KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Natuur
Artikel 7 Natuur - Bestaand
Artikel 8 Natuur - Extensief Agrarisch Medegebruik
Artikel 9 Recreatie
Artikel 10 Tuin - Landschapswaarden
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Leiding - Brandstof
Artikel 15 Leiding - Gas
Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 17 Leiding - Riool
Artikel 18 Leiding - Water
Artikel 19 Waarde - Archeologie 1
Artikel 20 Waarde - Archeologie 2
Artikel 21 Waarde - Archeologie 3
Artikel 22 Waarde - Archeologie 4
Artikel 23 Waarde - Archeologie 5
Artikel 24 Waarde - Archeologie 6
Artikel 25 Waarde - Archeologie 7
Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie 2
Artikel 27 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Artikel 29 Algemene Bouwregels
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 33 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 34 Overgangsrecht
Artikel 35 Slotregel
Bijlage 1 Natuurbeheertypen
Bijlage 2 Landschapsbeheertypen
Bijlage 3 Slootbeheertypen
Bijlage 4 Inrichtingsplan Krimpenerwaard
Bijlage 5 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 6 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 1 Inrichtingsmer
Bijlage 2 Aanvulling Inrichtingsmer
Bijlage 3 Robuustheidanalyse Mer
Bijlage 4 Nota Van Inspraak
Bijlage 5 Nota Van Vooroverleg
Bijlage 6 Nota Van Zienswijzen

Natuurgebieden Veenweiden Krimpenerwaard

Bestemmingsplan - Gemeente Krimpenerwaard

Vastgesteld op 05-03-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Natuurgebieden Veenweiden Krimpenerwaard met identificatienummer NL.IMRO.1931.BP1804BG008-VG01 van de gemeente Krimpenerwaard.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw:

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van een woning.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtererf:

erf aan de achter- en zijkant op meer dan 1 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw.

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij.

1.8 agrarisch gebruik:

het gebruik van gronden voor het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.9 aquatische landbouw:

het telen van gewassen bij hoge grondwaterstanden of op oppervlaktewater, zoals cranberry, lisdodde, wilg, riet, wilde rijst, kroosvaren, veenmos en dergelijke.

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met (de kennis en de studie van) de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van het bouwvlak.

1.13 bed & breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.14 bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.15 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor een huishouding waarvan huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.17 beperkt kwetsbaar object:

beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.18 beroepsmatige activiteiten aan huis:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen terrein dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.19 bestaand:

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.20 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bijgebouw:

een bij een woning behorend gebouw dat functioneel ondergeschikt is, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 Commissie Ruimtelijke Kwaliteit:

de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit van de gemeente Krimpenerwaard of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen commissie van deskundigen op het gebied van cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit.

1.32 compost:

product zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, onder f, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.

1.33 cultuurhistorische waarden:

waarden in geschiedkundig opzicht; onder andere met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het occupatiepatroon en de bebouwing.

1.34 dagrecreatie:

recreatief verblijf ter ontspanning en vermaak, waarbij overnachting niet is toegestaan.

1.35 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 dierlijke meststoffen:

uitwerpselen zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, onder c, van de Meststoffenwet.

1.37 drijfmest:

meststoffen zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, onder w, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.

1.38 eendenkooi:

een waterplas zoals bedoeld in artikel 3.21, lid 1, sub d van de Wet natuurbescherming.

1.39 extensief agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik van gronden door grondgebonden graasdierbedrijven of hobbyboeren die graasdieren houden, dat ten dienste staat van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van het veenweidelandschap in de vorm van een natuurgebied, met uitsluitend de natuurbeheertypen en landschapsbeheertypen zoals genoemd in artikel 8.1.

1.40 extensief recreatief medegebruik:

extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels, banken en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte en geen onevenredige afbreuk doet aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van het veenweidelandschap.

1.41 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 gebruiksgerichte paardenhouderij:

paardenhouderij die is gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het trainen van paarden en de in- en verkoop van paarden, niet zijnde een manege.

