KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Aanverwant
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden
Artikel 6 Bedrijf
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 8 Bedrijventerrein
Artikel 9 Detailhandel - Tuincentrum
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Horeca
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Natuur
Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 16 Sport - Golfbaan
Artikel 17 Verkeer
Artikel 18 Water
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Leiding - Gas
Artikel 21 Leiding - Hoogspanning
Artikel 22 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 23 Leiding - Riool
Artikel 24 Leiding - Water
Artikel 25 Waarde - Archeologie
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
Artikel 27 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Artikel 29 Algemene Bouwregels
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 34 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
Artikel 36 Slotregel
Bijlage 1 Lijst Van Nevenactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Niet Agrarische Functies
Bijlage 3 Gebruik Vrijkomende Agrarische Bebouwing
Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 5 Lijst Overzicht Bedrijven
Bijlage 6 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 7 Lijst Persoonsgebonden Beschikkingen
Bijlage 8 Toetsingskader Volwaardig Agrarisch Bedrijf

Landelijk Gebied (voormalige gemeente Nederlek)

Bestemmingsplan - Gemeente Krimpenerwaard

Vastgesteld op 14-07-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Landelijk Gebied (voormalige gemeente Nederlek) met identificatienummer NL.IMRO.1931.BP1507BG005-VG02 van de gemeente Krimpenerwaard.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ICT (internetverkoop) of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning (inclusief aan- en uitbouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij in ieder geval niet zijn begrepen reclame-uitingen.

1.4 aan- en uitbouwen

een gebouw, in één bouwlaag en aangebouwd aan de (bedrijfs)woning, welk onderscheiden kan worden van de (bedrijfs)woning en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning; functionele ondergeschiktheid is niet vereist.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aanlegsteiger

een (houten) vloer met een oversteek boven de beschoeiing en het water, met vaste verankering in de grond onder het water c.q. plaatsvaste verankering aan de wal ten behoeve van het aanleggen van vaartuigen en woonboten.

1.8 achtergevel

gevel aan de achterzijde van een gebouw.

1.9 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied, zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte, productie plaatsvindt, welke een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.11 agrarisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen, maar van de gemeente onafhankelijke, deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van de agrarische bedrijfsvoering, zoals de Stichting Agrarische beoordelingscommissie.

1.12 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.13 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.14 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed&breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaren.

1.17 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer dan wel exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)-verblijfsmogelijkheden worden geboden.

1.18 bedrijfswoning

een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.19 bedrijfsgebouwen

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.20 bestaand

bij bouwwerken:

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

bij gebruik:

het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag plaatsvinden krachtens een omgevinsgvergunning

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.24 boothuis

bouwwerk in de zin van een overdekte steiger ten behoeve van het bergen van maximaal 2 pleziervaartuigen.

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.29 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.32 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

de gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.33 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw, dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.34 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen, inclusief (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding).

1.35 dagrecreatieve activiteiten

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend.

1.36 dakkapel

een uitspringend venster als onderbreking in een dakvlak.

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder wordt mede begrepen een internetwinkel, waarbij de detailhandel uitsluitend plaatsvindt via een electronische of schriftelijke opdracht verloopt.

1.38 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van detailhandel in auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen.

1.39 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.40 eendenkooi

Een inrichting tot het vangen van wilde eenden, door middel van zogenaamde kooieenden (lokeenden), lokkers of kwakers, die er in worden gezet.

1.41 evenementen

periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.42 extensief dagrecreatief medegebruik

extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.43 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 gebruiksgerichte paardenhouderij

het fokken van veulens en de opfok van jonge paarden/pony's met de daaraan verbonden basistraining tot een leeftijd van 2 à 3 jaar, of het stallen van pensionpaarden/pony's, het trainen en africhten van paarden/pony's en/of het handelen dan wel verhuur in/van paarden/pony's.

1.45 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel.

1.46 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.47 intensieve veehouderij

een bedrijf waar slacht-, fok-, leg-, of pelsdieren in gebouwen (bijna) zonder weidegang wordt gehouden, onafhankelijk van agrarische grond als productiemiddel;

1.48 kampeermiddel

niet als een bouwwerk aan te merken, zoals vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.49 kantoor

een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.50 kwekerij

een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.51 lawaaisporten

de autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.

1.52 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.53 manege

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geven tot het beoefenen van de paardensport en als ondergeschikte activiteit al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en verkopen van paarden.

1.54 mantelzorg

tijdelijke zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak, door personen uit diens omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.55 natuurbeheer

het werk dat nodig is om de natuur in evenwicht te houden, met inachtneming van het cultuurlandschap en de aanwezige natuur- en landschapswaarden.

1.56 nevenactiviteit

activiteit die uitsluitend uitgeoefend kan worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en binnen bestaande bebouwing, en wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

1.57 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.58 ondergeschikte detailhandel

op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit tot de bestemming behorende bedrijven, waarbij de detailhandelsfunctie in ruimtelijk, functioneel en bedrijfseconomisch opzicht ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie en waarbij de goederen functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.

1.59 ondersteunende teelt

het gebruik van agrarische gronden ten behoeve van de productie van ruwvoedergewassen.

1.60 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.61 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.62 paardenbak

niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden.

1.63 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.64 peil

het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.

1.65 permanente bewoning

gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan: het gebruik als woning door eenzelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf beschikt.

1.66 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, welke niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.67 prostitutie

het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.68 publieksgerichte dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.69 recreatiesport

sporten, zoals hardlopen (atletiek), jeu-de-boules, schoolsporten, beachvolleybal, badminton, tafeltennis en skateboarden of inline-skaten.

1.70 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

1.71 risicovolle inrichting

een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met consumentenvuurwerk, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.72 ruwvoedergewassen

gewassen, zoals olifantengras, mai, voederbieten, luzerne, die in de volle grond worden geteeld en waarvan de opbrengst is bestemd als voer voor landbouwhuisdieren, niet zijde weidegras.

1.73 scheepvaartverkeer

het verkeer te water.

1.74 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • seksbioscoop

Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.

  • seksclub

Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.

  • seksautomaat

Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard.

  • sekswinkel

Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.

  • prostitutiebedrijf

Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.75 theetuin/theeschenkerij

Activiteiten gericht op recreatie waar tussen zonsopgang en zonsondergang alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren zoals gebak, broodjes, hapjes en snacks aan de bezoekers en passerende recreanten worden verstrekt.

1.76 tuincentrum

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten (waaronder het geven van cursussen) worden aangeboden, alsmede kamerplanten en snijbloemen met de bijbehorende potten, vazen en dergelijke, waaronder dierenbenodigdheden en seizoensgebonden sierproducten (zoals paas-en kerstartikelen en dergelijke).

1.77 verblijfsgebied

gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.78 verblijfsrecreatie

recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of recreatieverblijven.

1.79 verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.)

het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.80 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat naar aard en omvang en op grond van de arbeidsbehoefte als zodanig moet worden aangemerkt en waarvan de continuïteit ook op langere termijn (minimaal 10 jaar) gewaarborgd is. Aan beide criteria, volwaardigheid en continuïteit, moet worden voldaan. Het toetsingskader voor deze criteria is opgenomen in Bijlage 8 van deze regels.

1.81 voorgevel

gevel aan de voorzijde van een gebouw.

1.82 waarden

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.83 waterafvoergebied

een gebied begrenst door (stroom)scheidingen, waaruit beschouwd vanuit het afvoerpunt het water van dat gebied afstroomt of via bemaling getransporteerd wordt naar het desbetreffende afvoerpunt.

1.84 waterberging

als functie van water: het tijdelijk of langdurig bergen van (regen)wateroverschotten uit de omgeving.

1.85 winkel

een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.86 woning

een gebouw inclusief aan- en uitbouwen, dat bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden.

1.87 woonboot

een voor bewoning bestemd schip dat is gelegen op een ligplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.88 wooneenheid

een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.89 woonzorgboerderij

een (voormalige) boerderij of zelfstandig gedeelte van een boerderij dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven, inclusief voorzieningen ten behoeve van een zorgboerderij; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

1.90 zomerhuisje

gebouw, niet zijnde een recreatiewoning, ten behoeve van dagrecreatief verblijf.

1.91 zorgboerderij

een voorziening in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren door personen die niet zelfstandig kunnen werken en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

  1. a. de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwperceel gemeten;
  2. b. ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per bouwperceel gemeten.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversiering, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden agrarische bedrijven;

alsmede voor:

  1. b. ondergeschikte (agrarische) nevenactiviteiten zoals aangegeven in de bij deze regels behorende Bijlage 1 Lijst van nevenactiviteiten;
  2. c. een zorgfunctie als nevenactiviteit voor maximaal 16 zorgplaatsen bij wijze van dagopvang, alsmede educatie en voorlichting en commerciële dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  3. d. een agrarische aanverwant bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
  4. e. opslag, uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van het agrarisch bedrijf;
  5. f. gebruiksgerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  6. g. een siertuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuin';
  7. h. volkstuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  8. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning': een plattelandswoning;
  9. j. natuurbeheer;
  10. k. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde, bestaande uit de openheid, het verkavelingspatroon c.q. slotenpatroon en graslandvegetaties;
  11. l. extensief dagrecreatief medegebruik;
  12. m. water, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  13. n. nutsvoorzieningen;
  14. o. wegen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. p. erven;
  2. q. bouwwerken.

3.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. Bedrijfsgebouwen
      • bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij geldt dat deze achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen tevens bedrijfsgebouwen worden gebouwd;
      • bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toelaatbaar indien deze noodzakelijk zijn in verband met een doelmatige bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf;
      • uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuin' en 'volkstuin' is een gebouw toegestaan waarvan de maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande;
      • de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 10 m bedragen.
    2. 2. Bedrijfswoningen
      • bedrijfswoningen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
      • per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
      • ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
      • de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer dan 715 m³ bedragen;
      • de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 10 m bedragen.
    1. 1. Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
      • bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel de bedrijfswoning;
      • de oppervlakte van bijgebouwen bij de woning mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is weergegeven, dan wel de bestaande oppervlakte met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per bijgebouw;
      • de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen.
    1. 1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - inpandige tweede woning' is een inpandige tweede wooneenheid toegestaan, met dien verstande dat:
      • het niet is toegestaan om afzonderlijke woningen te bouwen overeenkomstig het aantal inpandige woongelegenheden binnen het hoofdgebouw, in het geval dat het aantal woongelegenheden binnen het hoofdgebouw is of wordt verminderd;
      • het niet is toegestaan om afzonderlijke woningen te bouwen overeenkomstig het aantal inpandige woongelegenheden binnen het hoofdgebouw, in het geval dat het hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk is of wordt gesloopt of anderszins tenietgaat;
      • het hoofdgebouw bij herbouw door één aaneengesloten dak moet worden afgedekt;
      • de bestaande oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van de inpandige tweede woning niet mag worden vergroot.
Grootte achtererfgebied Maximale gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen
< 500 m² 50 m²
500 - 750 m² 75 m²
750 m² 100 m²
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    2. 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 m mag bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van silo's en watertanks mag niet meer dan 15 m bedragen, met dien verstande dat:
      • deze worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning;
      • de doorsnede van mestsilo's en watertanks niet meer bedragen dan 25 m;
      • de bouwhoogte van mestsilo's en watertanks niet meer mag bedragen dan 5 m;
      • de bouwhoogte van voedersilo's niet meer mag bedragen dan 15 m;
    4. 4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' en op het adres Noord 28 zijn lichtmasten toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
    5. 5. de bouwhoogte van sleufsilo's, kuilvoerplaten en mestplaten mag niet meer dan 2,5 m bedragen, met dien verstande dat deze worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning;
    6. 6. de bouwhoogte van een windturbine/windwokkel mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat per agrarisch bedrijf één windturbine/windwokkel is toegestaan, waarbij de afstand van een windturbine/windwokkel tot omliggende woningen minimaal 10 m bedraagt;
    7. 7. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;
    8. 8. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen.
  1. c. Voor het bouwen van paardenbakken gelden de volgende regels
    1. 1. per bouwvlak is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
    2. 2. een paardenbak wordt opgericht binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel van de (bedrijfs)woning;
    3. 3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' mag een paardenbak worden opgericht buiten het bouwvlak;
    4. 4. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt niet meer dan 40 m bij 20 m;
    5. 5. de bouwhoogte van paardenbakomheiningen bedraagt niet meer dan 1,5 m;
    6. 6. de afstand van een paardenbak tot slootranden en greppels bedraagt ten minste 1,5 m;
    7. 7. indien de paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, dient afschermende beplanting te worden aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied;
    8. 8. de paardenbak dient voorzien te zijn van natuurlijk bodemmateriaal.
  1. d. Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    2. 2. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m2 per 50 m2 volkstuin, zulks met een maximum van 16,5 m2 per volkstuin.
  1. e. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van bedrijfsgebouwen als bedoeld in lid 3.2, onder a, onderdeel 1 winnen burgemeester en wethouder met betrekking tot de noodzaak/doelmatigheid schriftelijk advies in bij een agrarisch deskundige.

