Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder
Bestemmingsplan - gemeente Goeree-Overflakkee
Vastgesteld op 21-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder met identificatienummer NL.IMRO.1924.Zuiderdiep-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van de gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan-huis-gebonden beroep
het in een woning of bijgebouw door de bewoner op beroepsmatige wijze verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.6 afgeschermd wandelpad
een pad dat is afgeschermd, ter voorkoming van verstoring van aanwezige fauna.
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voorbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond;
- c. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- d. sierteelt: de teelt van siergewassen zonder gebruikmaking van kassen al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
- e. bosbouw: de teelt van bomen vanwege houtproductie;
- f. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg), zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht;
- g. paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waaraan het africhten van en de handel in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardenrijschool en manege.
1.8 bed & breakfast
een overnachtingsaccommodatie gericht op het tegen betaling bieden van de mogelijkheid tot een veelal kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt; een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of een bijhuis en wordt gerund door de eigenaren, zijnde de hoofdgebruikers, van het betreffende huis en heeft maximaal zeven kamers.
1.9 beheersvoorzieningen
voorzieningen voor onderhoud en beheer ten behoeve van het aansluitende natuurterrein.
1.10 beroepsvisserij
het vangen van vis en schelp- of schaaldieren voor de verkoop als beroep.
1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.15 bos
een begroeiing die voornamelijk uit bomen bestaat met de daarbij behorende ondergroei van planten en struiken. De begroeiing kan de vorm hebben van een natuurlijk bos, productiebos of recreatief bos.
1.16 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.18 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.19 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of het gebied heeft gemaakt.
1.20 dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van een nachtverblijf.
1.21 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.24 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.25 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past en de aard en omvang van de activiteiten zodanig zijn dat deze geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.26 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.27 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.28 peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.29 recreatief medegebruik
extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen en fietsen en paardrijden.
1.30 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.31 vogelobservatorium
een vogelkijkfaciliteit in de vorm van één hoofdgebouw, met daarnaast maximaal vier afgeschermde en deels overdekte kijkplekken en een toegangspad.
1.32 wonen
het duurzaam hoofdverblijf houden op één dezelfde locatie gedurende tenminste 2/3 deel van een aaneengesloten periode van 6 maanden.
1.33 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van agrarische bedrijven zoals bedoeld in lid 1.7, met dien verstande dat nieuwvestiging of bedrijfsverplaatsing van in lid 1.7 onder d, e en f genoemde bedrijven niet is toegestaan;
alsmede voor:
- b. recreatief medegebruik;
- c. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- d. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend terreinafscheidingen alsmede poldergemaaltjes worden gebouwd, waarbij de hoogte ten hoogste 2 m mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. mestopslag is niet toegestaan.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:
- a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie, natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd, of als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
- b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.
Artikel 4 Natuur - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de bossen, houtwallen, zandwallen, duinen, duingraslanden, zandplaten, slikken, schorren, oevervegetaties, poelen en water eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
- b. een vogelobservatorium met toegangspad;
- c. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- d. beheersvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beheersvoorzieningen';
- e. een afgeschermd wandelpad ter plaatse van de aanduiding 'pad';
alsmede voor:
- f. verkeer te water;
- g. bruggen, dammen en duikers;
- h. beroepsvisserij;
- i. recreatievaart;
- j. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- k. waterberging;
- l. extensieve dagrecreatie.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. dijken;
- c. kleinschalige natuurontwikkeling;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- b. waterberging;
- c. ondergeschikt groen, bruggen en dammen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' tevens voor het behoud, herstel en de versterking van aan de betreffende gronden eigen zijnde natuurlijke waarden.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 7 Wonen - 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
alsmede voor:
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. woningen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. binnen het bouwvlak is ten hoogste één woning is toegestaan;
- c. de inhoud van hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 750 m³;
- d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
- e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 8 m;
- f. het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij de woning behorende erven bedragen met een maximum van 75 m²; met dien verstande, dat onder erven wordt verstaan de bij de woning behorende gronden die zijn gelegen 3 m achter en evenwijdig aan de naar de weg gekeerde gevel van de woning en in het verlengde daarvan;
- g. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
- h. er mogen geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en schotelantennes worden gebouwd op gronden gelegen tussen de voorgevels van de woningen en het verlengde daarvan;
- i. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn of op een afstand van 1 m of minder van openbaar toegankelijk gebied, bedraagt ten hoogste 1 m;
- j. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
- k. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat onder strijdig gebruik niet wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
- a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- b. het vloeroppervlak in gebruik aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen bedraagt;
- c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteiten wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- e. horeca en detailhandel uitsluitend plaatsvindt gerelateerd en ondergeschikt aan het aan-huis-gebonden beroep of de bedrijfsmatige activiteiten;
- f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Leiding - Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij:
- 1. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en
- 2. gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waarde - Natuur
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het foerargeergebied van wintergasten.
Artikel 10 Waarde - Natuur- En Landschapswaarden
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, herstel en versterking van aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke en natuurlijke waarden.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen in afwijking van het bepaalde in lid 3.2, uitsluitend terreinafscheidingen alsmede poldergemaaltjes worden gebouwd, waarbij de hoogte ten hoogste 1,5 m mag bedragen.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij:
- 1. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en
- 2. gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid Waterstaat - Waterkering 2 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij:
- 1. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en
- 2. gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat onder strijdig gebruik wordt verstaan het gebruik van de gronden bestemd als 'Waterstaat - Waterkering 2', indien:
- a. minder dan één secundaire waterkering in gebruik is genomen en in stand wordt gehouden; en/of
- b. een secundaire waterkering in gebruik is genomen die niet voldoet aan de veiligheidsvereisten.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Bestaande maten
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
- b. Ten aanzien van gronden wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan dat;
- 1. het plangebied na het uitvoeren van de inrichtings- en beheersmaatregelen, geschikt fourageergebied wordt voor ganzen;
- c. Ten aanzien van onbebouwde gronden wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan:
- 1. het opslaan van bagger en grondspecie;
- 2. het opslaan van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, zand, grind of brandstoffen;
- 3. de plaatsing van kampeermiddelen;
- d. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- 1. het opslaan van bouwmaterialen, puin, zand en specie in verband met normaal onderhoud dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
16.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met ten hoogste 20%.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
17.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
17.2 Ten behoeve van waterberging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemming 'Water' met inachtneming van de volgende regels:
- a. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt voor de verbreding van kreken ten behoeve van extra waterberging, met dien verstande dat compensatie voor de bestemming 'Water' niet nodig is, indien op de locatie bij gemiddelde waterstand geen water aanwezig is, maar sprake is van vaste grond;
- b. natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast of kunnen worden aangetast.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder'.
Bijlagen
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de noordzijde van Goeree-Overflakkee wordt gewerkt aan één aangesloten natuurgebied, dat onderdeel uit maakt van de gebiedsontwikkeling Noordrand Goeree. Dit past binnen de ambitie: natuur en economie versterken elkaar in de Noordrand Goeree. In dat kader worden verschillende projecten gerealiseerd, namelijk een woonconcept met natuur, natuurontwikkeling, recreatie en windenergie, een recreatief netwerk en agrarische structuurversterking Noordrand.
Hierbij zijn de gemeente Goeree-Overflakkee, provincie Zuid-Holland, Natuurmonumenten, Vogelbescherming en het Wereld Natuur Fonds betrokken.
