna wordt vergroot. Op deze manier wordt migratie van soorten mogelijk.

Het Spui is een onderdeel van het Natuur Netwerk Nederland en is aangewezen als ecologische verbinding. Een deel van het plangebied (het water) ligt daarmee in de ecologische verbinding. Echter zal door het toevoegen van één woonboot geen natuur verloren gaan. Het havenkanaal is nu ook al in gebruik voor woonboten en als vaarroute om de jachthaven te bereiken. De woonboten liggen los en kunnen - net zoals de boten in de jachthaven - de ligplaats verlaten. De vaarbewegingen van de woonboten zullen echter beperkter zijn dan de boten in de jachthaven. Daarmee neemt het aantal vaarbewegingen in het havenkanaal niet significant toe.
Er zijn reeds vier woonboten aanwezig. De bestemming Wonen - Woonboten in het geldende bestemmingsplan is vrij ruim waardoor deze slechts voor een klein deel hoeft te worden uitgebreid om de vijfde ligplaats mogelijk te maken. De ecologische verbinding wordt niet gehinderd door de extra woonboot. Compensatie is daarom niet aan de orde.

Het nabijgelegen (500 meter afstand) Krammer-Volkerak is aangewezen als Natura2000-gebied. De effecten van de toevoeging van één extra woonboot is minimaal en heeft geen significant negatief effect op het Natura2000-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.OLPSteigerd8tot16-BP20_0008.png"

Afbeelding 7 | Uitsnede kaart NatuurNetwerk Nederland

Soortenbescherming
De woonboten zijn gelegen in het havenkanaal waar regelmatig vaarbewegingen plaatsvinden tussen de jachthaven in Ooltgensplaat en het Volkerak. Er zijn geen specifieke beschermde soorten te verwachten waarop de toevoeging van één woonboot negatieve gevolgen heeft. Het gedeelte op land zal voor het overgrote deel onveranderd blijven. Er is een mogelijkheid om bijgebouwen te realiseren op het vaste land. Het gebied waar deze bijgebouwen mogelijk zijn is momenteel in gebruik als weiland en wordt regelmatig begraasd. Daardoor zijn ter plaatse geen beschermde flora en fauna te verwachten.

4.10 Verkeer En Parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Het toevoegen van één woonboot zorgt voor een zeer geringe verkeerstoename. Voor de parkeerbehoefte wordt voor de huidige woonboten uitgegaan van het kencijfer 'goedkope woningen' met een bijbehorende parkeerbehoefte van 1,4 tot 1,7. Dit betekent dat er moet worden voorzien in twee extra parkeerplaatsen. Binnen het als 'Wonen - Woonboten' bestemd gedeelte van het plangebied is voldoende ruimte aanwezig om twee parkeerplaatsen te realiseren.

4.11 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Bestaande situatie
In de huidige situatie zijn in het havenkanaal van Ooltgensplaat vier historische woonschepen gelegen. Deze woonboten maken weinig tot geen vaarbewegingen.

Toekomstige situatie
In het plangebied wordt één historische woonboot toegevoegd. Deze komt in dezelfde lijn te liggen als de reeds aanwezige historische woonboten in het havenkanaal en moet aan dezelfde eisen voldoen als de vier aanwezige woonboten. De bestemming Wonen - Woonboten in het geldende bestemmingsplan is vrij ruim waardoor deze slechts voor een klein deel hoeft te worden uitgebreid om de vijfde ligplaats mogelijk te maken.

Watercompensatie
Indien er sprake is van een toename aan verharding kan hemelwater niet langer infiltreren in de bodem, maar stroomt het versneld af naar het oppervlaktewatersysteem. Als gevolg van deze versnelde afvoer wordt dit systeem meer belast. Om de belasting te reduceren moeten compenserende voorzieningen (aanleg functioneel open water) worden aangebracht. Conform de voorschriften van het Waterschap Hollandse Delta dient 10% van het verhard oppervlak aan waterberging te worden aangebracht wanneer de toename van verhard oppervlak meer dan 500 m² in stedelijk gebied, of 1500 m² in landelijk gebied is. In dit bestemmingsplan wordt een maximale extra verhard oppervlak van 16m² aan bijgebouwen mogelijk gemaakt. Dit oppervlakte ligt veel lager dan de drempelwaarde van 1.500 m2. Watercompensatie in de vorm van functioneel open water is daarom niet aan de orde. De woonboot wordt niet gezien als verhard oppervlak omdat deze in het water ligt en het hemelwater direct op het open water afstroomt. Er is geen sprake van extra belasting van het oppervlaktewatersysteem.

Waterkwaliteit
Het plan heeft geen invloed op de waterkwaliteit.

Bodemdaling
De bestemmingswijziging heeft geen effect op bodemdaling.

Veiligheid
Het plangebied is gelegen in een Waterkering, maar het plan heeft geen effect op de waterkering. Ter plaatse van de waterkering wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt.

Afvalwater keten
Ter plaatse van de ligplaatsen is voorzien in een eigen systeem ten behoeve van het zuiveren van afvalwater. De extra woonboot zal hierop aansluiten.

Conclusie
Voor toevoeging van één extra woonboot zijn geen watercompenserende maatregelen noodzakelijk. De ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op het waterhuishoudkundige systeem.

4.12 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r.. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.

4.13 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

In dit plan is er sprake van het mogelijk maken van één extra ligplaats. De realisatie van een ligplaats is geen 'bouwplan' in de zin van artikel 6.2.1. Bro. Het verhalen van kosten is om die reden niet aan de orde.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Steigerdijk

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek Steigerdijk