3.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder onder a ten behoeve van het bouwen van gebouwen met een hogere bouwhoogte mits, dit voor een duurzame bedrijfsvoering noodzakelijk is en de gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  2. b. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, onder b ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte waarbij geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  3. c. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsverguning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, onder a ten behoeve van het bouwen van schuilstallen, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer dan 30 m² bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    3. 3. het gebouw aan één zijde openblijft;
    4. 4. het gebouw dient voor de huisvesting van hobbydieren van één huishouden en het de eerste en enige schuilstal van dit huishouden betreft;
    5. 5. het gebouw aan de rand of in een hoek van het perceel dient te worden gepositioneerd, bij voorkeur aansluitend bij bestaande opstanden;
    6. 6. het dient te gaan om solitair gelegen percelen. Indien het perceel aansluit op het woonperceel van de aanvrager, dient de schuilstal binnen de vigerende bestemmingsregels te worden gerealiseerd;
    7. 7. het gebouw een landelijke uitstraling dient te hebben, bestaande uit gepotdekselde houten gevelbekleding in een bedekte kleur en een schuine afdekking met een dakbedekking van bitumen shingles, leitjes of donkere dakpannen;
    8. 8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied.

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is niet toegestaan, met dien verstande dat dit wel is toegestaan indien:
    1. 1. de wijziging vergund is door middel van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998), of het bevoegd gezag verklaard heeft dat een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998) niet noodzakelijk is, dan wel;
    2. 2. de toename van stikstof depositie vanaf de betreffende veehouderij niet leidt tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000, dan wel;
    3. 3. nog voldoende ontwikkelingsruimte binnen het segment 'onder grenswaarde' binnen het PAS (Programma Aanpak Stikstof) aanwezig is, dan wel;
    4. 4. nog voldoende ontwikkelingsruimte binnen het segment 'vrije ontwikkelingsruimte' binnen het PAS (Programma Aanpak Stikstof) aanwezig is.
  2. b. Onder de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt tevens verstaan het gebruik van agrarische gronden ten behoeve van ondersteunende teelt van maïs of ruwvoeder tot ten hoogste 20% van het oppervlak van de bij het agrarisch bedrijf behorende agrarische gronden, voor zover gelegen ten zuiden van de Wetering West en de Wetering Oost en ten westen van de kern Krimpen aan de Lek.
  3. c. Voor het uitoefenen van een ondergeschikte (agrarische) nevenactiviteiten dienen de volgende regels in acht te worden genomen:
    1. 1. de landschappelijke openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon mogen niet onevenredig worden aangetast;
    2. 2. omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering belemmerd worden;
    3. 3. nevenactiviteiten zijn toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders aangegeven, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van het niet-agrarisch gebruik van gebouwen per agrarisch bedrijf in elk geval niet meer mag bedragen dan aangegeven in Bijlage 1Lijst van nevenactiviteiten' dan wel 500 m2 indien niets is aangegeven, met dien verstande dat de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meetelt;
    4. 4. opslag buiten de bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van de nevenactiviteit is niet toegestaan.
  4. d. Voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep zijn de volgende regels van toepassing:
    1. 1. de omvang van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijk oppervlakte van de woning en bijgebouwen tot een maximum van 50 m2;
    2. 2. de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    3. 3. er dient op eigen terrein te worden geparkeerd;
    4. 4. detailhandel is niet toegestaan;
    5. 5. het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het gebruik van gebouwen en gronden voor vernieuwd ondernemen zoals aangegeven in de bij deze regels behorende 'Bijlage 2Lijst niet agrarischefuncties', tot maximaal de aldaar genoemde oppervlakte en met inachtneming van de aldaar genoemde voorwaarden.
  2. b. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor het tijdelijk opslaan van bagger in de vorm van baggerdepots (weilanddepots) ter uitvoering van normale onderhoudswerkzaamheden aan watergangen.
  3. c. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, onder b ten behoeve van het telen van maïs of ruwvoeder tot een groter percentage van de bedrijfsoppervlakte, mits de aanvrager voldoende heeft aangetoond dat de teelt op zodanige wijze plaatsvindt dat dit geen invloed heeft op de bodemdaling en door het bevoegd gezag ter zake vooraf advies van een deskundige op het gebied van bodembeheer is ingewonnen.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Agrarisch - Aanverwant

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Aanverwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een agrarisch aanverwant bedrijf zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Staatvan Bedrijfsactiviteiten'
  2. b. aan-huis-verbonden beroep, uitsluitend in de bedrijfswoning en bijgebouwen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. wegen, paden en verhardingen;
  5. e. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. f. erven;
  2. g. bouwwerken.

4.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. Bedrijfsgebouwen
      • bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
      • de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven. Indien geen goothoogte is aangegeven, mag de goothoogte niet meer dan 6 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven. Indien geen bouwhoogte is aangegeven mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen;
      • Indien alleen een bouwhoogte is opgenomen mag de goothoogte niet meer bedragen dan de bouwhoogte
    2. 2. Bedrijfswoningen
      • bedrijfswoningen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
      • per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
      • ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
      • de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer dan 715 m³ bedragen;
      • de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 10 m bedragen.
    3. 3. Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
      • bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
      • de oppervlakte van bijgebouwen bij de woning mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is weergegeven, dan wel de bestaande oppervlakte met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per bijgebouw;
      • de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen.
Grootte achtererfgebied Maximale gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen
< 500 m² 50 m²
500 - 750 m² 75 m²
750 m² 100 m²
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 m mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van een windturbine/windwokkel mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat per bedrijf één windturbine/windwokkel is toegestaan, waarbij de afstand van een windturbine/windwokkel tot omliggende woningen minimaal 10 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
  1. c. Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    2. 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5 m2 per 50 m2 volkstuin, zulks met een maximum van 16,5 m2 per volkstuin.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, onder b ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte.

4.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep zijn de volgende regels van toepassing:
    1. 1. de omvang van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijgebouwen tot een maximum van 50 m2;
    2. 2. de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    3. 3. er dient zoveel mogelijk op eigen terrein te worden geparkeerd;
    4. 4. detailhandel is niet toegestaan;
    5. 5. het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner.
  2. b. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein;
  3. c. opslag mag uitsluitend plaatsvinden achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfsgebouwen.

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden agrarische bedrijven;

alsmede voor:

  1. b. intensieve veehouderijbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  2. c. opslag, uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van het agrarisch bedrijf;
  3. d. telen van planten in het open weidegebied, uitsluitend op het adres en door de personen zoals genoemd in de gedoogbeschikking voor zover vermeld in de bij deze regels behorende Bijlage 7 'Lijst persoonsgebonden beschikkingen';
  4. e. het transporteren van melk door maximaal 2 melkwagens, uitsluitend op het adres en door de personen zoals genoemd in de gedoogbeschikking voor zover vermeld in de bij deze regels behorende Bijlage 7 'Lijst persoonsgebonden beschikkingen';
  5. f. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  6. g. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden.
  7. h. gebruiksgerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  8. i. volkstuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  9. j. ondergeschikte (agrarische) nevenactiviteiten zoals aangegeven in de bij deze regels behorende Bijlage 1 'Lijst van nevenactiviteiten';
  10. k. natuurbeheer;
  11. l. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde, bestaande uit de openheid, het verkavelingspatroon c.q. slotenpatroon en graslandvegetaties
  12. m. extensief dagrecreatief medegebruik;
  13. n. water, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  14. o. nutsvoorzieningen;
  15. p. wegen en paden,

met de daarbij behorende:

  1. q. erven;
  2. r. bouwwerken
  3. s. ter plaatse van de specifieke aanduiding ‘hobbymatig houden van dieren’, bij verdere uitsluiting van agrarische activiteiten in een omvang die als bedrijfsmatig kunnen worden beschouwd, het hobbymatig houden van dieren en opslag, uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van het hobbymatig houden van dieren.

5.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. Bedrijfsgebouwen
      • bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning; Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen tevens bedrijfsgebouwen worden gebouwd;
      • bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toelaatbaar indien deze noodzakelijk zijn in verband met een doelmatige bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf;
      • de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 10 m bedragen.
    1. 1. Bedrijfswoningen
      • bedrijfswoningen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
      • per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
      • de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer dan 715 m³ bedragen;
      • de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 15 m bedragen.
    1. 1. Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
      • bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
      • de oppervlakte van bijgebouwen bij de woning mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is weergegeven, dan wel de bestaande oppervlakte met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per bijgebouw:
      • de de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen.
      • goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
Grootte achtererfgebied Maximale gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen
< 500 m² 50 m²
500 - 750 m² 75 m²
750 m² 100 m²
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    2. 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 m mag bedragen en de bouwhoogte van paardenbakomheiningen niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    3. 3. de bouwhoogte van silo's en watertanks mag niet meer dan 15 m bedragen, met dien verstande dat:
      • deze worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning;
      • de doorsnede van mestsilo's en watertanks niet meer bedragen dan 25 m;
      • de bouwhoogte van mestsilo's en watertanks niet meer mag bedragen dan 5 m;
      • de bouwhoogte van voedersilo's niet meer mag bedragen dan 10 m;
    4. 4. de bouwhoogte van sleufsilo's, kuilvoerplaten en mestplaten mag niet meer dan 2,5 m bedragen, met dien verstande dat deze worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning;
    5. 5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' zijn lichtmasten toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
    6. 6. de bouwhoogte van een windturbine/windwokkel mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat per agrarisch bedrijf één windturbine/windwokkel is toegestaan, waarbij de afstand van een windturbine/windwokkel tot omliggende woningen minimaal 10 m bedraagt;
    7. 7. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;
    8. 8. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen, met dien verstande dat:
      • de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel niet meer dan 2 mmag bedragen en op gronden voor de voorgevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
      • de bouwhoogte van paardenbakomheiningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
      • de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 5 m2.
  1. c. Voor het bouwen van paardenbakken gelden de volgende regels:
    1. 1. per bouwvlak is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
    2. 2. een paardenbak wordt opgericht binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel van de (bedrijfs)woning;
    3. 3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' mag een paardenbak buiten het bouwvlak worden opgericht;
    4. 4. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt niet meer dan 40 m bij 20 m;
    5. 5. de bouwhoogte van paardenbakomheiningen bedraagt niet meer dan 1,5 m;
    6. 6. de afstand van een paardenbak tot slootranden en greppels bedraagt ten minste 1,5 m;
    7. 7. indien de paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, dient afschermende beplanting te worden aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied;
    8. 8. de paardenbak dient voorzien te zijn van natuurlijk bodemmateriaal.
  1. d. Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    2. 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5 m2 per 50 m2 volkstuin, zulks met een maximum van 16,5 m2 per volkstuin .
  1. e. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van bedrijfsgebouwen als bedoeld in lid 5.1, onder a, onderdeel 1 winnen burgemeester en wethouder met betrekking tot de noodzaak/doelmatigheid schriftelijk advies in bij een agrarisch deskundige.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, onder a ten behoeve van het bouwen van schuilstallen, met dien verstande dat:

  1. a. de oppervlakte niet meer dan 30 m² bedraagt;
  2. b. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  3. c. het gebouw aan één zijde openblijft;
  4. d. het gebouw dient voor de huisvesting van hobbydieren van één huishouden en het de eerste en enige schuilstal van dit huishouden betreft;
  5. e. het gebouw aan de rand of in een hoek van het perceel dient te worden gepositioneerd, bij voorkeur aansluitend bij bestaande opstanden;
  6. f. het dient te gaan om solitair gelegen percelen. Indien het perceel aansluit op het woonperceel van de aanvrager, dient de schuilstal binnen de vigerende bestemmingsregels te worden gerealiseerd;
  7. g. het gebouw een landelijke uitstraling dient te hebben, bestaande uit gepotdekselde houten gevelbekleding in een bedekte kleur en een schuine afdekking met een dakbedekking van bitumen shingles, leitjes of donkere dakpannen;
  8. h. geen onevenredige aantasting plaats vindt van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied.

