Voorstraat 12, Lekkerkerk
Bestemmingsplan - Gemeente Krimpenerwaard
Vastgesteld op 14-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Voorstraat 12, Lekkerkerk met identificatienummer
NL.IMRO.1931.BPVoorstraat12-VG01 van de gemeente Krimpenerwaard.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen.
1.3 aanbouwEen aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, door zijn constructie of afmetingen
ondergeschikt aan het hoofdgebouw, als een toevoeging van een afzonderlijke ruimte,
direct verbonden met en direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw, bijvoorbeeld via een
toegangsdeur.
1.4 aanduidingEen geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden.
1.5 aanduidingsgrensDe grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 achtergevelDe gevel achter de voorgevel, meestal evenwijdig daaraan, zoals deze oorspronkelijk bij
de bouw is gerealiseerd.
1.7 ander bouwwerkEen bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.8 archeologische waardeDe aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in
dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude
tijden.
1.9 bebouwingEén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingsgrensEen grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden,
behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.11 beroepsmatige activiteiten aan huis
De uitoefening aan huis van een aan huis verbonden beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede niet publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten.
1.12 bestaand gebouw Een gebouw, dat op de eerste dag van de inwerkingtreding van het plan bestaat, dan wel in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd.
1.13 bestemmingsgrens De grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bijgebouw Een op zich zelf staand, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, niet direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw.
1.16 bouwen Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 bouwgrens De grens van een bouwvlak.
1.18 bouwlaag Een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door - op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggende - vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van een onderbouw en een zolder.
1.19 bouwvlak Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.21 dakkapel Een beperkte doorbreking van het dakvlak door een uit de helling van het dakvlak stekend dakvenster.
1.22 dakopbouw Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.
1.23 erfbebouwing Verzamelnaam voor bouwwerken, op het erf behorende bij een (woon-) bestemming, die ten dienste staan van het hoofdgebouw en die door de ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw, waarbij onderscheid te maken valt tussen: een aanbouw, een uitbouw, een bijgebouw en een overkapping.
1.24 erker Een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en zorgt voor een verbijzondering van de voorgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een beperkte diepte en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.
1.25 gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 hoofdgebouw Een gebouw dat op een bouwvlak door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, exclusief aan- en uitbouwen. Aan- en uitbouwen die tot de hoofdfunctie behoren, worden niet meegerekend tot het hoofdgebouw.
1.27 overkapping Een overdekte ruimte, al dan niet omsloten door maximaal twee wanden. Onder een overkapping wordt ook een carport verstaan.
1.28 peil De gemiddelde hoogte van het aan een bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de kruin van de weg in geval dit bouwwerk aan een weg gelegen is; in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld.
1.29 plangrens: De geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.
1.30 prostitutie Het aanbieden van seksuele diensten tegen materiële vergoeding.
1.31 seksinrichting Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een mate alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf al dan niet in combinatie met elkaar.
1.32 uitbouw Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, dat een vergroting van de bestaande ruimte in dat hoofdgebouw is en direct daarmee in open verbinding staat.
1.33 voorgevel De voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel.
1.34 woning Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de permanente huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 de grondoppervlakte van een gebouw of ander gebouw Buitenwerks en boven peil.
2.6 de bruto-vloeroppervlakte De oppervlakte gemeten op vloerniveau, langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- erven, tuinen, water en groenvoorzieningen;
- beroepsmatige activiteiten aan huis;
- parkeervoorzieningen.
Ten aanzien van de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
3.2.1 Woning- binnen het bestemmingsvlak is één vrijstaande woning toegestaan;
- indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak aanwezig is, mag een woning uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de inhoud van een woning, exclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer dan 700 m³ bedragen;
- de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven; daar waar geen aanduiding is opgenomen mag de goothoogte van een woning niet meer bedragen dan 4,0 m;
- de bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven; daar waar geen aanduiding is opgenomen mag de bouwhoogte van een woning niet meer bedragen dan 10,0 m;
- de nokrichting van de woningen moet evenwijdig zijn aan de kavelrichting.
- bij iedere woning zijn aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan, waarbij:
- de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m² mag bedragen, met dien verstande dat bestaande grotere oppervlaktes die aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het vastgesteld mogen worden gehandhaafd;
- de bij de woning behorende gronden voor niet meer dan 50 % bebouwd zijn;
- bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen minimaal 3,0 m achter het verlengde van de voorgevel zijn gelegen;
- de goothoogte van aanbouwen en uitbouwen niet meer bedraagt dan 0,25 m boven de eerste verdiepingsvloer, met een maximum van 4,0 m;
- de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 3,0 m;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6,0 m.
- de afstand tot het hoofdgebouw maximaal 20 m bedraagt;
- dakkapellen en dakopbouwen niet zijn toegestaan.
- in afwijking van het bepaalde onder artikel 3.2.2 sub a onder 3, mogen aanbouwen voor de voorgevel, waaronder begrepen erkers en ingangspartijen, worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de breedte niet meer mag bedragen dan 50 % van de breedte van de voorgevel;
- de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m, gerekend vanaf de voorgevel van de woning;
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5,0 m²;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag tot een maximum van 3,0 m.
