KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
Artikel 4 Agrarisch - 2
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 6 Bedrijventerrein
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Natuur
Artikel 9 Natuur - Zandwallen
Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1
Artikel 11 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen - 1
Artikel 16 Wonen - 2
Artikel 17 Wonen - 3
Artikel 18 Leiding - Water
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 5
Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 28 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
Artikel 30 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Aanpassingen
2.1 Blomweg 1, Ouddorp
2.2 Oude Nieuwlandseweg 11b, Ouddorp
2.3 Galgeweg, Goedereede
2.4 Nabij Molenweg 4, Ouddorp
2.5 Sint Pietersweg 1, Nieuwe-tonge
2.6 Oostplaatseweg 2, Middelharnis
2.7 Hoge Pad 9 En 9a, Ouddorp
2.8 Jachthaven Herkingen
2.9 Tiendeweg 1, Stellendam
2.10 Kraaijenissedijk 12, Melissant
2.11 Buitenring Middelharnis
2.12 Dorpsweg 9, Sommelsdijk
2.13 Hoge Pad 11, Ouddorp
2.14 Strandweg 2, Ouddorp
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Bodem
4.3 Mobiliteit
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Kabels En Leidingen
4.9 Landschap En Cultuurhistorie
4.10 Archeologie
4.11 Ecologie
4.12 Waterhuishouding
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Bestemmingsplansystematiek
5.2 Planregels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Overleg
7.2 Inspraak
7.3 Zienswijzen
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Blomweg 1 Ouddorp (Locatie 1)
Bijlage 2 Resultaten Akoestich Onderzoek Locatie 5
Bijlage 3 Resultaten Akoestisch Onderzoek Locatie 10
Bijlage 4 Geuronderzoek Fleuren Middelharnis (Locatie 6)
Bijlage 5 Advies Dcmr Fleuren Middelharnis (Locatie 6)
Bijlage 6 Quickscan Natuurwaardenonderzoek Blomweg 1 Ouddorp (Locatie 1)
Bijlage 7 Quickscan Beschermde Planten- En Diersoorten Locatie 3 En 4
Bijlage 8 Nota Inspraakreacties
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Veegplan 2018-2019

Bestemmingsplan - Gemeente Goeree-Overflakkee

Vastgesteld op 16-04-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Veegplan 2018-2019 met identificatienummer NL.IMRO.1924.Veegplan20182019-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  2. b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  3. c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  4. d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  5. e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  6. f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  7. g. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie.
  8. h. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  9. i. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  10. j. een paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waaraan het africhten van en de handel agrarisch hulp- en nevenbedrijf in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardrijschool en manege.

1.6 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.7 archeologisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.11 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke woning slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.21 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.22 centrum- en beheervoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie zoals sanitaire voorzieningen, zoals beheers-, onderhouds- en medische voorzieningen, wasserettes, zwem-, sport- en spelvoorzieningen, animatieruimte, bedrijfsloods en horecabedrijven behorende tot categorie 1a of 1b van de Staat van en detailhandel.

1.23 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.24 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of het gebied heeft gemaakt.

1.25 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.

1.26 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 geluidzone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.29 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.30 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.31 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.32 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.33 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.34 permanente bewoning

onder permanente bewoning wordt verstaan een recreatiewoning, kampeermiddel of recreatieappartement te gebruiken als hoofdverblijf.

1.35 permanente standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel of recreatief nachtverblijf gedurende het gehele jaar, inclusief bij dat kampeermiddel of nachtverblijf behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.36 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.37 recreatief nachtverblijf

een bouwwerk dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, zoals een recreatiewoning, chalet, stacaravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.38 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.39 schurveling

ingezaaide of beplante zandwal met een hoogte variërend van 2 m tot 3 m, veelal met een toegevoegde waarde op natuurlijk, landschappelijk en/of cultuurhistorisch gebied.

1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.41 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.42 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch -1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van agrarische bedrijven zoals:
    1. 1. een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
      • akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
      • grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond;
      • fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
      • sierteelt: de teelt van siergewassen zonder gebruikmaking van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en/of vaste planten;
      • bosbouw: de teelt van bomen vanwege houtproductie;
      • intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht;
      • paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waaraan het africhten van en de handel in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardenrijschool en manege.

met dien verstande dat nieuwvestiging of bedrijfsverplaatsing van sierteelt, bosbouw of een intensieve kwekerij niet is toegestaan;

alsmede voor;

  1. b. recreatief medegebruik;
  2. c. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  3. d. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  4. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. de volgende nevenfuncties:
    1. 1. kleinschalige detailhandel;
    2. 2. agro-gerelateerde dagrecreatieve voorzieningen;
    3. 3. bed & breakfast.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen de volgende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd:
    1. 1. terreinafscheidingen alsmede poldergemaaltjes;
    2. 2. agrarische hulpgebouwen met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 50 m² per bedrijf en een goothoogte van ten hoogste 3 m;
    3. 3. sleufsilo's met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 200 m² per bedrijf, mits de afstand tot het bijbehorende bouwvlak niet meer dan 50 m bedraagt;
    4. 4. gaas- of boogkassen met een grondoppervlak van ten hoogste 1.000 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
  3. c. erfbebouwing dient op ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  4. d. voor het overige gelden de volgende regels:
max. aantal max. inhoud max. oppervlak max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning (incl. aan- en uitbouwen) 1, tenzij anders aangeduid middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' 750m3 - 6 m -
bijgebouwen per bedrijfswoning (incl. overkappingen) - - 75 m2 3 m -
kassen binnen het bouwvlak en achter de bedrijfswoning - - 300 m2 - -
overige bedrijfsgebouwen - - volledig bouwvlak 6m 10m
hooibergingen, krachtvoer-, kunstmest- en ruwvoedersilo's - - - - 12 m
mestsilo's - - - - 6 m*
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - - 3 m

* de hoogte van de verticale wand(en) van de mestsilo's – gemeten vanaf het peil – mag niet hoger zijn dan 4 m.

  1. e. op de gronden met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn de bedrijfswoningen uitsluitend toegestaan ter plaatse van deze aanduiding.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    1. 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    2. 2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet meer dan 50 m² bedraagt;
    3. 3. het vloeroppervlak in gebruik voor de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 20 m² bedraagt;
    4. 4. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    6. 6. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    7. 7. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
  2. b. de in lid 3.1 onder f genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de nevenfuncties tot een oppervlak van maximaal 500 m² per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
    2. 2. de bed & breakfast door de bewoner moeten worden uitgeoefend;
    3. 3. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor een bed & breakfast minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning mag bedragen, bijgebouwen meegerekend;
    4. 4. ten aanzien van een bed & breakfast geldt dat de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw dient plaats te vinden;
    5. 5. het aantal kamers per bed & breakfast maximaal 7 mag bedragen;
    6. 6. ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten bij genoemde nevenfuncties zijn toegestaan;
  3. c. met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mestbassin' is mestopslag buiten het bouwvlak niet toegestaan;
  4. d. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  5. e. per bouwvlak is ten hoogste 1 paardenbak met een omvang van ten hoogste 20 x 40 m toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 4 Agrarisch - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van agrarische bedrijven zoals;
  1. 1. een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
  • akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie.
  • intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • een paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waaraan het africhten van en de handel agrarisch hulp- en nevenbedrijf in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardrijschool en manege.

met dien verstande dat nieuwvestiging, hervestiging of omschakeling van de sierteelt, bosbouw of een intensieve kwekerij niet is toegestaan;


alsmede voor:

  1. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. de nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 2 en zoals toegestaan conform lid 4.4;


Tabel 2 Nevenfuncties, bij recht toegestaan

Nevenfuncties
wonen / hobbyboer / terreinbeheer- en onderhoud
kleinschalige natuurontwikkeling
intensieve kwekerij bij wijze van neventak
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, niet zijnde wandel-, voet- en fietspaden
kleinschalige horeca in het hoofdverblijf
aan huis gebonden beroepen
opslag en stalling van agrarische producten
verkoop van zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde agrarische producten
kinderboerderij
paardenstalling
verhuur van fietsen
kleinschalig kamperen
educatie
zorglandbouw, uitsluitend in de vorm van dagbesteding
bed & breakfast

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. gebouwen ten dienste van de bestemming en bedrijfswoningen met bijgebouwen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

  1. c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd met dien verstande dat op gronden met de specifieke bouwaanduiding 'zonder gebouwen' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  2. d. erfbebouwing dient op te minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning te worden gebouwd;
  3. e. overigens geldt per bouwvlak het volgende:
max. aantal max. inhoud max. oppervlak max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) 1 750 m3 - bedrijfswoning 6 m, uitbouw 3 m bedrijfswoning 10 m, uitbouw 6 m
bijgebouwen per bedrijfswoning (inclusief overkappingen) - - 75 m2 3 m bijgebouwen 6 m, overkappingen 2,7 m
bebouwing ten behoeve van een intensieve kwekerij - - bestaand - -
overige bedrijfsgebouwen - - volledig bouwvlak 6 m 10 m
mestsilo's - 2.500 m3 * - - 6 m
foliebassins en mestzakken - - - - 4 m
silo's - - - - 12 m
windturbines 3 in totaal - - - 120 m
terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel van de bedrijfswoning
- op overige plaatsen
- - - -
1 m
2 m
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde - - - - 3 m

* met een maximum van 40 m3 per hectare per bedrijf;

met dien verstande dat:

  1. f. ten minste 75% van de bebouwing uit bedrijfsgebouwen bestaat en ten hoogste 25% van de bebouwing ten dienste staat van de bedrijfswoning.
  2. g. voor de reeds bestaande erfbebouwing, niet passend binnen het bepaalde onder e het volgende geldt:
  1. 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
  2. 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
  3. 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen, is in geen geval toegestaan;
  4. 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. mestopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan.
  2. b. oppervlakte van bebouwing in gebruik voor intensieve veehouderij als neventak bedraagt ten hoogste bestaand;
  3. c. nevenfuncties dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen, met een maximum oppervlak van 400 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling en kleinschalig kamperen;
  4. d. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  5. e. per bouwvlak is ten hoogste 1 paardenbak toegestaan, met dien verstande dat de paardenbak binnen het bouwvlak ligt en de omvang ten hoogste 20x40 m bedraagt;
  6. f. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt aanvullend het volgende:
    1. 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    2. 2. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan;
    3. 3. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
    4. 4. de afstand tot gevoelige functies bedraagt ten minste 100 m;
    5. 5. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  7. g. ten aanzien van de nevenfunctie bed & breakfast geldt aanvullend het volgende:
    1. 1. vloeroppervlak bedraagt ten hoogste 50% van het totaal aanwezige oppervlak;
    2. 2. het aantal kamers bedraagt ten hoogste 7 en 10 bedden;
    3. 3. bed & breakfast ten behoeve van tijdelijk of seizoensgebonden werk is niet toegestaan;
  8. h. aan-huis-gebonden beroepen zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met de woning;
  9. i. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  10. j. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

4.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van agrarische bedrijven zoals een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
    1. 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
    2. 2. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond;
    3. 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    4. 4. sierteelt: de teelt van siergewassen zonder gebruikmaking van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en/of vaste planten;
    5. 5. bosbouw: de teelt van bomen vanwege houtproductie;
    6. 6. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht;
    7. 7. paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waaraan het africhten van en de handel in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardenrijschool en manege.

met dien verstande dat nieuwvestiging of bedrijfsverplaatsing van de hierboven benoemde agrarische bedrijven; sierteelt, bosbouw en intensieve kwekerij niet is toegestaan;


alsmede voor:

  1. b. het behoud, herstel en versterking van aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke waarden;
  2. c. het behoud, herstel en versterking van aan de betreffende gronden eigen zijnde natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden';
  3. d. recreatief medegebruik;
  4. e. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  5. f. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  6. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;


met daaraan ondergeschikt:

  1. h. de volgende nevenfuncties:
    1. 1. kleinschalige detailhandel;
    2. 2. agro-gerelateerde dagrecreatieve voorzieningen;
    3. 3. bed & breakfast.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a de volgende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd:
    1. 1. terreinafscheidingen alsmede poldergemaaltjes, met dien verstande dat de hoogte van terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder bebouwing' ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    2. 2. melkstallen met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 50 m² per bedrijf;
    3. 3. sleufsilo's met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 200 m² per bedrijf, mits de afstand tot het bijbehorende bouwvlak niet meer dan 50 m bedraagt;
    4. 4. mestbassins, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mestbassin';
  3. c. erfbebouwing dient op ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  4. d. voor het overige gelden de volgende regels:
max. aantal max. inhoud max. oppervlak max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning (incl. aan- en uitbouwen) 1 750 m3 - 6 m -
bijgebouwen per bedrijfswoning (incl. overkappingen) 75 m2 3 m
kassen binnen het bouwvlak en achter de bedrijfswoning 300 m2
overige bedrijfsgebouwen volledig bouwvlak 6 m 10 m
hooibergingen, krachtvoer-, kunstmest- en ruwvoedersilo's 12 m
mestsilo's 6 m *
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m

* de hoogte van de verticale wand(en) van de mestsilo's - gemeten vanaf het peil - mag niet hoger zijn dan 4 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    1. 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    2. 2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet meer dan 50 m² bedraagt;
    3. 3. het vloeroppervlak in gebruik voor de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 20 m² bedraagt;
    4. 4. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    6. 6. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    7. 7. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
  2. b. de in lid 5.1 onder j genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de nevenfuncties tot een oppervlak van maximaal 500 m² per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
    2. 2. de bed & breakfast door de bewoner moeten worden uitgeoefend;
    3. 3. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor een bed & breakfast minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning mag bedragen, bijgebouwen meegerekend;
    4. 4. ten aanzien van bed & breakfast geldt dat de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw dient plaats te vinden;
    5. 5. het aantal kamers per bed & breakfast maximaal 7 mag bedragen;
    6. 6. ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten bij genoemde nevenfuncties zijn toegestaan;
  3. c. mestopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  4. d. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  5. e. per bouwvlak is ten hoogste 1 paardenbak met een omvang van ten hoogste 20 x 40 m toegestaan.

5.5 Afwijken van gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

6.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder c voor het vergroten van de bouwhoogte tot 14 m, mits zulks noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering.

6.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. met betrekking tot het gebruik van de in lid 6.1 bedoelde gronden geldt dat:
    1. 1. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van de aangeduide risicovolle inrichtingen;
    2. 2. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
    3. 3. horeca niet is toegestaan;
    4. 4. de opslag van onbebouwde gronden uitsluitend tot een hoogte van 7 m is toegestaan;
    5. 5. zelfstandige detailhandel niet is toegestaan;
    6. 6. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  2. b. inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit zijn uitgesloten;
  3. c. activiteiten die M.e.r-plichtig zijn, zijn uitgesloten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal één bestaande bedrijfswoning is toegestaan;
  5. e. de vloeroppervlakte van kantoren per bedrijf niet meer mag bedragen dan:
    1. 1. voor zover de totale bedrijfsvloeroppervlakte van het betreffende bedrijf kleiner dan of gelijk is aan 4.000 m2: 50 % van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf;
    2. 2. voor zover de totale bedrijfsvloeroppervlakte van het betreffende bedrijf groter is dan 4.000 m2: 2.000 m2;
  6. f. de vloeroppervlakte van kantoren van bestaande bedrijven, welke meer bedraagt dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van dat bedrijf of meer dan 2.000 m2 per bouwperceel, niet mag worden vergroot.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. horecabedrijven uit categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  3. c. detailhandel in volumineuze goederen en supermarkten en warenhuizen zijn niet toegestaan.

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de bossen, houtwallen, zandwallen, duinen, duingraslanden, zandplaten, slikken, schorren, oevervegetaties, poelen en water eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden.

alsmede voor:

  1. b. verkeer te water;
  2. c. beroepsvisserij;
  3. d. recreatievaart;
  4. e. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. f. waterberging;
  6. g. extensieve agrarische bedrijfsvoering;
  7. h. extensieve dagrecreatie.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de scheepvaartgeleiding mag ten hoogste 5 m bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Natuur - Zandwallen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Zandwallen' aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de schurvelingen eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden.

9.2 Bouwregel

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een verblijfsrecreatieterrein;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwvoorschriften

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

Artikel 11 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een verblijfsrecreatieterrein, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrumvoorzieningen' centrum- en beheervoorzieningen zijn toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': bedrijfswoningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1': centrumvoorzieningen;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeer- en speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.5 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. a. de afstand van kampeermiddelen tot de gronden met de bestemming 'Natuur - Schurvelingen' bedraagt ten minste 3 m;
  2. b. het is verboden recreatieve nachtverblijven, recreatiewoningen en recreatieappartementen te gebruiken en te laten gebruiken voor permanente bewoning.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voorbij woningen behorende tuinen, dan wel voor onbebouwde erven, toegangspaden tot de gebouwen, parkeren en andere verhardingen, met de daarbij behorende andere bouwwerken alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

12.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 ten behoeve van de bouw van een erker/entreeportaal aan de voorgevel, alsmede de zijgevel, voor zover gelegen aan de openbare weg, van een hoofdgebouw binnen de aangrenzende bestemming Wonen, met dien verstande dat:

  1. a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag;
  2. b. de breedte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
  3. c. de diepte niet meer mag bedragen dan 1 m, gemeten uit de voorgevelrooilijn dan wel de zijgevelbouwgrens van de woning.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;
  3. c. voet- en fietspaden;

alsmede voor:

  1. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. parkeervoorzieningen;
    2. 2. nutsvoorzieningen;
    3. 3. groenvoorzieningen;
    4. 4. water;
    5. 5. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
    6. 6. bruggen ten behoeve van kruisend verkeer;
    7. 7. straatmeubilair;
    8. 8. kunstwerken;
    9. 9. beeldende kunst;
    10. 10. speelvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de goothoogte niet meer mag bedragen dan aangegeven;
  3. c. de bouwhoogte van kunstwerken, beeldende kunst mag niet meer bedragen dan 12 m;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, kunstwerken, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 5 m.

13.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - praathuis': een praathuis;
  2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid ten behoeve van de oprichting/aanleg van terrassen, met dien verstande dat:

  1. a. er geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid;
  2. b. de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. verkeer te water;
  3. c. waterberging;
  4. d. ondergeschikt groen, bruggen en dammen.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 15 Wonen - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluiten bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid onder e, sub 2 ten behoeve een grotere oppervlakte aan bijgebouwen onder de voorwaarde dat:

  1. a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een woning niet meer bedraagt dan:
    1. 1. 75 m2 voor percelen met een oppervlakte tot 5.000 m2;
    2. 2. 100 m2 voor percelen met een oppervlakte van 5.000 m2 tot 10.000 m2;
    3. 3. 125 m2 voor percelen met een oppervlakte van minimaal 10.000 m2;
  2. b. de bijgebouwen vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar zijn dan wel op andere wijze in het landschap zijn ingepast.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van hoofdgebouwen voor beroepsmatige activiteiten aan huis alsmede bed & breakfast is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 35% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing, tot een maximum van 50 m2;
  2. b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. c. detailhandel is niet toegestaan;
  4. d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen hoofdgebouwen en bijgebouwen voor bedrijfsuitoefening aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. a. uitoefening van een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit is toegestaan voor zover de activiteiten behoren tot maximaal categorie 2 zoals genoemd in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk van en hinder aan het woonmilieu veroorzaken;
  3. c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 35% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing, tot een maximum van 50 m2;
  4. d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  5. e. detailhandel is niet toegestaan;
  6. f. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

Artikel 16 Wonen - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

16.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

16.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van hoofdgebouwen alsmede aan- en uitbouwen voor beroepsmatige activiteiten aan huis is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 35% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2.
  2. b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  3. c. Detailhandel is niet toegestaan.
  4. d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen hoofdgebouwen en bijgebouwen voor bedrijfsuitoefening aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. a. Uitoefening van een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit is toegestaan voor zover de activiteiten behoren tot maximaal categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten.
  2. b. De activiteit mag geen onevenredige afbreuk van en hinder aan het woonmilieu veroorzaken.
  3. c. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 35% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing, tot een maximum van 50 m2.
  4. d. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  5. e. Detailhandel is niet toegestaan.
  6. f. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

Artikel 17 Wonen - 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. erven;
    2. 2. nutsvoorzieningen;
    3. 3. parkeervoorzieningen;
    4. 4. toegangswegen- en paden;
    5. 5. tuinen;
    6. 6. water.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de afstand van gebouwen tot de perceelgrens in verband met de verkeersveiligheid.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² en met dien verstande dat horeca en detailhandel zijn uitgesloten.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken voor het voeren van bed & breakfastactiviteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 16.1 voor het voeren van een bed & breakfast aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. de bed & breakfastactiviteiten worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  2. b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfastactiviteiten bedraagt minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend;
  3. c. de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw plaatsvindt;
  4. d. het aantal kamers dat wordt gebruikt voor de bed & breakfastactiviteiten bedraagt ten hoogste 7;
  5. e. ten behoeve van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 18 Leiding - Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 17.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Archeologie - 4

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4', als bedoeld in lid 19.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 5

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in lid 19.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5', als bedoeld in lid 20.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien de betrokken cultuurhistorische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de cultuurhistorische waarden.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 22.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

24.1 Overschrijding bouwvlakken / bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen

24.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.

24.3 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

24.4 Onderkeldering

24.5 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  1. a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels

25.1 Molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'

de volgende regels:

  1. a. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. b. Indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge het bepaalde onder a en b, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

25.2 Vrijwaringszone - dijk

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

25.3 Overige zone - woning in de sfeer van het windpark

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - woning in de sfeer van het windpark' zijn de gronden, naast de voor die gronden aanwezige bestemmingen, tevens aangemerkt als een woning in de sfeer van het windturbinepark.

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

26.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m;
  3. c. de regels, en toestaan dat de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', 'gemaal' en 'nutsvoorziening' wordt vergroot tot maximaal 4 m;
  4. d. de regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot:
    1. 1. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    2. 2. ten behoeve van een vlaggenmast, speelvoorzieningen, een kunstwerk, beeldende kunst en dergelijke tot maximaal 15 m;
    3. 3. ten behoeve van de bouw van overige andere bouwwerken tot maximaal 10 m.
  5. e. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m.
  6. f. de situering en de begrenzing van bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de ingekomen aanvragen nodig zijn ter uitvoering van een plan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.

26.2 Voorwaarden voor afwijken

De onder lid 26.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de cultuurhistorische waarde van het beschermde dorps- of stadsgezicht;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie; en
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 28 Overige Regels

28.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

28.2 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning, wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijn (dan wel de vervanger daarvan) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

29.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Veegplan 2018-2019'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Goeree-Overflakkee. Het bestemmingsplan dient met name ter verbetering van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente, maar maakt ook kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. Het doel van het voorliggende bestemmingsplan is de bestemmingsregelingen voor de hieronder te noemen locaties aan te passen aan de gewenste situatie:

  1. 1. Blomweg 1, Ouddorp;
  2. 2. Oude Nieuwlandseweg 11, Ouddorp;
  3. 3. Galgeweg, Goedereede;
  4. 4. Nabij Molenweg 4, Ouddorp;
  5. 5. Sint Pietersweg 1, Nieuwe Tonge;
  6. 6. Oostplaatseweg 2, Middelharnis;
  7. 7. Hoge pad 9 en 9a, Ouddorp;
  8. 8. Jachthaven Herkingen;
  9. 9. Tiendeweg 1, Stellendam;
  10. 10. Kraaijenissedijk 12, Melissant;
  11. 11. Buitenring, Middelharnis;
  12. 12. Dorpsweg 9, Sommelsdijk;
  13. 13. Hoge Pad 11, Ouddorp;
  14. 14. Strandweg 2, Ouddorp.