5.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is niet toegestaan, met dien verstande dat dit wel is toegestaan indien:
    1. 1. de wijziging vergund is door middel van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998), of het bevoegd gezag verklaard heeft dat een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998) niet noodzakelijk is, dan wel;
    2. 2. de toename van stikstof depositie vanaf de betreffende veehouderij niet leidt tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000, dan wel;
    3. 3. nog voldoende ontwikkelingsruimte binnen het segment 'onder grenswaarde' binnen het PAS (Programma Aanpak Stikstof) aanwezig is, dan wel;
    4. 4. nog voldoende ontwikkelingsruimte binnen het segment 'vrije ontwikkelingsruimte' binnen het PAS (Programma Aanpak Stikstof) aanwezig is.
  2. b. Onder de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt tevens verstaan het gebruik van agrarische gronden ten behoeve van ondersteunende teelt van maïs of ruwvoeder tot ten hoogste 20% van het oppervlak van de bij het agrarisch bedrijf behorende agrarische gronden, voor zover gelegen ten zuiden van de Wetering West en de Wetering Oost en ten westen van de kern Krimpen aan de Lek.
  3. c. Voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep zijn de volgende regels van toepassing:
    1. 1. de omvang van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijk oppervlakte van de woning en bijgebouwen tot een maximum van 50 m2;
    2. 2. de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    3. 3. er dient op eigen terrein te worden geparkeerd;
    4. 4. detailhandel is niet toegestaan;
    5. 5. het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner.
  4. d. Voor het uitoefenen van ondergeschikte (agrarische) nevenactiviteiten dienen de volgende regels in acht te worden genomen:
    1. 1. De landschappelijke openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon mogen niet onevenredig worden aangetast;
    2. 2. Omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering belemmerd worden;
    3. 3. Nevenactiviteiten zijn toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders aangegeven, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van het niet-agrarisch gebruik van gebouwen per agrarisch bedrijf in elk geval niet meer mag bedragen dan aangegeven in Bijlage 1 Lijst van nevenactiviteiten dan wel 500 m2 indien niets is aangegeven, met dien verstande dat de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meetelt;
    4. 4. Opslag buiten de bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van de nevenactiviteit is niet toegestaan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het gebruik van gebouwen en gronden voor vernieuwd ondernemen zoals aangegeven in de bij deze regels behorende Bijlage 2 Lijst niet agrarischefuncties, tot maximaal de aldaar genoemde oppervlakte en met inachtneming van de aldaar genoemde voorwaarden.
  2. b. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor het tijdelijk opslaan van bagger in de vorm van baggerdepots (weilanddepots) ter uitvoering van normale onderhoudswerkzaamheden aan watergangen.
  3. c. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4, onder b ten behoeve van het telen van maïs of ruwvoeder tot een groter percentage van de bedrijfsoppervlakte, mits de aanvrager voldoende heeft aangetoond dat de teelt op zodanige wijze plaatsvindt dat dit geen invloed heeft op de bodemdaling en door het bevoegd gezag ter zake vooraf advies van een deskundige op het gebied van bodembeheer is ingewonnen.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven van categorie 1 en 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Staat vanBedrijfsactiviteiten';

alsmede voor:

  1. b. bedrijven van categorie 1 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Staat vanBedrijfsactiviteiten', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1';
  2. c. bedrijven van categorie 1, 2, en 3 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Staatvan Bedrijfsactiviteiten', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  3. d. detailhandel in volumineuze goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' tot een oppervlak van ten hoogstens het oppervlak zoals is aangegeven op de verbeelding;
  4. e. bedrijven zoals per adres aangegeven in de bij deze regels behorende Bijlage 5 'Lijst overzichtbedrijven';
  5. f. ondergeschikte detailhandel;
  6. g. het gebruik van bedrijfsopstallen, uitsluitend op het adres en door de personen zoals genoemd in de gedoogbeschikking voor zover vermeld in de bij deze regels behorende Bijlage 7 'Lijstpersoonsgebonden beschikkingen';
  7. h. aan-huis-verbonden beroep, uitsluitend in de bedrijfswoning en bijgebouwen;
  8. i. paardenfysiotherapie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  9. j. groenvoorzieningen;
  10. k. wegen, paden en verhardingen;
  11. l. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. m. erven;
  2. n. bouwwerken.

6.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. Bedrijfsgebouwen
      • bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
      • de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte' is aangegeven. Indien geen goothoogte is aangegeven, mag de goothoogte niet meer dan 6 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven. Indien geen bouwhoogte is aangegeven mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen;
      • Indien uitsluitend een bouwhoogte is opgenomen mag de goothoogte niet meer bedragen dan de bouwhoogte.
    1. 1. Bedrijfswoningen
      • bedrijfswoningen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
      • per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
      • ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
      • de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer dan 715 m³ bedragen;
      • de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 10 m bedragen.
    1. 1. Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
      • bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
      • de oppervlakte van bijgebouwen bij de woning mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is weergegeven, dan wel de bestaande oppervlakte met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per bijgebouw;
      • de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen.
Grootte achtererfgebied Maximale gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen
< 500 m² 50 m²
500 - 750 m² 75 m²
750 m² 100 m²
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 m mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van een windturbine/windwokkel mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat per bedrijf één windturbine/windwokkel is toegestaan, waarbij de afstand van een windturbine/windwokkel tot omliggende woningen minimaal 10 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep zijn de volgende regels van toepassing:
    1. 1. de omvang van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijgebouwen tot een maximum van 50 m2;
    2. 2. de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    3. 3. er dient zoveel mogelijk op eigen terrein te worden geparkeerd;
    4. 4. detailhandel is niet toegestaan;
    5. 5. het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner.
  2. b. Voor het doel ondergeschikte detailhandel mag niet meer dan 50 m2 verkoopvloeroppervlakte worden gebruikt dan wel de bestaande verkoopvloeroppervlakte indien deze meer bedraagt.
  3. c. Voor het doel bedrijven zijn de volgende regels van toepassing:
    1. 1. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein;
    2. 2. opslag mag uitsluitend plaatsvinden achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfsgebouwen.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 en bedrijven van categorie 3 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage4 Staat van Bedrijfsactiviteiten toestaan, dan wel bedrijfsactiviteiten die niet in de bij deze regels behorende Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld, indien deze wat betreft milieuhinder gelijk kunnen worden gesteld aan de op grond van lid 6.1, onder a toegestane bedrijven.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  2. b. gebouwen ten behoeve van nutvoorzieningen, zoals een gasontvangststation en een meet- en regelstation;
  3. c. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren
  4. d. wegen, paden en verhardingen;
  5. e. verkeer- en verblijfsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. f. erven;
  2. g. bouwwerken.

7.2 Bouwregels

  1. a. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 8 Bedrijventerrein

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met categorie 5 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4'Staat vanBedrijfsactiviteiten';
  2. b. wegen, paden en verhardingen;
  3. c. bedrijfsvoorzieningen waaronder kantoren, opslagruimten en personeelsvoorzieningen;
  4. d. verkeer- en verblijfsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. e. erven;
  2. f. bouwwerken.

8.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. Bedrijfsgebouwen
      • bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak met inachtneming van het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven maximum bebouwingspercentage;
      • de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte ' is aangegeven;
      • de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven.
    1. 1. Bedrijfswoningen
      • een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
      • ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
      • de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer dan 715 m³ bedragen;
      • de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 10 m bedragen.
    1. 1. Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
      • de oppervlakte van bijgebouwen bij de woning mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is weergegeven, dan wel de bestaande oppervlakte met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per bijgebouw;
      • de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen.
Grootte achtererfgebied Maximale gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen
< 500 m² 50 m²
500 - 750 m² 75 m²
750 m² 100 m²
  1. a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 m mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 12 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van een windturbine/windwokkel mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat per bedrijf één windturbine/windwokkel is toegestaan, waarbij de afstand van een windturbine/windwokkel tot omliggende woningen minimaal 10 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

8.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein;
  2. b. opslag mag uitsluitend plaatsvinden achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfsgebouwen;
  3. c. Voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep zijn de volgende regels van toepassing:
    1. 1. de omvang van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijgebouwen tot een maximum van 50 m2;
    2. 2. de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    3. 3. er dient op eigen terrein te worden geparkeerd;
    4. 4. detailhandel is niet toegestaan;
    5. 5. het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner.
  4. d. Voor het doel ondergeschikte detailhandel mag niet meer dan 50 m2 verkoopvloeroppervlakte worden gebruikt dan wel de bestaande verkoopvloeroppervlakte indien deze meer bedraagt.

Artikel 9 Detailhandel - Tuincentrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuincentrum, met daarbij behorende ondergeschikte activiteiten en voorzieningen waaronder een grondgebonden kwekerij en buitenopslag;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. wegen en paden;
  4. d. overige verhardingen;
  5. e. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. f. erven;
  2. g. bouwwerken.

9.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. Bedrijfsgebouwen
      • bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
      • de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 8 m bedragen.
    1. 1. Bedrijfswoning
      • een bedrijfswoning wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
      • in de bestemming is één bedrijfswoning toegestaan;
      • de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 715 m³ bedragen;
      • de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen;
      • de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen.
    1. 1. Bijgebouwen bij de bedrijfswoning
      • bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
      • de oppervlakte van bijgebouwen bij de woning mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is weergegeven, dan wel de bestaande oppervlakte met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per bijgebouw;
      • de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen.
Grootte achtererfgebied Maximale gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen
< 500 m² 50 m²
500 - 750 m² 75 m²
750 m² 100 m²
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 m mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van een windturbine/windwokkel mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat per bedrijf één windturbine/windwokkel is toegestaan, waarbij de afstand van een windturbine/windwokkel tot omliggende woningen minimaal 10 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

9.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein;
  2. b. opslag mag uitsluitend plaatsvinden achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfsgebouwen;
  3. c. Voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep zijn de volgende regels van toepassing:
    1. 1. de omvang van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijgebouwen tot een maximum van 50 m2;
    2. 2. de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    3. 3. er dient op eigen terrein te worden geparkeerd;
    4. 4. detailhandel is niet toegestaan;
    5. 5. het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. speelvoorzieningen voor jonge kinderen;
  3. c. fietspaden en voetpaden door de groenvoorzieningen;
  4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die nodig zijn voor het gebruik van de groenvoorzieningen, zoals bruggen, dammen, duikers en straatmeubilair;
  5. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die nodig zijn voor het gebruik van de fietspaden en voetpaden, zoals verkeersboden en straatverlichting;
  6. f. waterlopen en waterplassen.

met de daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van straatverlichting mag niet meer bedragen dan 5 m;
  2. b. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen.

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven in de categorieën 1, 2 en 3 zoals aangegeven in de bij deze regels behorende Bijlage 6 'Staat van horeca-activiteiten';
  2. b. het wonen in een bedrijfswoning, voor zover een bedrijfswoning op grond van de bouwregels is toegestaan;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. wegen, paden en verhardingen;
  5. e. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. f. erven;
  2. g. bouwwerken.

11.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. Bedrijfsgebouwen
      • bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
      • de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 8 m bedragen.
    1. 1. Bedrijfswoningen
      • bedrijfswoningen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
      • per horecabedrijf en per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan;
      • de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer dan 715 m³ bedragen;
      • de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 10 m bedragen.
    1. 1. Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
      • bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
      • de oppervlakte van bijgebouwen bij de woning mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is weergegeven, dan wel de bestaande oppervlakte met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per bijgebouw;
      • de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen.
Grootte achtererfgebied Maximale gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen
< 500 m² 50 m²
500 - 750 m² 75 m²
750 m² 100 m²
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 m mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep zijn de volgende regels van toepassing:

  1. a. de omvang van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijgebouwen tot een maximum van 50 m2;
  2. b. de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. c. er dient op eigen terrein te worden geparkeerd;
  4. d. detailhandel is niet toegestaan;
  5. e. het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  3. c. bijzondere woonvorm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm';
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. wegen, paden en verhardingen,

met de daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken.

