KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Wonen
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader En Sectorale Aspecten
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Bedrijven En Milieuhinder
4.2 Overige Sectorale Aspecten
4.3 Vormvrije Mer-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak En Overleg
7.2 Zienswijzen
Bijlage 1 Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Uitspraak Raad Van State
Bijlage 2 Toelichting Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Toetsing Aan Sectorale Aspecten
Bijlage 4 Vormvrije Mer-beoordeling
Bijlage 5 Nota Van Inspraak

Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde 2e herziening

Bestemmingsplan - Gemeente Goeree-Overflakkee

Vastgesteld op 22-02-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde 2e herziening met identificatienummer NL.IMRO.1924.Zuidzijde2h-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidinggrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

een op de kaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 bedrijf

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze regels eveneens als bedrijf aangemerkt.

1.11 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.

1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.13 bestaande bouwwerken

op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bouwwerken, die zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.17 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.26 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).

1.27 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie zich onder de noklijn bevindt en de voorzijde van de constructie binnen de gevel van het gebouw is gelegen.

1.28 dakopbouw

een constructie op het dak ter vergroting van een gebouw, niet zijnde een dakkapel.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.31 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.32 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.33 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het (in een woning door de bewoner) op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de oorspronkelijke hoofdfunctie in overwegende mate behouden blijft met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.34 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak welke wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking.

1.35 natuur- en landschapsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.

1.36 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie of hiermee gelijk te stellen voorzieningen.

1.37 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.38 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.39 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.40 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage onderdeel van deze regels uitmaakt.

1.41 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.42 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.43 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.44 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;

alsmede voor:

  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1':
    1. 1. stalling van vrachtwagens zonder koelmotoren;
    2. 2. opslag van kunstmest, niet explosief;
    3. 3. dienstverlening ten behoeve van landbouw > 500 m2;
    4. 4. groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit < 500 ton/uur;
  2. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen': een molen;
  3. d. hobbymatige opslag van stukgoederen en transportmaterieel;
  4. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  5. e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de brutovloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de waterkering.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van lid 8.2 onder b. Afwijking is mogelijk indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wint het bevoegd gezag vooraf advies in bij de waterkeringbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidinggrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 11 Algemene Aanduidingregels

11.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop - 1

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop - 1' de volgende regels:

  1. a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  3. c. het bevoegd gezag kan afwijken van dit lid onder a en b, indien:
    1. 1. er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, óf:
    2. 2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
  4. d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

11.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop - 2

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop - 2' de volgende regels:

  1. a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen mag geen beplanting aanwezig zijn met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  3. c. het bevoegd gezag kan afwijken van dit lid onder a en b, indien:
    1. 1. er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, óf:
    2. 2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen met toepassing van artikel 3.6. Wro wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Voldoende parkeergelegenheid

Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.

  1. a. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijn (dan wel de vervanger daarvan) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen. geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde 2e herziening'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde is op 5 juli 2012 vastgesteld door de toenmalige gemeenteraad van Oostflakkee. Naar aanleiding van deze vaststelling is beroep ingesteld tegen dit bestemmingsplan. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) heeft het beroep deels gegrond verklaard en naar aanleiding daarvan het bestemmingsplan op enkele onderdelen vernietigd. In bijlage 1 is de volledige uitspraak opgenomen.

Voor de locatie van Van Reijen (Achthuizensedijk 53) is het bestemmingsplan vernietigd, omdat ter plaatse enkele bestaande legale bedrijfsactiviteiten niet positief waren bestemd. Voor de gronden met de bestemming Wonen - 3 is het bestemmingsplan vernietigd, omdat binnen een afstand van 30 m vanaf het bedrijf Van Reijen woningen zijn bestemd. Deze woningen zorgen voor een inperking van de bedrijfsmogelijkheden van Van Reijen.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan het verzoek van de ABRS om een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt aan de oostzijde van de kern Achthuizen (zie figuur 1.1). Het betreft globaal de gronden van het bedrijf Van Reijen (paarse cirkel) en de ten noordoosten van dit bedrijf gelegen gronden waar woningbouw is voorzien (rode cirkel, nu in gebruik als trapveldje).