Met het nieuwe bestemmingsplan ontstaat de situatie, dat het bestemmingsplan een actueel en correct beeld geeft van de functies en een kader waaraan (toekomstige) aanvragen voor een omgevingsvergunning kunnen worden getoetst. Het bestemmingsplan sluit aan bij de actuele juridische en planologische situatie en voldoet aan de vormvereisten van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied bestaat uit 14 op zichzelf staande locaties. In figuur 1.1 is een overzicht van de locaties weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.Veegplan20182019-BP30_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor de locaties vigeren diverse (bestemmings)plannen. In de onderstaande tabel is voor elke locatie zichtbaar welk bestemmingsplan geldt.

Tabel 1 Weergave vigerende bestemmingsplannen

Locatie (Bestemmings)plan Vastgesteld
1 Blomweg 1 te Ouddorp BP Landelijk Gebied Goedereede 4 september 2014
2 Oude Nieuwlandseweg 11 te Ouddorp BP Duynhille 3 april 2014
3 Galgeweg te Goedereede BP Landelijk Gebied Goedereede 4 september 2014
4 Molenweg 4 te Ouddorp BP Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 26 april 2012
5 Sint Pietersweg 1 te Nieuwe-Tonge BP Buitengebied 1 maart 2012
6 Oostplaatseweg 2 te Middelharnis BP Oostplaat 1 oktober 2015
7 Hoge pad 9 en 9a te Ouddorp BP Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 26 april 2012
8 Jachthaven Herkingen BP Veegplan 2016 7 juli 2016
9 Tiendeweg 1 te Stellendam BP Windpark Kroningswind
BP Landelijk Gebied Goedereede

4 september 2014
10 Kraaijenissedijk 12 te Melissant BP Windpark kroningswind
BP Landelijk Gebied Dirksland

27 juni 2013
11 Buitenring te Middelharnis BP Sommelsdijk 27 juni 2013
12 Dorpsweg 9 te Middelharnis BP Sommelsdijk 27 juni 2013
13 Hoge Pad 11 te Ouddorp BP Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 26 april 2012
14 Strandweg 2 te Ouddorp BP Veegplan 2016 7 juli 2016

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de aanpassingen waarvoor dit bestemmingsplan het kader biedt. Hoofdstuk 3 brengt het beleidskader in beeld. Het ruimtelijk beleid op het niveau van zowel Rijk, provincie, regio als gemeente komt hier aan bod en het plan wordt hieraan getoetst. In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de diverse sectorale aspecten en de wijze hoe het plan op een goede ruimtelijke manier met deze aspecten omgaat. Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de juridische opzet van het plan en de mogelijkheden die daarin worden geboden. Hoofdstuk 6 en 7 tonen tot slot aan op welke wijze het plan in economische en maatschappelijke wijze uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 2 Aanpassingen

In dit hoofdstuk wordt per locatie de inhoud van de aanpassing beschreven. Vervolgens is beschreven hoe de vertaling in het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden.

2.1 Blomweg 1, Ouddorp

Inhoud aanpassing

De bestemmingslegging in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Goedereede is op de onderhavige locatie niet meer in overeenstemming met de feitelijke situatie. Binnen de bestemming Natuur is namelijk een zonnepanelenveld gerealiseerd.

Juridische vertaling

Het bouwvlak binnen de bestemming Agrarisch - 1 wordt deels verschoven naar de bestemming Natuur ten behoeve van de legalisatie van de zonnepanelen. Het bouwvlak wordt niet vergroot, aan de zuidzijde wordt het bouwvlak ter compensatie namelijk verkleind en deze gronden krijgen de bestemming Natuur. Tevens worden de vigerende dubbelbestemmingen Leiding - Water, Waarde -, Waarde - Archeologie - 5 en Waterstaat - Waterkering overgenomen. De regeling sluit aan bij het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Goedereede.

2.2 Oude Nieuwlandseweg 11b, Ouddorp

Inhoud aanpassing

Op basis van het vigerende bestemmingsplan Duynhille is op de onderhavige locatie een burgerwoning mogelijk. Het is gewenst om de woning te gaan gebruiken als recreatiewoning.

Juridische vertaling

Qua juridische vertaling wordt aangesloten op de regeling van het aangrenzende bestemmingsplan Recreatieterreinen 2012 zoals vastgesteld op 22 november 2012. De huidige bestemming Wonen - 3 op het perceel wordt gewijzigd naar Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1 en de bestemming Natuur -. Daarnaast worden de vigerende dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie en de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de groene weide 2 overgenomen.

2.3 Galgeweg, Goedereede

Inhoud aanpassing

Op de gronden gelegen tussen de Nieuwendijk, Galgeweg en Helmweg te Goedereede is het gewenst om de aanwezige sloot te verplaatsen. Hierbij wordt de huidige sloot gedempt en naar de westkant van het perceel verplaatst waardoor er geen tweedeling meer op het perceel aanwezig is. Dit is niet in overeenstemming met de vigerende bestemmingslegging.

Juridische vertaling

De gronden waarop de huidige sloot is gelegen, met de bestemming Water, krijgen de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden en de aanduiding 'natuurwaarden'. De gronden waar de beoogde sloot wordt gesitueerd, krijgen de bestemming Water. Daarnaast wordt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 overgenomen waar deze momenteel al vigeert en de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie.

2.4 Nabij Molenweg 4, Ouddorp

Inhoud aanpassing

Het vigerende bestemmingsplan Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp biedt op de onderhavige locatie geen ruimte om het al aanwezige parkeerterrein uit te breiden op het perceel bekend onder D2918. Om dit mogelijk te maken wordt de tuinbestemming gewijzigd.

Juridische vertaling

De huidige bestemming Tuin wordt gewijzigd naar de bestemming Gemengd. Tevens wordt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 overgenomen.

2.5 Sint Pietersweg 1, Nieuwe-tonge

Inhoud aanpassing

De huidige dienstwoning wordt niet meer daadwerkelijk gebruikt voor deze functie vandaar dat het bestemmingsplanmatig wordt aangepast. Zodat het gebruik van de woning kan blijven voortbestaan alleen dan als burgerwoning.

Juridische vertaling

Het perceel dat aan de Sint Pietersweg is gelegen krijgt de bestemming Wonen - 1. Het perceel krijgt geen bouwvlak, hiermee wordt aangesloten op de plansystematiek van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied.

2.6 Oostplaatseweg 2, Middelharnis

Inhoud aanpassing

Het perceel aan de Oostplaatseweg 2 is onderdeel van het bedrijventerrein Oostplaat. Specifiek op dit perceel is bedrijvigheid mogelijk tot en met milieucategorie 4.1. Het beoogde gebruik voor deze locatie is een categorie 5.1-activiteit. Op basis van onderzoek (zie bijlage 4) is aangetoond dat beoogde activiteit in realiteit vergelijkbaar is met een categorie 3.1-bedrijf en hierdoor passend is binnen een goede ruimtelijke ordening.

Gebleken is dat ligging van de schoorsteen in het vigerende plan niet overeenstemt met de vergunde en werkelijke situatie.

Juridische vertaling

Het perceel heeft de bestemming Bedrijventerrein met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1'. Het perceel krijgt in het Veegplan tevens de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hygiëniseren van' waardoor de beoogde bedrijvigheid (het hygiëniseren van mest mogelijk) wordt gemaakt. Dit sluit ook aan op de plansystematiek van het vigerende bestemmingsplan Oostplaat. De bouwaanduidingen uit het vigerende bestemmingsplan worden overgenomen.

De bouwaanduiding van de schoorsteen wordt verplaatst naar de werkelijk vergunde situatie.

2.7 Hoge Pad 9 En 9a, Ouddorp

Inhoud aanpassing

De bestemmingslegging in het bestemmingsplan Stad Goedereede en Dorpsgebied Ouddorp is op de locatie niet meer in overeenstemming met de feitelijke situatie. In 2015 is omgevingsvergunning verleend voor het gebruik als detailhandel. Momenteel heeft de onderhavige locatie de bestemming Bedrijf - Gemengd gebied. Omdat nieuwvestiging van bedrijven niet is gewenst, is een andere bestemming passender.

Juridische vertaling

De bestemming wordt gewijzigd naar Gemengd. Dit sluit aan op de regeling van het vigerende bestemmingsplan Stad Goedereede en Dorpsgebied Ouddorp. Tevens wordt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 en de vrijwaringszone- molenbiotoop overgenomen.

2.8 Jachthaven Herkingen

Inhoud aanpassing

Voor de onderhavige locatie is men voornemens om een weeghuisje op te richten in de jachthaven. Dit is in strijd met de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied en Waterstaat - Waterkering die op de deze locatie vigeren. Vandaar dat de bestemming op de locatie wordt verruimd.

Juridische vertaling

De gronden behouden de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied en de dubbelbestemming Waterstaat. De gronden worden tevens voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk -.

2.9 Tiendeweg 1, Stellendam

Inhoud aanpassing

Op de onderhavige locatie vigeert het bestemmingsplan Windpark kroningswind waarin het bestemmingsplan Landelijk Gebied Goedereede tevens van toepassing is verklaard. In het vigerende bestemmingsplan is ten opzichte van het daarvoor vigerende wijzigingsplan Tiendeweg 1, Stellendam een te klein bouwvlak opgenomen. Dit wordt hersteld. Hierbij wordt tevens de aanduiding 'overige zone - woning in de sfeer van het windpark' binnen het bouwvlak opgenomen. De aanduiding voor bedrijfswoningen blijft behouden, waarbij de begrenzing van deze aanduiding nader is aangegeven.

Juridische vertaling

Het bouwvlak behoudt de bestemming Agrarisch - 1, maar wordt vergroot. De afmetingen worden overgenomen uit het wijzigingsplan Tiendeweg 1, Stellendam.

2.10 Kraaijenissedijk 12, Melissant

Inhoud aanpassing

Op het onderhavige perceel vigeert momenteel een agrarische bestemming met onder andere de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden 2'. De eigenaar is voornemens om een tweede woning op te richten. De beoogde locatie ligt echter net buiten het bouwvlak. De aanvraag past binnen een goede ruimtelijke ordening en daarom maakt dit veegplan dit mogelijk.

Juridische vertaling

De bestemming Agrarisch - 2 blijft behouden. Het bouwvlak op het perceel wordt aan de zuidoostkant vergroot.

2.11 Buitenring Middelharnis

Inhoud aanpassing

Tijdens de bouw van de nieuwe wijk is gebleken dat een deel van een aantal percelen de verkeerde bestemming heeft ten opzicht van de destijds beoogde en nu gerealiseerde plannen. Op een aantal percelen vigeert de bestemming Wonen - 2, terwijl de gronden worden gebruikt voor verkeersdoeleinden.

Juridische vertaling

Om de bestemmingslegging gelijk te brengen aan de daadwerkelijke situatie krijgen de betreffende gronden de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied.

2.12 Dorpsweg 9, Sommelsdijk

Inhoud aanpassing

De woning aan de Dorpsweg 9 is bestemd als bedrijfswoning. De woning doet echter geen dienst meer als woning toebehorend aan een bedrijf. Aanpassing van de bestemming is gewenst.

Juridische vertaling

Om de bestemmingslegging gelijk te brengen aan de daadwerkelijke situatie krijgt het perceel de bestemming Wonen - 2 en de bestemming Tuin in plaats van de huidige bestemming Bedrijf. De wijze van bestemmen sluit hiermee aan op het bestemmingsplan Sommelsdijk.

2.13 Hoge Pad 11, Ouddorp

Inhoud aanpassing

De woning aan de Hoge Pad 11 is bestemd als bedrijfswoning. De woning doet echter geen dienst meer als woning toebehorend aan een bedrijf. Aanpassing van de bestemming is gewenst.

Juridische vertaling

Om de bestemmingslegging gelijk te brengen aan de daadwerkelijke situatie krijgt het perceel de bestemming Wonen - 3 in plaats van de huidige bestemming Bedrijf. Tevens blijft de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 vigeren. De bestemmingslegging sluit hiermee aan op het bestemmingsplan Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp.