12.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak met inachtneming van het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven maximum bebouwingspercentage;
    2. 2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen, tenzij met aanduiding 'maximum goothoogte' anders is aangegeven;
    3. 3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 8 m bedragen, tenzij met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' anders aangegevens;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
    5. 5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 4 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden, bestaande uit de openheid, het verkavelingspatroon c.q. slotenpatroon en graslandvegetaties;
  2. b. ecologische verbindingszone;
  3. c. bos- en groenvoorzieningen;
  4. d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  5. e. gemalen (inclusief behuizing, verhardingen, terreinafscheidingen, opslagplaats slootvuil etcetera), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal'
  6. f. kampeerterrein ten behoeve van het kamperen in kampeermiddelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  7. g. een beheerssteunpunt/vogelobservatiehut en kanoverhuur met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van natuurbeheer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
  8. h. eendenkooi, ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi';
  9. i. educatievoorzieningen waaronder begrepen een filmzaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  10. j. het wonen in een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  11. k. ambulancepost en carpoolplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - ambulancepost';
  12. l. zomerhuisje, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - zomerhuisje';
  13. m. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  14. n. volkstuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  15. o. een aanlegsteiger, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
  16. p. een uitkijkpunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beverbrug';
  17. q. bestaande wegen en paden;
  18. r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. s. bouwwerken.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' zijn 5 trekkershutten alsmede een toiletgebouw toegestaan, waarvan de maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' zijn gebouwen toegestaan, waarvan de maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' is ten hoogste één gebouw toegestaan, waarvan de maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, waarvoor de volgende regels gelden:
    1. 1. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 715 m³ bedragen;
    2. 2. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - ambulancepost' zijn uitsluitend bestaande gebouwen toegestaan;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - zomerhuisje' is één zomerhuisje toegestaan, waarvan de maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beverbrug' is een uitkijkpunt met een maximale hoogte van 14 m toegestaan;
  8. h. voor het overige mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a Wro het plan wijzigen voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' ten behoeve van de bouw van een bezoekerscentrum, mits:

  1. a. de oppervlakte van het gebouw niet meer dan 250 m2 bedraagt;
  2. b. de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
  3. c. wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 33.1.

Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatieve activiteiten en recreatieve voorzieningen in de vorm van speel- en picknickplaatsen, wandelpaden, fietspaden en visplaatsen;
  2. b. volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  3. c. recreatiesport, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - manege en ijsbaan';
  4. d. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  5. e. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde, bestaande uit de openheid, het verkavelingspatroon c.q. slotenpatroon en graslandvegetaties;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. parkeervoorzieningen;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken.

14.2 Bouwregels

  1. a. Op of in de gronden zonder aanduiding mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' tevens bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd;
  3. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van recreatieve voorzieningen mag niet meer dan 3 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 4 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van straatverlichting mag niet meer dan 7 m bedragen;
    5. 5. de bouwhoogte van een brug mag niet meer dan 3 m bedragen;
    6. 6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
  4. d. Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m mag bedragen;
    2. 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5 m2 per 50 m2 volkstuin, zulks met een maximum van 16,5 m2 per volkstuin;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'aantal volkstuinen' mag het aantal volkstuinen niet meer bedragen dan op de verbeelding aangegeven;
  5. e. Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - manege en ijsbaan' gelden de volgende regels:
    1. 1. een clubgebouw wordt gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
    2. 2. de maximale bruto-vloeroppervlak van een clubgebouw mag niet meer bedragen dan met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte van een clubgebouw mag niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
    4. 4. de bouwhoogte van een reclame-uiting op een clubgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m hoger dan de bouwhoogte van het clubgebouw;
    5. 5. de bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 10 m;
    6. 6. de bouwhoogte van een lichtmast mag niet meer bedragen dan 10 m;
    7. 7. de bouwhoogte van een manegehek mag niet meer bedragen dan 1,8 m;
    8. 8. de bouwhoogte van een erfafscheiding ten behoeve van een ijsbaan/skeelerbaan mag niet meer bedragen dan 2 m.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - manege en ijsbaan' is, naast het bepaalde in lid 14.1, onder c, uitsluitend het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  1. a. een ijsbaan, tevens skeelerbaan, met daarbij behorend clubhuis, alsmede met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die nodig zijn voor het aangegeven gebruik, zoals bouwwerken op het dak van het clubhuis voor reclame-uitingen, vlaggenmasten, lichtmasten, een erfafscheiding, bruggen, dammen en duikers. Het clubhuis kan tevens gebruikt worden voor maatschappelijke functies, zoals voor kaartverenigingen of EHBO-cursussen, mits de hoofdfunctie van het clubgebouw in stand blijft.
  2. b. een manege met daarbij behorend clubhuis, met daarbij behorende rijbaan, spring- en menparcours, paardenbakken en trainingcirkel en met daarbij behorende andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die nodig zijn voor het aangegeven gebruik, zoals bouwwerken op het dak van het clubhuis voor reclame-uitingen, vlaggenmasten, lichtmasten, hekwerken, bruggen, dammen en duikers
  3. c. het houden van evenementen als bedoeld in artikel 2.24 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nederlek, met bijbehorende bouwwerken en een grondoppervlak van maximaal 4.000 m².

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatief verblijf;
  2. b. wonen in een recreatiewoning, uitsluitend op de adressen en door de personen genoemd in de persoonsgebonden beschikkingen voor zover vermeld in de bij deze regels behorende Bijlage 7 'Lijst persoonsgebonden beschikkingen';
  3. c. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde, bestaande uit de openheid, het verkavelingspatroon c.q. slotenpatroon en graslandvegetaties;
  4. d. paden;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. bouwwerken.

15.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. recreatiewoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij geldt dat per bouwvlak één recreatiewoning is toegestaan;
    2. 2. de inhoud van een recreatiewoning mag niet meer dan 300 m³ bedragen;
    3. 3. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 4 m bedragen.
  1. b. Per bouwvlak is een bijbehorend bouwwerk toegestaan met een oppervlakte van maximaal 5 m2.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen het permanent bewonen van recreatiewoningen en kampeermiddelen voor zover niet genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 7 Lijst persoonsgebonden beschikkingen.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Sport - Golfbaan

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. golfbaan voor ten hoogste 9 holes;
  2. b. driving range;
  3. c. extensief dagrecreatief medegebruik;
  4. d. een clubhuis met kleedaccommodaties en ondergeschikte horeca in de vorm van een sportkantine;
  5. e. een restaurant, uitsluitend op de begane grond;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. paden en verhardingen;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken.

16.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    2. 2. de maatvoering van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande.
  1. a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte ten behoeve van recreatieve voorzieningen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van vangnetten ten behoeve van het doel driving range mag niet meer dan 17 m bedragen;
    5. 5. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 16 m bedragen;
    6. 6. de bouwhoogte van een windturbine/windwokkel mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat in de bestemming één windturbine/windwokkel is toegestaan, waarbij de afstand van een windturbine/windwokkel tot omliggende woningen minimaal 10 m bedraagt;
    7. 7. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, waarvan het aantal rijstroken ten hoogste het bestaande aantal mag bedragen ;
  2. b. in- en uitritten;
  3. c. voet- en rijwielpaden;
  4. d. verblijfsgebied;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals dammen en bruggen.

17.2 Bouwregels

  1. a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 3 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van straatverlichting mag niet meer dan 12 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer dan 3 m bedragen;

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsverguning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 ten behoeve van de realisering van geluidswerende voorzieningen.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en oeverstroken;
  2. b. waterberging;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. A-watergangen;
  5. e. scheepvaartverkeer met de daarbij behorende voorzieningen, niet zijnde boothuizen;
  6. f. gemaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  7. g. wonen in woonboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  8. h. bestaande botenhuizen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenhuis' ;
  9. i. aanlegsteigers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
  10. j. extensief dagrecreatief medegebruik,

met de daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken.

18.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van woonboten gelden de volgende regels:
    1. 1. het aantal woonboten bedraagt ten hoogste het bestaande aantal;
    2. 2. de oppervlakte van een woonboot bedraagt ten hoogste het bestaande oppervlak;
    3. 3. de inhoud van een woonboot bedraagt ten hoogste de bestaande inhoud.
  2. b. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' is een gebouw toegestaan;
    2. 2. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.
  3. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' zijn aanlegsteigers, vlonders en loopbruggen toegestaan, waarbij geldt dat ten hoogste het bestaande aantal en de bestaande maatvoering is toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenhuis' is ten hoogste het bestaande aantal botenhuizen toegestaan en mag de maatvoering van de botenhuizen niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering;
    3. 3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het scheepvaartverkeer mag niet meer dan 12 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'gemaal', mag niet meer dan 10 m bedragen;
    5. 5. de bouwhoogte van straatverlichting mag niet meer dan 7 m bedragen;
    6. 6. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer dan 3 m bedragen;
    7. 7. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 m bedragen.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsverguning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, onder c ten behoeve van het verplaatsen van bestaande aanlegsteigers, woonschepenligplaatsen en botenhuizen dan wel het herplaatsen van teniet gegane aanlegsteigers, woonschepenligplaatsen of botenhuizen mits dit niet strijdig is met de belangen van de waterhuishouding, in welk kader de waterbeheerder gehoord wordt.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroepen;
  3. c. bed & breakfast;
  4. d. mantelzorg;

alsmede voor:

  1. e. nevenactiviteiten, zoals vermeld in onderdeel A van de bij deze regels behorende Bijlage 3 'Gebruikvrijkomende agrarische bebouwing', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-voormalige agrarische bedrijfsbebouwing', met dien verstande dat uitsluitend gebruik gemaakt mag worden van de bestaande bebouwing en opslag buiten de bebouwing niet is toegestaan. Indien aangegeven mogen nevenactiviteiten tevens plaatsvinden op aangrenzende gronden;
  2. f. een woonzorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonzorgboerderij';
  3. g. een fietsenhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  4. h. een groothandel in wormen en diervoeder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'groothandel';
  5. i. bestaande bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  6. j. een groothandel in vloeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in vloeren';
  7. k. wonen in een caravan, uitsluitend op het adres en door de personen zoals genoemd in de persoonsgebonden beschikking voor zover vermeld in de bij deze regels behorende Bijlage 7 'Lijstpersoonsgebonden beschikkingen';
  8. l. het in werking hebben van een inrichting, uitsluiten op het adres en door de personen zoals genoemd in de persoonsgebonden beschikking voor zover vermeld in de bij deze regels behorende Bijlage 7 'Lijst persoonsgebonden beschikkingen';
  9. m. het parkeren/stallen van 15 auto's, uitsluitend op het adres en door de personen zoals genoemd in de persoonsgebonden beschikking voor zover vermeld in de bij deze regels behorende Bijlage 7 'Lijst persoonsgebonden beschikkingen';
  10. n. groenvoorzieningen;
  11. o. tuinen en erven;
  12. p. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. q. bouwwerken.

19.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. Woningen en aan- en uitbouwen
      • woningen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
      • per bouwvlak is één woning toegestaan, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
      • ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
      • de inhoud van woningen inclusief aan- en uitbouwen mag niet meer dan 715 m³ bedragen;
      • aan- en uitbouwen worden minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning gebouwd;
      • de goothoogte van woningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
      • de bouwhoogte van woningen mag niet meer dan 10 m bedragen.
    1. 1. Bijgebouwen
      • bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' tevens bijgebouwen mogen worden gebouwd;
      • de oppervlakte van bijgebouwen bij de woning mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is weergegeven, dan wel de bestaande oppervlakte met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per bijgebouw:
      • de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 bedragen;
      • de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen.
      • indien er meer oppervlakte aan bijgebouwen aanwezig is dan in onderstaande tabel aangegeven, mag de volledige oppervlakte alleen worden teruggebouwd onder de voorwaarde dat dit in exact dezelfde maatvoering geschiedt.
Grootte achtererfgebied Maximale gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen
< 500 m² 50 m²
500 - 750 m² 75 m²
750 m² 100 m²
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de woning niet meer dan 1 m mag bedragen en de bouwhoogte van paardenbakomheiningen niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    2. 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
    3. 3. het bouwen van lichtmasten is niet toegestaan;
    4. 4. de bouwhoogte van een windturbine/windwokkel mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat per bouwperceel één windturbine/windwokkel is toegestaan, waarbij de afstand van een windturbine/windwokkel tot omliggende woningen minimaal 10 m bedraagt;
    5. 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
  2. c. Voor het bouwen van paardenbakken gelden de volgende regels:
    1. 1. per bouwvlak is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
    2. 2. een paardenbak wordt opgericht binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel van de (bedrijfs)woning;
    3. 3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' mag een paardenbak worden opgericht buiten het bouwvlak;
    4. 4. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt niet meer dan 40 m bij 20 m;
    5. 5. de bouwhoogte van paardenbakomheiningen bedraagt niet meer dan 1,5 m;
    6. 6. de afstand van een paardenbak tot slootranden en greppels bedraagt ten minste 1,5 m;
    7. 7. indien de paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, dient afschermende beplanting te worden aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied;
    8. 8. de paardenbak dient voorzien te zijn van natuurlijk bodemmateriaal;
    9. 9. er geen verlichting wordt gerealiseerd bij de paardenbak.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2, onder a, onderdeel 2 en toestaan dat bijgebouwen met afwijkende maatvoeringen mogen worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m en de goothoogte niet meer dan 3 m, mits:

  1. a. het bestaande oppervlak aan bijgebouwen, gerekend vanaf 150 m2, met minimaal 50% wordt gereduceerd.