Onderhavig bestemmingsplan maakt drie ontwikkelingen mogelijk in dat kader:
- realisatie van een fietsroute over de dijk langs het Haringvliet;
- realisatie van een vogelobservatorium;
- het inrichten van het zogenoemde 'Blok de Wit' als natuurterrein inclusief recreatief medegebruik.
Blok de Wit
In de startovereenkomst Integrale gebiedsontwikkeling Noordrand Goeree is afgesproken dat het bestaande natuurgebied Scheelhoek en Zuiderdiep robuuster gemaakt wordt, door realisatie van nieuwe en beleefbare natuur in Blok de Wit in de Zuiderdieppolder, om zodoende een brak/zout intergetijdengebied met hoge natuurwaarden en recreatiemogelijkheden te realiseren. Een gebied dat incidenteel met brak/zout water overstroomt en bestaat uit slikken, schorren, gorzen en natuurlijk open water. Belangrijk voor onder andere steltlopers en een paai- en opgroeigebied voor trekvissen. Een gebied dat een impuls zal geven aan de verdere recreatieve en economische ontwikkeling van Goeree-Overflakkee door het realiseren van recreatieve voorzieningen in het gebied zelf en in aansluiting op bestaande en nog te ontwikkelen voorzieningen op Goeree-Overflakkee en daarbuiten.
Vogelobservatorium
Vogelbescherming heeft het voornemen om een vogelobservatorium met toegangspad te realiseren in Natuurgebied Scheelhoek, gelegen ten oosten van de haven van Stellendam op Goeree Overflakkee.
Fietsroute
Daarnaast heeft de gemeente het initiatief genomen tot ontwikkeling van een recreatieve fietsroute over de dijk langs het Haringvliet en het Zuiderdiep. Deze fietsroute verbind de dijk met het Blok de Wit.
Het gebied ligt ten oosten van Stellendam en maakt onderdeel uit van het overkoepelende gebiedsontwikkelingsplan in het gebied tussen de havens van Middelharnis en Stellendam. De gebiedsontwikkeling omvat de kwaliteitsverbetering van natuur, landschap en recreatie. Daarnaast worden de ambities van de provincie Zuid-Holland en gemeente Goeree-Overflakkee voor windenergie en agrarische structuurversterking bij het plan betrokken.
Om de uitvoering van het plan mogelijk te maken is de gemeente Goeree-Overflakkee een procedure gestart om de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en de bestemming 'Agrarisch' om te zetten in de bestemming 'Natuur -1' ter plaatse van Blok de Wit. Voorts is het mogelijk om binnen de aanduiding bouwvlak een vogelobservatorium met toegangspad te realiseren. In het afzonderlijke westelijke deel van het plangebied is het tevens mogelijk in de toekomst een afgeschermd wandelpad te creëeren.
1.2 Ligging Plangebied
Het bestemmingsplan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder omvat het gebied 'Blok de Wit', het vogelobservatorium, het fietspad over de dijk richting het Sas van Dirksland en de brugverbinding over het Zuiderdiep ter hoogte van het gemaal. Het gebied ligt in de gemeente Goeree-Overflakkee ten oosten van Stellendam. Figuur 1 bevat een overzichtskaart van het plangebied (zie de rode lijnen).
Figuur 1: Overzichtskaart plangebied, bron: www.googlemaps.nl
Blok de Wit en fietspad
Het gebied Blok de Wit is gelegen langs het Zuiderdiep op Goeree-Overflakkee. Het gebied is circa 73 hectare groot en is in 2016 aangekocht door Natuurmonumenten. De gronden zijn in het geldende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Goedereede' grotendeels bestemd als 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en in het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Dirksland' als 'Agrarisch' met de dubbelbestemming 'Waarde-Natuur'.
Vogelobservatorium
De ontwikkeling van het vogelobservatorium vindt plaats ten oosten van de haven van Stellendam. De locatie ligt op een klein eiland aan de zuidoever van het Haringvliet. De ligging van het plangebied wordt weergegeven in onderstaand figuur.
Figuur 2. Luchtfoto met ligging plangebied Vogelobservatorium (bron kaartondergrond: Google earth).
1.3 Toekomstige Situatie
Het plangebied omvat een aantal percelen met een gezamenlijke oppervlakte van circa 73 hectare. Het bestemmingsplan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder beoogt de herinrichting van het plangebied tot één aangesloten natuurgebied te realiseren en de kwaliteit van de natuur te verbeteren. Omdat de gronden ten westen van het plangebied reeds zijn bestemd voor natuur, ontstaat er een aangesloten natuurgebied, 'Noordrand Goeree'. Natuurmonumenten wordt in de gelegenheid gesteld tot het realiseren van nieuwe natuur en het plangebied in te richten als zilte overstromingsgraslanden en kreken. De gemeente realiseert de fietsroute en vogelbescherming het vogelobservatorium.
Op 17 maart 2016 ondertekenden de provincie Zuid-Holland, gemeente Goeree-Overflakkee, Natuurmonumenten en het Wereld Natuur Fonds de startovereenkomst Gebiedsontwikkeling Noordrand Goeree-Overflakkee. De vier partijen hebben in de overeenkomst de volgende afspraken opgenomen met betrekking tot het plangebied:
In dit gebied wordt het bestaande natuurgebied Scheelhoek en Zuiderdiep robuuster gemaakt door realisatie van nieuwe en beleefbare natuur in Blok de Wit in de Zuiderdieppolder, om zodoende een brak/zout intergetijdengebied met hoge natuurwaarden en recreatiemogelijkheden te realiseren. Een gebied dat incidenteel met brak/zout water overstroomt en bestaat uit slikken, schorren, gorzen en natuurlijk open water. Belangrijk voor onder andere steltlopers en een paai- en opgroeigebied voor trekvissen. Een gebied dat een impuls zal geven aan de verdere recreatieve en economische ontwikkeling van Goeree-Overflakkee door het realiseren van recreatieve voorzieningen in het gebied zelf en in aansluiting op bestaande en nog te ontwikkelen voorzieningen op Goeree-Overflakkee en daarbuiten. In dit gebied wordt daarnaast invulling gegeven aan de doelstelling tot het realiseren van 78 MW aan windenergie, binnen de grenzen van de windlocatie Noordrand uit zowel de gemeentelijke als de provinciale structuurvisie.
Daarnaast wordt er een recreatief netwerk aan de noordrand van Goeree Overflakkee aangelegd. Het streven is het beleefbaar en toegankelijk maken voor extensieve recreatie (wandelen, fietsen, kanoen, natuurbeleving), in aansluiting op de bredere omgeving.
Met de agrariers is overeengekomen dat Natuurmonumenten de graslanden, na inrichting van Blok de Wit, door begrazing en aanvullend beheer kort houdt, waarbij actief beheer zal worden ingezet op het voorkomen van nieuwe grote rietmoerasdelen, om het broeden van ganzen te voorkomen. Aanvullend verplicht Natuurmonumenten zich, binnen het door de provincie vastgestelde beleid en afspraken binnen de Faunabeheereenheid, alle beschikbare middelen in te zetten voor het bereiken van een afname van de aantallen ganzen in het gebied. Dit sluit aan bij het provinciale ganzenakkoord, waarbij een forse afname van het aantal ganzen is voorzien. Gezamenlijk zullen Natuurmonumenten en agrariërs daartoe de omvang van de huidige populatie vastleggen, terurijl de situatie in de toekomst gezamenlijk door deze partners gemonitord zalworden.