1.43 gewasbeschermingsmiddel:

gewasbeschermingsmiddel zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

1.44 graasdierbedrijf:

een agrarisch bedrijf dat afhankelijk is van grasland vanwege het houden van graasdieren of grasverkoop.

1.45 graasdieren:

runderen, uitgezonderd andere vleeskalveren dan rosékalveren, schapen, geiten, paarden, ezels, Midden-Europese edelherten, damherten en waterbuffels.

1.46 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden agrarische bedrijven hebben een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.47 hobbyboer:

persoon die niet bedrijfsmatig op kleine schaal graasdieren houdt.

1.48 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.49 Inrichtingsplan Krimpenerwaard:

het 'Inrichtingsplan Krimpenerwaard' d.d. 5 maart 2019 zoals opgenomen in Bijlage 4 bij de regels.

1.50 intensieve veehouderij:

bedrijfsactiviteiten gericht op het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang, onafhankelijk van agrarische grond als productiemiddel.

1.51 kalkmeststoffen:

meststoffen zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, onder m, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.

1.52 kampeermiddelen:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan (met uitzondering van een stacaravan) dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, die blijkens hun inrichting bestemd zijn voor het houden van recreatief (nacht)verblijf.

1.53 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.54 karakteristieke landschapselementen:

elementen die, tezamen met het verkavelingspatroon, de structuur en het aanzien van het landschap bepalen en het landschap kenmerken, zoals eendenkooien, pest- en geriefbosjes, poelen, kleine historische wateren, knotbomen, singels en houtwallen, natuurvriendelijke oevers, blokboezems, moerasjes, kaden, veenputten en dergelijke.

1.55 kattenpension:

een opvangplaats voor katten.

1.56 kwetsbaar object:

kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.57 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.58 landschapsbeheertype:

een bepaald type landschapselement, zoals beschreven in Bijlage 2 bij de regels.

1.59 lawaaisporten:

de autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijke geluidproducerende sporten.

1.60 manege:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het geven van gelegenheid tot het beoefenen van de paardensport en het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met fokken, africhten en verkopen van paarden.

1.61 meststoffen:

stoffen zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, onder d, van de Meststoffenwet.

1.62 natuurbeheertype:

een bepaald type natuur, zoals beschreven in Bijlage 1 bij de regels.

1.63 natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, geomorfologische, bodemkundige, waterhuishoudkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.64 nevenactiviteit:

activiteit die uitsluitend uitgeoefend kan worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

1.65 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven hebben een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.

1.66 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.67 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, kampeermiddel of soortgelijk verblijfsmiddel, voor zover deze niet als bouwwerk is aan te merken.

1.68 ondersteunende teelt:

het gebruik van de gronden ten behoeve van de productie van ruwvoedergewassen.

1.69 paardenbak:

niet-overdekte rijbaan voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden.

1.70 paardenpension:

een bedrijf uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het houden van paarden van derden, waaronder mede begrepen wordt de verhuur van stalling met accommodatie en het verzorgen van paarden, een en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals paardenbakken en weilanden.

1.71 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

1.72 pleksgewijze toepassing:

toepassing van gewasbeschermingsmiddelen zoals bedoeld in de Definitielijst Termen Wettelijke gebruiksvoorschriften van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

1.73 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.74 productiegerichte paardenhouderij:

paardenhouderij die is gericht op het fokken van paarden en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm, eventueel in combinatie met (en daaraan ondergeschikte) trainingsfaciliteiten ten behoeve van de eigen gefokte paarden, een en ander niet zijnde een manege.

1.75 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen.

1.76 ruwvoedergewassen:

gewassen, zoals olifantengras, mais, voederbieten, luzerne, die in de volle grond worden geteeld en waarvan de opbrengst is bestemd als voer voor landbouwhuisdieren, niet zijnde weidegras.

1.77 reëel agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat, gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting past bij ten minste een halve arbeidskracht.