19.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep zijn de volgende regels van toepassing:
    1. 1. de omvang van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijgebouwen tot een maximum van 50 m2;
    2. 2. de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    3. 3. er dient zoveel mogelijk op eigen terrein te worden geparkeerd;
    4. 4. detailhandel is niet toegestaan;
    5. 5. het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner.
  2. b. Voor het uitoefenen van een bed & breakfast zoals genoemd in lid 19.1 onder c mogen maximaal 3 kamers per bouwperceel worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen, met dien verstande dat:
    1. 1. het gebruik niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    2. 2. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
    3. 3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
    4. 4. de bedrijfsvoering van de bed & breakfast uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
    5. 5. de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen beschikt (douche/bad, wc en keuken(blok).

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 en toestaan dat:

  1. a. de omvang van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep en toestaan dat deze niet meer mag bedragen dan 60% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijgebouwen tot een maximum van 80 m2 mits het aan-huis-verbonden beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voormalige agrarische bedrijfsbebouwing', nevenactiviteiten mogen worden uitgeoefend, zoals vermeld in onderdeel B van de bij deze regels behorende Bijlage 3 Gebruik vrijkomende agrarische bebouwing, tot maximaal de aldaar genoemde oppervlakte en met inachtneming van de aldaar genoemde voorwaarden;

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding met een diameter van ten hoogste 48" en een druk van ten hoogste 80 bar.

20.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 20.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.

20.3 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding - Gas'.

20.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsverguning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 20.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van desbetreffende leiding en:

  1. a. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;
  2. b. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  3. c. vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Leiding - Hoogspanning

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bestaande ondergrondse hoogspanningsleiding.

21.2 Bouwregels

  1. a. Op de gronden als bedoeld in lid 21.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsleiding worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
  2. b. Voor zover gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn toegestaan op grond van de andere daar voorkomende bestemming(en), zijn gelegen binnen de gronden als bedoeld in lid 21.1, mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van het verlenen van een omgevingsverguning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 21.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende hoogspanningsleiding en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Leiding - Hoogspanningsverbinding

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding.

22.2 Bouwregels

  1. a. Op de gronden als bedoeld in lid 22.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte van palen en masten ten behoeve van hoogspanningsleidingen niet meer mag bedragen dan 165 m, en de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
  2. b. Voor zover gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn toegestaan op grond van de andere daar voorkomende bestemming(en), zijn gelegen binnen de gronden als bedoeld in lid 22.1 mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsverguning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 22.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien:

  1. a. daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende hoogspanningsverbinding en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.
  2. b. daardoor geen nieuwe gevoelige bestemmingen ontstaan waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Leiding - Riool

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse riooltransportleiding.

23.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 23.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 23.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Leiding - Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse waterleiding en de daarbijbehorende beschermingszone.

24.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 24.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsverguning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 24.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Waarde - Archeologie

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden of de daar te verwachten archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming geen bouwwerken worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – uitsluitend met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels en het gestelde onder 25.3 – worden gebouwd;
  3. c. het bepaalde in dit lid, onder b, is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

25.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden om van gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie' de bodem beneden maaiveld te verstoren.
  2. b. Het verbod onder a. is niet van toepassing indien het:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – aw1' een verstoring betreft van minder dan 30 cm beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m²;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - amk' een verstoring betreft van minder dan 30 cm beneden maaiveld;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - aw2' geen coupure of doorsnijding van de dijk plaats vindt;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vaw1' een verstoring betreft van minder dan 30 cm beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m²;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vaw2' een verstoring betreft van minder dan 30 cm beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 1.000 m²;
    6. 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vaw3' een verstoring betreft van minder dan 2 m beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 1.000 m²;
    7. 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vaw4' een verstoring betreft van minder dan 2 m beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500 m²;
    8. 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vaw5' een verstoring betreft van minder dan 4 m beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 1.000 m²;
    9. 9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vaw6' een verstoring betreft van minder dan 3 m beneden maaiveld en het te verstoren gebied kleiner is dan 5.000 m²;
  3. c. Het verbod onder a. is evenmin van toepassing voor werken en werkzaamheden die:
    1. 1. in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
    2. 2. in het kader van het normale agrarische gebruik worden uitgevoerd, waaronder mede wordt verstaan het aanbrengen van onderwaterdrainage;
    3. 3. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
    4. 4. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het moment van inwerkingtreding van dit plan;
  4. d. Het verbod onder a. is evenmin van toepassing indien een rapport is overgelegd waarin de archeologische (verwachtings)waarde van de te verstoren bodem naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    1. 1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of
    2. 2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of
    3. 3. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  5. e. Het overleggen van een rapport is niet nodig als uit vooroverleg is gebleken dat op basis van bureauonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de archeologische waarden van het terrein niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en doeleinden ten behoeve van de waterhuishouding, met de daarbij behorende bouwwerken.

26.2 Bouwregels

Uitgezonderd bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Verkeer', mogen op deze gronden, gehoord de waterbeheerder, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van het in lid 26.1 genoemde doel onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de bebouwing mag niet strijdig zijn met de belangen van de waterkering;
  2. b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering, in welk kader van te voren advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 27 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat-Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. waterafvoergebied en waterberging;
  2. b. sloten, watergangen, waterpartijen en oeverstroken;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. gemalen (inclusief behuizing, verhardingen, terreinafscheidingen, opslagplaats slootvuil etcetera), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  5. e. gebouwen en bouwwerken, zoals uitstroomhoofden, krooshekreinigers, bruggen, duikers, stuwen, keerwanden en andere werken.

27.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 27.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de grondoppervlakte van een gebouw ten hoogste 10 m² mag bedragen;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de grondoppervlakte van een gemaalbehuizing ten hoogste 50 m² bedragen;
  3. c. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,5 m mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 4,5 m mag bedragen;
  5. e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten hoogste 5,5 m mag bedragen;
  6. f. de hoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2,5 m mag bedragen.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 27.1 bedoelde andere door voorkomende bestemming(en), indien daardoor de waterstaatkundige belangen niet worden geschaad en ter zake vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene Bouwregels

29.1 Karakteristieke bebouwing

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm en dakhelling, raamindeling, alsmede de situering op het bouwperceel, te worden gehandhaafd, met dien verstande dat voor bouwwerken gelegen in de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' de onderhavige regeling met betrekking tot de situering op het bouwperceel buiten toepassing kan blijven, voor zover noodzakelijk vanuit het oogpunt van de waterbeheerder.

29.2 Sloop karakteristieke bebouwing

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' te slopen of minder geschikt te maken voor de verwezenlijking van de daaraan bij het plan gegeven bestemming.

29.3 Bestaande bebouwing

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  1. a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

29.4 Kelders

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

29.5 Bouwen nabij watergangen

Bebouwing dient ten minste 2 m, gemeten vanuit de boveninsteek van het talud, uit de randen van de watergang te worden gesitueerd.

Artikel 30 Algemene Gebruiksregels

30.1 Strijdig gebruik

Onder een strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  3. c. het in enigerlei vorm buiten de bedrijfsgebouwen opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  4. d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van lawaaisporten;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines/windwokkels en zendmasten, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan.

30.2 Evenementen

Onder een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horeca-activiteiten, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift, vergunning, ontheffing of afwijking is verleend.

Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels

31.1 Overige zone - beschermingszone eendenkooi

Voor gronden binnen de aanduiding 'overige zone - beschermingszone eendenkooi', zal bij de in bestemmingsplan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden alsmede bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenrekening worden gehouden met het afpalingsrecht als bedoeld in de Flora- en faunawet.

31.2 Overige zone - voorwaardelijke verplichting 1

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1' zijn de volgende regels van toepassing:

  1. a. De agrarische bedrijfsactiviteiten aan de Middelland 38 dienen binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van de eerste wabo-bouwvergunning voor het nieuwe bedrijf aan de Tiendweg West 32 te worden beëindigd.
  2. b. Voor de afzonderlijke locaties Middelland 38 en Tiendweg West 32 geldt dat de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in de aanbevelingen van het als bijlage 4 bij de toelichting opgenomen landschappelijk inpassingsplan (Lagendijk tuin- en landschapsarchitecten, 2 mei 2012, kenmerk LTL/20595), dient te worden gerealiseerd binnen twee jaar na gereedmelding (artikel 1.25, tweede lid, Bouwbesluit 2012) van het bouwen van het eerste gebouw op het betreffende bouwperceel. De aangebrachte inheemse beplantingen overeenkomstig het landschapsplan dienen vervolgens als zodanig in stand te worden gehouden.
  3. c. In afwijking op het bepaalde artikel 5.1 onder a geldt dat op het agrarische bouwperceel aan de Tiendweg 42, Krimpen aan de Lek, uitsluitend een grondgebonden veehouderijbedrijf is toegestaan, waarbij de drempelwaarden voor dieraantallen, als genoemd in de bijlage behorend bij het Besluit milieueffectrapportage onder onderdeel D 14, niet wordt overschreden.

31.3 Geluidzone - industrie

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regel:

  1. a. De bouw van een woning of een gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, alsmede in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder, is binnen deze geluidzone niet toegestaan, tenzij:
    1. 1. een besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde voor de betrokken woning of voor het betrokken gebouw vóór de vaststelling van dit plan is verleend, of
    2. 2. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op enige gevel van de betrokken woning of het betrokken gebouw niet hoger zal zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde.

31.4 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

  1. a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater.
  2. b. Op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  3. c. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b. en de bouw van gebouwen toestaan ingevolge de voor deze gronden geldende bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de kwaliteit van het grondwater.

31.5 Milieuzone - waterwingebied

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

  1. a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn bestemd voor:
    1. 1. het exploiteren van grondwater;
    2. 2. het beschermen van grondwater;
    3. 3. het bestaande agrarisch medegebruik;
    4. 4. natuur;
  2. b. Op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' mogen geen andere bouwwerken dan ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten van het waterleidingbedrijf worden gebouwd.

31.6 Milieuzone - stiltegebied

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regel:

  1. a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' zijn bestemd voor het voorkomen en beperken van geluidhinder.

31.7 Milieuzone - boringsvrijezone

De gronden met de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn aangewezen als boringsvrije zone.

  1. a. De boringsvrije zone overkoepelt het grondwaterbeschermingsgebied en het waterwingebied. De grond is bestemd voor de bescherming van de afdekkende laag van het waterdoorvoerende pakket.
  2. b. De grond mag niet dieper dan 2,5 m onder maaiveld worden geroerd. Alle handelingen in de bodem die de deklaag kunnen beschadigen zijn niet toegestaan. Dit geldt niet voor handelingen ten behoeve van grondwaterbeheer of handelingen waarvoor Gedeputeerde Staten toestemming heeft verleend. Heien van palen is toegestaan, mits geen palen met verbrede voet worden gebruikt.

31.8 Veiligheidszone – bedrijven

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven 1' en de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven 2' gelden de volgende regels:

31.9 Veiligheidszone - LPG

Voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

  1. a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn bestemd voor de bescherming van mens en dier tegen gevaar afkomstig van gevaarlijke inrichtingen of gevaarlijke objecten, in het bijzonder van een lpg-vulpunt.
  2. b. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen worden gebruikt volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming, mits:
    1. 1. het gebruik van de onderliggende bestemming niet in strijd is met het bepaalde onder a. en
    2. 2. het gebruik van de onderliggende bestemming niet zodanig is dat daarmee het gebruik van de gronden in de toekomst onmogelijk wordt gemaakt, wordt bemoeilijkt of wordt beperkt.
  3. c. Op of in gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die nodig zijn voor het tegengaan van het gevaar als bedoeld onder a.
  4. d. De bouwhoogte van bouwwerken die benodigd zijn voor de opslag van gevaarlijke stoffen mag niet meer dan 3 m bedragen.
  5. e. Op de gronden mogen volgende de gebruiksregels van de onderliggende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits deze niet kunnen worden aangemerkt als kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
  6. f. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder e. ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, indien deze als kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten kunnen worden aangemerkt in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, mits aangetoond wordt dat deze objecten voldoen aan de normen van plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR).

31.10 Veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen

Voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

  1. a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' zijn bestemd voor de bescherming van mens en dier tegen ontploffingsgevaar of brandgevaar vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.
  2. b. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' mogen worden gebruikt volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming, mits:
    1. 1. het gebruik van de onderliggende bestemming niet in strijd is met het bepaalde onder a. en
    2. 2. het gebruik van de onderliggende bestemming niet zodanig is dat daarmee het gebruik van de gronden in de toekomst onmogelijk wordt gemaakt, wordt bemoeilijkt of wordt beperkt.
  3. c. Op de gronden mogen volgende de gebruiksregels van de onderliggende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits deze niet kunnen worden aangemerkt als kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
  4. d. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder c. ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, indien deze als kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten kunnen worden aangemerkt in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, mits aangetoond wordt dat deze objecten voldoen aan de normen van plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR).

31.11 Vrijwaringszone - molenbiotoop

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn bestemd voor de vrije windgang voor de molen en het vrije zicht op de molen.

Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels

32.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

32.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken, riool-overstortkelders, rioolgemalen, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voor zover deze -indien het gebouwen betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m³ en geen grotere goothoogte dan 3 m, en – indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft – geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m2 en geen grotere bouwhoogte dan 4 m; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riooloverstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. voor het bouwen van zendmasten en antenne-installaties ten behoeve van openbaar nut, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking tenopzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 m bedraagt;
  5. e. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
  6. f. ten behoeve van woningsplitsing in hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', mits:
    1. 1. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming 'Wonen' van deze regels;
    2. 2. indien gesplitst wordt in twee of meer wooneenheden de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per wooneenheid maximaal 50 m2 bedraagt;
    3. 3. de inhoud per wooneenheid minimaal 300 m3 bedraagt;
    4. 4. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
    5. 5. de belangen van de in de directe omgeving gelegen (agrarische) bedrijven niet worden geschaad;
    6. 6. ter plaatse van de wooneenheden sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
    7. 7. in de motivering een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving in verband met externe veiligheid en hoogspanningslijnen.

32.3 Voorwaarden voor afwijken

De omgevingsvergunning voor het afwijken bedoeld in dit artikel kan slechts worden verleend voor zover:

  1. a. het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. de van toepassing zijnde milieuwetgeving in acht wordt genomen;
  3. c. zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
  4. d. in het geval de beoogde wijziging samenvalt met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', er schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder voordat tot wijziging wordt overgegaan;
  5. e. de wijziging geen belemmering vormt uit oogpunt van externe veiligheid.

32.4 Aangrenzende percelen

De omgevingsvergunning voor het afwijken bedoeld in dit artikel kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

32.5 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het bepaalde in lid 32.2 is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 35, lid 35.1 van deze regels.

Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels

33.1 Wijze van afwegen en toe te passen afwegingscriteria:

Algemene criteria

Voor de wijzigingen zoals opgenomen in lid 33.2 tot en met 33.9 geldt in zijn algemeenheid dat in de afweging in ieder geval de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen worden betrokken. Met het oog daarop worden in elk geval de volgende criteria in acht genomen:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. de functiewijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de functiewijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;
  5. e. er dient op eigen terrein voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd, in relatie tot de te verwachten parkeerbehoefte;
  6. f. de functiewijziging mag niet leiden tot een aantasting van het landschappelijk karakter van het gebied;
  7. g. een functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting dient inpasbaar te zijn in de landschapsstructuur; waar mogelijk zal door het stellen van voorwaarden een versterking van de landschapsstructuur worden nagestreefd; als voorwaarde zal in ieder geval geëist worden dat geen buitenopslag plaatsvindt;
  8. h. een functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;
  9. i. een functiewijziging mag niet eerder plaatsvinden dan nadat uit een bodemonderzoek is gebleken dat daartegen geen bezwaar bestaat;
  10. j. bij een functiewijziging dienen de wettelijke bepalingen inzake externe veiligh eid in acht te worden genomen;
  11. k. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen in acht genomen, waaronder in elk geval met betrekking tot de gronden ter plaats van de aanduiding 'geluidszone - industrie';
  12. l. functies die afbreuk doen aan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' (maximale geluidsbelasting 40 dB(A) worden niet toegelaten;
  13. m. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, waaronder in elk geval begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet, in acht te worden genomen;
  14. n. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een watertoets te worden verricht;
  15. o. in het geval de beoogde wijziging samenvalt met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', dient er schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder, voordat tot wijziging wordt overgegaan;
  16. p. de functiewijziging mag geen belemmering vormen uit oogpunt van externe veiligheid.

33.2 Wijziging van 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden', en 'Bedrijf' naar Wonen

Het college van burgemeester en wethouders kan de binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden' en 'Bedrijf' voor de op de plankaart als 'bouwvlak' aangeduide gronden wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien er sprake is van bedrijfsbeëindiging;
  2. b. de bestaande bedrijfswoning wordt bestemd als 'Wonen';
  3. c. voor wat betreft de bouwregels voor de voormalige bedrijfswoning, zijn de regels, zoals neergelegd in de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de oppervlakte van de voormalige agrarische gebouwen dient te worden teruggebracht tot maximaal 150 m2 aan niet voor wonen bestemde gebouwen;
  4. d. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw of natuur, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied.

33.3 Wijziging van 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden' naar 'Wonen met aanduiding specifieke bouwaanduiding - voormalige agrarische bedrijfsbebouwing'

Het college van burgemeester en wethouders kan de binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden' en 'Bedrijf' voor de op de plankaart als 'bouwvlak' aangeduide gronden wijzigen in de bestemming 'Wonen met aanduiding specifieke bouwaanduiding-voormalige agrarische bedrijfsbebouwing', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien er sprake is van bedrijfsbeëindiging;
  2. b. de bestaande bedrijfswoning wordt bestemd als 'Wonen';
  3. c. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels voor de voormalige bedrijfswoning en gebouwen, zijn de regels, zoals neergelegd in de bestemming 'Wonen' met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-voormalige agrarische bedrijfsbebouwing' van overeenkomstige toepassing;
  4. d. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw of natuur, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied.

33.4 Bouw van extra woningen na volledige bedrijfsbeëindiging

Het college van burgemeester en wethouders kan de binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden' en 'Bedrijf' voor de als 'bouwvlak' aangeduide gronden wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van de bouw van extra woningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien sprake is van volledige bedrijfsbeëindiging;
  2. b. de bestaande bedrijfswoning wordt bestemd als 'Wonen';
  3. c. per voormalig bedrijf mag per 1000 m2 te slopen bedrijfbebouwing één woning worden teruggebouwd met een maximum van 3 woningen, met dien verstande dat bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meetelt;
  4. d. de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  5. e. de extra woningen worden landschappelijk ingepast;
  6. f. wat betreft de bouw- en gebruiksregels voor de voormalige bedrijfswoning, alsmede de extra woningen zijn de regels, zoals neergelegd in de bestemming Wonen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de oppervlakte van de voormalige agrarische gebouwen dient te worden teruggebracht tot maximaal 50 m2 aan niet voor wonen bestemde gebouwen;
  7. g. de oppervlakte aan bijgebouwen bij nieuwe woningen mag maximaal 50 m2 per woning bedragen;
  8. h. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw of natuur, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied.

33.5 Bouw van extra woningen na sloop voormalige agrarische bedrijfsbebouwing

Het college van burgemeester en wethouders kan de binnen de bestemming 'Wonen' met aanduiding specifieke bouwaanduiding-voormalige agrarische bedrijfsbebouwing' gronden wijzigen ten behoeve van de bouw van extra woningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien sprake is van volledige beëindiging van nevenactiviteiten;
  2. b. per 1000 m2 te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing mag één woning worden teruggebouwd met een maximum van 3 woningen, met dien verstande dat bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meetelt;
  3. c. de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  4. d. de extra woningen worden landschappelijk ingepast;
  5. e. wat betreft de bouw- en gebruiksregels van de bestaande woning, alsmede de extra woningen zijn de regels, zoals neergelegd in de bestemming Wonen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de oppervlakte van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden teruggebracht tot maximaal 50 m2 aan niet voor wonen bestemde gebouwen;
  6. f. de oppervlakte aan bijgebouwen bij nieuwe woningen mag maximaal 50 m2 per woning bedragen;
  7. g. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw of natuur, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied.

33.6 Wijzigen bouwvlakken

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen in die zin dat bouwvlakken worden aangepast ten behoeve van de situering van woningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. het huidige bouwvlak mede is gelegen binnen de bestemming Waterstaat - Waterkering;
  2. b. aanpassing van het bouwvlak uit het oogpunt van waterstaatkundige belangen noodzakelijk is;
  3. c. het bestaande oppervlak van het bouwvlak gelijk blijft.

33.7 Vergroting bouwvlakken tot 1 ha

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen ten behoeve van vergroting van bouwvlakken van volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven tot ten hoogste 1 ha, mits wordt voldaan aan de voorwaarde dat door de onderneming aangetoond wordt dat de vergroting noodzakelijk is vanuit bedrijfseconomisch opzicht. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een agrarisch deskundige.

33.8 Vergroting bouwvlakken tot 1,5 ha

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen ten behoeve van vergroting van bouwvlakken van volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven ter plaatse van de bestemming Agrarisch met waarden tot ten hoogste 1,5 ha, mits wordt voldaan aan de voorwaarde dat door de onderneming aangetoond wordt dat de vergroting noodzakelijk is vanuit bedrijfseconomisch opzicht. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een agrarisch deskundige.

33.9 Wijziging van 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden' naar 'Natuur'

Het college van burgemeester en wethouders kan de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden' wijzigen in de bestemming 'Natuur', onder de voorwaarde dat de desbetreffende gronden specifiek zijn verworven voor de realisering van de natuur- en landschapsfunctie.

Artikel 34 Algemene Procedureregels

34.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  1. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  2. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

35.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied (voormalige gemeente Nederlek)'.

Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering van PM

De Voorzitter,

De Griffier,

Bijlage 1 Lijst Van Nevenactiviteiten

Lijst van nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 3, lid 3.1, onder b, artikel 3, lid 3.4, sub c onder 3, artikel 5 , lid 5.1, onder k en artikel 5, lid 5.4, sub d onder 3:

  • verkoop van zelfgemaakte, bewerkte, gekweekte of geteelde producten en detailhandel in agrarische streek producten, zoals bij een (Groene Hart) landwinkel, tot een oppervlakte van ten hoogste 50 m2; waarvan ten minste 95% uit het Groene Hart komt;
  • opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet-agrarische goederen die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop. Onder internetverkoop wordt verstaan verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (evt. per post) bij de klant worden thuis bezorgd;
  • logies en bed & breakfast in het hoofdgebouw en/of bestaand bijgebouw;
  • agrarische dagrecreatie, zoals poldersport, agrarische kinderfeestjes, excursies, kinderboerderij en dergelijke, tevens mogelijk buiten het bouwvlak;
  • theeschenkerij tot 50 m2, tevens mogelijk buiten het bouwvlak voor theetuin/terras;
  • hoveniersbedrijf (advies, ontwerp/beplantingsplannen, aanleg en onderhoud van tuinen);
  • natuur- en landschapsbeheer (tegen vergoeding onderhouden van natuur en/of landschap), tevens mogelijk buiten het bouwvlak;
  • veehandelsbedrijf;
  • hoefsmederij, tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
  • ambachtelijke bewerking en opslag van agrarische producten, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij, en riet- en vlechtwerk, tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 van de VNG lijst;
  • kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur;
  • kleinschalige camping met een standplaats voor ten hoogste 15 kampeermiddelen in de periode van 15 maart t/m 31 oktober toegestaan, met de daarbij behorende voorzieningen waarbij geldt:
  • de standplaats is toegestaan binnen een bouwvlak of direct aansluitend buiten het bouwvlak tot een afstand van 50 m, niet zijnde begrensd natuurgebied;
  • uitsluitend in bestaande bebouwing binnen het bouwvlak bouwen van noodzakelijke sanitaire ruimten voor een kleinschalige camping is toegestaan.

Bijlage 2 Lijst Niet Agrarische Functies

Lijst niet agrarische functies als bedoeld in artikel 3, lid 3.5, onder a en artikel 5, lid 5.5, onder a:

  1. a. agrarisch loonbedrijf;
  2. b. foeragehandel;
  3. c. sierviskwekerij;
  4. d. dierenartspraktijk;
  5. e. kampeerboerderij;
  6. f. overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen (toegestaan op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied), tentoonstellingsruimte, museum, sauna;
  7. g. poldersport en boerengolf; toegestaan op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied;
  8. h. educatie en voorlichting;
  9. i. zorgboerderij;
  10. j. (para)medisch dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;
  11. k. commerciële dienstverlening; zoals een computerservicebedrijf, een geluidsstudio of verhuur vergader- of workshopruimte;
  12. l. overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (VNG lijst);
  13. m. kinderopvang;
  14. n. detailhandel in zelfgemaakte, bewerkte, gekweekte of geteelde producten en detailhandel in agrarische streek producten zoals bij een (Groene Hart) landwinkel, alsmede detailhandel in antiek en curiosa;
  15. o. paardenhouderij, waarbij onder de volgende voorwaarden een paardenbak wordt toegestaan:
    1. 1. de paardenbak dient als volgt te worden gesitueerd:
      • achter de hoofdgebouwen;
      • ten minste 20 m uit de rand van de weg;
      • ten minste 1,5 m uit de slootranden;
    2. 2. de omvang van een paardenbak mag ten hoogste bedragen 20 m bij 40 m;
    3. 3. de bouwhoogte van paardenbakomheiningen mag ten hoogste 1,50 m bedragen;
    4. 4. indien de paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, dient afschermende beplanting te worden aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied;
    5. 5. de paardenbak dient voorzien te zijn van natuurlijk bodemmateriaal.
  16. p. kleinschalige camping met een standplaats voor ten hoogste 25 kampeermiddelen in de periode van 15 maart t/m 31 oktober, met de daarbij behorende voorzieningen;
  17. q. andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder a t/m p en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (VNG-lijst) of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (VNG-lijst).

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning zal de gemeente de volgende randvoorwaarden stellen:

  1. 1. bovenstaande niet-agrarische activiteiten zijn toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders aangegeven, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van het niet-agrarische gebruik per agrarisch bedrijf in elk geval niet meer mag bedragen dan 500 m2 voor a t/m j en 100 m2 voor k t/m q, waarbij de oppervlakte in een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meetelt.
  2. 2. de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarische bedrijf mag, zolang van de afwijking gebruik wordt gemaakt, niet worden vergroot, tenzij wordt aangetoond dat de bestaande bebouwing vanwege bouwtechnische, milieutechnische of andere redenen niet geschikt meer is voor de agrarische functie op het bouwperceel;
  3. 3. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet worden belemmerd;
  4. 4. in vergelijking met het agrarische gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  5. 5. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden;
  6. 6. er mag geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de open lucht plaatsvinden;
  7. 7. het andere gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties;
  8. 8. het andere gebruik betreft geen detailhandel, met uitzondering van detailhandel als bedoeld onder b. en n., en in andere zelfgemaakte, bewerkte, gekweekte of geteelde producten;
  9. 9. voor de afwijking onder p geldt dat:
    1. a. de standplaats is toegestaan binnen een bouwvlak of direct aansluitend buiten het bouwvlak tot een afstand van 50 m; niet zijnde begrensd natuurgebied;
    2. b. uitsluitend in bestaande bebouwing binnen het bouwvlak bouwen van noodzakelijke sanitaire ruimten voor een kleinschalige camping is toegestaan;

mits:

    1. a. de openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon niet onevenredig wordt aangetast;
    2. b. de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd worden;
    3. c. door middel van een nachtregister wordt aangetoond dat er alleen sprake is van recreatief nachtverblijf, en
    4. d. buiten de genoemde periode deze kampeermiddelen niet aanwezig zijn.

Bijlage 3 Gebruik Vrijkomende Agrarische Bebouwing

Nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 19, lid 19.1, onder e, alsmede artikel 19, lid 19.5, onder b:

Onderdeel A:

  • hobbymatige agrarische activiteiten, zoals het houden/stallen van vee, tevens toegestaan op aangrenzende gronden;
  • verkoop van zelfgemaakte, bewerkte, gekweekte of geteelde producten en detailhandel in agrarische streek producten, zoals bij een (Groene Hart) landwinkel, tot een oppervlakte van ten hoogste 50 m2; waarvan ten minste 95% uit het Groene Hart komt;
  • hoveniersbedrijf;
  • natuur- en landschapsbeheer, tevens toegestaan op aangrenzende gronden.

Onderdeel B:

  1. a. agrarisch loonbedrijf;
  2. b. veehandelsbedrijf;
  3. c. foeragehandel;
  4. d. sierviskwekerij;
  5. e. dierenartspraktijk;
  6. f. recreatief nachtverblijf in de vorm van recreatieappartementen buiten het hoofdverblijf in een ander gebouw op het bouwvlak;
  7. g. kampeerboerderij;
  8. h. agrarische dagrecreatie, zoals poldersport, agrarische kinderfeestjes, kinderboerderij en excursies, tevens toegestaan op aangrenzende gronden mits niet begrensd als natuurgebied;
  9. i. overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen (tevens toegestaan op aangrenzende gronden mits niet begrensd als natuurgebied), bezoekerscentrum, tentoonstellingsruimte, museum en sauna;
  10. j. educatie en voorlichting;
  11. k. paarden-, kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur;
  12. l. paardenhouderij, waarbij onder de volgende voorwaarden een paardenbak wordt toegestaan:
    1. 1. de paardenbak dient als volgt te worden gesitueerd:
      • achter de hoofdgebouwen;
      • ten minste 20 m uit de rand van de weg;
      • ten minste 1,5 m uit de slootranden;
    2. 2. de omvang van een paardenbak mag ten hoogste bedragen 20 m bij 40 m;
    3. 3. de bouwhoogte van paardenbakomheiningen mag ten hoogste 1,50 m bedragen;
    4. 4. indien de paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, dient afschermende beplanting te worden aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied;
    5. 5. de paardenbak dient voorzien te zijn van natuurlijk bodemmateriaal;
  13. m. bewerking en opslag van agrarische producten;
  14. n. zorgboerderij, met dag en/of nachtverblijf;
  15. o. (para)medisch dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;
  16. p. commerciële dienstverlening; zoals een computerservicebedrijf, een geluidsstudio of verhuur vergader- of workshopruimte;
  17. q. hoefsmederij;
  18. r. ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij, en riet- en vlechtwerk;
  19. s. overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (VNG lijst);
  20. t. opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet-agrarische goederen die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop;
  21. u. kinderopvang;
  22. v. theeschenkerij tot 50 m2, theetuin/terras tevens op aangrenzende gronden mits niet begrensd als natuurgebied;
  23. w. wooneenheden (tot een maximum aantal van 3), in bestaande karakteristieke bebouwing, onder voorwaarde van sloop van alle niet karakteristieke bebouwing. (Nieuwe) bijgebouwen zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m2 per wooneenheid;
  24. x. andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder a t/m v en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (VNG-lijst) of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (VNG-lijst).

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning dienen de volgende regels in acht te worden genomen:

  1. 1. de omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering belemmerd worden;
  2. 2. de hoeveelheid extra verkeer past bij de wegstructuur;
  3. 3. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden;
  4. 4. er mag geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik in de open lucht plaatsvinden;
  5. 5. het andere gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, en;
  6. 6. het andere gebruik betreft geen detailhandel, met uitzondering van detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten;
  7. 7. per bouwvlak zijn maximaal 3 bedrijven toegestaan.

Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS
nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR GROOTSTE AFSTAND CATEGORIE
01 01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 016 1 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30 10 50 10 50 3.1
014 016 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 30 10 50 10 50 3.1
02 02 - BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW
020 021, 022, 024 Bosbouwbedrijven 10 10 50 0 50 3.1
15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 50 100 3.2
151 101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 0 100 50 100 3.2
151 101, 102 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1
151 108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 0 50 10 50 3.1
152 102 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 102 2 - conserveren 200 0 100 30 200 4.1
152 102 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 100 10 50 30 100 3.2
152 102 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 10 30 10 50 3.1
1532, 1533 1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1032, 1039 1 - jam 50 10 100 10 100 3.2
1532, 1533 1032, 1039 2 - groente algemeen 50 10 100 10 100 3.2
1532, 1533 1032, 1039 3 - met koolsoorten 100 10 100 10 100 3.2
1541 104101 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 104101 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 30 100 30 200 4.1
1542 104102 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 104102 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 10 100 100 200 4.1
1543 1042 0 Margarinefabrieken:
1543 1042 1 - p.c. < 250.000 t/j 100 10 200 30 200 4.1
1551 1051 0 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 1051 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 50 100 3.2
1552 1052 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 0 100 50 100 3.2
1552 1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 30 2
1561 1061 0 Meelfabrieken:
1561 1061 2 - p.c. < 500 t/u 100 50 200 50 200 4.1
1561 1061 Grutterswarenfabrieken 50 100 200 50 200 4.1
1562 1062 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1062 1 - p.c. < 10 t/u 200 50 200 30 200 4.1
1571 1091 0 Veevoerfabrieken:
1571 1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 50 200 30 200 4.1
1572 1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 100 200 30 200 4.1
1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 10 30 10 30 2
1581 1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 30 100 30 100 3.2
1582 1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 30 100 3.2
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 30 50 30 100 3.2
1585 1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1
1586 1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 1083 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2
1587 108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 30 50 10 200 4.1
1589 1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 30 50 30 200 4.1
1589.1 1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 50 50 50 200 4.1
1589.2 1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1089 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2
1589.2 1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 50 50 30 200 4.1
1592 110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 200 30 200 30 200 4.1
1593 t/m 1595 1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 0 30 2
1598 1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 100 3.2
16 12 - VERWERKING VAN TABAK
160 120 Tabakverwerkende industrie 200 30 50 30 200 4.1
17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2
172 132 0 Weven van textiel:
172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2
173 133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1
1751 1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 100 30 200 10 200 4.1
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1
18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
182 141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2
183 142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1
19 15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
192 151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50 3.1
193 152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1
20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.1 16101 Houtzagerijen 0 50 100 50 100 3.2
2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 16102 1 - met creosootolie 200 30 50 10 200 4.1
2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1
202 1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2
203, 204, 205 162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 0 30 50 0 50 3.1
205 162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2
21 17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2111 1711 Vervaardiging van pulp 200 100 200 50 200 4.1
2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 30 50 3.1
2112 1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 100 50 200 50 200 4.1
212 172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 30 100 3.2
2121.2 17212 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 17212 1 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 30 100 3.2
2121.2 17212 2 - p.c. >= 3 t/u 50 30 200 30 200 4.1
22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 581 Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 10 1
2221 1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 10 100 3.2
2222 1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2
2223 1814 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1
2223 1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
2224 1813 Grafische reproduktie en zetten 30 0 10 10 30 2
2225 1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30 2
223 182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1
23 19 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
2320.2 19202 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 100 3.2
24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2411 2011 0 Vervaardiging van industriële gassen:
2412 2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 0 200 200 200 4.1
2414.1 20141 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 100 0 200 100 200 4.1
2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 50 3.1
2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2
2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2
2464 205902 Fotochemische produktenfabrieken 50 10 100 50 100 3.2
2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 50 3.1
2466 205903 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 200 30 100 200 200 4.1
25 22 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1
2512 221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 200 50 100 50 200 4.1
2513 2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 100 3.2
252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 222 1 - zonder fenolharsen 200 50 100 100 200 4.1
26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 231 0 Glasfabrieken:
261 231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2
262, 263 232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2
264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 30 200 200 30 200 4.1
264 233 B Dakpannenfabrieken 50 200 200 100 200 4.1
2652 235201 0 Kalkfabrieken:
2652 235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 200 4.1
2653 235202 0 Gipsfabrieken:
2653 235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 200 4.1
2661.1 23611 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 10 100 200 30 200 4.1
2661.2 23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 100 3.2
2662 2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2
2663, 2664 2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 10 100 3.2
2665, 2666 2365, 2369 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 100 3.2
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 10 30 100 0 100 3.2
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10 30 50 10 50 3.1
2682 2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 2399 B2 - overige isolatiematerialen 200 100 100 50 200 4.1
2682 2399 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100 3.2
2682 2399 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 100 50 200 30 200 4.1
28 25, 31 - VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen
281 251, 331 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2
281 251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1
2821 2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2822, 2830 2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 30 30 200 30 200 4.1
284 255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 10 30 200 30 200 4.1
284 255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 100 3.2
2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 2561, 3311 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2
2851 2561, 3311 10 - stralen 30 200 200 30 200 4.1
2851 2561, 3311 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 3.2
2851 2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 100 3.2
2851 2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 100 3.2
2851 2561, 3311 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2
2851 2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2
2851 2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2
2851 2561, 3311 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2
2851 2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2
2851 2561, 3311 8 - emailleren 100 50 100 50 100 3.2
2851 2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 30 30 100 50 100 3.2
2852 2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 3.2
287 259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 259, 331 A1 - p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
29 27, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29 27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
29 27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 100 30 100 3.2
29 27, 28, 33 2 - p.o. >= 2.000 m2 50 30 200 30 200 4.1
30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 10 30 10 30 2
31 26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
311 271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 200 30 30 50 200 4.1
312 271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 10 30 50 200 4.1
313 273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 10 200 100 200 4.1
314 272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 100 3.2
315 274 Lampenfabrieken 200 30 30 300 300 4.2
32 26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323 261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 30 0 50 30 50 3.1
3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1
33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 0 30 0 30 2
34 29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 291 1 - p.o. < 10.000 m2 100 10 200 30 200 4.1
3420.1 29201 Carrosseriefabrieken 100 10 200 30 200 4.1
3420.2 29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 10 200 30 200 4.1
343 293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 100 3.2
35 30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1
351 301, 3315 2 - kunststof schepen 100 50 100 50 100 3.2
351 301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 50 100 200 30 200 4.1
352 302, 317 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 302, 317 1 - algemeen 50 30 100 30 100 3.2
353 303, 3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 50 30 200 30 200 4.1
354 309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 100 3.2
355 3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 310 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 3.2
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
364 323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
3663.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 3.1
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45 41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 30 100 10 100 3.2
45 41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 30 50 10 50 3.1
45 41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 10 30 50 10 50 3.1
45 41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 10 30 10 30 2
50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2
501 451 Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 10 10 100 10 100 3.2
5020.4 45204 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2
5020.4 45204 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1
5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 50 3.1
5020.5 45205 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2
503, 504 453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 30 2
505 473 0 Benzineservisestations:
505 473 1 - met LPG > 1000 m3/jr 30 0 30 200 200 4.1
505 473 2 - met LPG < 1000 m3/jr 30 0 30 50 50 3.1
505 473 3 - zonder LPG 30 0 30 10 30 2
51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1
5121 4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 30 30 50 30 50 3.1
5122 4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
5123 4623 Grth in levende dieren 50 10 100 0 100 3.2
5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
5125, 5131 46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 50 3.1
5132, 5133 4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 10 0 30 50 50 3.1
5134 4634 Grth in dranken 0 0 30 0 30 2
5135 4635 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 30 2
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
5138, 5139 4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
5151.1 46711 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1
5151.2 46712 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 50 0 50 200 200 4.1
5151.3 46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2
5152.1 46721 0 Grth in metaalertsen:
5152.2 /.3 46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 0 10 50 10 50 3.1
5153.4 46735 4 zand en grind:
5153.4 46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 0 30 100 0 100 3.2
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 0 0 50 10 50 3.1
5155.1 46751 Grth in chemische produkten 50 10 30 100 100 3.2
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
5157 4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 10 30 100 30 100 3.2
5157.2/3 4677 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 10 30 100 10 100 3.2
518 466 0 Grth in machines en apparaten:
518 466 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2
518 466 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 30 2
52 47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
52 47 A Detailhandel voor zover n.e.g. 0 0 10 0 10 1
60 49 - VERVOER OVER LAND
6022 493 Taxibedrijven 0 0 30 0 30 2
6023 493 Touringcarbedrijven 10 0 100 0 100 3.2
6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 0 0 100 30 100 3.2
6024 494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 0 0 50 30 50 3.1
63 52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6311.2 52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 52242 2 - stukgoederen 0 10 100 50 100 3.2
6312 52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30 10 50 50 50 3.1
64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 0 30 2
642 61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 0 10 1
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 3.1
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 3.1
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 2
72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 10 1
73 72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731 721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 30 2
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 10 1
74 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 0 0 10 0 10 1
747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 3.1
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 10 30 2
7484.3 82991 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 50 30 200 50 200 4.1
7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 10 1
75 84 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
7525 8425 Brandweerkazernes 0 0 50 0 50 3.1
90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1
9002.1 381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 50 3.1
9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 382 A2 - kabelbranderijen 100 50 30 10 100 3.2
9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1
9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 100 3.2
9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 30 2
9002.2 382 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100 100 10 100 3.2
9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 200 100 30 200 4.1
9002.2 382 C5 - GFT in gesloten gebouw 200 50 100 100 200 4.1
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 30 50 3.1
9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
9301.2 96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 30 2
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2

Bijlage 5 Lijst Overzicht Bedrijven

Straat Nr. Bedrijf
Boezemweg 1 Benzineservicestations (met winkel)
Loet 6 Landbouwmachines verhuurbedrijf
Meent 28 Brom- en fietsreparatiebedrijf
Molendijk 2a Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw
Molendijk 156 Transportbedrijf
Noord 12 Autospuiterij
Noord 27 Timmerwerkplaats
Noord 44 Groothandel in vloeren
Noord 78 Autoherstelinrichting
Opperduit 1a Handels-/scheepvaartbedrijf
Opperduit 71 Groothandel in huiden en vellen
Opperduit 73a Binnenvaart(vrachtvaart)bedrijf
Opperduit 310 -314 Diverse bedrijven
Opperduit 426 Houthandel/Sloopbedrijf
Opperduit 430 Aannemersbedrijf
Schuwacht 7 Drinkwaterproductiebedrijf
Schuwacht 142 Kraanverhuurbedrijf
Schuwacht 150 Klompenmakerij
Schuwacht 150f Meubelspuiterij
Schuwacht 152a Detailhandel automobielen
Schuwacht 292 Timmer- en onderhoudsbedrijf
Schuwacht 346 Groothandel meubels, timmerwerkfabriek
Tiendweg West 14 Autoherstelinrichting
Bedrijventerrein Tiendweg 37 t/m 45 Diverse bedrijven, waaronder groothandel keuken, postorderbedrijf, autohandel

Bijlage 6 Staat Van Horeca-activiteiten

Horecabedrijven als bedoeld in artikel 11.1, lid 11.1, onder a:

Categorie 1

Hoofdzakelijk: bereiding etenswaren voor consumptie te plaatse, zoals:

  • restaurant zonder bezorg- en/of afhaalservice;
  • bistro;
  • crêperie;
  • lunchroom;
  • koffie-/theehuis, koffiebar, tearoom;
  • ijssalon;
  • broodjeszaak/croissanterie;
  • hotel.

Categorie 2

Hoofdzakelijk: bereiding ven etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse, zoals:

  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice;
  • cafetaria;
  • snackbar;
  • grillroom;
  • shoarma;
  • fastfood-restaurant;
  • automatiek;
  • snelbuffet;
  • traiteur.

Categorie 3

Hoofdzakelijk: verstrekken van dranken, zoals:

  • café;
  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • proeflokaal;
  • zaalverhuur.

Categorie 4

Hoofdzakelijk: het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen

  • discotheek;
  • bar-dancing;
  • partycentrum;
  • nachtclub.

Bijlage 7 Lijst Persoonsgebonden Beschikkingen

Lijst persoonsgebonden beschikkingen als bedoeld in:

  • artikel 5, lid 5.1, onder d;
  • artikel 5, lid 5.1, onder e;
  • artikel6 , lid 6.1 , onder g;
  • artikel 15, lid 15.1 onder b;
  • artikel 15, lid 15.3;
  • artikel 19, lid 19.1, onder k;
  • artikel19 , lid 19.1, onder l, en
  • artikel 19, lid 19.1, onder m:
  • 9 oktober 2007, Schuwacht 218, persoonsgebonden gedoogbeschikking ten behoeve van permanente bewoning in een recreatiewoning;
  • 30 maart 2005, Loet 13, persoonsgebonden gedoogbeschikking ten behoeve van permanente bewoning in een recreatiewoning;
  • 30 maart 2005, Loet 15, persoonsgebonden gedoogbeschikking ten behoeve van permanente bewoning in een recreatiewoning;
  • 1 april 2009, Dhr. Nobel, Wetering Oost 9b, persoonsgebonden gedoogbeschikking ten behoeve van het telen van planten in het open weidegebied;
  • 17 oktober 2007, Mw. Nobel, Wetering Oost 9b, persoonsgebonden gedoogbeschikking voor het bewonen van een caravan;
  • 23 mei 2002, Opperduit 1a, persoonsgebonden gedoogbeschikking ten behoeve van het gebruik van bedrijfsopstallen;
  • 1 juni 2007,Molendijk 120, persoonsgebonden gedoogbeschikking ten behoeve van het parkeren/stallen van 15 auto's;
  • d.d. december 2009, Tiendweg-West 30a, persoongebonden gedoogbeschikking ten behoeve van melktransport met maximaal 2 melkwagens.
  • 6 januari 2014, Tiendweg-West 16a, persoonsgebonden gedoogbeschikking ten behoeve van het in werking hebben van een inrichting;
  • 7 oktober 2014, De heer J.R.I.M. de Wolf, Tiendweg West 41, persoonsgebonden gedoogbeschikking ten behoeve van het gebruik van opstal als tweede woning.

Bijlage 8 Toetsingskader Volwaardig Agrarisch Bedrijf

Onder een volwaardig agrarisch bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat:

  1. a. naar aard en omvang, en
  2. b. op grond van de arbeidsbehoefte

als zodanig moet worden aangemerkt en waarvan

  1. c. de continuïteit ook op langere termijn (minimaal 10 jaar) gewaarborgd is.

Aan beide criteria, volwaardigheid en continuïteit, moet worden voldaan.

Ad a.

De volwaardigheid naar aard en omvang van het agrarisch bedrijf worden voornamelijk bepaald door:

  • de aarde en omvang van het bedrijf, waarbij onder andere van belang zijn: de veebezetting, het beschikbare grondareaal (eigendom/pacht/huur), grootte, aard en inrichting van de bedrijfsgebouwen;
  • de mate waarin het agrarisch bedrijf voorziet in het hoofdinkomen van het bedrijfshoofd; er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar inkomen, rekening houdende met investeringen, moderniseringen uitbreidingen en dergelijke;
  • de outillage van het bedrijf;
  • eventueel voorziene invensteringen;

Ad b.

De volwaardigheid van de arbeidsbehoefte wordt voornamelijk bepaald door:

  • de arbeidsbehoefte c.q. arbeidsomvang die het agrarische hoofdberoepsbedrijf vergt; deze arbeidsbehoefte c.q. -omvang dient ten minste één arbeidskracht te omvatten die qua tijdsbesteding volledig (voltijds) werkzaam is of zal zijn in het betreffende agrarisch bedrijf;
  • het hoofdberoep van het bedrijfshoofd moet agrariër zijn, hetgeen onder meer kan blijven uit registratie in de CBS Landbouwtelling, huidige werkkring, opleiding en dergelijke;
  • de beschikbaarheid van de aanvrager voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;

Ad c.

De continuïteit van het bedrijf wordt voornamelijk bepaald door:

  • de verzekering dat de continuïteit van het bedrijf, ook op langere termijn (uitgegaan wordt van een periode van ten minste 10 jaar), is geborgd; hierbij speelt onder andere een rol of het bedrijf een zodanig opzet en omvang heeft dat het perspectief aanwezig is dat het bedrijf als (hoofdberoeps-)bedrijf ook op langere termijn kan voortbestaan;
  • bij het beoordelen van de continuïteit vormen de leeftijd, vakkennis, opleiding, achtergrond en ervaring van het bedrijfshoofd en/of zijn eventuele opvolger, alsmede het aanwezig zijn of reeds meewerken van een opvolger, belangrijke gegevens; ook de intentie waarmee de activiteiten worden ondernomen speelt een rol.

De uiteindelijke beoordeling van de volwaardigheid berust op een weging van de diverse hiervoor genoemde aspecten en factoren in het concrete geval. Ter zake winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een agrarisch deskundige.