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.Zuidzijde2h-BP30_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

In het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde dat in juli 2012 is vastgesteld hebben de gronden voor een deel een bedrijfsbestemming en voor een deel een woonbestemming. Dit bestemmingsplan is ter plaatse van het plangebied vernietigd. In principe geldt ter plaatse het oude bestemmingsplan dat in mei 1994 is vastgesteld. Voor de locatie Van Reijen is in dat bestemmingsplan de bestemming Bedrijven opgenomen en voor de locatie van de beoogde woningen de bestemming Recreatieve doeleinden.

1.4 Leeswijzer

Na dit eerste hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 beknopt een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader en de milieuaspecten die van belang zijn voor de beoogde ontwikkeling van het plangebied. Hoofdstuk 4 beschrijft de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. De economische uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 5 aan de orde. De maatschappelijke uitvoerbaarheid en de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn weergegeven in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie Plangebied

Locatie Van Reijen

Op het adres Achthuizensedijk 53 is een groothandel in landbouwproducten gevestigd. Binnen het aanwezige bedrijf is een opstelplaats voor tankauto's met vloeibare brandstoffen aanwezig en vindt opslag van niet explosief kunstmest plaats. In dit bestemmingsplan wordt deze reeds aanwezige opslag juridisch planologisch vastgelegd.

Locatie nieuw woongebied

Dit betreft een stuk braakliggende grond die voor een deel in gebruik is als trapveldje. In het bestemmingsplan dat in 2012 is vastgesteld is hier reeds woningbouw voorzien in de vorm van een woonzorgcomplex (wozoco). Dit wozoco is in het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan binnen een afstand van 30 meter voorzien van het bedrijf Van Reijen. Het wozoco is van de baan. Op de locatie is nu woningbouw voorzien. Hiervoor zijn enkele proefverkavelingen opgesteld van een mogelijke invulling van de locatie. In deze verkavelingen is nadrukkelijk rekening gehouden met de afstand tot het huidige bedrijf Van Reijen en de molenbiotoop. Uit deze verkavelingen blijkt de bandbreedte van de mogelijke invulling van de locatie. Het bestemmingsplan biedt het kader waarbinnen deze verkavelingen mogelijk zijn.

De verkavelingen gaan uit van maximaal 10 grondgebonden woningen. Deze woningen kunnen in verschillende typologieën worden gebouwd, zoals rijwoningen, twee-onder- één kapwoningen en vrijstaande woningen.

De bestaande groene opgaande rand langs de het landschap wordt in stand gehouden. De ontsluiting ligt onderaan het dijktalud aan de bestaande Oranjeweg. De woningen worden in een eenvoudige structuur geplaatst met de voorgevels richting de Molendijk.

De benodigde parkeerplaatsen in de openbare ruimte liggen aan de dijkzijde. Het aantal is afhankelijk van het programma (aantal en typologie). Twee- onder één-kapwoningen en vrijstaande woningen hebben minimaal één ( en bij voorkeur 2) parkeerplaats op eigen kavel.

Er wordt geen specifieke rooilijn voorgeschreven. De woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. De rooilijn kan hierdoor her en der licht verspringen.

De maximale goothoogte binnen het plangebied is ingegeven door de molenbiotoop en loopt op van 6 m ( één bouwlaag met kap) , naar 8 m ( één bouwlaag met een stevige kap) naar 11 m ( twee bouwlagen met kap). De nokrichting varieert: zowel haaks als evenwijdig op de straat is toegestaan ten behoeve van een dorps en afwisselend beeld.

De in figuur 2.1 opgenomen proefverkaveling is optioneel. De maat van de kavels en het aantal woningen is flexibel en zal gedurende het uitgifteproces nadere worden bepaald aan de hand van de marktvraag.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.Zuidzijde2h-BP30_0002.png"

Figuur 2.1 Proefverkaveling

Hoofdstuk 3 Beleidskader En Sectorale Aspecten

3.1 Rijksbeleid

Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (actualisering juli 2017)

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is in 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

De ladder is gewijzigd per 1 juli 2017. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd.