1.78 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  2. b. een seksbioscoop of sekstheater;
  3. c. een seksautomatenhal;
  4. d. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar; een escortbedrijf wordt niet onder een seksinrichting verstaan.

1.79 slootbeheertype:

een bepaald type waternatuur, zoals beschreven in Bijlage 3 bij de regels.

1.80 storingssoorten:

soorten planten die als ongewenst worden aangemerkt, doch uitsluitend de soorten Akkerdistel (Cirsium arvense), Jakobskruiskruid (Jacobaea vulgaris) en Ridderzuring (Rumex obtusifolius).

1.81 theetuin/theeschenkerij:

activiteiten gericht op recreatie waar tussen zonsopgang en zonsondergang alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren zoals gebak, broodjes, hapjes en snacks aan de bezoekers en passerende recreanten worden verstrekt.

1.82 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.83 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

1.84 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen en inlaten.

1.85 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.86 woonboot:

een zich op het water bevindend object, dat (nagenoeg) voortdurend dient als woning.

1.87 wooneenheid:

eenheid in de vorm van een woning.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens:

wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de bouwhoogte van een poldermolen:

vanaf het peil tot aan de uiterste punt van de wiek in de hoogste stand.

2.8 de bebouwde oppervlakte:

van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en boven peil, met dien verstande, dat de oppervlakten van alle op het terrein gelegen gebouwen worden opgeteld.

2.9 de bedrijfsvloeroppervlakte:

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten worden opgeteld.

2.10 de verkoopvloeroppervlakte:

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.

2.11 ondergeschikte bouwonderdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. reële grondgebonden graasdierbedrijven, niet zijnde een geitenhouderij;
  2. b. agrarisch aanverwant gebruik, zoals het beweiden van dieren, al dan niet in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
  3. c. één bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning', twee bedrijfswoningen per bouwvlak zijn toegestaan;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van het veenweidelandschap, waaronder begrepen openheid en het verkavelingspatroon;
  5. e. karakteristieke landschapselementen;
  6. f. ondergeschikte nevenactiviteiten, zoals aangegeven in lid 3.4.3;
  7. g. watergangen en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers, dammen en bruggen;
  8. h. extensief recreatief medegebruik;

alsmede voor:

  1. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenpension', een paardenpension;
  2. j. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak' en 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak nieuw', een paardenbak;
  3. k. ter plaatse van de aanduiding 'bos', bos;
  4. l. bij deze bestemming behorende:
    1. 1. tuinen, erven en parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak;
    2. 2. voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, perceelsontsluitingen, (ontsluitings)wegen en paden.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. water, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en bruggen;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. extensief recreatief medegebruik;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wandel- en fietspaden.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 5 meter.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een kattenpension;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, (ontsluitings)wegen en paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.


met dien verstande dat:

  1. c. een dienstwoning niet is toegestaan.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning is niet toegestaan.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van het veenweidelandschap, waaronder begrepen openheid en het verkavelingspatroon, in de vorm van een natuurgebied met uitsluitend de volgende:
    1. 1. natuurbeheertypen zoals beschreven in Bijlage 1:
      • vochtig hooiland (N10.02);
      • nat schraalland (N10.01);
      • glanshaverhooiland (N12.03);
      • vochtig weidevogelgrasland (N13.01);
      • kruiden- en faunarijk grasland (N12.02);
      • moeras (N05.01);
      • gemaaid rietland (N05.02);
      • ruigteveld (N12.06);
      • zoete plas (N04.02);
      • veenmosrietland en moerasheide (N06.01);
      • hoog- en laagveenbos (N14.02);
      • eendenkooi (N17.04).
    2. 2. landschapsbeheertypen zoals beschreven in Bijlage 2:
      • natuurvriendelijke oever (L01.15);
      • houtwal en houtsingel (L01.02);
      • poel en klein historisch water (L01.01);
      • elzensingel (L01.03);
      • knotboom (L01.08);
      • hakhoutbosje (L01.11);
      • rietzoom en klein rietperceel (L01.14).
    3. 3. slootbeheertypen zoals beschreven Bijlage 3:
      • kroos of draadalgen sloot;
      • uniform begroeide sloot;
      • gevarieerd begroeide sloot;
      • diepe, weinig begroeide sloot;
      • krabbenscheersloot;
      • verlandingsvegetatie.
  2. b. watergangen en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers, dammen en bruggen;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;

alsmede voor:

  1. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - cranberryteelt', cranberryteelt in combinatie met de doeleinden zoals genoemd onder a;
  2. e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeerterrein;
  3. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wandel- en fietspaden.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
  2. b. de bouwhoogte van poldermolens niet meer mag bedragen dan 12 meter;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - cranberryteelt' één gebouw voor de berging van gereedschap en machines ten behoeve van cranberryteelt is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 50 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaande schuur of stal' de bestaande schuur of stal is toegestaan waarbij de bestaande omvang als maximum geldt.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 om de bouw van een gebouw ten dienste van het natuurbeheer toe te staan, waarbij het oppervlak en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 25 m² en 3 meter, met dien verstande dat per 50 ha natuurbeheer één gebouw is toegestaan.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Natuur - Bestaand

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Bestaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de versterking van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van het veenweidelandschap in de vorm van cultuurhistorisch waardevolle karakteristieke landschapselementen;
  2. b. watergangen en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers, dammen en bruggen;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wandel- en fietspaden.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
  2. b. de bouwhoogte van poldermolens niet meer mag bedragen dan 12 meter;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaande schuur of stal' de bestaande schuur of stal is toegestaan waarbij de bestaande omvang als maximum geldt.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Natuur - Extensief Agrarisch Medegebruik

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Extensief agrarisch medegebruik' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van het veenweidelandschap, waaronder begrepen openheid en het verkavelingspatroon, in de vorm van een natuurgebied met uitsluitend de volgende:
    1. 1. natuurbeheertypen zoals beschreven in Bijlage 1:
      • vochtig weidevogelgrasland (N13.01);
      • kruiden- en faunarijk grasland (N12.02)
      • vochtig hooiland (N10.02);
      • nat schraalland (N10.01);
      • glanshaverhooiland (N12.03);
      • moeras (N05.01);
      • gemaaid rietland (N05.02);
      • ruigteveld (N12.06);
      • zoete plas (N04.02);
      • veenmosrietland en moerasheide (N06.01);
      • hoog- en laagveenbos (N14.02);
      • eendenkooi (N17.04);
    2. 2. landschapsbeheertypen zoals beschreven in Bijlage 2:
      • natuurvriendelijke oever (L01.15);
      • houtwal en houtsingel (L01.02);
      • poel en klein historisch water (L01.01).
      • elzensingel (L01.03);
      • knotboom (L01.08);
      • hakhoutbosje (L01.11);
      • rietzoom en klein rietperceel (L01.14).
    3. 3. slootbeheertypen zoals beschreven Bijlage 3:
      • kroos of draadalgen sloot;
      • uniform begroeide sloot;
      • gevarieerd begroeide sloot;
      • diepe, weinig begroeide sloot;
      • krabbenscheersloot;
      • verlandingsvegetatie.
  2. b. extensief agrarisch medegebruik;
  3. c. watergangen en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers, dammen en bruggen;
  4. d. extensief recreatief medegebruik;

alsmede voor:

  1. e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeerterrein;
  2. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wandel- en fietspaden.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
  2. b. de bouwhoogte van poldermolens niet meer mag bedragen dan 12 meter;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaande schuur of stal' de bestaande schuur of stal is toegestaan waarbij de bestaande omvang als maximum geldt.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 om de bouw van een gebouw ten dienste van het natuurbeheer toe te staan, waarbij het oppervlak en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 25 m² en 3 meter, met dien verstande dat per 50 ha natuurbeheer één gebouw is toegestaan.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Recreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuinen', volkstuinen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen en paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Toegestaan zijn uitsluitend bergingen, kassen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  1. a. per volkstuin maximaal één berging is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 12 m2;
  2. b. per volkstuin maximaal één kas is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 12 m2;
  3. c. de bouwhoogte van bergingen en kassen niet meer mag bedragen dan 2,5 meter.
  4. d. de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter.
  6. f. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 5 m².