- andere bouwwerken zijn toegestaan met dien verstande dat:
- paardenbakken niet zijn toegestaan;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- op de gronden voor de voorgevel: 1,0 m;
- voor het overige: 2,0 m;
- zwembaden en tennisbanen uitsluitend achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning mogen worden gebouwd;
- bij zwembaden en tennisbanen geen verlichting is toegestaan;
- de bouwhoogte van zwembaden niet meer mag bedragen dan 0,35 m;
- de oppervlakte van zwembaden niet meer mag bedragen dan 100 m²;
- de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer bedraagt dan 1,5 m.
Ondergrondse bebouwing is uitsluitend toegestaan onder bovengrondse bebouwing en
onder de voorwaarde dat deze uitsluitend vanuit de bovengrondse bebouwing bereikbaar
is.
3.3 Specifieke gebruiksregels Ten aanzien van de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden gelden de volgende gebruiksregels:
3.3.1 Algemeen- per woning is maximaal één wooneenheid toegestaan.
- binnen de bestemming is de uitoefening van beroepsmatige activiteiten aan huis in de woning alsmede in aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m²;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- detailhandel is niet toegestaan;
- de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
- binnen de bestemming is de uitoefening van een bed & breakfast in de woning alsmede in aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- het aantal kamers mag maximaal 4 bedragen;
- het aantal personen dat gelijktijdig gebruik maakt van de bed & breakfast mag maximaal 8 bedragen;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de bewoner.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel
3 lid 1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen een woning alsmede aanbouwen,
uitbouwen en bijgebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten aan huis als ondergeschikte
activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30 % van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 30 m²;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan;
- de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten
archeologische waarden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' voorrang heeft
op de andere daar voorkomende bestemming(en).
4.2 Bouwregels Ten aanzien van de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
4.2.1 VerbodHet is verboden te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde – Archeologie 1' mede
bestemde gronden.
4.2.2. UitzonderingenHet in artikel 4.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:
- gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of;
- bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5,0 m, of;
- bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
- bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
- de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
- de bestaande fundering wordt gebruikt;
- de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 4.2.1
voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 5.3.2 aan de vergunning.
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 onder
beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
4.3.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of
door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast,
en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, ofvan werkzaamheden 4.4.1 VerbodHet is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in artikel 5 lid 1 de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te
laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd
gezag:
- de bodem met meer dan 1,0 m op te hogen boven het bestaande maaiveld;
- het verwijderen van funderingen;
- het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
- het aanleggen van drainage;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het aanbrengen van diepwortelende bomen en/of beplanting;
- het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het veranderen van het grondwaterpeil;
- het uitvoeren van andere grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden.
Het in artikel 4.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden
die:
- worden uitgevoerd op gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of;
- het archeologisch onderzoek betreffen, of;
- een diepte hebben van niet meer dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld, of;
- een gezamenlijke oppervlakte hebben van niet meer dan 30 m², of;
- het normale onderhoud en beheer betreffen, of;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 wordt slechts verleend indien:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden als gevolg van de werken of werkzaamheden niet worden verstoord, of;
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in artikel 4.4.4 aan de vergunning.
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 onder
beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
4.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of
door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast,
en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een
waterkerende functie, waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' voorrang heeft op
de andere daar voorkomende bestemming(en).
5.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels:
5.2.1 VerbodHet is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Waterkering'
mede bestemde gronden.
5.2.2 UitzonderingenHet onder 5.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, ten behoeve van de waterstaat en/of waterkering, mits de bouwhoogte niet meer
bedraagt dan 3 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning
afwijken van het verbod in 5.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende
bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of
waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.
5.4 Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, ofvan werkzaamheden 5.4.1 VerbodHet is verboden om op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden de
volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten
uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het aanbrengen/rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende diepwortelende beplantingen en bomen;
- het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- het permanent opslaan van goederen;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het aanleggen van een vooroeverconstructie;
- aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.
Het in 5.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
- werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
- werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
De in 5.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:
- de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
- de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de waterstaat en/of de waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.
3 Algemene Regels
Getoetst wordt of het plan past binnen het vigerende planologisch kader en binnen het ruimtelijk beleid van de verschillende overheidslagen. In dit hoofdstuk staat een overzicht van het van toepassing zijnde beleid in relatie tot de gewenste ontwikkelingen van de initiatiefnemer.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering
- Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels in artikel 7.2 zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
- Het bepaalde onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels
- de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
- de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
- de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1.20 meter bedragen;
- de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een
doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming en de overige regels. Onder verboden
gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,
wordt in elk geval verstaan:
- het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting;
- het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
- het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming.
- het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en wateren als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken vaar- of voertuigen, arken of andere objecten;
- de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten
behoeve van:
- een geringe overschrijding van de bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen, indien een onnauwkeurigheid of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, of indien een rationele verkaveling van de gronden een geringe overschrijding vergt, mits de grens of grenzen met niet meer dan 5 meter worden overschreden;
- een geringe overschrijding van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, mits deze voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met niet meer dan 10% worden overschreden, uitgezonderd het toegestane maximale oppervlak voor bij een woning behorende aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
- de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 75 m3 en de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
- de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, op een koppeling van voorzieningen met bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied;
- de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een artistiek kunstwerk, antennes en dergelijke tot een bouwhoogte van 15 m.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van een enigszins
andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen,
indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van
een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel
bouwvlak en/of aanduiding niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 11.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- Lid 11.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Lid 11.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Voorstraat 12, Lekkerkerk van de gemeente Krimpenerwaard.