Stedelijke ontwikkeling

Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) blijkt dat voor wonen de lijn is, dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De Raad van state geeft aan dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in niet meer dan 11 woningen die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Bro, kunnen worden aangemerkt, deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt. Omdat in dit geval maximaal 12 woningen mogelijk worden gemaakt, wordt geconcludeerd dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

Bestaand stedelijk gebied

In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”.

De locatie is onderdeel van het bestaand stedelijk gebied door de ligging in de kern Achthuizen. Het plangebied grenst aan bebouwing en heeft nu de functie van trapveld. De locatie is daarom te definiëren als 'stedelijk groen'. Hierna is de behoefte beschreven.

Toetsing

Kwantitatieve behoefte

De relevante woonregio is in dit geval Goeree-Overflakkee. De woonregio en de gemeente komen in dit geval overeen. De gemeente Goeree-Overflakkee heeft op 16 oktober 2014 de Woonvisie 2014-2020 vastgesteld en op 3 september 2015 geactualiseerd.

De woonvisie gaat uit van drie type kernen, te weten 'streekcentrum', 'verzorgingskern' en 'steunkern'. Achthuizen is aangemerkt als steunkern. Hoewel de meeste woningen gerealiseerd zullen worden in het streekcentrum en de verzorgingskernen is er ook in de steunkernen beleidsmatig ruimte voor woningbouw.

Het bijbehorende gemeentelijke woningbouwprogramma wordt regelmatig geactualiseerd en afgestemd op de actuele Woningbehoefteraming. Uit de WBR 2016 blijkt dat er in Goeree-Overflakkee behoefte is aan 1840 woningen in de periode 2015-2030. Uit het actuele woningbouwprogramma waarin alle harde en zachte plannen zijn aangegeven, blijkt dat de harde plancapaciteit in Goeree-Overflakkee uit circa 1460 woningen bestaat (gerealiseerd vanaf 2015, vastgesteld bestemmingsplan en uitwerkingsplicht). Hieruit wordt geconcludeerd dat er ruimte is voor het toevoegen van nieuwe harde plancapaciteit.

Het onderhavige plan is in het woningbouwprogramma 2016-2020 en 2020-2030 opgenomen als 'Locatie bedrijf van Rijen'. Het project staat vooralsnog in de categorie reserve met 20 woningen. In Achthuizen zijn er momenteel geen woningbouwplannen opgenomen in categorie 1. Een beperkte woningbouwontwikkeling is in kwantitatieve zin mogelijk. Na de zomer wordt er een nieuw programma vastgesteld, waarin het project in de actieve categorie wordt gezet en de aantallen uit het bestemmingsplan worden overgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.Zuidzijde2h-BP30_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.Zuidzijde2h-BP30_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.Zuidzijde2h-BP30_0005.png"

Figuur 3.1 Woningbouwprogramma Achthuizen, november 2016

Kwalitatieve behoefte

Uit de Woningbehoefteraming (WBR2016) blijkt dat er in heel Zuid-Holland behoefte is aan woningen die de doorstroming bevorderen. In de concept-visie sanering woningbouwlocaties is aangegeven dat de vergrijzing en ontgroening, maar ook de verduurzaming er mede de oorzaak van zijn dat er vraag ontstaat naar andere woonvormen dan in het verleden het geval was.

In kwalitatieve zin is er behoefte aan woningen die geschikt zijn voor senioren. Het aantal voor senioren geschikte woningen is beperkt in Achthuizen. Daarnaast kunnen door het toevoegen van betaalbare koopwoningen scheefwoners doorstromen.

Aanvullend kan nog worden gewezen op de in opdracht van de provincie Zuid-Holland uitgevoerde Woningmarktverkenning Regio's Zuid-Holland 2016 (ABF 2016). Hieruit blijkt dat er op Goeree-Overflakkee behoefte is aan woningen in zowel dorpse als landelijke milieus. Het plangebied kan invulling geven aan de behoefte aan landelijk wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.Zuidzijde2h-BP30_0006.png"

Figuur 3.2 Woonmilieus

3.2 Provinciaal Beleid

Verordening ruimte (2014, geconsolideerd 2017)

In samenhang met de provinciale Structuurvisie Ruimte en Mobiliteit is de provinciale Verordening ruimte opgesteld en vastgesteld. Deze verordening stelt concrete regels die bij ruimtelijke ontwikkelingen in acht genomen moeten worden. Hieronder wordt beknopt ingegaan op de relevante bepalingen uit de verordening.