Er zullen voorwaarden gesteld worden voor het beschikbaar blijven van zoetwater voor de landbouw. Handhaving van de mogelijkheid voor het agrarisch gebruik van de omliggende grond staat daarbij voorop.
Het bestemmingsplan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder houdt rekening met voorgenoemde afspraken.
Natuurmonumenten heeft een Schetsontwerp voor de Zuiderdieppolders opgesteld. Ook hebben de provincie Zuid-Holland, gemeente Goeree-Overflakkee, Natuurmonumenten en stichting Wereld Natuur Fonds integraal het Inrichtingsplan Noordrand - recreatieve infrastructuur opgesteld. Onderstaande figuren geven de plannen weer. Het schetsontwerp is tevens opgenomen in Bijlage 2 Inrichtingsschets.
Figuur 3: Schetsontwerp natuurontwikkeling Zuiderdieppolders, met herinrichting Blok de Wit, bron: Natuurmonumenten (zie ook Bijlage 2 Inrichtingsschets)
Figuur 4: Inrichtingsplan Noordrand - recreatieve infrastructuur, bron: provincie
De herinrichting omvat de realisatie van nieuwe en beleefbare natuur om een brak/zout intergetijdengebied met hoge natuurwaarden en recreatiemogelijkheden te realiseren. Om dit doel te bereiken worden de volgende maatregelen genomen:
- Het creëren van een gebied dat incidenteel met brak/zout water overstroomt en bestaat uit slikken, schorren, gorzen en natuurlijk open water;
- Het creëren van een gebied dat een impuls geeft aan de recreatieve en economische ontwikkeling van Goeree-Overflakkee door het realiseren van natuurontwikkelings- en recreatieve voorzieningen zoals fiets-, en wandelpaden, maar ook het vogelobservatorium;
- het nemen van beheersmaatregelen tegen ganzenoverlast.
In de toekomst kan het plangebied beschikbaar worden gemaakt voor het plaatsen van 5 windturbines overeenkomstig de afspraak gesteld in de startovereenkomst Gebiedsontwikkeling Noordrand Goeree-Overflakkee. De plannen zijn vooralsnog niet concreet genoeg om mee te nemen in het bestemmingsplan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder, maar doorlopen hun eigen traject.
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
Het nieuwe bestemmingsplan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder vervangt de bestaande thans vigerende bestemmingsplannen. Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan Landelijk Gebied Goedereede, vastgesteld op 4 oktober 2014 en het bestemmingsplan Landelijk Gebied Dirksland, vastgesteld op 27 juli 2013. Voor het plangebied zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Bestemmingsplan | Bestemming |
Landelijk Gebied Goedereede | Natuur - 1 |
Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden | |
Water | |
Leiding - Water | |
Waterstaat - Waterkering | |
Landelijk Gebied Dirksland | Agrarisch |
Waarde - Natuur | |
Waterstaat - Waterkering |
Figuur 5: Uitsnede geldende bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied, bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Het beleid in het plangebied is gericht op het behoud en versterking van de ter plaatse aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden. Hiermee wordt rekening gehouden in het bestemmingsplan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder, zie paragraaf 1.3.
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 gaat in op het relevante Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid. De uitvoeringsaspecten komen in hoofdstuk 3 aan bod. In hoofdstuk 4 volgt de juridische toelichting en hoofdstuk 5 beschrijft de uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleid
In dit hoofdstuk is een beknopte beschrijving opgenomen van de van toepassing zijnde beleidskaders.
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. De structuurvisie heeft betrekking op:
- rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
- rijksbelangen m.b.t. (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
- rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.
Het Rijk laat de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.
De Structuurvisie stelt onder andere de volgende nationale doelen (leefbaar en veilig):
- ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
- ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
Het plan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder is in overeenstemming met het rijksbeleid.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is een AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen.
Het Barro Ruimte heeft betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Ook bevat het Barro regels voor onder meer het Natuurnetwerk Nederland, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.
Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Voorheen werden deze gebieden de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) genoemd. In het Natuurnetwerk Nederland liggen:
- bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken;
- gebieden waar nieuwe natuur aangelegd wordt;
- landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer;
- ruim 6 miljoen hectare grote wateren: meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee;
- alle Natura 2000-gebieden.
Het plangebied grenst aan Natura 2000-gebieden en gebieden aangewezen als EHS. Titel 2.10 Barro bevat regels omtrent de bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden, de samenhang van de gebieden en de omvang ervan. Zie voor een beschrijving van de kenmerken en waarden, subparagraaf. De herinrichting van het gebied Blok de Wit tot één aaneengesloten natuurgebied met het Zuiderdiep en Scheelhoek, inclusief de recreatieve ontwikkeling van fietspad en vogelobservatorium past binnen de strekking van het Barro voor het onderdeel Natuurnetwerk Nederland. Gesteld mag worden dat natuurontwikkeling geen afbreuk doet aan de kwaliteiten en waarden van het Natuurnetwerk Nederland, maar daaraan bijdraagt. Dit wordt nader onderbouwd in paragraaf 3.3.
Voorts is vermeldenswaardig dat ten noorden van het plangebied het rivierbed Haringvliet is gelegen. Titel 2.4 bevat regels omtrent de bescherming van rivierbedden. Het bestemmingsplan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder is niet in strijd met deze regels.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit en Verordening Ruimte
De Visie ruimte en mobiliteit (VRM) is een structuurvisie op provinciaal niveau en bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid. Hieronder valt ook het Programma ruimte, het Programma mobiliteit, de Verordening ruimte en de Agenda ruimte. De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vast omlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie gaat uit van 4 rode draden die richting geven aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
- beter benutten en opwaarderen van wat er is
- vergroten van de agglomeratiekracht
- verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit
- bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving
(bron: provincie Zuid-Holland)
Het plangebied is aangegeven als locatie voor windenergie. Bij voorkeur betreft dit enkelvoudige lijnopstellingen en clusters, in samenhang met en evenwijdig aan de betreffende infrastructuur en scheidslijnen tussen land en water.
Goeree-Overflakkee heeft een opgave om de sociaal-economische ontwikkeling een impuls te geven. Versterking van de toeristische en cultuurhistorische kwaliteiten is hier onderdeel van. Op het niveau van de gehele Zuid-Hollandse Delta zet de provincie in op de instandhouding en de voltooiing van Deltanatuur, en op gerichte ontwikkeling van recreatie en toerisme. Die ontwikkeling zal vooral moeten worden gekoppeld aan de kust en het waternetwerk van zeearmen en rivieren.
Het gebied Scheelhoek en het Zuiderdiep vallen onder bescherming categorie 1 - gebieden met bijzondere kwaliteit. Ruimtelijke ontwikkelingen in en direct grenzend aan de categorie 'gebieden met bijzondere kwaliteit' zijn alleen mogelijk voor zover ze bijdragen aan deze kwaliteit. Onderhavig planontwikkeling draagt daaraan bij.
Deze gebieden vallen tevens onder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000.
Langs het Zuiderdiep bevindt zich een regionale waterkering, langs het Haringvliet ligt een primaire waterkering.
Een bestemmingsplan voor gronden waarop een (regionale) waterkering ligt, bestemt die waterkering als zodanig, evenals de beschermingszone langs een (regionale) waterkering.
Conclusie
Het bestemmingsplan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder sluit aan op de visie en is niet strijdig met de verordening.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Recreatievisie - Belevingseiland in de Delta (2011)
In de Structuurvisie Goeree-Overflakkee is de ambitie uitgesproken om Goeree-Overflakkee te ontwikkelen tot een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarmee wordt recreatie één van de belangrijkste economische pijlers van het eiland. De provincie Zuid-Holland onderschrijft het belang van de sector recreatie en toerisme voor de huidige en toekomstige ontwikkeling van Goeree-Overflakkee. De opstelling van de recreatievisie als uitvoering van de door Provinciale Staten aangenomen motie (168) is daarvan een uitwerking.