9.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het bestaande aantal volkstuinen mag niet worden vermeerderd;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning is niet toegestaan;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor (recreatief) nachtverblijf is niet toegestaan.

Artikel 10 Tuin - Landschapswaarden

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gronden behorende bij het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw, met landschapswaarden in de vorm van openheid en groene inrichting die hoort bij een overgangszone van wonen naar het open veenweidegebied, en die om deze reden niet mogen worden gebruikt ten dienste van het hoofdgebouw;

alsmede voor:

  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - bos, tuin en ganzen- en eendenverblijf:
    1. 1. bos;
    2. 2. een tuin met een ganzen- en eendenverblijf;

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Toegestaan zijn uitsluitend terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 1 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

De voor 'Tuin - Landschapswaarden' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt ten dienste van het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw, zoals voor terras, sier- of moestuin, verharden, parkeren, opslag, e.d., met dien verstande dat:

  1. a. ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande beplantingen mogen worden gehandhaafd;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - bos, tuin en ganzen- en eendenverblijf', bos alsmede een tuin met een ganzen- en eendenverblijf is toegestaan.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. water, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en bruggen;
  7. g. straatmeubilair;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals faunapassages en voorzieningen voor het openbaar vervoer.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan 12 meter;
  2. b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en de waterhuishouding;
  2. b. waterberging;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen en oevers;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van kruisend verkeer;
  6. f. extensief recreatief medegebruik;
  7. g. bruggen, dammen en duikers;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals stuwen en (aanleg)steigers.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen niet meer mag bedragen dan 4 meter;
  2. b. de bouwhoogte en oppervlakte van (aanleg)steigers niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 1 meter en 7,5 m²;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met dien verstande dat:
    1. 1. per bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', uitsluitend bijgebouwen zijn toegestaan;
  2. b. beroepsmatige activiteiten aan huis, met inachtneming van het bepaalde in lid 13.4.1;
  3. c. bed & breakfast, met inachtneming van het bepaalde in lid 13.4.2;
  4. d. nevenactiviteiten, zoals vermeld in lid 13.4.3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voormalige agrarische bedrijfsbebouwing';
  5. e. erven en tuinen;
  6. f. water en groenvoorzieningen;
  7. g. parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 14 Leiding - Brandstof

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een brandstofleiding met de daarbij behorende beschermingszone, waarbij de bestemming 'Leiding - Brandstof' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 14.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  1. a. de bouw verenigbaar is met de belangen van de brandstofleiding;
  2. b. de veiligheid met betrekking tot de brandstofleiding niet wordt geschaad;
  3. c. de leidingbeheerder omtrent het bepaalde onder a en b heeft geadviseerd;
  4. d. er geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Leiding - Gas

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding met de daarbij behorende voorzieningen en beschermingszone, waarbij de bestemming 'Leiding - Gas' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 15.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  1. a. de bouw verenigbaar is met de belangen van de gasleiding;
  2. b. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
  3. c. de leidingbeheerder omtrent het bepaalde onder a en b heeft geadviseerd;
  4. d. er geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende beschermingszone, waarbij de bestemming 'Leiding -Hoogspanningsverbinding' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 16.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de hoogspanningsverbinding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Leiding - Riool

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding met de daarbij behorende beschermingszone, waarbij de bestemming 'Leiding - Riool' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 17.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de rioolpersleiding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Leiding - Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoofdwaterleiding met de daarbij behorende beschermingszone, waarbij de bestemming 'Leiding - Water' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 18.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de hoofdwaterleiding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Archeologie 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische monumenten (AMK-terreinen), waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden in verband met woonheuvels, historische dorpskernen, kerkterreinen met (mogelijke) begraafplaats, (dagzomende) donken, WOII stellingen, schuilplaatsen, tankgrachten en loopgraven, archeologische vindplaatsen (met buffer) en (verdwenen) molenplaatsen, waarbij de bestemming 'Waarde -Archeologie 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