2.14 Strandweg 2, Ouddorp

Inhoud aanpassing

Op het perceel aan de Strandweg 2 wordt in de vigerende regeling (Veegplan 2016) een onderscheid gemaakt tussen het aantal toegestane toeristische standplaatsen en het aantal toegestane permanente standplaatsen. Ook wordt er een onderscheid gemaakt tussen het oostelijk en westelijk deel van het terrein. Dit is echter niet zoals het hier beoogd was volgens het bestemmingsplan Toppershoedje (2011). Volgens dat plan konden toeristische standplaatsen worden uitgewisseld worden voor permanente standplaatsen. In dit nieuwe veegplan vervalt daarom het onderscheid tussen toeristische en permanente standplaatsen weer.

Daarnaast wordt het gebied waar centrum- en beheervoorzieningen zijn toegestaan, uitgebreid. Dit betreft deels reeds bestaande gebouwen en deels nieuw op te richten gebouwen (vanwege de beoogde verplaatsing van gebouwen).

Juridische vertaling

De gronden krijgen de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2 met aan de noordzijde tevens de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. De gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - Toppershoedje', waarvoor een maximum aantal standplaatsen in de regels is opgenomen. Hierbinnen is geen onderscheid gemaakt tussen toeristische en permanente standplaatsen. Daarnaast is de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' opgenomen voor de gronden waar centrum- en beheervoorzieningen gewenst zijn of reeds aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan (juridisch) mogelijk maakt, zijn kleinschalig van aard. Deze ontwikkelingen worden afgewogen ten opzichte van het vigerende beleid.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Barro

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke Rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

De voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied:

  1. 1. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  2. 2. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  3. 3. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  4. 4. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  5. 5. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)-nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  6. 6. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  7. 7. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

3.3 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerde versie april 2019)

In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie.


Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder.


Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen of zij ook behoefte hebben aan regionale visies ter afstemming van het beleid met betrekking tot bedrijventerreinen en detailhandel, of aan regionale ruimtelijke visies. De provincie laat die keus aan hen. Gedeputeerde Staten kunnen echter voor een bepaalde regio aangeven dat het nodig is om een regionale visie voor bedrijventerreinen te maken.


Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied

Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Een deel van die vraag past qua kwaliteit niet daarbinnen. Daarnaast kunnen er kwantitatieve beperkingen zijn. Een randvoorwaarde bij beter benutten is namelijk dat de leefkwaliteit in de bebouwde ruimte behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt. Ook kan de kwaliteit van de groene ruimte aanleiding zijn om een kwaliteitsverbetering te realiseren door middel van het toevoegen van stedelijke functies. Zuid-h


Stedelijke ontwikkelingen die niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied gerealiseerd kunnen worden en kleinschalige stedelijke ontwikkelingen, kunnen in het landelijk gebied plaatsvinden in aansluiting op bestaand stads- en dorpsgebied of in bebouwingslinten. Gedeputeerde Staten zien toe op toepassing door gemeenten van de Ladder voor duurzame verstedelijking en het beleid voor ruimtelijke kwaliteit. Het eindoordeel over stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare buiten bestaand stads- en dorpsgebied ligt bij Provinciale Staten. Deze worden door Provinciale Staten afgewogen en opgenomen op de 3 hectare kaart.

Toetsing

De wijzigingen die onderhavig plan mogelijk maken zijn allen passend binnen de omgevingsvisie.

Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie april 2019)

De Omgevingsverordening Zuid-Holland is vastgesteld in samenhang met de Omgevingsvisie en het Programma ruimte. De visie bevat de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het ruimtelijk beleid is uitgewerkt in het Programma Ruimte. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen.


De verordening bevat regels ten aanzien van een aantal belangrijke ruimtelijke onderwerpen, zoals kantoren, bedrijventerreinen, glastuinbouw- en bollenteeltgebied, archeologie en provinciale vaarwegen. Het volgende artikel uit de Omgevingsverordening is relevant voor de voorliggende ontwikkeling.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

  1. 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
    1. a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
    2. b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.

Toetsing

In de onderstaande tabel worden alle locaties getoetst aan het provinciale beleid en is aangegeven of de ontwikkeling in overeenstemming is met het beleidskader.

Tabel 2 Toetsing aan provinciaal beleid

Locatie Toetsing aan omgevingsvisie en omgevingsverordening (versie april 2019) Toetsing aan artikel 3.1.6 lid 2 Bro; Ladder voor duurzame verstedelijking
1 Blomweg 1 te Ouddorp Het aanwezige bouwvlak wordt verlegd, zodat de zonnepanelen binnen het bouwvlak komen te liggen.
De provincie is terughoudend met het toestaan van zonneweides. Een kleinschalige zonneweide van 400 m2 binnen het bouwvlak is niet in strijd met provinciaal beleid. In de ruimtelijke onderbouwing, zie bijlage 2, is de ontwikkeling getoetst aan het aspect ruimtelijke kwaliteit (artikel 2.2.1 VR) en is geconcludeerd dat de ontwikkeling past. Gelet op de beperkte schaal worden de specifieke waarden van het gebied niet worden geschaad.
Een zonneweide wordt niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling gezien.
2 Oude Nieuwlandseweg 11 te Ouddorp Het gebruik van een woning als recreatiewoning is mogelijk op basis van het provinciale beleid. Het gebied is in de visie aangemerkt als verblijfsrecreatiegebied. Deze functieverandering is geen stedelijke ontwikkeling gezien.
3 Galgeweg te Goedereede Het verplaatsen van een sloot is mogelijk. Dit is geen stedelijke ontwikkeling.
4 Molenweg 4 te Ouddorp Het uitbreiden van een parkeerterrein ten behoeve van de bestaande supermarkt binnen bestaand stads- en dorpsgebied is mogelijk. Uitbreiding van een parkeerterrein ten behoeve van de parkeerbehoefte van een bestaande supermarkt wordt niet gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling.
5 Sint Pietersweg 1 te Nieuwe-Tonge Het wijzigen van de functie van een bedrijfswoning naar een reguliere woning is mogelijk. Deze functieverandering wordt niet als stedelijke ontwikkeling gezien.
6 Oostplaatseweg 2 te Middelharnis Het benutten van bedrijventerreinen voor bedrijven in een zo hoog mogelijke milieu categorie is in lijn met het provinciale beleid. Het mogelijk maken van een hogere milieucategorie, specifiek voor een bedrijf met activiteiten die gelijk te stellen zijn aan categorie 3.1, wordt niet als stedelijke ontwikkeling gezien.
7 Hoge pad 9 en 9a te Ouddorp Niet in strijd met provinciaal beleid. Het betreft het bestemmen conform de feitelijke en legale situatie. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling.
8 Jachthaven Herkingen Niet in strijd met provinciaal beleid. Een weeghuisje met een oppervlakte van 3 x1,8 meter wordt niet als stedelijke ontwikkeling gezien.
9 Tiendeweg 1 te Stellendam Agrarische bouwvlakken met een maximale oppervlakte van 2 hectare zijn niet in strijd met provinciaal beleid. In dit geval wordt een planologische mogelijkheid uit een eerder bestemmingsplan hersteld. Agrarische functies worden niet tot stedelijke ontwikkelingen gerekend.
10 Kraaijenissedijk 12 te Melissant Een kleine verplaatsing van een bouwmogelijkheid voor een tweede agrarische bedrijfswoning is niet in strijd met provinciaal beleid. Het verplaatsen van een bouwmogelijkheid voor 1 woning is geen stedelijke ontwikkeling.
11 Buitenring te Middelharnis Het wijzigen van een woonbestemming in een verkeersbestemming is niet in strijd met provinciaal beleid. Het mogelijk maken van infrastructuur is geen stedelijke ontwikkeling.
12 Dorpsweg 9 te Middelharnis Het omzetten van een bedrijfswoning in een reguliere woning binnen bestaand stads- en dorpsgebied is niet in strijd met provinciaal beleid. Het omzetten van 1 bedrijfswoning in een reguliere woning is geen stedelijke ontwikkeling.
13 Hoge Pad 11 te Ouddorp Het omzetten van een bedrijfswoning in een reguliere woning binnen bestaand stads- en dorpsgebied is niet in strijd met provinciaal beleid. Het omzetten van 1 bedrijfswoning in een reguliere woning is geen stedelijke ontwikkeling.
14 Strandweg 2 te Ouddorp Verblijfsrecreatie is mogelijk op basis van het provinciale beleid. Het gebied is in de visie aangemerkt als verblijfsrecreatiegebied. Het mogelijk maken van permanente recreatieve standplaatsen waar nu toeristische standplaatsen mogelijk zijn, wordt niet gezien als stedelijke ontwikkeling.

Zonne-energie

De provincie wil het gebruik van zonne-energie actief faciliteren en ondersteunen, omdat ze een groeiende bijdrage levert aan de productie van hernieuwbare energie. Voorop staat de voorkeur voor meervoudig ruimtegebruik, zoals het benutten van daken en overige geschikte functies. Restrictief zijn geeft extra stimulans voor zonnepanelen op daken, maar de vraag om zonnevelden te mogen aanleggen zal groeien. Zonnevelden sluiten andere functies op dezelfde plaats nagenoeg uit (op enkele bestemmingen na). Ze hebben in beginsel een duidelijke invloed op de kwaliteit van het landschap en beperken de ruimte voor voedselproductie.


In een provincie waarin onbebouwde ruimte een schaars en waardevol goed is, is een terughoudende benadering van zonnevelden in die open ruimte op zijn plaats, in combinatie met een stimulerende benadering voor zonnepanelen en warmtecollectoren in de bebouwde ruimte. De provincie zet hierbij haar ruimtelijk instrumentarium in.


Zonnevelden zijn een relatief nieuw fenomeen, daarom heeft de provincie experimenteerruimte geboden voor vijf pilots. De komende jaren worden de resultaten hiervan bekend en dit wordt benut bij het verder invullen van beleid. De provincie is terughoudend met het toestaan van nieuwe experimenten.


Beleid voor zonnevelden is gericht op de volgende vijf principes:

  1. 1. Een goede ruimtelijke ordening, waarbij infrastructuur (energienetwerk) als leidend principe wordt gehanteerd. Wek energie op daar waar het gebruikt wordt (in of nabij de bebouwde omgeving) en waar aansluiting op het energienetwerk logisch is.
  2. 2. Zorgvuldig omgaan met de bestaande functies en kwaliteiten van het gebied. Bij de locatiekeuze, omvang en inrichting van een zonneveld zijn de regels voor ruimtelijke kwaliteit uit de Verordening ruimte altijd van toepassing.
  3. 3. Meervoudig ruimtegebruik. Benut bestaande en nieuwe bebouwing (PV en warmtecollectoren) en overige functies die combinaties kunnen vormen met zonne-energie. Zo heeft de provincie de voorkeur voor zonnepanelen op daken en biedt zij mogelijkheden voor zonne-energie op agrarische bouwblokken, de bestemming infrastructuur, de bestemming stedelijke functie (maar waar die bestemming om diverse redenen vooralsnog niet wordt gerealiseerd), voormalige stortplaatsen, slibdepots en spaarbekkens.
  4. 4. Bescherming van de schaarse open ruimte en landschapswaarden. Dit betekent dat de provincie terughoudend is met het toestaan van zonnevelden. In beperkte mate en onder voorwaarden worden mogelijkheden voor zonnevelden geboden in glastuinbouwgebied, in stads- en dorpsranden, in combinatie met een windpark en in het knikpuntgebied pilot Zuidplas.
  5. 5. Experimenteerruimte voor zonnevelden. Dit wordt alleen geboden aan zonnevelden:
    1. a. met nieuwe innoverende technieken die meervoudig ruimtegebruik tot doel hebben;
    2. b. met een innovatieve opslag van energie.

Het zonnepanelenveld op locatie 1, Blomweg 1 te Ouddorp, is passend binnen de principes van het beleid voor zonnevelden van de provincie, omdat het past binnen een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 4 is toegelicht dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de bestaande functies en kwaliteiten van het gebied.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Regionale Structuurvisie (2010, herziening 2017)

De Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee is door het (toenmalige) Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) opgesteld en is daarna door de gemeenteraden van de diverse (toenmalige) gemeenten op het eiland in december 2010 vastgesteld. De herziening 2017 betreft een herziening van hoofdstuk 6 (Visie op Wonen).