De recreatievisie beschrijft het beeld dat de provincie Zuid-Holland heeft voor de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van Goeree-Overflakkee en de mogelijkheden en aanpak om de toeristische en recreatieve ambities uit de Structuurvisie Goeree-Overflakkee te realiseren. De provincie heeft daarbij bezien wat, in het belang van het eiland en op basis van de Provinciale Structuurvisie, de reële mogelijkheden zijn.
Er liggen op het eiland diverse grote sociaaleconomische en ruimtelijke opgaven, die op korte termijn vragen om integrale keuzes en acties. Deze visie gaat daarom niet alleen over recreatie op Goeree-Overflakkee, maar ook over toerisme, economie, cultuur(historie), landschap, water en natuur. Wanneer oplossingen op deze gebieden gecombineerd worden, biedt dat de beste kansen voor een impuls voor de economische vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van het eiland.
Aan de recreatievisie is een beeldverhaal gekoppeld, waarin aan de hand van een beeldend verhaal ondernemers en investeerders geïnspireerd worden om projecten te beginnen op het eiland. Door de verbeelding wordt gestuurd op projecten die bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten, die een economische impuls geven en die wonen, werken en recreëren op het eiland nog aantrekkelijker maken.
Het bestemmingsplan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder geeft een impuls aan de recreatieve ontwikkeling van Goeree-Overflakkee door het realiseren van een recreatieve infrastructuur met bijbehorende voorzieningen in het gebied Blok de Wit en in aansluiting op bestaande en nog te ontwikkelen voorzieningen op Goeree-Overflakkee en daarbuiten. Hiermee sluit het plan aan op het doel van de Recreatievisie - Belevingseiland in de Delta.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Regionale structuurvisie Goeree-Overflakkee
Goeree-Overflakkee staat voor haar toekomstige ontwikkeling op een kruispunt. Ontwikkelingen van buitenaf en van binnenuit brengen opgaven mee, die vragen om een nieuw antwoord. De voorheen samenwerkende gemeenten (nu de gemeente Goeree Overflakkee) willen met deze Intergemeentelijke Structuurvisie daarvoor de koers uitzetten. Een nieuwe koers met ontwikkelingsrichtingen, die een impuls geven aan vergroting van de kwaliteit en de vitaliteit van het eiland. De gezamenlijke visie op de toekomstige ontwikkeling van Goeree-Overflakkee is geen uitgewerkt eindbeeld, maar een wenkend en kansrijk perspectief.
De ontwikkelingssystematiek van de visiebestaat uit de volgende drie onderdelen:
- a. Kernenprofilering voor gericht versterken van de sociaaleconomische vitaliteit (leefbaarheid en leefomgeving in de meeste brede zin van het woord). Economische dynamiek is een voorwaarde voor de vitaliteit van het eiland. Ambitie is om op een eigen wijze economisch te groeien, uitgaande van de kernkwaliteiten ruimte, natuur, en water, rust en kust. Vanuit deze gebiedspecifieke kernkwaliteiten hebben met name toerisme en recreatie en wooneconomie kansen als economische motor.
- b. Kansenkaart voor recreatie en toerisme, met vooral inspirerende en perspectiefvolle zones, locaties en thema's. Onderdeel van de Toekomstvisie is het streven naar een onstpannen omgeving om te kunnen recreëren. Daarbij is geconstateerd dat de huidige toeristische infrastructuur onvoldoende en deels sterk verouderd is, zowel wat betreft de verblijfaccommodaties als de dagattracties. Dat laatste wordt de komende tijd met vereende krachten omgebogen naar een wervend toeristisch-recreatief product voor de actieve rustzoeker, de onderzoekende natuurliefhebber, de watersporter en de cultuurminnaar van authentieke dorpen en landschappen. Vernieuwen en selectief uitbreiden van de toeristische infrastructuur alsmede het verbinden van allerlei losse elementen vormen daarom de kern van de visie op recreatie en toerisme. Het gebied Blok de Wit dient daarbij te fungeren als toegankelijke natuurontwikkeling. Daarnaast kunnen de schakels in recreatieve schil rond het eiland met aantrekkelijk recreatieve verbindingen te worden ontwikkeld.
- c. Landschapskwaliteitskaart met daarin waardevolle identiteitsbepalende elementen, structuren en gebieden. Met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet de identiteit van het eiland worden vergroot. Hiervoor zal worden geïnvesteerd in cultuurhistorische landschapsstructuren die de unieke ontstaansgeschiedenis zichtbaarder maken. Door de leefbaarheid van het eiland te vergroten, wordt het landschap diverser en daarmee ook aantrekkelijker voor inwoners en recreanten. Het gebied Blok de Wit (omgeving van Stellendam) kan zich ontwikkelen tot een groene, recreatieve schakel tussen kop en romp van het eiland.
Het bestemmingsplan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder sluit aan op de visie en gebiedsgerichte visie van Regionale structuurvisie Goeree-Overflakkee.
2.4.2 Eilandvisie
In de Eilandvisie van Goeree-Overflakkee is gezocht naar een passende maat en schaal voor de instandhouding van de voorzieningen op het eiland met een passende structuur ten behoeve van de bewoners. De visie is als volgt geformuleerd:
In een wereld waar mensen en economische activiteiten zich steeds meer concentreren rond steden en hun regio's. Waar gezond voedsel en duurzame energiewinning bepalend zijn voor (economische) groei van een regio, ligt een sterk zelfvoorzienend eiland temidden van twee grote en economisch zeer relevante metropolen: Rotterdam/Den Haag en Antwerpen. Op dit eiland van rust en ruimte wonen en recreëren mensen naar volle tevredenheid. Weg van de hectiek van de stad, dichtbij alle stedelijke voorzieningen. Innovatie in visserij, landbouw, recreatie en zorg. Onderwijs op hoog niveau en brede zorg biedt werk en kansen op maatschappelijke participatie. Koploper in duurzame energiewinning en –besparing. Een oase van rust en ontspanning tussen beide metropolen. Waar bewoners en bezoekers graag komen en blijven.
Vanuit de visie zijn zes thema's voortgekomen die fungeren als zeef voor alle beleidsplannen en - voornemens:
- 1. Eilanditeit
- 2. Maatschappelijke balans
- 3. Kwaliteit
- 4. Duurzaamheid
- 5. Innovatie
- 6. Verbindingen.
Voorliggend plan voorziet in de gebiedsontwikkeling van 'Blok de Wit' en recreatieve componenten, namelijk het fietspad en vogelobservatorium. De gebiedsontwikkeling omvat de kwaliteitsverbetering van natuur, landschap en recreatie en een economische versterking van de regio. De natuurontwikkeling van Noordrand Goeree sluit aan bij omliggende natuurgebieden en dat resulteert in één aangesloten natuurgebied. Het plan past hiermee binnen de eilanditeit en de structuur van Goeree-Overflakkee. Door natuurontwikkeling draagt het plan bij aan het woon- en leefklimaat op het eiland. Door toename van recreatie en economische versterking is het plan innovatief en worden verbindingen gelegd tussen het eiland en de omgeving. Daarnaast worden de ambities van de provincie Zuid-Holland en gemeente Goeree-Overflakkee voor windenergie en agrarische structuurversterking bij het plan betrokken, waardoor het plan duurzaam is. Het plan voldoet hiermee aan de Eilandvisie van Goeree-Overflakkee.
2.5 Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder past binnen het ruimtelijk beleid van het Rijk, de provincie Zuid-Holland en de gemeente Goeree-Overflakkee.
Hoofdstuk 3 Onderzoeksaspecten
Dit hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de realisering van het natuurgebied Blok de Wit en recreatieve componenten, namelijk het fietspad en vogelobservatorium, dient rekening gehouden te worden met de ruimtelijke en milieutechnische haalbaarheid. Om aan te tonen dat het plan uitvoerbaar is dient er aandacht te worden besteed aan onderzoeksaspecten zoals archeologie en cultuurhistorie, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit en dergelijke. Een wijziging ten behoeve van de ontwikkeling van natuur en/of landschappelijke waarden heeft over het algemeen geen invloed op voornoemde onderzoeksaspecten. Er wordt immers in hoofdzaak geen bebouwing gesloopt of nieuw toegevoegd. Evenmin wordt er een nieuwe 'gevoelige' functie mogelijk gemaakt. Binnen de onderzoeksaspecten vergen de aspecten water en ecologie nog wel nadere aandacht.
In de onderstaande paragrafen komen deze uitvoeringsaspecten terug.
3.1 Bodem
Op basis van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in het kader van de uitvoerbaarheid bij een bestemmingsplan onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond.
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.
Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer:
- nog geen gegevens betreffende de bodemgesteldheid bekend zijn (dit betekent dus ook dat als er een bodemkwaliteitskaart is, er geen bodemonderzoek meer hoeft te komen);
- er meer dan twee uur per dag mensen in verblijven;
- als het bouwwerk de grond raakt.
Afweging
In het plangebied worden geen gevoelige (verblijfs)functies of nieuwe bebouwing gerealiseerd, met uitzondering van het vogelobservatorium en de bestaande agrarische bedrijfswoning (in dit bestemmingsplan bestemd als reguliere woning). Ter uitvoering van het inrichtingsplan wordt gegraven in de bodem, waarbij de grond binnen het plangebied wordt verwerkt. Er wordt geen grond afgevoerd. Bodemonderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect bodem levert geen belemmering op voor voorliggend bestemmingsplan.
3.2 Water
3.2.1 Wet en regelgeving
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle vergunningen betreffende 'water' opgenomen. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.
Waterplan 2016-2021
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Wet ruimtelijke ordening (Wro)
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening is het noodzakelijk voor een bestemmingsplan een watertoetsproces te doorlopen. De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen toets achteraf, maar een proces dat de gemeente en waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De inzet daarbij is om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren.
Waterbeheerprogramma 2016-2021 - Waterschap Hollandse Delta
Vanaf 2016 is er een nieuw waterbeheer programma van kracht. Het programma bestaat uit een statisch en een dynamisch deel. Het statisch deel bevat de doelen die het waterschap wil bereiken, zowel op de lange termijn als voor de planperiode. Het dynamisch deel bevat de maatregelen die nodig zijn om de doelen uit het statisch deel te realiseren.
Het plan bevat doelen en maatregelen voor de thema's Calamiteitenzorg, Water en Ruimte, Waterveiligheid, Voldoende Water, Schoon water en Waterketen. Voor het thema water en ruimte is de nadere uitwerking van de deltabeslissing ruimtelijke adaptatie de belangrijkste ontwikkeling. Hierbij wordt uitgegaan van meerlaagse veiligheid: preventie (laag 1), ruimtelijke inrichting (laag 2) en crisisbeheersing (laag 3). Voor Hollandse Delta ligt de nadruk op de eerste laag: een overstroming voorkomen door middel van (primaire) waterkeringen. Voor de tweede laag is als doel geformuleerd dat de ruimtelijke inrichting bijdraagt aan het beperken van de gevolgen van een overstroming.
3.2.2 Toetsing plangebied
Watertoets
De watertoets is een overlegverplichting tussen initiatiefnemer en waterbeheerder(s) en geldt onder andere voor het vaststellen van een bestemmingsplan, of een wijzigings- en uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a en b Wro. De watertoets omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. In het kader van de watertoets is het plan voorgelegd aan de waterschapbeheerder. Uitkomst daarvan was dat het plan nader onderbouwd diende te worden, met name op het punt van de secundaire waterking langs het Zuiderdiep en de waterveiligheid.
Relevante waterthema's
OPPERVLAKTEWATER
Er worden enkele kreken aangelegd, waardoor water in het gebied gelaten kan worden. De kreken zullen aansluiten (in open verbinding) op het Zuiderdiep. Het waterpeil van het Blok de Wit zal daardoor gelijk zijn aan het waterpeil van het Zuiderdiep.
De aanwezige drainage wordt verwijderd. In en rond het plangebied liggen sloten. Deze sloten worden gedempt. De natuurgronden worden ter plaatse van de kreken ongeveer 1 meter afgeplagd. De vrijkomende grond wordt verwerkt op binnen het gebied in de kade of dijk.
Figuur 6: Schetsontwerp natuurontwikkeling uitsnede plangebied, bron: Natuurmonumenten (zie ook Bijlage 2 Inrichtingsschets)
Langs het Zuiderdiep ligt een regionale waterkering (zie ook paragraaf 2.2 Provinciaal beleid). Vanwege de aanleg van kreken, zal deze waterkering doorbroken worden. De huidige waterkering wordt afgegraven en daarvoor in de plaats wordt een nieuwe kade ontworpen aan de oostzijde van het projectgebied (Heuvelweg) daarnaast wordt beoogd om de bestaande grondconstructie (Zuiderdiepweg) op te waarderen tot regionale waterkering en indien noodzakelijk te versterken. In Bijlage 6 Kades zijn de uitgangspunten en resultaten van berekeningen die zijn uitgevoerd om tot een referentieontwerp (RO) van de toekomstig boezemkades te komen, opgenomen. Voor meer informatie wordt verwezen naar de bijlage. De huidige waterkering zal worden doorgestoken op het moment dat van de nieuwe waterkering door het waterschap beoordeeld is dat deze operationeel kan zijn.
De nieuwe fietsroute loopt over waterstaatswerken, die in beheer en eigendom zijn van het waterschap. Hierover zijn nadere afspraken gemaakt met het waterschap.
Voor werken in-en nabij waterstaatswerken en (waterschaps)wegen geldt op grond van de Keur van waterschap Hollandse Delta een vergunningplicht. Deze wordt aangevraagd.
WATERKWALITEIT
Er is een 'Kierbesluit Haringvliet' genomen, op basis waarvan de Haringvlietsluizen in 2018 op een kier worden gezet. Hierdoor stroomt zout water in het Haringvliet. Dit heeft ook gevolgen voor de mate van verzilting van het Zuiderdiep. Op onderstaande afbeelding geeft de kleur van het water de mate van verzilting aan, waarbij de donkerrode kleur het zoute water weergeeft, en de blauwe kleur het zoete water.
Uit de afbeelding blijkt dat de aan te leggen kreken aansluiten op het zoete deel van het Zuiderdiep.
In de samenwerkingsovereenkomst met de agrariers is afgesproken dat de huidige landbouwsituatie leidend is voor de voorziening van zoet water in de polders. Als gevolg van de compenserende maatregelen van het Kierbesluit Haringvliet zal de volgende situatie ontstaan. Het zoete landbouwwater zal worden aangevoerd met een nieuw kanaal vanaf gemaal Koert bij Middelharnis en met een sifon onder de havenkanalen van Middelharnis en Dirksland worden geleid. Vanaf de Haven van Dirksland zal het zoete water verder worden getransporteerd via bestaande watergangen, die daarvoor waar nodig verbreed zullen worden. Op die manier zullen ook de Zuiderdiep- en Halspolder van zoetwater voor de landbouw worden voorzien. Daarbij is het hele jaar door zoetwater beschikbaar, waarbij in de watergangen monitoring van de waterkwaliteit zal plaatsvinden door het waterschap.
Het polderwater zal vervolgens via gemaal Smits worden uitgeslagen op de Haven van Dirksland, wat naar venruachting tot verbrakking van deze haven en het Zuiderdiep zal leiden. lngevolge de Kaderrichtlijn Water (KRW) zal het waterschap de komende tijd onderzoek starten naar het KRW doeltype water voor het Zuiderdiep en het Havenkanaal van Dirksland. De huidige situatie, brak, is ook de huidige doelstelling op basis van de KRW. De mate van brak of zout in de toekomst is afhankelijk van een gebiedsproces, waarbij betrokken partijen door het waterschap geraadpleegd zullen worden. Het gebruik van de aanliggende gronden, de mogelijkheden van beheer en de kosten daarvan zijn voor het waterschap leidend bij het bepalen van de einddoelstelling. De uiteindelijk beslissing is aan het waterschap. Het plan voor de inrichting van Blok de Wit als natuur zal door het waterschap getoetst worden aan wet- en regelgeving, waarbij voonruaarden gesteld zullen worden voor het beschikbaar blijven van zoetwater voor de landbouw. Handhaving van de mogelijkheid voor het agrarisch gebruik van de omliggende grond staat daarbij voor het waterschap voorop. (bron: Samenwerkingsovereenkomst Ontwikkeling Zuiderdiep- en Halspolder).
RIOLERING
Door de aanleg van het fietspad over de dijk is in enige mate sprake van vergroting van de oppervlakte van verharding. Deze verharding heeft geen consequenties voor de riolering, omdat in voldoende mate extra berging zal worden gegraven.
Conclusie
Het bestemmingsplan wordt voorgelegd aan de waterbeheerder. De uitkomsten van de watertoets worden verwerkt in deze paragraaf.
3.3 Ecologie
Om de uitvoerbaarheid van onderhavige plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd naar zowel Blok de Wit en het fietspad over de dijk (Bijlage 3 Advies Natuurwaarden Blok deWit), als het vogelobservatorium (Bijlage 4 Advies Natuurwaarden Vogelobservatorium). Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek inhet kader van de Wet Natuurbescherming (Wnb), een voortoets in het kader van de Wet Natuurbescherming of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. De beide onderzoeken worden hierna aangehaald.
Advies Natuurwaarden Blok de Wit
Op basis van het Advies Natuurwaarden Blok de Wit wordt het volgende geconcludeerd.
Beschermde gebieden
Het plangebied grenst aan een beschermd gebied dat op basis van de Wnb is aangewezen. Het betreft het gebied Haringvliet dat op 28 april 2015 definitief is aangewezen als Natura 2000-gebied. In het aanwijzingsbesluit zijn de begrenzing en de instandhoudingsdoelen opgenomen. Eerder was het gebied al aangemeld als speciale beschermingszone onder de Europese Habitatrichtlijn.
NATURA 2000
De natuurontwikkeling sluit aan op het natuurgebied Scheelhoek. In 2006 is het plangebied reeds beoordeeld in het kader van een MER-procedure (MER Zuiderdiep, september 2006, DHV). Het plangebied van het MER betrof echter een groter natuurgebied. Het MER omvatte een plan voor de Zuiderdieppolders om 400 hectare agrarisch gebied om te vormen tot een zout intergetijdegebied met hoge natuurwaarden en mogelijkheden voor de recreatie. Tevens waren er voornemens in opgenomen om een gezond en duurzaam watersysteem in te richten voor landbouw, natuur en recreatie door aanleg van een zoetwaterkanaal ten behoeve van de waterkwaliteit en waterkwantiteit op Goeree-Overflakkee.
Uit onderzoek dat ten grondslag ligt aan het MER (zie Bijlage 5) blijkt dat ten gevolge van de natuurontwikkeling geen negatieve effecten op de kwalificerende habitats/soorten van het Natura2000-gebied Haringvliet zullen optreden. Wel zorgt de activiteit voor een positief effect op de Noordse woelmuis. Met het voornemen wordt bovendien een kwaliteitstoevoeging gegeven aan ecologische waarden ter plaatse. Gezien de aard van de ontwikkeling worden met betrekking tot het voorgenomen plan op voorhand geen negatieve effecten op beschermde gebieden verwacht. Het plan heeft in het kader van de Wnb geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig.
NATUURNETWERK NEDERLAND (NNN, VOORHEEN EHS)
Naar aanleiding van de plannen worden hoogstens positieve effecten op het binnen het plangebied gelegen NNN-gebied verwacht. De aanleg van natuur binnen het plangebied is niet in strijd met de Omgevingsverordening provincie Zuid-Holland. Het plan is daarmee niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.
Beschermde soorten
Uit het onderzoek komt naar voren dat het plangebied een beperkte natuurwaarde kent. Desondanks zijn binnen het plangebied enige beschermde soorten te verwachten. In het kader van de Wnb zijn de navolgende aspecten van belang.
ZOOGDIEREN - VLEERMUIZEN
Voor vleermuizen heeft het plangebied een functie als foerageergebied. Bovendien kan een vliegroute van vleermuizen aanwezig zijn aan de noordrand van het plangebied. Het foerageergebied zal als gevolg van de ontwikkelingen veranderen, maar niet verloren gaan. Bovendien is in de omgeving alternatief foerageergebied voor de te verwachten soorten aanwezig. Het Zuiderdiep blijft als potentiele vliegroute voor vleermuizen behouden bij de plannen. Er worden naar aanleiding van de plannen geen negatieve effecten op vleermuizen verwacht.
ZOOGDIEREN - WATERSPITSMUIS EN NOORDSE WOELMUIS
Hoewel waterspitsmuis niet is aangetroffen in het plangebied (Melis 2016), kan deze soort ter plaatse van het te realiseren trekpontje, wegens de aanwezig-heid van geschikt biotoop, niet worden uitgesloten in het plangebied. Door de werkzaamheden voor het trekpontje kan schade optreden aan exemplaren van waterspitsmuis. Negatieve effecten op de instandhouding van deze soort is echter niet te verwachten. Voor de soort is namelijk voldoende geschikt leef-gebied in de omgeving aanwezig en het plangebied zal op termijn geschikter wordt voor deze soort (en ook voor noordse woelmuis).
BROEDVOGELS - JAARROND BESCHERMDE NESTEN
Voor broedvogels met jaarrond beschermde nestplaatsen heeft het plangebied hooguit een functie als foerageergebied. Als gevolg van de ontwikkelingen zal het foerageergebied van de te verwachten soorten veranderen, maar niet verloren gaan. Bovendien is in de omgeving van het plangebied in ruime mate alternatief foerageergebied aanwezig. Daarom zijn negatieve effecten op vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen niet te verwachten.
BROEDVOGELS - ALGEMEEN
Voor vogelsoorten in het algemeen - de soorten waarvan de nestplaats alleen beschermd is ten tijde van het gebruik als broedplaats (broedseizoen) - geldt in het gehele gebied dat wanneer werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, er in gebruik zijnde nesten van vogels kunnen worden verstoord en vernietigd. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te verstoren of te vernietigen (artikel 11 en 12 van de Ffw). Met betrekking tot de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient daarom rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Ffw kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
ALGEMENE ZOOGDIEREN EN AMFIBIEËN
In en rond het plangebied zullen enkele licht beschermde amfibieën- en zoog-dieren voorkomen. Vaste verblijfplaatsen van deze soorten kunnen worden verstoord en vernietigd (artikel 11) als gevolg van de ontwikkelingen. Ook kunnen enkele exemplaren worden verwond of gedood (artikel 9). In het geval van ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor licht beschermde soorten een vrijstelling voor de artikelen 9 tot en met 11. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. In het kader van de voorgenomen activiteiten is een ontheffingsaanvraag voor deze soorten niet aan de orde. Wel blijft de zorgplicht van toepassing.
Advies Natuurwaarden vogelobservatorium
Op basis van het Advies Natuurwaarden Vogelobservatorium wordt het volgende geconcludeerd.
Voor het natuurwaardenonderzoek zijn twee locaties onderzocht.Naar aanleiding van het onderzoek en overleg met diverse betrokkenen is locatie B opgenomen in het bestemmingsplan. Locatie B biedt een completere vogel- en deltanatuurbeleving van het Haringvliet. Tegelijkertijd wordt een kansrijk leefgebied voor Noordse woelmuis en waterspitsmuis (locatie A) vrijgehouden. Ook de omvang van het vogelobservatorium is in het bestemmingsplan kleiner opgenomen dan voorheen voorzien bij de ecologische beoordeling.
Beschermde gebieden
Tijdens de aanlegfase en gebruiksfase zijn geen significant negatieve effecten te verwachten op de voor Natura 2000-gebied Haringvliet aangewezen habitats en soorten. Op basis van het toegangsbeperkingsbesluit Haringvliet is het recreatief gebruik van het plangebied niet toegestaan. Voor recreatief gebruik van de in het toegangsbeperkingsbesluit genoemde gebieden geldt een vergunningsplicht. Daarom is het nodig om een vergunning van de Wet natuurbescherming aan te vragen. Dit geldt voor beide locaties
Het plangebied maakt onderdeel uit van het NNN. Door de beoogde plannen gaat een klein oppervlakte aan areaal verloren. Volgens het principe 'Compensatiebeginsel' mag per saldo geen verlies van waarden optreden. In voorliggende situatie kan dit betekenen dat compensatie van verlies aan areaal nodig is. Over een eventuele nadere invulling hiervan, wordt aanbevolen in contact te treden met de provincie Zuid-Holland.
Beschermde soorten
Uit het onderzoek komt naar voren dat in het plangebied meerdere bescherm-de soorten voorkomen dan wel te verwachten zijn. Onderstaand is hiervan een samenvatting opgenomen.
Vaatplanten
Uit de soortgroepen vaatplanten zijn geen beschermde soorten te verwachten.
Zoogdieren - vleermuizen
Voor vleermuizen heeft het plangebied een functie als foerageergebied. Het foerageergebied zal als gevolg van de ontwikkelingen veranderen, maar niet verloren gaan. Bovendien is in de omgeving in ruime mate alternatief foera-geergebied voor de te verwachten soorten aanwezig. Naar aanleiding van de plannen zijn geen negatieve effecten op vleermuizen te verwachten.
Broedvogels - Jaarrond beschermde netsten
Voor broedvogels met jaarrond beschermde nestplaatsen heeft het plangebied hooguit een functie als foerageergebied. Als gevolg van de ontwikkelingen zal het foerageergebied van de te verwachten soorten veranderen, maar niet verloren gaan. Bovendien is in de omgeving van het plangebied in ruime mate alternatief foerageergebied aanwezig. Daarom zijn negatieve effecten op vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen niet te verwachten.
Broedvogels algemeen
Voor vogelsoorten in het algemeen - de soorten waarvan de nestplaats alleen beschermd is ten tijde van het gebruik als broedplaats (broedseizoen) - geldt in het gehele gebied dat wanneer werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, er in gebruik zijnde nesten van vogels kunnen worden verstoord en vernietigd. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te verstoren of te vernietigen. Met betrekking tot de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient daarom rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Wnb kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Algemene zoogdieren en amfibieen
In en rond het plangebied zullen enkele beschermde vrijgestelde amfibieën- en zoogdieren voorkomen. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft de zorgplicht van toepassing.
Reptielen, vissen en ongewervelden
Uit de soortgroepen reptielen, vissen en ongewervelden zijn geen beschermde soorten te verwachten.
Uitvoerbaarheid
Uitvoerbaarheid Blok de Wit
Het plan heeft in het kader van de Wnb geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten.
Indien de initiatiefnemer/uitvoerder bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden voldoende rekening houdt met broedvogels, kan een verbodsovertreding ten aanzien van broedvogels worden voorkomen.
Uitvoerbaarheid Vogelobservatorium
Indien de initiatiefnemer/uitvoerder bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden voldoende rekening houdt met broedvogels, kan een verbodsovertreding ten aanzien van broedvogels worden voorkomen.
Op beide onderzochte locaties worden geen significant negatieve effecten verwacht op de voor Natura 2000-gebied Haringvliet aangewezen habitats en soorten. Wel dient in het kader van het Toegangsbeperkingsbesluit Haringvliet een vergunning van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd voor het recreatief gebruik van het plangebied.
Door de beoogde plannen gaat een klein oppervlakte aan areaal van het NNN verloren. Dit kan betekenen dat compensatie van verlies aan areaal nodig is. Over een eventuele nadere invulling hiervan, wordt aanbevolen in contact te treden met de provincie Zuid-Holland.
3.4 Archeologie En Cultuurhistorie
3.4.1 Archeologie
De Erfgoedwet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit is in lijn met het Europese Verdrag van Malta. Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld.
Afweging
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft archeologiebeleid opgesteld waarin het wettelijk en beleidsmatig kader wordt behandeld. Bij het regionale archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Voor het plangebied geldt geen archeologische verwachtingswaarde, zoals blijkt uit figuur 7.
Figuur 7: Beleidskaart Archeologie Goeree-Overflakkee
Conclusie
Het aspect archeologie levert geen belemmering op voor het voorliggende bestemmingsplan.
3.4.2 Cultuurhistorie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke ingrepen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
Tot de overige cultuurhistorische waarden worden gerekend:
- de historisch-geografische waarden (cultuurlandschap, structuren/lijnen en bijzondere punten);
- de historisch-stedenbouwkundige waarden (stedenbouwkundige opbouw en identiteit);
- de architectuurhistorische waarden (waardevolle kenmerken van gebouwen).
Plangebied
De provincie Zuid-Holland heeft een cultuurhistorische waardenkaart opgesteld, zie figuur 8. De cultuurhistorische kaart van Zuid-Holland geeft een overzicht van cultuurhistorische kenmerken en waarden in de provincie Zuid-Holland. De gronden van het plangebied bevatten geen relevante cultuurhistorische kenmerken. Het aspect cultuurhistorie wordt niet aangetast door het voorliggende plan.
Figuur 8: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
3.5 Externe Veiligheid
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn de normen van externe veiligheid
met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. Deze normen zijn
uitgedrukt in een groepsrisico (GR) en een plaatsgebonden risico (PR). Afstand dient gecreëerd te worden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven.
De risiconormen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in het Bevi. In dit besluit zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. De bij het besluit behorende ministeriële regeling “Regeling externe veiligheid inrichtingen” (Revi) werkt de afstanden, de referentiepunten en de wijze van berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico verder uit ter uitvoering van het Bevi. Daarnaast zijn de Handreiking Verantwoording Groepsrisico van het voormalige ministerie van VROM en de Handleiding externe veiligheid inrichtingen hulpmiddelen voor de wijze waarop volgens het Bevi met het externe veiligheidsrisico's moet worden omgegaan.
Het Bevi verplicht het bevoegd gezag op basis van de Wet milieubeheer om veiligheidsafstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. In het besluit zijn gevoelige objecten gedefinieerd als kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Om een eerste indicatie te krijgen van aanwezige risicobronnen in of bij het plangebied is de Risicokaart geraadpleegd (de groene cirkel geeft de ligging van het plangebied aan):
Figuur 9: Uitsnede Risicokaart plangebied, bron: www.risicokaart.nl
Plangebied
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen relevante aspecten in het kader van de externe veiligheid aangegeven. In het voorliggende bestemmingsplan wisselen de gronden van bestemming 'Agrarisch' naar 'Natuur' en wordt binnen de bestemming 'Natuur' een fietspad en Vogelobservatorium mogelijk gemaakt. Er worden geen (beperkt) kwetsbare objecten of risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt. Hierdoor vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
3.6 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) gaat over het geluid dat veroorzaakt wordt door wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Het doel van de Wet geluidhinder is het beschermen van de mens tegen geluidshinder. In de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland (PMV ZH) heeft de provincie Zuid-Holland milieubeschermingsgebieden voor stilte aangewezen. Vermeldingswaardig is dat het plangebied gelegen is in het door de provincie aangewezen milieubeschermingsgebied voor stilte, zie onderstaande afbeelding. De grenzen van het stiltegebied zijn zo vastgesteld dat het geluid in de gebieden de 40 decibel niet overstijgt. Daarnaast gelden in het stiltegebied regels zoals: gemotoriseerd verkeer, grootschalige evenementen of andere bronnen van lawaai zijn niet toegestaan.
Figuur 10: Uitsnede Kaart 13 Stiltegebied
Plangebied
Met de voorliggende ontwikkeling worden geen geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Anderzijds worden geen functies mogelijk gemaakt die geluid produceren conform de Wgh en de PMV Zuid-Holland.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
3.7 Milieuhinder Bedrijvigheid
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds.
Afweging
In het voorliggende bestemmingsplan wisselen de gronden van bestemming 'Agrarisch' naar 'Natuur'. Binnen deze bestemming zijn geen functies toegestaan die relevant zijn in kader van het aspect bedrijven en milieuzonering. Hiermee vormt dit aspect geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan. Omliggende bedrijven worden niet beperkt door deze functieruil.
Conclusie
Het aspect milieuhinder bedrijvigheid vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
3.8 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m³, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Afweging
De voorliggende ontwikkeling kan gezien worden als een 'nibm' project. Ontwikkeling van natuur heeft geen invloed op de luchtkwaliteit. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
3.9 Planologisch Relevante Leidingen
De planologisch relevante waterleidingen en rioolpersleidingen binnen het plangebied zijn opgenomen op de verbeelding en in de regels.
3.10 Vormvrije M.e.r.- Beoordeling
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt.
Figuur 11: Uitsnede Bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage Onderdeel D. Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan de procedure als bedoeld in de artikelen 7.16 tot en met 7.20 van de wet van toepassing is.
Plangebied
De omvorming van het landbouwgebied naar natuur is kleinschalig en ligt beneden de drempelwaarden. Er is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG), zoals blijkt uit dit onderzoekshoofdstuk (Hoofdstuk 3 Onderzoeksaspecten).
Conclusie
Er is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Inleiding
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied.
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de in de Wet algemene bepalingen overgangsrecht geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) en de Wabo.
De in dit bestemmingsplan voorkomende regeling zal hieronder kort worden besproken.
4.2 Opbouw
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregels.
Inleidende regels
In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een bouwhoogte te bepalen.
Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden gebruikt en mogen worden bebouwd.
De vigerende bestemmingen, als beschreven in paragraaf 1.4, komen in het voorliggende bestemmingsplan weer terug, alleen worden de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en 'Agrarisch' vervangen door de bestemming 'Natuur - 1'. De agrarische gronden direct grenzend aan de locatie voor de secundaire waterkering krijgen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden. In het voorliggende plan zijn voor deze bestemmingen daarbij de regels overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Goedereede' en waar nodig aangevuld, specifiek voor onderhavig plangebied, mede met het oog op de recreatieve componenten. Daarnaast is de bestemming 'Agrarisch' op het zuidoostelijke perceel vervangen door de bestemming 'Wonen - 3'. De regels zijn grotendeels overgenomen uit het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' en de maximale toegestane goot- en bouwhoogte sluiten aan op het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Dirksland'. Tenslotte zin de wegen bestemd als 'Verkeer'. Deze bestemming sluit aan op de geldende bestemming 'Verkeer' uit 'Landelijk Gebied' en 'Landelijk Gebied Dirksland'.
In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
- de enkelbestemmingen 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', 'Natuur - 1', 'Verkeer', Water', en 'Wonen-3';
- de dubbelbestemingen 'Leiding - Water', 'Waarde - Natuur', 'Waarde - Natuur en landschapswaarden', 'Waterstaat - Waterkering 1' en 'Waterstaat - Waterkering 2'.
Algemene regels
Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. In dit plan wordt gebruik gemaakt van de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.
Vermeldingswaardig is de algemene gebruiksregels waarin is opgenomen dat het verboden is gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
Overgangs- en slotregels
Tot slot zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Natuurmonumenten is initiatiefnemer van de ontwikkeling van Blok de Wit. De gemeente is initiatiefnemer van de recreatieve fietsroute en Vogelbescherming is initiatiefnemer van het vogelobservatorium. De kosten die gepaard gaan met dit bestemmingsplan en de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer, waarbij geen leges worden berekend. Deze kosten zijn opgenomen in de gemeentelijke begroting.
Het bestemmingsplan Natuurontwikkeling Zuiderdieppolder maakt geen bouwplan mogelijk waar 6.12 Wro op van toepassing is, waardoor een exploitatieplan niet nodig is. De initiatiefnemer en de gemeente gaan een overeenkomst aan, zodat eventuele planschadeclaims niet ten laste van de gemeente komen.
Conclusie
De economische uitvoerbaarheid is geborgd.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Conform de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp van het bestemmingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Ingediende zienswijzen op het ontwerp zijn door de gemeente beoordeeld en zo nodig mee genomen in het vastgestelde bestemmingsplan. Voor meer informatie wordt verwezen naar de 'Nota zienswijzen en (ambtshalve) wijzigingen' en het raadsbesluit met betrekking tot dit bestemmingsplan.
Bijlage 1 Startovereenkomst Noordrand Go
Bijlage 1 Startovereenkomst Noordrand GO
Bijlage 2 Inrichtingsschets
Bijlage 3 Advies Natuurwaarden Blok De Wit
Bijlage 3 Advies Natuurwaarden Blok de Wit
Bijlage 4 Advies Natuurwaarden Vogelobservatorium
Bijlage 4 Advies Natuurwaarden Vogelobservatorium
Bijlage 5 Onderzoek Natura2000
Bijlage 5 Onderzoek Natura2000