Artikel 2.1.1 Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  1. 1. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  2. 2. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  3. 3. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
  • I. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
  • II. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1 van toepassing is, en
  • III. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Toetsing

  1. 1. De behoefte en regionale afstemming zijn beschreven bij het rijksbeleid.
  2. 2. De locatie ligt in bestaand stads- en dorpsgebied (zie figuur 3.3. stedelijke occupatie uit de provincialestructuurvisie Ruimte en mobiliteit). Een trapveld wordt getransformeerd naar woningbouw.
  3. 3. Niet van toepassing.

Artikel 2.2.1 Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  1. 1. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  2. 2. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
  • I. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
  • II. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
  1. 3. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
  • I. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
  • II. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

Toetsing

In het onderhavige geval is sprake van inpassen. De gebiedsidentiteit is ruimer dan het perceel zelf. Het gebied is onderdeel van de kern van Achthuizen, waarbinnen stedelijke functies een plek kunnen vinden. Ook het trapveldje is een stedelijke functie. Op deze plek wordt het trapveld vervangen door woningbouw. De gemeente acht de woningbouw passend binnen de gebiedsidentiteit van het dorp.

In de toelichting bij de Actualisering 2016 van de Verordening ruimte is aangegeven dat van inpassen sprake is als het een ontwikkeling betreft die sterk aansluit bij de bestaande identiteit en structuur van het landschap, dorp of stad. De gemeente ziet het toevoegen van woningen in de steunkern als een ontwikkeling die past bij de identiteit van het dorp. Het intensiever benutten van bestaand stedelijk gebied geeft invulling aan de provinciale doelstelling voor het gebied.

De relevante kwaliteitskaart is de laag van de stedelijke occupatie. De locatie is gelegen binnen 'steden en dorpen' en deels binnen 'stads- en dorpsranden'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.Zuidzijde2h-BP30_0007.png"

Figuur 3.3 Uitsnede kaart 'stedelijke occupatie' uit structuurvisie Ruimte en mobiliteit

Richtpunten steden en dorpen:

  1. 1. Ontwikkelingen dragen bij aan de karakteristieke kenmerken/identiteit van stad, kern of dorp.
  2. 2. Hoogteaccenten (waaronder hoogbouw) vallen zoveel mogelijk samen met centra (zwaartepunten) en interactiemilieus in de stedelijke structuur.
  3. 3. Daar waar hoogbouw niet samenvalt met "zwaartepunten" in de stedelijke structuur geeft een beeldkwaliteitsparagraaf inzicht in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van hoogbouw op de (wijde) omgeving.
  4. 4. Ontwikkelingen dragen bij aan versterking van de stedelijke groen- en waterstructuur.
  5. 5. Een nieuwe uitbreidingswijk bouwt voort op het bestaande stads- en dorpsgebied en versterkt de overgangskwaliteit van de stadsrand (zie stads- en dorpsranden).
  6. 6. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige patronen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd.
  7. 7. Het eigen karakter van het historisch centrum wordt versterkt.
  8. 8. Historische centra en kernen blijven ervaarbaar vanuit het omringende gebied.
  9. 9. Bij bedrijventerreinen krijgt de beeldkwaliteit van de randen, een goede ontsluiting en de samenhang met de omgeving extra aandacht.

De richtpunten 1 en 5 zijn relevant voor de onderhavige locatie. De nieuwe ontwikkeling tast geen historische structuren aan, bouwt voort op het bestaande stads- en dorpsgebied en versterkt het de overgangskwaliteit van de stads- en dorpsrand.

Richtpunt stads- en dorpsranden

  • Ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap).