Centraal staat de ambitie om Goeree-Overflakkee te ontwikkelen tot een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarmee worden recreatie en toerisme één van de belangrijkste economische pijlers van het eiland, die uiterst kansrijk is om verder te ontwikkelen. In algemene zin wordt geconstateerd dat de huidige toeristische infrastructuur onvoldoende en deels sterk verouderd is, zowel wat betreft de verblijfsaccommodaties als de dag attracties. Eén van de voornaamste opgaven uit de visie is daarom het vernieuwen en selectief uitbreiden van de toeristische infrastructuur alsmede het verbinden van allerlei losse elementen om tot een recreatief netwerk te komen met dag- en verblijfsrecreatie. Samen met recreatieve routes moet dit zorgen voor een beter toegankelijk en beleefbaar landschap. Dit laatste sluit op haar beurt weer aan bij de opgave voor natuur, die bestaat uit het beter beleefbaar maken van bestaande natuurwaarden.

In de periode tot 2030 worden op basis van de demografie nog circa 1.500 woningen toegevoegd aan de al bestaande 20.000 woningen. Waar mogelijk worden kansen om extra mensen aan het eiland te verbinden benut. Daar waar de Woonvisie en het Woningbouwprogramma het toelaten kunnen er extra woningen worden toegevoegd. Bij herstructurering in bestaand dorpsgebied wordt gekeken hoe deze herstructurering een impuls geeft aan de opwaardering van de omgeving. Ook hier moet voorop staan welke behoefte er is, zowel ten aanzien van woningtypes als andere maatschappelijke behoeften, zoals groenstructuren, (veilige) routes, ontmoetingsplekken, werkruimten, etc.

Dit veegplan verandert de bedrijfswoning aan de Sint Pietersweg 1 te Nieuwe-Tonge, de Dorpsweg 9 te Sommelsdijk en het Hoge Pad 11 te Ouddorp in normale burgerwoningen. Op alle drie de locaties is er sprake van herstructurering op een locatie die een impuls geeft aan de omgeving. De transformaties van deze locaties zijn dan ook passend binnen deze visie.

Woonvisie 2018-2024

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft op 14 december 2017 de Woonvisie 2018-2024 vastgesteld.

De gemeente Goeree-Overflakkee biedt aantrekkelijke woonmilieus in grote en kleine kernen; met een kenmerkende hoge ruimtelijke en sociale kwaliteit. De komende jaren verandert de bevolking van Goeree-Overflakkee echter naar omvang en samenstelling. Dit heeft een belangrijke betekenis voor het woon- en leefklimaat in de kernen. De gemeente Goeree-Overflakkee wil met haar woonbeleid deze demografische ontwikkelingen begeleiden.

Per woonkern wordt er gekeken naar de grootte van een kern, het type en groei van het aantal huishoudens. Op basis van deze uitgangspunten zijn er per kern verschillende typen ambities geformuleerd. Deze ambities zijn richtinggevend. De groei van de woningvoorraad is gebaseerd op de woningbehoefteraming en betreft dus een minimum voor de lokale behoefte. Bij een kwalitatief goede invulling is extra nieuwbouw haalbaar:

  • In de grote kernen met nog een groeiende bevolking en veel jonge huishoudens zal er voornamelijk worden geïnvesteerd en kunnen planmatige uitbreidingen plaatsvinden;
  • In de wat kleinere kernen zal er voornamelijk inzet worden op het behouden van de basisvoorzieningen en het versterken van de lokale woningmarkt;
  • In de kleine kernen met een oudere bevolking zal voornamelijk geïnvesteerd worden in het behouden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.

Dit veegplan verandert de bedrijfswoning aan de Sint Pietersweg 1 te Nieuwe-Tonge, de Dorpsweg 9 te Sommelsdijk en het Hoge Pad 11 te Ouddorp in normale burgerwoningen. Op alle drie de locaties is er sprake van behouden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. De verschillende ontwikkelingen sluiten aan bij de Woonvisie.

Woningbouwprogramma 2016-2020 en 2020-2030 (2016)

De woningbouwplanning wordt regelmatig geactualiseerd. Gelet op de actuele marktvraag zijn in de woningbouwplanning 2016-2020 en 2020-2030 meer woningen in het streekcentrum (Middelharnis/Sommelsdijk) gepland. Dit woningbouwprogramma is 10 november 2016 vastgesteld door de gemeente. De focus van het woningbouwprogramma ligt onder andere op vraag gestuurd ontwikkelen, de vraag naar de transformatie van 3 bedrijfswoningen naar burgerwoningen is aanwezig. Daarnaast staat Goeree-Overflakkee stil bij duurzaamheid, de transformatie van woningen in plaats van sloop en nieuwbouw draagt bij aan deze duurzaamheidswensen. De wijzigingen die dit veegplan mogelijk maakt zijn dan ook passend binnen dit vastgestelde programma.

Eilandvisie

Tijdens de raadsvergadering van 12 februari 2015 is de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee unaniem akkoord gegaan met de toekomstvisie voor de gemeente, de Eilandvisie. Hiermee beschikt de gemeente over een heldere langetermijnvisie waar iedereen zich op kan richten en die de kaders biedt voor de besluitvorming van de gemeente.

Met deze visie kunnen de maatschappelijke opgaven waar het eiland voor staat, samen worden opgepakt. De inwoners van Goeree-Overflakkee worden hierbij vanzelfsprekend betrokken. Dit is ook gebeurd bij de ontwikkeling van deze nieuwe visie, waar de bewoners en de stakeholders tijdens twee bijeenkomsten hebben meegedacht over de toekomst van het eiland.

Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. Nu al worden eigenheid, traditie en identiteit van het eiland succesvol gecombineerd met duurzaamheid, innovatie en het leggen van verbindingen. De Eilandvisie versterkt en concretiseert deze ontwikkelingen, waarbij wordt uitgegaan van de eigen kracht van het eiland. De focus ligt op de zelfvoorzienbaarheid van het eiland, waarbij de strategische ligging tussen Rotterdam en Antwerpen goed wordt benut.

Koploper in duurzame energie

De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Weg van de hectiek van de stad, dichtbij alle stedelijke voorzieningen. Innovatie in visserij, landbouw, recreatie en zorg staan centraal. Onderwijs op hoog niveau en brede zorg bieden werk en kansen op maatschappelijke participatie. Goeree-Overflakkee wil koploper zijn in duurzame energiewinning en besparing.

Zes strategische kernthema's

Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst:

  1. 1. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.
  2. 2. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.
  3. 3. De kwaliteit, van leven en van groei.
  4. 4. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.
  5. 5. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.
  6. 6. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.

Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.

Het planvoornemen is niet in strijd met een van de strategische kernthema's.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven waarop dit plan van invloed is. Ieder aspect komt in een aparte paragraaf aan bod. Hierin worden het toetsingskader, de effecten van het plan en de beoordeling hiervan beschreven. Voor elke locatie is afgewogen of een milieuaspect van toepassing is. Dit betekent dat per aspect uitsluitend is ingegaan op locaties waar het desbetreffende milieuaspect op van toepassing is.

4.2 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Uitsluitend locaties waar sprake is van een functiewijziging of bodemroerende werkzaamheden zijn opgenomen in deze paragraaf, aangezien op de overige locaties de bodemkwaliteit niet opnieuw hoeft te worden afgewogen. Er zal in deze paragraaf dan ook alleen worden ingegaan op de locaties 3, 4, 5, 7, 9, 10, 12 en 13.

Locatie 3: Galgeweg te Goedereede

Op locatie 3, Galgeweg te Goedereede, zal de huidige sloot worden gedempt en een nieuwe sloot worden uitgegraven. Ter plaatse wordt geen gevoelige functie opgericht. Gezien de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling is onderzoek naar de bodemkwaliteit in het kader van het bestemmingsplan niet nodig.

Locatie 4: Molenweg 4 te Ouddorp

Op locatie 4 wordt een parkeerterrein uitgebreid. Er is geen sprake van het oprichten van een gevoelige functie. Bodemonderzoek is hierdoor niet noodzakelijk.

Locatie 5: Sint Pietersweg 1 te Nieuwe-Tonge

Ter plaatse wordt de bestemming van de huidige recreatiewoning gewijzigd van Recreatie - Verblijfsrecreatie naar Wonen. Gezien de huidige bestemming wordt de bodem ook geschikt geacht voor de beoogde bestemming. Daarnaast wordt de woning niet uitgebreid en vinden er geen bodemroerende werkzaamheden plaats. Bij uitbreiding van de woning zal ten behoeve van de aanvraag van de vereiste omgevingsvergunning wel een actueel bodemonderzoek moeten worden overlegd.

Locatie 7: Hoge Pad 9 en 9a te Ouddorp

Op locatie 7, Hoge Pad 9 en 9a te Ouddorp, wordt de huidige bedrijfsbestemming gewijzigd naar een gemengde bestemming. Ten tijde van oprichting van nieuwe gebouwen en de aanvraag van de vereiste omgevingsvergunning(en) zal een actueel bodemonderzoek moeten worden overlegd. De gronden zijn op basis van de bodemkwaliteitskaart gelegen in de Klasse Wonen. Hierbinnen is een gemengde functie passend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.Veegplan20182019-BP30_0002.png"

Figuur 4.1 Indeling in bodemkwaliteitsklassen

Locatie 9: Tiendeweg 1 te Stellendam

Op locatie 9, Tiendeweg 1 te Stellendam, wordt het bouwvlak vergroot. Ten tijde van de aanvraag van een vereiste omgevingsvergunning bouwen zal een actueel bodemonderzoek moeten worden overlegd. De gronden zijn op basis van de bodemkwaliteitskaart gelegen in de Klasse Achtergrondwaarde. De grond is hoogstwaarschijnlijk geschikt voor de beoogde functie.

Locatie 10: Kraaijenissedijk 12 te Melissant

Op locatie 10, Kraaijenissedijk 12 te Melissant, wordt het bouwvlak vergroot. Hierdoor is het mogelijk een woning te bouwen op een locatie die momenteel alleen kan worden gebruikt voor agrarische doeleinden. Ten tijde van de aanvraag van een vereiste omgevingsvergunning bouwen zal een actueel bodemonderzoek moeten worden overlegd. De gronden zijn op basis van de bodemkwaliteitskaart gelegen in de Klasse Achtergrondwaarde. De grond is hoogstwaarschijnlijk geschikt voor de beoogde functie.

Locatie 12: Dorpsweg 9 te Sommelsdijk

Op locatie 12, Dorpsweg 9 te Sommelsdijk, wordt de bestemming gewijzigd van een bedrijfsbestemming naar wonen. Er is geen wijziging ten opzichte van het bestaande gebruik (wonen). Aangezien in de bestaande situatie reeds de functie wonen plaatsvindt en dit niet wijzigt, is bodemonderzoek niet noodzakelijk.

Locatie 13: Hoge Pad 11 te Ouddorp

Op locatie 13, Hoge Pad 11, wordt de bestemming gewijzigd van een bedrijfsbestemming naar wonen. Aangezien in de bestaande situatie reeds de functie wonen plaatsvindt en dit niet wijzigt, is bodemonderzoek niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.

4.3 Mobiliteit

Beleid en normstelling

Er is geen specifieke wetgeving met betrekking tot het aspect verkeer en vervoer. Wel wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening de aanvaarbaarheid van het effect van nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid in beeld gebracht. In de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, diverse regionale en provinciale verkeer- en vervoersplannen en jurisprudentie is de toepassing van een mobiliteitsscan (ook wel 'Mobiliteitstoets' genoemd) als beleid opgenomen. In het kader van de Mobiliteitsscan wordt onderbouwd dat:

  • op een zorgvuldige wijze naar de mobiliteitsaspecten is gekeken;
  • er (indien nodig) tijdig en voldoende maatregelen worden genomen om een goede ontsluiting en bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid te garanderen voor gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer.