20.3 Afwijken van de bouwregels

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 3

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden van gronden met een (zeer) hoge archeologische verwachting in verband met ontginningsassen en dijk- en polderlinten (inclusief dijk/kade), waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

21.3 Afwijken van de bouwregels

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 4

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden van gronden met een middelhoge archeologische verwachting in verband met oever- en crevasseafzettingen Hollandse IJssel en Lek, Vlist, Lopikerwetering en afgedekte ondiepe rivierduinen (< ca. 2 m -Mv), waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 5

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden van gronden met een middelhoge archeologische verwachting in verband met holoceen afgedekt rivierenlandschap en stroomgordels Graaf riviersysteem, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 6

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden van gronden met een middelhoge archeologische verwachting in verband met holoceen afgedekt rivierenlandschap, stroomgordels Benschop riviersysteem, en zeer diep gelegen afgedekte rivierduinen (onbekende verwachting), waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 7

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden van gronden met een lage archeologische verwachting, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het 'dorpsgezicht Haastrecht' in verband met de volgende waarden:

  1. a. de unieke combinatie van een drietal op zichzelf waardevolle structuren:
    1. 1. de dorpskern, die een goed voorbeeld is van een dijk- en damnederzetting die tijdens de ontginning van het veenweidegebied in de Middeleeuwen tot stand is gekomen en daarna in haar ontwikkeling stagneerde;
    2. 2. de in oorsprong 15e-eeuwse, maar in de 19e eeuw ingrijpend gewijzigde boezemsystemen aan weerszijden van de kern, met inbegrip van de gemalen en uitwateringen in de kern, die de vroegste voorbeelden van een getrapte waterlossing representeren;
    3. 3. de oorspronkelijk 17e-eeuwse en in de tweede helft van de 19e eeuw heringerichte en gaaf bewaard gebleven buitenplaats Bisdom van Vliet met huis, bijgebouwen, tuin- en parkaanleg.
  2. b. de lineaire structuur van een dijk- en damnederzetting aan een rivier, met een knooppuntfunctie op de plaats waar de Vlist uitmondt in de IJssel;
  3. c. de relicten van de beide boezemsystemen die Haastrecht omarmen, respectievelijk die van de Hooge Boezem aan de oostzijde van Haastrecht en de Boezem van Bergambacht aan de westzijde, waaronder de gave structuur van het eerste getrapte boezemsysteem in Nederland, met inbegrip van relicten als een molen en restanten van molens en het S.I. van Nooten-gemaal;
  4. d. de buitenplaats Bisdom van Vliet met de ligging en uitstraling van het huis en de aan de overzijde van de weg liggende overtuin en park met Landschappelijke Stijl, reliëf, perspectief, ornamenten en een slingerbos in de structuur van de lokale strokenverkaveling;
  5. e. de RK St. Barnabaskerk met pastorie en kerkhof, op prominente locatie, met bijzondere bouwstijl en de betekenis die zij vertegenwoordigt voor Haastrecht als katholieke enclave in een overigens Protestante omgeving;
  6. f. de vele monumentale en beeldondersteunende panden en objecten die binnen het beschermd gezicht Haastrecht aanwezig zijn.

waarbij de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

26.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

  1. a. uitbreiding van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde alsmede het oprichten van nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is niet toegestaan;
  2. b. de uitwendige hoofdvorm van bestaande bebouwing, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling, zoals deze was op het moment van de inwerking treding van dit bestemmingsplan, dient gehandhaafd te worden.

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 27 Waterstaat - Waterkering

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering, waterhuishouding en waterstaat, waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

27.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 27.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene Bouwregels

29.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van bouwwerken gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. b. Het bepaalde onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

29.2 Onderkeldering van gebouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
  2. b. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
  3. c. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1,20 meter bedragen;
  4. d. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.

29.3 Nadere eisen

Artikel 30 Algemene Gebruiksregels

30.1 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.
  2. b. Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan worden in ieder geval aangemerkt:
    1. 1. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
    2. 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    3. 3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
    4. 4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting en voor detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsomschrijving;
    5. 5. het gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
    6. 6. het gebruiken van bedrijfsgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
    7. 7. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van lawaaisporten;
    8. 8. of het doen of laten uitvoeren van vorenstaande activiteiten.

30.2 Uitzonderingen strijdig gebruik

Het bepaalde in lid 30.1, onder b, is niet van toepassing op:

  1. a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  2. b. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
  3. c. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor de bestemmingen 'Natuur', 'Natuur - Bestaand' en 'Natuur -Extensief agrarisch medegebruik'.

Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels

31.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' gelden de volgende regels in verband met de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Middelblok:

  1. a. de bouw van een woning of een ander geluidsgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, alsmede in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder, is binnen deze geluidzone niet toegestaan, tenzij:
    1. 1. een besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde voor de betrokken woning of voor het betrokken gebouw vóór de vaststelling van dit plan is verleend;
    2. 2. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op enige gevel van de betrokken woning of het betrokken gebouw niet hoger zal zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde.

31.2 Milieuzone - stiltegebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' zijn de gronden tevens bestemd voor het voorkomen en beperken van geluidhinder.

31.3 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en dient bij het bouwen rekening te worden gehouden met de monumentenstatus.

31.4 Overige zone - beschermingszone eendenkooi

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beschermingszone eendenkooi' zal bij de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden alsmede bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden rekening worden gehouden met het in de Wet natuurbescherming bedoelde afpalingsrecht.

31.5 Vrijwaringszone - dijk

31.6 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels voor:

  1. a. een geringe overschrijding van de bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen, indien een onnauwkeurigheid of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, of indien een rationele verkaveling van de gronden een geringe overschrijding vergt, mits de grens of grenzen met niet meer dan 5 meter worden overschreden;
  2. b. een geringe overschrijding van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, mits deze voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met niet meer dan 10% worden overschreden;
  3. c. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 75 m3 en de goothoogte ten hoogste 3 meter mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
  4. d. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 meter mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, op een koppeling van voorzieningen met bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van het veenweidelandschap;
  5. e. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals een vlaggenmast, een artistiek kunstwerk, antennes en dergelijke tot een bouwhoogte van 15 meter.

Artikel 33 Overige Regels

33.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

34.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

34.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' geldt het volgende:

deze gronden zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen als ligplaats voor een woonboot. Dit gebruik mag worden voortgezet door de heer J.R. van Dijk. Zodra het gebruik als ligplaats voor een woonboot door de heer J.R. van Dijk wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gronden als ligplaats voor een woonboot.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Natuurgebieden Veenweiden Krimpenerwaard'.

Bijlage 1 Natuurbeheertypen

Bijlage 1 Natuurbeheertypen

Bijlage 2 Landschapsbeheertypen

Bijlage 2 Landschapsbeheertypen

Bijlage 3 Slootbeheertypen

Bijlage 3 Slootbeheertypen

Bijlage 4 Inrichtingsplan Krimpenerwaard

Bijlage 4 Inrichtingsplan Krimpenerwaard

Bijlage 5 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 5 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 6 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

Bijlage 6 Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis

Bijlage 1 Inrichtingsmer

Bijlage 1 InrichtingsMER

Bijlage 2 Aanvulling Inrichtingsmer

Bijlage 2 Aanvulling InrichtingsMER

Bijlage 3 Robuustheidanalyse Mer

Bijlage 3 Robuustheidanalyse MER

Bijlage 4 Nota Van Inspraak

Bijlage 4 Nota van inspraak

Bijlage 5 Nota Van Vooroverleg

Bijlage 5 Nota van vooroverleg

Bijlage 6 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 6 Nota van zienswijzen