Deze ontwikkeling ligt in de dorpsrand van Achthuizen. De kwaliteit van de overgang tussen dorp en buitengebied bestaat ter plaatse uit het contactkwaliteit. Het begrip contactkwaliteit laat zich omschrijven als: "Bebouwd gebied en landschap zijn verbonden door zichtbare en begaanbare doorlopende structuren, zoals wegen, paden, dijken, lanen, linten of waterlopen. De structuur die stad en land verbindt, kan een herkenbare landschappelijke onderlegger hebben als een strandwal of rivier. In andere situaties is het kavelpatroon doorlopend. Stad en ommeland blijven beide in hun eigen hoedanigheid herkenbaar en onderscheidend, maar worden in staat gesteld in elkaar door te dringen. Deze soort overgang is typisch voor dorpen of buitenwijken, waarbij de stedenbouwkundige opzet bijvoorbeeld geënt is op het oorspronkelijke landschappelijke (kavel) patroon". Het mag duidelijk zijn dat deze ontwikkeling is gelegen ligt tussen bestaande structuren en zich voegt binnen het al aanwezige patroon.

Er wordt voldaan aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Regionale Structuurvisie (2010)

De Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee is door het (toenmalige) Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) opgesteld en is daarna door de gemeenteraden van de diverse (toenmalige) gemeenten op het eiland, waaronder die van Goedereede, in december 2010 vastgesteld.


Centraal staat de ambitie om Goeree-Overflakkee te ontwikkelen tot een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarmee worden recreatie en toerisme één van de belangrijkste economische pijlers van het eiland, die uiterst kansrijk is om verder te ontwikkelen. In algemene zin wordt geconstateerd dat de huidige toeristische infrastructuur onvoldoende en deels sterk verouderd is, zowel wat betreft de verblijfsaccommodaties als de dagattracties. Eén van de voornaamste opgaven uit de visie is daarom het vernieuwen en selectief uitbreiden van de toeristische infrastructuur alsmede het verbinden van allerlei losse elementen om tot een recreatief netwerk te komen met dag- en verblijfsrecreatie. Samen met recreatieve routes moet dit zorgen voor een beter toegankelijk en beleefbaar landschap. Dit laatste sluit op haar beurt weer aan bij de opgave voor natuur, die bestaat uit het beter beleefbaar maken van bestaande natuurwaarden.

In de Regionale Structuurvisie is ook ingegaan op het thema 'wonen'. Geconstateerd is dat tot 2030 er voor de eigen behoefte een toename van de woningvoorraad nodig is van ongeveer 2.000 woningen. Sindsdien is echter de nieuwe gemeente Goeree-Overflakkee ontstaan. De gemeente en regio zijn sinds de herindeling hetzelfde. Ook zijn de omstandigheden gewijzigd (economische omstandigheden, gewijzigd provinciaal beleid). De regionale structuurvisie wordt momenteel geactualiseerd, waarbij het actuele gemeentelijke woonbeleid wordt verwerkt.


In de Regionale Structuurvisie werd, aansluitend op het provinciaal beleid dat destijds werd opgesteld, gewerkt met contouren. Uitgangspunt was dat woningbouwontwikkeling plaats diende te vinden binnen deze contouren. Het plan is gelegen binnen de contouren en in die zin dus in overeenstemming met het destijds opgestelde beleid.


Woonvisie 2014-2020 (actualisering 2015) en bijbehorend woningbouwprogramma

Zie hierover paragraaf 3.1, onder toetsing kwantitatieve behoefte.

Eilandvisie

Tijdens de raadsvergadering van 12 februari 2015 is de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee unaniem akkoord gegaan met de toekomstvisie voor de gemeente, de Eilandvisie. Hiermee beschikt de gemeente over een heldere langetermijnvisie waar iedereen zich op kan richten en die de kaders biedt voor de besluitvorming van de gemeente.

Met deze visie kunnen de maatschappelijke opgaven waar het eiland voor staat, samen worden opgepakt. De inwoners van Goeree-Overflakkee worden hierbij vanzelfsprekend betrokken. Dit is ook gebeurd bij de ontwikkeling van deze nieuwe visie, waar de bewoners en de stakeholders tijdens twee bijeenkomsten hebben meegedacht over de toekomst van het eiland.

Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. Nu al worden eigenheid, traditie en identiteit van het eiland succesvol gecombineerd met duurzaamheid, innovatie en het leggen van verbindingen. De Eilandvisie versterkt en concretiseert deze ontwikkelingen, waarbij wordt uitgegaan van de eigen kracht van het eiland. De focus ligt op de zelfvoorzienendheid van het eiland, waarbij de strategische ligging tussen Rotterdam en Antwerpen goed wordt benut.

Koploper in duurzame energie

De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Weg van de hectiek van de stad, dichtbij alle stedelijke voorzieningen. Innovatie in visserij, landbouw, recreatie en zorg staan centraal. Onderwijs op hoog niveau en brede zorg bieden werk en kansen op maatschappelijke participatie. Goeree-Overflakkee wil koploper zijn in duurzame energiewinning en besparing.

Zes strategische kernthema's

Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst:

  1. 1. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.
  2. 2. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.
  3. 3. De kwaliteit, van leven en van groei.
  4. 4. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.
  5. 5. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.
  6. 6. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.

Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.

Het planvoornemen is niet in strijd met een van de strategische kernthema's. Het voornemen betreft een kwalitatieve uitbreiding van het woningbouwaanbod. Dit past binnen de eilandidentiteit.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Bedrijven En Milieuhinder

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Om milieuhinder ter plaatse van gevoelige bestemmingen in de omgeving van het plangebied te voorkomen, is voor het bedrijventerrein een milieuzonering uitgewerkt. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (herziene uitgave 2009). In dit bestemmingsplan is gebruikgemaakt van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 2.

Onderzoek

Omgevingstype

In de VNG-publicatie zijn twee omgevingstypen opgenomen, te weten een rustige woonwijk en een gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de VNG-publicatie gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor een gemengd gebied kan met één afstandsstap worden afgeweken van de richtafstanden.

Door menging van de functies wonen en bedrijvigheid en de ligging van de plangebieden aan de relatief drukke doorgaande weg Achthuizensedijk is ter plaatse van de plangebieden sprake van een verhoogd achtergrondgeluid. Hierdoor zijn de plangebieden te categoriseren als gemengd gebied en kan van de verkorte afstanden worden uitgegaan.

Algemene toelaatbaarheid

Aan het bedrijfsperceel wordt vanwege de ligging in omgevingstype gemengd gebied een algemene toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste milieucategorie 2 toegekend.).

Situatie

Aan de Achthuizensedijk 53 te Achthuizen is de firma Van Reijen gevestigd. Ter plaatse vinden volgens opgave van DCMR (april 2016) verschillende activiteiten plaats, te weten:

  • opslag van ongeclassificeerde vaste meststoffen;
  • stalling van tankauto's met vloeibare brandstoffen in de klassen K1 tot en met K3;
  • hobbymatige opslag van stukgoederen en transportmaterieel (tractoren).

De ondergrondse tanks ten behoeve van de opslag van aardolieproducten zijn reeds gesaneerd. Ook de activiteiten ten aanzien van het tankstation voor het wegverkeer (vergunning 9 juli 1993) zijn al geruime tijd gestopt.

De bedrijfsvoering valt hiermee binnen verschillende bedrijfsactiviteiten uit de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten, zie hiervoor tabel 3.1.

Tabel 3.1 Bedrijfsactiviteiten

Activiteit SBI-code
2008
Categorie Richtafstand t.o.v. gemengd gebied
Groothandel kunstmeststoffen 46752 2 10 m
Opslag kunstmest, niet explosief nr. 8* 3.1 30 m
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 5221 3.2 50 m

*Bijlage 1, lijst 2 - Opslagen en installaties, VNG Bedrijven en milieuzonering 2009

In de VNG-publicatie wordt er bij de stalling van vrachtwagens van uitgegaan dat hier koelinstallaties aanwezig zijn. Vanwege de koelinstallaties geldt hiervoor milieucategorie 3.2, waarbij het aspect geluid maatgevend is. Omdat er ter plaatse van de firma Van Reijen stalling van vrachtwagens plaatsvindt zonder koelinstallaties is sprake van een geringe akoestische belasting. Op basis hiervan zal de milieuhinder vergelijkbaar zijn met activiteiten uit maximaal categorie 3.1 waarvoor een richtafstand van 30 m geldt ten opzichte van een gemengd gebied. Voor de stalling van vrachtwagens wordt dan ook uitgegaan van een richtafstand van 30 m in plaats van 50 m ten opzichte van gemengd gebied.