Onderzoek

Er zal in deze paragraaf alleen worden ingegaan op de locaties 4 en 7, omdat hier wijzigingen plaatsvinden op het gebied van parkeren en verkeer.

Locatie 4 (Molenweg 4, Ouddorp)

Op locatie 4, Molenweg ter hoogte van nummer 4 te Ouddorp, zal de huidige groene omgeving worden gewijzigd naar een parkeerterrein dat aansluit op het huidige parkeerterrein van de nabijgelegen supermarkt. Dit betreft een functie waar mensen slechts zeer kortstondig verblijven. Omdat er extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd op deze locatie verbetert de parkeersituatie van de supermarkt en de nabije omgeving.

Er worden geen andere ontsluitingen van dit parkeerterrein gerealiseerd. De verkeerssituatie blijft daarom gelijk.

Locatie 7 (Hoge Pad 9 en 9a, Ouddorp)
De bestemming wordt gewijzigd naar de feitelijke (en legaal aanwezige) situatie. Er vinden geen fysieke wijzigingen plaats. De parkeer- en verkeerssituatie veranderen niet.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

4.4 Geluid

4.4.1 Windturbines

Paragraaf 5.2 van het bestemmingsplan Windpark Kroningswind bevat de resultaten van het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd vanwege de nieuwe windturbines. Voor locatie 10, Kraaijenissedijk 12 te Melissant, wordt het door middel van dit veegplan mogelijk om een woning te realiseren op een kleinere afstand van een windturbine dan in het vigerende bestemmingsplan mogelijk is. Dit betreft een woning in de sfeer van het windpark, waarvoor de normen uit het Activiteitenbesluit niet gelden. Voor deze woningen wordt een hogere geluidbelasting dan de wettelijke norm acceptabel geacht, omdat de woning is betrokken bij het windpark. Het ietwat vergroten van het bouwvlak richting de windturbines zal dezelfde (gecumuleerde) geluidbelasting geven als eerder berekend. Ook bij het vergroten van het bouwvlak kan worden geconcludeerd dat sprake is van een goede leefomgevingskwaliteit, aldus DCMR.

4.4.2 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wgh geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging binnen of buiten stedelijk gebied. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woning binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging binnen of buiten stedelijk gebied. De Wgh stelt dat op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals de geprojecteerde tweede agrarische bedrijfswoning, voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde is 58 dB. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/u wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting worden onderbouwd.

Onderzoek

Het aspect wegverkeerslawaai is bij de meeste locaties van dit Veegplan niet relevant, omdat de meeste ontwikkelingen geen nieuwe geluidsgevoelige functies betreffen. Hierdoor is het op grond van de Wgh niet noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting. Vandaar dat in deze paragraaf alleen wordt ingegaan op de locatie 5, Sint Pietersweg 1 te Nieuwe-Tonge en locatie 10, Kraaijenissedijk 12 te Melissant.

Locatie 5, Sint Pietersweg 1 te Nieuwe-Tonge

Op deze locatie is momenteel een recreatiewoning aanwezig, een recreatiewoning is geen geluidsgevoelige functie in het kader van de Wet geluidhinder. De bestemmingswijziging naar een burgerwoning zorgt ervoor dat het wel om een geluidsgevoelige functie gaat in het kader van de Wet geluidhinder. De woning ligt binnen de geluidzone van de volgende gezoneerde wegen: Sint Pietersweg, Battenoordsedijk en het Polder Klinkerland/Battenoord.

Uit de door het Waterschap Hollandse Delta aangeleverde verkeerstelling blijkt dat de intensiteit op de Sint Pietersweg 570 motorvoertuigen (mvt)/etmaal bedraagt op een gemiddelde weekdag in 2030. De intensiteit op de Battenoordsedijk bedraagt 3.080 (mvt)/etmaal op een gemiddelde weekdag in 2030 Hierbij is een autonome groei van het verkeer van 3,5% per jaar meegerekend. Voor het Polder Klinkerland zijn geen gegevens bekend. Aangenomen wordt dat de intensiteit lager of gelijk aan die op de Sint Pietersweg is, gezien de functie en de vormgeving van deze weg.

In bijlage 2 staan de resultaten die uit de SRM I-berekening naar voren zijn gekomen. Uit de berekening blijkt dat de bestaande bebouwing op het perceel Sint Pietersweg 1 voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van de Sint Pietersweg en de Battenoordsedijk. Voor het Polder Klinkerland is geen berekening uitgevoerd, omdat voor de Sint Pietersweg al voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde en deze weg dichterbij de woning is gelegen.

Locatie 10, Kraaijenissedijk 12 te Melissant

Op deze locatie wordt het bouwvlak vergroot. Hierdoor is het mogelijk een woning te bouwen op een locatie die momenteel alleen kan worden gebruikt voor agrarische doeleinden. De beoogde nieuwe woning ter hoogte van de Kraaijenissedijk 12 ligt op circa 160 meter van de Kraaijenissedijk. Dit is een weg met een maximum toegestane snelheid van 60 km/uur. Het plangebied valt binnen de wettelijke geluidzone (250 meter) van deze weg. Daarom is akoestisch onderzoek uitgevoerd.

Uit een door de gemeente Goeree-Overflakkee aangeleverde verkeerstelling blijkt dat de intensiteit op de Kraaijenissedijk 162 motorvoertuigen(mvt)/etmaal op een gemiddelde weekdag bedraagt in 2016. Uitgaande van een autonome groei van het verkeer van 1% per jaar zal de intensiteit 185 mvt/etmaal bedragen in 2030. In de berekening is dit afgerond op 200 mvt/etmaal. Voor de etmaalverdeling en voertuigsamenstelling per uur is aangesloten bij de standaardverdeling voor een plattelandsweg.

In bijlage 3 staan de resultaten die uit de SRM I-berekening naar voren zijn gekomen. Uit de berekening blijkt dat de 48 dB contour, de voorkeursgrenswaarde, op een afstand van 4 meter uit de as van de Kraaijenissedijk ligt. De nieuwe woning ligt op een veel grotere afstand dan 4 m. Er wordt voldaan aan de voorkeurskeursgrenswaarde van de Wgh.

Conclusie

Voor de beoogde tweede woning op het perceel aan de Kraaijenissedijk 12 en voor de woning aan de Sint Pietersweg 1 wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. De woningen kunnen worden mogelijk gemaakt in een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.

4.5 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van de planlocaties te geven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool 2017 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit kwamen de volgende gegevens naar voren:

Tabel 4.2 Weergave gemiddelde concentraties luchtverontreinigende stoffen

Locatie Stikstofdioxide (NO2)jaargemiddelde concentratie Fijnstof (PM10) jaargemiddelde concentratie Fijnstof (PM10) 24-uur gemiddelde concentratie Fijnstof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie
1 t/m 14 <20µg/m3 <35µg/m3 < 35 dagen <20µg/m3

Hieruit blijkt dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen op alle locaties onder de grenswaarden liggen.

Locatie 6

Op locatie 6, Oostplaatseweg 2 te Middelharnis, wordt de bedrijfsbestemming verbreed door het tevens mogelijk maken van het hygiëniseren van mest op deze locatie. De productiecapaciteit wordt niet vergroot, zodat er geen toename is van uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In het geuronderzoek dat is uitgevoerd is hierover meer te lezen, zie bijlage 4. In het geurrapport wordt duidelijk dat voor de bedrijfssituatie 'productie van export - mest' ten opzichte van de reeds vergunde situatie, de geuremissie fors zal afnemen. Daarnaast blijkt uit de verspreidingsberekeningen dat de geurimmissie ook gunstiger zal zijn in deze beoogde situatie dan de reeds vergunde situatie. Het aspect geur vormt hier dan ook geen belemmering.

Conclusie

Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse van de planlocaties. Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek

Alleen locaties waar activiteiten plaatsvinden die van invloed kunnen zijn op een goed woon- en leefmilieu of waar sprake kan zijn van belemmering van omliggende bedrijven zijn beschreven in deze paragraaf.

Locatie 5, Sint Pietersweg 1 te Nieuwe-Tonge

Rondom de woning is een recreatieterrein gelegen. De VNG-brochure noemt onder SBI-code 552 'kampeerterreinen en vakantieparken' met een grootste richtafstand van 50 m. Omdat die afstand is gebaseerd op geluid, mag worden aangenomen dat het hierbij vooral gaat om voorzieningen als een keuken of een speelterrein en niet om recreatiewoningen. Rondom de beoogde woning zijn uitsluitend recreatiewoningen gelegen met een zeer beperkte milieu uitstraling. Er zal geen sprake zijn van onaanvaardbare hinder ter plaatse van de beoogde woning.

Locatie 6, Oostplaatseweg 2 te Middelharnis

Ter plaatse wordt het bestemmingsplan gewijzigd, waarbij tevens het hygiëniseren van mest wordt toegestaan. Voor het verwerken van mest, waar hygiëniseren van mest onder valt, gelden de volgende richtafstanden:

  • geur 500 meter;
  • stof 10 meter;
  • geluid 100 meter;
  • gevaar 10 meter.

Alleen voor het aspect geur is er sprake van een overschrijding van de richtafstand. In dit opzicht ligt het bedrijf te dicht op gevoelige functies. Uit het geurrapport dat is opgesteld voor de activiteiten van Fleuren (zie bijlage 4) blijkt dat de geurproductie van het hygiëniseren van mest aanzienlijk kleiner is dan de geurproductie bij het produceren van compost, wat reeds mogelijk is. De functie 'hygiëniseren van mest' is op deze locaties passend binnen een goede ruimtelijke ordening.

In dit bestemmingsplan wordt ter plaatse een specifieke aanduiding opgenomen, om tevens het hygiëniseren van mest mogelijk te maken. De milieudienst Rijnmond (DCMR) heeft reeds positief geadviseerd inzake deze wijziging. Het advies van DCMR is opgenomen in bijlage 5.

Locatie 7, Hoge Pad 9 en 9a te Ouddorp

Ter plaatse wordt de bestemming gewijzigd van een bedrijfsbestemming naar de bestemming Gemengd. Binnen de bestemming Gemengd mogen detailhandelsbedrijven, kleinschalige horecabedrijven en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Deze functies zijn nagenoeg niet milieubelastend voor de omgeving en zijn daarnaast passend in het centrum gebied.

Locatie 12, Dorpsweg 9 te Sommelsdijk

Ter plaatse krijgt de huidige bedrijfswoning een woonbestemming. Direct aansluitend aan de woning zijn opslaggebouwen gelegen. Opslaggebouwen zijn ingedeeld in milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Hieraan wordt niet voldaan. De afstand uit de VNG-publicatie betreft geen harde afstandseis. Van de afstand mag gemotiveerd worden afgeweken. De categorie-indeling van opslaggebouwen is gebaseerd op grootschalige commerciële verhuur van opslagruimtes waarbij zeer veel verkeersbewegingen zijn te verwachten. Van dergelijke activiteiten is hier geen sprake. Gezien de kleinschalige aard en omvang van het opslaggebouw is de milieu-impact zeer beperkt en vergelijkbaar met bedrijven uit milieucategorie 1. De opslag leidt niet tot milieuhinder ter plaatse van de beoogde woning. Evenmin ligt uitbreiding van de activiteiten voor de hand aangezien er zonder wijziging van het vigerende bestemmingsplan geen mogelijkheid tot uitbreiding is. Daarnaast wordt de opslag momenteel hobbymatig gebruikt een uitbreiding of de mogelijkheid dat dit tot milieuhinder zou kunnen leiden is dan ook niet reëel.

Locatie 13, Hoge Pad 11 te Ouddorp

Ter plaatse krijgt de huidige bedrijfswoning een woonbestemming. Het voormalige bijbehorende bedrijf is een bloemen- en plantenwinkel. Laad- en losactiviteiten vinden plaats op geruime afstand van de om te zetten woning. Detailhandel past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Dit betekent dat de functie tevens aanpandig aan woningen kan worden uitgevoerd. Bij functies in de categorie B is dit niet mogelijk, vandaar dat supermarkten en warenhuizen worden uitgesloten in de regeling voor de naastgelegen gronden (Hoge Pad 9 en 9a, betreft locatie 7). Ter plaatse van de woning zal geen sprake zijn van onaanvaardbare hinder.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

4.7 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

Op Goeree-Overflakkee zijn verschillende risicobronnen gelegen, zoals de provinciale weg N57, hoofdtransportaardgasleidingen, het Volkerak en het Haringvliet en benzineservicestations (met verkoop LPG). Met de ontwikkelingen die dit veegplan mogelijk gemaakt is geen sprake van een significante toename van de personendichtheid. Alle locaties met (beperkt) kwetsbare bestemmingen liggen de buiten de PR 10-6-contouren. Het aspect externe veiligheid is voor de locaties dan ook niet van belang.

Conclusie

Voor de planlocaties wordt voldaan aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.8 Kabels En Leidingen

Beleid en normstelling

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

Alleen op locatie 1, Blomweg 1 te Ouddorp, is een planologisch relevante waterleiding aanwezig. Deze leiding wordt beschermd doordat op deze locatie de dubbelbestemming Leiding - Water is opgenomen.

Voor de andere planlocaties en de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.

4.9 Landschap En Cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat bestemmingsplannen, waarvoor geen milieueffectrapport wordt opgesteld, een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Onderzoek

Molenbiotoop

Meerdere locaties zijn gelegen binnen een molenbiotoop. Locatie 4, 7 en 13 zijn gelegen binnen de molenbiotoop van de molen De Hoop. Locatie 12 is gelegen binnen de molenbiotoop van de molen De Korenbloem. Op alle vier de locaties vinden er geen wijzigingen plaats in de bouwmogelijkheden. Daarnaast wordt in dit veegplan de beschermende regelgeving voor de molenbiotoop opgenomen uit de vigerende plannen. De vrije windvang en het zicht op de molens wordt hiermee gehandhaafd.

Landschappelijke waarden

Op locatie 3, Galgeweg Goedereede, wordt een sloot gedempt en gegraven op gronden die bestemd zijn als Agrarisch met waarden - Landschapswaarden. Dit gebied tussen de Galgeweg, Helmweg en Nieuwendijk ligt het noordelijke deel van de oude Rooklaasplaatpolder. Het is een oude aanwaspolder die rond 1621 is ingedijkt.


De polder Rooklaasplaat dankt zijn naam aan "Roode Klaas". Dit was een kapitein-kaper die van koning Christiaan van Denemarken kaperbrieven had ontvangen. Roode Klaas kwam regelmatig in Goedereede. Hij ontdekte "eene plaat" die steeds verder aanwaste. Deze polder is in 1621 omdijkt en kreeg toen de naam Rooklaasplaat.


Waarde
De waarde van het gebied ligt hem in het een open karakter met een rationele verkaveling en een kenmerkend slotenpatroon met een hoofdwatergang enkele zijsloten en teensloten onder de dijk. Het gebruik is agrarisch.

De mogelijkheid om een sloot te kunnen vergraven, dempen of verleggen hangt af van vier verschillende factoren:

  1. 1. in hoeverre hiermee een specifiek (historisch) slotenpatroon wordt doorbroken;
  2. 2. in hoeverre hiermee een doorgaande waterloop wordt onderbroken;
  3. 3. in hoeverre de aansluiting op deze specifieke plek van belang is;
  4. 4. in hoeverre het oppervlakte aan water minimaal gelijk blijft.

In onderhavig geval wordt er:

  • Geen historisch of gewoon slotenpatroon doorbroken;
  • Geen doorgaande waterloop onderbroken;
  • Geen aansluiting met een specifieke karakteristiek verwijdert;
  • Geen wateroppervlakte vermindert.

De te dempen sloot wordt namelijk ten noorden hiervan teruggebracht. Hierdoor blijft het wateroppervlak gelijk. Het talud wordt minimaal gelijk aan het huidige talud of wordt flauwer uitgevoerd. Het beheer zal tevens op dezelfde wijze plaatsvinden. Vanuit landschap architectonische redenen is de ontwikkeling dan ook verantwoord.


Hoofdwatergang
Door het gebied loopt de brakke hoofdwatergang die tijdens de ruilverkaveling in 1975 is opgewaardeerd vanwege de afwatering. Overige sloten zijn grotendeels verdwenen. De afwatering is noord - oost - zuid - west naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Praathuis
In de jachthaven van Herkingen, locatie 8, wordt een praathuis gerealiseerd zoals die vroeger reeds aanwezig waren in Herkingen. Op deze manier wordt een historische plek teruggebracht wat een toevoeging vormt voor het beleven van de historische waarden van vroeger.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.10 Archeologie

Beleid en normstelling

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft archeologiebeleid waarin het wettelijke en beleidsmatig kader behandeld wordt. De nota geeft aan hoe in de toekomst op Goeree-Overflakkee op een efficiënte en verantwoorde wijze omgegaan wordt met het archeologisch erfgoed. Het streven is daarbij om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden ('behoud ex situ').

Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.

Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.Veegplan20182019-BP30_0003.png"

Figuur 4.2 Gemeentelijke archeologische beleidskaart

Op deze locaties, specifiek de locaties 1, 3, 4, 7 en 13, is in de vigerende plannen een dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. In dit veegplan worden deze dubbelbestemmingen overgenomen. Op locatie 1 betreft dit Waarde - Archeologie - 4 en Waarde -. Op de locaties 3, 4, 7 en 13 is Waarde - Archeologie - 5 aanwezig. Hierdoor blijven de eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.11 Ecologie

Beleid en normstelling

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  1. 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  2. 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  3. 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoelt in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

- Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Ter plaatse van de meeste planlocaties worden geen fysieke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan leidt dan ook ter plaatse van deze locaties niet tot negatieve effecten op beschermde soorten. Vandaar dat alleen op de locaties 1, 3, 4 en 6 worden ingegaan.

Soortenbescherming

Ten behoeve van de ontwikkelingen ter plaatse van de locaties 1, 3 en 4 zijn quickscans uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde flora- en fauna.

Locatie 1, Blomweg 1 te Ouddorp

Momenteel zijn op het erf reeds zonnepanelen geplaatst. Voordat deze hier geplaatst zijn, is er door de eigenaar van de gronden een Quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 6. Uit de quickscan blijkt dat, mits bezette vogelnesten worden beschermd, de voorgenomen activiteiten niet leiden tot consequenties in het kader van soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

In de Quickscan natuurwaardenonderzoek (zie bijlage 6) wordt geconcludeerd dat het plangebied van locatie 1 gedeeltelijk in het Natuurnetwerk Nederland ligt en gedeeltelijk binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied Grevelingen. De voorgenomen activiteiten tasten de kernkwaliteiten van het NNN niet aan en de voorgenomen activiteiten leiden niet tot significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied. Nader onderzoek of een Wnb-vergunning of ontheffing van de Verordening ruimte is dan ook niet nodig.

Locatie 3, Galgeweg te Goedereede

Ten behoeve van de verplaatsing van de sloot is een Quickscan beschermde planten- en diersoorten uitgevoerd (zie bijlage 7). Het voorkomen van effecten op vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen kan worden uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na de realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. In verband met de kleine kans op de aanwezigheid van algemene broedvogels in het gebied Galgeweg is het noodzakelijk om op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken) of buiten het broedseizoen te werken. Op deze manier kan worden uitgesloten dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig in het gebied Galgeweg. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in Provincie Zuid Holland. Door te werken vanaf één kant in het gebied van de Galgeweg, kunnen deze algemene zoogdieren en amfibieën ontsnappen en wordt voldaan aan de zorgplicht van de wet natuurbescherming. Verder kan de aanwezigheid van de rugstreeppad niet worden uitgesloten in het gebied van de Galgeweg, effecten op deze soort kan dan ook niet worden uitgesloten. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie van belang om eventuele effecten en maatregelen op een adequate manier in te kunnen schatten. Pas na afronding van deze inventarisatie kan worden bepaald of verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden en of ontheffing van de Wet natuurbescherming is vereist.

In dit bestemmingsplan is de aanduiding 'natuurwaarden' opgenomen. Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud, herstel en versterking van aan de betreffende gronden eigen zijnde natuurwaarden. Om deze natuurwaarden te beschermen mogen er alleen werkzaamheden op deze gronden plaatsvinden indien aangetoond wordt dat de natuurwaarden hierdoor niet in het geding raken. Op deze manier wordt een gerichte veldinventarisatie ook verder naar voren geschoven.

Locatie 4, Molenweg 4 te Ouddorp

Ten behoeve van de uitbreiding van de parkeerplaats is een Quickscan beschermde planten- en diersoorten uitgevoerd die is opgenomen in bijlage 7. Het voorkomen van en effecten op vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen kan worden uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten kan op deze locatie worden uitgesloten.

Gezien de kleinschalige aard en omvang van de overige ontwikkelingen leiden deze ook niet tot negatieve gevolgen voor omliggende natuurgebieden.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen leiden niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden.

4.12 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerders worden vervolgens verwerkt in deze paragraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van Rijkswaterstaat, het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening ruimte

3e Kustnota, Traditie, Trends en Toekomst, ministerie van Verkeer en Waterstaat (2000)

De 3e Kustnota borduurt verder op de 2e Kustnota, maar legt een veel sterkere relatie tussen kustveiligheid en ruimtegebruik.

De hoofddoelstellingen van het beleid in deze nota zijn gericht op:

  • een duurzame bescherming van laag Nederland tegen overstroming;
  • ruimtegebruik van de kust in harmonie met de duurzame bescherming van laag Nederland.

Met het oog op de verwachte klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande zeespiegelstijging, zijn in de toekomst bredere en sterkere waterkeringen benodigd. Voorkomen moet worden dat als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (zoals stedelijke ontwikkeling) landinwaartse verbreding van de waterkeringen geen optie meer zal zijn. Reservering van ruimte biedt hiervoor de oplossing. In de nota is aangegeven, dat in de duinzoom goede mogelijkheden aanwezig zijn voor ontwikkeling van hoge natuurwaarden. Dit komt door de aanwezigheid van de schone kwel vanuit de duinen. Daarom wordt voor de duinzoom, uitgezonderd de stedelijke zones, gestreefd naar een combinatie van landbouw en ontwikkeling of behoud van natuurwaarden. Verder is in de nota aangegeven, dat het natuurlijke watersysteem in de duinzoom goede mogelijkheden biedt voor het stedelijk water.

Beleidslijn Kust 2015

Beleidslijn Kust 2015 vervangt de ‘Beleidslijn kust’ die het rijk in 2007 uitbracht. De beleidslijn formuleert op hoofdlijnen randvoorwaarden voor initiatieven met een ruimtebeslag in het kustfundament, beredeneerd vanuit de beleidsdoelen voor waterveiligheid zoals deze zijn omschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Nationaal Waterplan 2009-2015 (NWP). Het gaat zowel om het waarborgen van de veiligheid van de primaire keringen als om het op orde houden van het zandig systeem.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • Nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingstoename;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

Gemeentelijk beleid

Het hoofddoel van het Waterplan Goeree-Overflakkee is het opstellen van een gezamenlijke koers van de gemeenten en het waterschap voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in de stedelijke kernen op Goeree-Overflakkee. In het waterplan worden de volgende drie hoofdaspecten aan de orde gesteld:

  1. 1. de inrichting van het gebied en de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en het waterbeheer. Het gaat daarbij niet alleen om de hoeveelheid water die nodig is voor het realiseren van een bepaald beschermingsniveau tegen wateroverlast, maar nadrukkelijk ook om de beleving van het water binnen de kernen;
  2. 2. het gebruik en het beheer en onderhoud van oppervlaktewater. Hierbij horen afspraken over de beheergrenzen en wie wat doet. Het waterplan zal daarnaast helpen bij de verankering van de waterzaken binnen de organisaties;
  3. 3. de omgang met afvalwater en regenwater in het gebied. Hierbij speelt onder andere de relatie tussen de afvalwaterketen en de kwaliteits- en kwantiteitsaspecten van het oppervlaktewatersysteem.