Beoordeling omgeving

De beoogde woningen ten noordoosten van de bedrijfslocatie worden dusdanig gepositioneerd dat aan de richtafstand van 30 m vanaf de gevel van de woningen ten opzichte van de bedrijfsbestemming wordt voldaan.

In de omgeving van het plangebied is op het perceel Achthuizensedijk 67-71 het bedrijf Campfens & Zn gelegen. Op basis van de VNG-publicatie geldt voor dit bedrijf een richtafstand van 50 m in een gemengd gebied. De woningen die in het voorliggende plan worden mogelijk gemaakt, liggen ruim buiten deze richtafstand (circa 100 m). Dit vormt dan ook geen belemmering.

Verder zijn er in de directe omgeving geen bedrijven aanwezig die van invloed zijn op de milieusituatie ter plaatse van de geprojecteerde woningen, of die door de geprojecteerde woningen belemmerd worden in hun bedrijfsvoering.

Bestemmingsregeling

De algemene toelaatbaarheid wordt vastgelegd (ten hoogste milieucategorie 2). Daarnaast worden bestaande activiteiten uit een hogere milieucategorie positief bestemd, door middel van een specifieke aanduiding. Het is niet nodig specifieke terreindelen aan te wijzen voor de betreffende activiteiten uit een hogere milieucategorie. Het Activiteitenbesluit borgt reeds dat voor de activiteiten opslag kunstmest en stalling van vrachtwagens met gevaarlijke stoffen ter plaatse van de omliggende bestaande en geprojecteerde woningen geen nadelige effecten optreden. Behalve de bestaande activiteiten uit een hogere milieucategorie worden ook (conform het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan) de activiteiten 'dienstverlening ten behoeve van de landbouw > 500 m2'en 'groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit < 500 ton/uur' (beide uit milieucategorie 3.1) mogelijk gemaakt. Het maatgevende milieuaspect (met de grootste richtafstand) voor beide activiteiten betreft het aspect geluid. Zo nodig kunnen (geluidsreducerende en/of geluidsafschermende) maatregelen worden getroffen teneinde deze activiteiten op een goede manier op het perceel in te passen. De vestiging van Bevi-inrichtingen is uitgesloten.

Conclusie

Ter plaatse van de aanwezige en geprojecteerde woningen zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarnaast wordt het bedrijf door de geprojecteerde woningen niet onevenredig in zijn mogelijkheden beperkt, omdat de bestaande activiteiten positief worden bestemd. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.2 Overige Sectorale Aspecten

In bijlage 3 is een beknopte toetsing aan overige sectorale aspecten opgenomen. Hieruit blijkt dat er geen beperkingen zijn voor de realisatie van de ontwikkeling.

4.3 Vormvrije Mer-beoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

• Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.

• Voor elke aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Voor elke herziening van het bestemmingsplan waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de gemeente een m.e.r. beoordelingsnotitie opstellen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 10 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Er is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd, zie bijlage 4. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

Op 28 november 2017 heeft het college besloten dat geen MER nodig is.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

Bestemmingsplansystematiek

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) zoals deze op 1 juli 2008 inwerking is getreden, bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Per 1 januari 2010 geldt de digitaliseringsverplichting en is de digitale versie van een bestemmingsplan juridisch bindend. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal opgesteld, uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Voor het voorliggende bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt ook de aanleg van het parkeerterrein en de groen- en waterstructuur direct mogelijk.

Verbeelding

Uitgangspunt is dat de verbeelding (de plankaart) zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving en de bouwregels. De regels zijn gebaseerd op het Handboek (digitale) bestemmingsplannen. Waar nodig zijn deze regels nader gepreciseerd aan de hand van de specifieke situatie en beoogde ontwikkeling in het voorliggende plan. De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan uit een bestemmingsvlak waarmee aangegeven wordt waar een bepaald gebruik is toegestaan.

Bestemmingen

Artikel 3 Bedrijf

Deze bestemming is specifiek toegespitst op de situatie van Van Reijen. De milieuzonering is op de verbeelding vastgelegd. Waar nodig zijn specifieke aanduidingen opgenomen. Er is een bevoegdheid opgenomen om de bestemming te kunnen wijzigen naar de bestemmingen Wonen en Tuin.

Artikel 4 Groen, Artikel 5 Tuin en Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming Groen is opgenomen voor het groen dat behouden blijft rondom de nieuwbouwwoning. De bestemming Tuin is opgenomen voor de voortuinen bij de nieuwbouwwoningen. De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is opgenomen ten behoeve van de ontsluiting van de nieuwbouwwoningen.

De inhoud van de bestemmingen is afgestemd op de mogelijkheden van het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde.

Artikel 7 Wonen

Dit artikel is opgenomen om de nieuwbouw van de woningen op deze locatie mogelijk te maken. In deze bestemming zijn woningen toegestaan binnen het bouwvlak met een maximale goothoogte variërend van 6 tot 11 meter. Ook de maximale bouwhoogte is in de regels vastgelegd. Daarnaast geldt voor hoofdgebouwen een maximale inhoudsmaat van 750 m3. Voor erfbebouwing gelden specifieke regels, conform de regeling in het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

Dit artikel is overgenomen uit het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde, ter bescherming van de naastgelegen waterkering.

Gebiedsaanduidingen

In de algemene regels is een regeling opgenomen vanwege de ligging van het plangebied binnen de molenbiotoop. Voor de bedrijfslocatie van Van Reijen geldt de complete regeling (voor zowel de hoogte van bebouwing als beplanting), gebaseerd op de Verordening ruimte van de provincie Zuid-Holland (zie artikel 10 lid 10.1). Voor het nieuwe woongebied bevat de regeling alleen regels voor de hoogte van beplanting (zie artikel 10 lid 10.2). In de maximale goot- en bouwhoogtes die op de verbeelding zijn aangegeven, is reeds rekening gehouden met de molenbiotoop. Er mag weliswaar iets hoger worden gebouwd dan op grond van de 'basis'regeling (uit artikel 10 lid 10.1 onder a en b) voor de molenbiotoop zou zijn toegestaan, maar omdat er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing op het perceel van Van Reijen èn de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt (vergelijk artikel 10 lid 10.1 onder c.1), is dit aanvaardbaar.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6:12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening zijn plannen aangewezen waarvoor een dergelijk exploitatieplan moet worden opgesteld. Voor dit plan dient een exploitatieplan te worden vastgesteld.


Artikel 6:12, lid 2 geeft aan dat de gemeenteraad kan besluiten géén exploitatieplan vast te stellen indien:

  1. a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is
  2. b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  3. c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

De gronden waarop in het onderhavige bestemmingsplan bouwplannen, als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, zijn voorgenomen, zijn in eigendom van de gemeente. Voor deze bouwplan(nen) wordt het verhaal van kosten gedekt via de gronduitgifte. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en heeft de gemeente tevens haar locatie-eisen gesteld.

Verder is het niet noodzakelijk om voor de betreffende bouwplannen een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak En Overleg

Op basis van de gemeentelijke inspraakverordening is de mogelijkheid geboden tot inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan. De ontvangen reacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota van inspraak (zie bijlage 5).

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan diverse instanties. Er zijn geen inhoudelijke reacties ontvangen.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft zoals wettelijk voorgeschreven voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode hebben belanghebbenden de mogelijkheid gehad om een zienswijze tegen het plan in te dienen.

Bijlage 1 Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Uitspraak Raad Van State

Bijlage 1 Uitspraak Raad van State

Bijlage 2 Toelichting Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Toelichting standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Toetsing Aan Sectorale Aspecten

Bijlage 3 Toetsing aan sectorale aspecten

Bijlage 4 Vormvrije Mer-beoordeling

Bijlage 4 Vormvrije mer-beoordeling

Bijlage 5 Nota Van Inspraak

Bijlage 5 Nota van inspraak