Huidige situatie

Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Goeree-Overflakkee, zie hoofdstuk 2. Ter plaatse van de locaties komen zandgronden en/of kleigronden voor.

Waterkwantiteit

In Goeree-Overflakkee zijn diverse hoofdwatergangen, dijksloten, wegsloten en overige wateren met bijbehorende beschermingszones gelegen. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Ter plaatse van de planlocaties wordt hiermee rekening gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

Ter plaatse van een aantal locaties zijn waterkeringen gelegen. Delen van het plangebied liggen dan ook binnen de beschermingszone van de keringen. Binnen deze zones gelden op basis van de Keur beperkingen voor bouwen en aanleggen. Op de locaties waar een fysieke ontwikkeling plaats gaat vinden of mogelijk wordt gemaakt (via bijvoorbeeld uitbreiding van het bouwvlak of een wijzigingsbevoegdheid) zijn, op één locatie na, geen waterkeringen gelegen.

Afvalwaterketen en riolering

Het overgrote deel van de locaties in het plangebied zijn aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Waterkwantiteit

Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water te worden gerealiseerd. Gelet op de ruimtelijke spreiding van de planlocaties kunnen de ontwikkelingen hierop afzonderlijk worden beoordeeld.

Locatie 4, Molenweg 4 te Ouddorp

Ter plaatse van de Molenweg 4 te Ouddorp, locatie 4, wordt het parkeerterrein bij de supermarkt uitgebreid met circa 850 m2. Vanwege de ligging in het centrum van Ouddorp betreft het stedelijk gebied. Gelet op de relevante toename van verharding (> 500 m2) zijn watercompenserende maatregelen nodig. De benodigde watercompensatie bedraagt 85 m2 aan functioneel open water.

Om dit te compenseren zal de initiatiefnemer gebruik maken van één of meerdere van de volgende watercompenserende maatregelen: batterij infiltratie kratten, halfverharding en/of poreuze voegen tussen de bestrating met waterdoorlatende lagen daaronder. Dit zal ook afgestemd worden op de omliggende percelen.

Ter plaatse van de andere planlocaties worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor watercompenserende maatregelen noodzakelijk zijn.

Veiligheid en waterkeringen

In de Jachthaven van Herkingen, locatie 8, wordt een praathuis mogelijk gemaakt in de waterkering. Dit is echter reeds afgestemd met het waterschap. Zij hebben dit akkoord bevonden vanwege de kleinschaligheid van het plan en het opgenomen bouwvlak.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Locatie 3, Galgeweg te Goedereede

Op locatie 3, Galgeweg Goedereede, zal een watervergunning aangevraagd moeten worden op grond van de Keur. Hier zal namelijk een sloot worden gedempt en een nieuwe sloot worden gegraven.

Water en waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het bestaande en te handhaven oppervlaktewater binnen het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) geldt een zogenaamde dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De beschermingszones krijgen de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk'.

Conclusie

Vanwege de uitbreiding van het parkeerterrein op locatie 4 zijn watercompenserende maatregelen noodzakelijk. Daarnaast is voor het dempen en graven van een sloot ter plaatse van locatie 3 een watervergunning noodzakelijk. Verder zijn de ontwikkelingen niet van negatieve invloed op het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Bestemmingsplansystematiek

Het bestemmingsplan is conform SVBP2012 opgesteld, om zodoende digitaal raadpleegbaar en conform de uniforme systematiek raadpleegbaar te zijn. Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.2.2 Bestemmingsregels

Agrarische bestemmingen (artikel 3, 4 en 5)

Binnen dit veegplan zijn drie agrarische bestemmingen opgenomen. Agrarisch - 1 is opgenomen voor de agrarische gronden op de Blomweg 1 in Ouddorp (locatie 1) en de Tiendeweg 1 in Stellendam (locatie 9). De bestemming Agrarisch - 2 is opgenomen voor de locatie Kraaijenissedijk 12 in Melissant (locatie 10). De bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden is opgenomen voor de Galgeweg in Goedereede (locatie 3).

Bedrijventerrein (artikel 6)

Binnen het veegplan is één bestemming Bedrijventerrein opgenomen voor de locatie Oostplaatseweg 2 in Middelharnis (locatie 6). Binnen de bestemming zijn aanwezige bedrijven met een hoge milieucategorie mogelijk door middel van een specifieke aanduiding. Locatie 6 krijgt de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 4.1' en 'specifieke vorm van bedrijf - hygiëniseren van mest'. Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en op de verbeelding is de maximale bouwhoogte opgenomen. Bedrijfswoningen zijn toegestaan tot een inhoud van 700 m3 en een bouwhoogte van maximaal 6 m.

Gemengd (artikel 7)

Binnen het veegplan is één bestemming Gemengd opgenomen voor de locaties Molenweg 4 in Ouddorp (locatie 4) en de locatie Hoge Pad 9 en 9a (locatie 7). In de bestemming zijn gebouwen alleen toegestaan binnen het bouwvlak, de maximale goothoogte is aangegeven op de verbeelding.

Natuur (artikel 8)

Binnen het veegplan zijn twee bestemming Natuur opgenomen. De bestemming Natuur geldt voor de locatie Blomweg 1 in Ouddorp. Op de gronden met deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bestemming is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de bossen, houtwallen, zandwallen, duinen, duingraslanden, zandplaten, slikken, schorren, oevervegetaties, poelen en water eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden.

Natuur - Zandwallen (artikel 9)

Binnen het veegplan is de bestemming Natuur - Zandwallen opgenomen voor de locatie aan de Oude Nieuwlandseweg 11b in Ouddorp (locatie 2). Op deze gronden met deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. De bestemming is gericht op het behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de schurvelingen eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden

Recreatie - Verblijfsrecreatie (artikel 10 en 11)

Binnen het veegplan zijn twee bestemmingen Recreatie - Verblijfsrecreatie opgenomen. Recreatie -is opgenomen voor de Oude Nieuwlandseweg 11b in Ouddorp (locatie 2). Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2 is opgenomen voor de Strandweg 2 in Ouddorp (locatie 14).

Tuin (artikel 12)

Binnen het veegplan is één bestemming Tuin opgenomen. De bestemming is opgenomen voor Dorpsweg 9 in Sommelsdijk (locatie 12). Binnen de bestemming Tuin zijn gebouwen niet toegestaan, andere bouwwerken zijn toegestaan tot een hoogte van 1 m.

Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 13)

Binnen het veegplan is één bestemming Verkeer - Verblijfsgebied opgenomen. De bestemming is opgenomen voor de Jachthaven Herkingen (locatie 8) en de Buitenring Middelharnis (locatie 11). Voor locatie 8 is tevens de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - praathuis' opgenomen, zodat het tevens binnen de bestemming mogelijk is om een praathuis op te richten. Verder mogen er alleen binnen het bouwvlak gebouwen worden opgericht.

Water (artikel 14)

Binnen het veegplan is één bestemming Water opgenomen. De bestemming is opgenomen voor Galgeweg in Goedereede (locatie 3). De gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding, verkeer te water, waterberging en ondergeschikt groen, bruggen en dammen. Op de gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.

Woonbestemmingen (artikel 15,16 en 17)

Binnen het veegplan zijn drie woonbestemmingen opgenomen. De bestemming Wonen - 1 is opgenomen voor Oostplaatseweg 2 in Middelharnis (locatie 5). Op de gronden is geen bouwvlak opgenomen maar wordt gebruik gemaakt van een maximale inhoud, goothoogte en dakhelling voor hoofdgebouwen. Er zijn binnen de bestemming meerdere soorten bedrijfsuitoefeningen aan huis mogelijk. De bestemming Wonen - 2 is opgenomen voor Dorpsweg 9 in Sommelsdijk (locatie 12). Hoofdgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gerealiseerd daarnaast vigeert er een maximale goot- en bouwhoogte. Ook binnen deze bestemming zijn meerdere soorten bedrijfsuitoefeningen aan huis mogelijk. De bestemming Wonen - 3 is opgenomen voor het Hoge Pad 11 in Ouddorp (locatie 13). Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd daarnaast vigeert er een maximale goot- en bouwhoogte. Buiten het bouwvlak zijn bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde mogelijk. Ook binnen deze bestemming zijn meerdere soorten bedrijfsuitoefeningen aan huis mogelijk. Op basis van een binnenplanse afwijking kan tevens een bed & breakfast worden opgericht.

Leiding - Water (artikel 18)

Binnen het veegplan is één leidingbestemming opgenomen. De bestemming Leiding - Water is opgenomen voor Blomweg 1 in Ouddorp (locatie 1) de aangewezen gronden zijn hierdoor - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding.

Waarde - Archeologie 4 en 5 (artikel 19 en 20)

Binnen het veegplan zijn twee archeologische dubbelbestemming opgenomen. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4 is opgenomen voor locatie 1. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 is opgenomen voor de locaties 1, 3, 4, 7 en 13. De gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden.

Waarde - Cultuurhistorie (artikel 21)

Binnen het veegplan is één cultuurhistorische dubbelbestemming opgenomen. Deze dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie is opgenomen voor de Oude Nieuwlandseweg 11b in Ouddorp (locatie 2). De gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden

Waterstaat - Waterkering (artikel 22)

Binnen het veegplan is één bestemming opgenomen ten behoeve van een waterkering. Deze dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen voor de kernzone van de waterkering op de locatie Blomweg 1 in Ouddorp (locatie 1) en de locatie Jachthaven Herkingen (locatie 8). Deze gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

5.2.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelregel

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelregel is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels

Dit artikel bevat enkele algemene bouwregels, waaronder een regeling voor de minimale afstand van bouwwerken tot zandwallen.

Algemene aanduidingsregels

Dit artikel bevat een regeling voor de molenbiotoop, de vrijwaringszone - dijk en de woning in de sfeer van het windpark. Ter plaatse van de beschermingszones van de primaire waterkeringen is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden aan het bevoegd gezag om bij een omgevingsvergunning onder voorwaarden af te wijken van de bestemmingsregels. Het betreft afwijkingsmogelijkheden ten behoeve van kleine overschrijdingen van maatvoeringen en bouwgrenzen.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een regeling opgenomen die het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid geeft de bestemmingslegging te wijzigen voor gronden waar de bestemmingslegging niet conform de werkelijke situatie is opgenomen.

Overige regels

In dit artikel is een regel opgenomen die de wettelijke regelingen waarnaar in het bestemmingsplan wordt verwezen fixeert op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

Dit artikel bevat ook een algemene parkeerregeling in geval van wijziging of uitbreiding van functies, met een verwijzing naar de geldende normen van het CROW. Via omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, mits de parkeersituatie daardoor niet onevenredig wordt benadeeld.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.

Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoekverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.

Er is geen sprake van aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het plan is financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Overleg

Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.


In dat kader is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan de volgende instanties:

  • Waterschap Hollandse Delta
  • DCMR


Van beide instanties is een overlegreactie ontvangen. De ontvangen overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in de nota inspraak en overleg (bijlage 8).

7.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Gedurende de inspraaktermijn van vier weken is een ieder in de mogelijkheid gesteld om schriftelijk en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan. Op het voorontwerpbestemmingsplan is 1 inspraakreactie ontvangen.

De ontvangen inspraakreactie is samengevat en beantwoord in een nota inspraak en overleg (bijlage 8).

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken heeft gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen in het gemeentehuis van Goeree-Overflakkee. Gedurende deze periode was het voor een ieder mogelijk om mondeling of schriftelijk een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan te geven. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Blomweg 1 Ouddorp (Locatie 1)

Bijlage 2 Resultaten Akoestich Onderzoek Locatie 5

Bijlage 3 Resultaten Akoestisch Onderzoek Locatie 10

Bijlage 4 Geuronderzoek Fleuren Middelharnis (Locatie 6)

Bijlage 5 Advies Dcmr Fleuren Middelharnis (Locatie 6)

Bijlage 6 Quickscan Natuurwaardenonderzoek Blomweg 1 Ouddorp (Locatie 1)

Bijlage 7 Quickscan Beschermde Planten- En Diersoorten Locatie 3 En 4

Bijlage 8 Nota Inspraakreacties

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten