KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Horeca
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Recreatie - Jachthaven
Artikel 8 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1
Artikel 9 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2
Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie 3
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Verkeer - Parkeerterrein
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen - 1
Artikel 16 Wonen - 2
Artikel 17 Wonen - 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 23 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Provinciaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bodem
4.2 Water
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.4 Ecologie
4.5 Geluid
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
4.8 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
5.2 Nadere Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 1 Advies Brandweer
Bijlage 2 Advies Ev Fumo
Bijlage 3 Nota Ambtshalve Wijziging
Bijlage 4 Reactienota Overleg En Inspraak

Bestemmingsplan Idskenhuizen 2017

Bestemmingsplan - gemeente De Fryske Marren

Vastgesteld op 30-01-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Idskenhuizen 2017' met identificatienummer NL.IMRO.1940.BPIDS17IDSKHUIZEN-VA01 van de gemeente De Fryske Marren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk:

een bouwwerk dat in een directe fysieke verbinding staat met het (hoofd)gebouw waaraan zij worden aan- of uitgebouwd. Een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, terwijl een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk een vergroting van een bestaande ruimte is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden werkactiviteit:

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van bedrijvigheid op kleine schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Onder werkactiviteit als hier bedoeld worden in elk geval niet begrepen: garagebedrijven, detailhandel, horeca, showrooms en prostitutie;

1.7 aanleggelegenheid:

gelegenheid voor het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.9 bêd en brochje:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.11 bebouwingspercentage:

een in het bouwvlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bedrijfswoning:

een gebouw geheel of gedeeltelijk ingericht ten behoeve van het wonen op een terrein behorende bij een op hetzelfde bouwperceel aanwezig bedrijf, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die (dat) werkgerelateerd is met dat bedrijf;

1.13 bestaand:

  1. a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
    1. 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
    2. 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
  3. c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening tot stand zijn gekomen;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw

verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd(e) gebouw of overkapping;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 erker:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis of bedrijfswoning, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.27 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten (niet bedoeld weekmarkten), braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

1.28 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.31 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.32 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 hoofdverblijf:

het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;

1.35 horecabedrijf:

een bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

categorie 1:

vormen van horeca die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alcoholvrije dranken worden verstrekt: lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie en crêperie;

categorie 2:

vormen van horeca die wat betreft de exploitatievormen behoren bij en ondergeschikt zijn aan een sociaal/culturele hoofdfunctie, zoals: buurthuizen, sportkantines en kerkelijke centra;


categorie 3:

vormen van horeca waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd: restaurants, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant, pension;


categorie 4:

vormen van horeca waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die deels ter plaatse worden geconsumeerd maar voor een belangrijk deel ook elders: pizzeria, Chinese restaurants;

categorie 5:

vormen van horeca die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel) de avonduren geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt: cafetaria, snackbar, viskraam, shoarmazaak;

categorie 6:

vormen van horeca waar in hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt: café, bar, eetcafé, pub, dancing met een dansvloeroppervlak van kleiner dan 10 m² en café-restaurant;


categorie 7:

vormen van horeca zoals een discotheek en een dancing met een dansvloer-oppervlak groter dan 10 m²;

1.36 huishouden:

één of meer personen in een woning of een woonruimte, waarbij, indien er sprake is van meerdere personen, continuïteit in de samenstelling van de bewoners is en onderlinge verbondenheid tussen de bewoners;

1.37 kantine:

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.38 kantoor:

een gebouw of een ruimte in een gebouw dat/die dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.39 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.40 kampeerterrein:

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.41 kap:

een dak met een zekere helling;

1.42 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.43 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.44 overkapping:

elk bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.45 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd:
      • het NAP -0,52 m;

1.46 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.47 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.48 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 recreatieappartement:

een zelfstandige voorziening voor verblijfsrecreatie aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, die binnen een hoofdgebouw wordt gerealiseerd;

1.50 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.51 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie, waarbij de bewoners hun hoofdverblijf elders hebben;

1.52 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand, moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.53 schiphuis:

een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;

1.54 stacaravan:

een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.55 vrijstaand/op zichzelf staand bijbehorend bouwwerk:

bouwwerk dat vrijstaand van het (hoofd)gebouw waar het bij hoort wordt gebouwd;

1.56 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.57 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat;

1.58 zomerhuis:

een recreatiewoning die qua aard en omvang tevens geschikt is voor permanente bewoning.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een andere bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

bij lessenaarsdaken wordt de bouwhoogte niet als goothoogte aangemerkt;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels(en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. bedrijven die zijn genoemd in de Bijlage 1 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2;
    2. 2. en een loonwerk//kraanverhuurbedrijf ten dienste van de agrarische sector en grond-, weg- en waterbouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf';
    3. 3. en een jachtwerf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - jachtwerf';

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en /of vuurwerkbedrijven;

    1. 1. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan huis verbonden werkactiviteit en/of bêd en brochje;
  1. b. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. parkeervoorzieningen;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. tuinen, erven en terreinen;
  2. g. andere bouwwerken, waaronder vlaggenmasten.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 3.2.1 sub a in die zin dat de gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. het bepaalde in 3.2.1 sub b in die zin dat een bedrijfswoning gedeeltelijk buiten de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt gebouwd, mits:
    1. 1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2, tenzij er sprake is van een specifieke situatie zoals genoemd in 3.1;
  2. b. het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
  3. c. het gebruik van op zichzelf staande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  4. d. het gebruik van een bedrijfswoning voor bêd en brochje zodanig dat:
    1. 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    2. 2. het aantal kamers ten behoeve van bêd & brochje meer bedraagt dan 3;
    3. 3. de oppervlakte per bêd & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    4. 4. de bêd & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden werkactiviteit, zodanig dat:
    1. 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 75 m²;
    2. 2. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning, waarbij het totale aantal werkenden niet meer mag bedragen dan twee;
    3. 3. het gaat om activiteiten waarvan op grond van de Wet milieubeheer een vergunning- of meldingsplicht geldt;
    4. 4. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    5. 5. het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    6. 6. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    7. 7. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    8. 8. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    9. 9. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 3.4 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2, mits:
    1. 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel genoemd zijn onder categorie 1 en 2, of om bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1Bedrijvenlijst, maar die in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting hebben;
    2. 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de functieaanduidingen zoals genoemd in 3.1 sub a, uit het bestemmingsvlak worden verwijderd, indien de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
  2. b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2'.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. een herinneringsmonument, ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument', waarbij de instandhouding van het herinneringsmonument wordt nagestreefd;
  3. c. paden;
  4. d. waterkerende functies;
  5. e. water;

met daar in ondergeschikte mate bijbehorend:

  1. f. openbare parkeervoorzieningen;
  2. g. nutsvoorzieningen;
  3. h. speelvoorzieningen;
  4. i. andere bouwwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Horeca

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. horecabedrijven uitsluitend in de categorieën 1 tot en met 6;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. f. tuinen, erven en terreinen;
  2. g. andere bouwwerken, waaronder vlaggenmasten.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 5.2.1 sub b in die zin dat gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak wordt gebouwd.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandelsbedrijven.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de bestemming 'Horeca' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen -2'.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. een kerktoren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - toren';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. horeca, uitsluitend in de categorieën 1 tot en met 3;
  2. d. detailhandel;
  3. e. wegen, straten en paden;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. speelvoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. j. terreinen;
  2. k. andere bouwwerken, waaronder vlaggenmasten.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in 6.2.1 onder a in die zin dat gebouwen en/of overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden anders dan ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen.

Artikel 7 Recreatie - Jachthaven

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een jachthaven;
  2. b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. een zeilschool;
    2. 2. een restaurant c.q. gemeenschappelijke ruimte;
    3. 3. (zeil)botenverhuur;
    4. 4. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan huis verbonden werkactiviteit en/of bêd en brochje;
    5. 5. overnachtingsvoorzieningen ten behoeve van de zeilschool;

met de daarbijbehorende:

  1. c. bijhorende bouwwerken bij een bedrijfswoning;
  2. d. erven, terreinen en water;
  3. e. aanleggelegenheden;
  4. f. straten en paden;
  5. g. (dag)recreatieve voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. parkeervoorzieningen;
  8. j. nutsvoorzieningen;
  9. k. andere bouwwerken waaronder steigers en vlaggenmasten.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend;

  1. a. het gebruik van de gebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
  2. b. het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
  3. c. het gebruik van op zichzelf staande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  4. d. het gebruik van een bedrijfswoning voor bêd en brochje zodanig dat:
    1. 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    2. 2. het aantal kamers ten behoeve van bêd & brochje meer bedraagt dan 3;
    3. 3. de oppervlakte per bêd & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    4. 4. de bêd & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden werkactiviteit, zodanig dat:
    1. 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 75 m²;
    2. 2. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning, waarbij het totale aantal werkenden niet meer mag bedragen dan twee;
    3. 3. het gaat om activiteiten waarvan op grond van de Wet milieubeheer een vergunning- of meldingsplicht geldt;
    4. 4. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    5. 5. het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    6. 6. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    7. 7. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    8. 8. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    9. 9. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat.

Artikel 8 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. zomerhuizen ten behoeve van recreatieve en/of permanente bewoning;
  2. b. bijbehorende bouwwerken bij zomerhuizen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. terreinen en water;
  2. d. aanleggelegenheden;
  3. e. straten en paden;
  4. f. (dag)recreatieve voorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen;
  8. j. andere bouwwerken waaronder vlaggenmasten;

waarbij gestreefd wordt naar het behoud, en waar mogelijk versterking, van de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in 8.2.2 sub b in die zin dat de oppervlakte van een zomerhuis wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits de uitbreiding van het zomerhuis niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone'.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. standplaatsen voor stacaravans;
  2. b. recreatiewoningen;
  3. c. bijbehorende bouwwerken bij stacaravans en recreatiewoningen;
  4. d. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan huis verbonden werkactiviteit en/of bêd en brochje;
    2. 2. een receptiekantoor;
    3. 3. een kantine;
    4. 4. sanitaire voorzieningen;
    5. 5. beheer en onderhoud;
    6. 6. ondergeschikte detailhandel en dienstverlening;
  5. e. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning;
  6. f. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. sanitaire voorzieningen;
    2. 2. beheer en onderhoud;

met de daarbijbehorende:

  1. g. terreinen en water;
  2. h. aanleggelegenheden;
  3. i. straten en paden;
  4. j. (dag)recreatieve voorzieningen;
  5. k. groenvoorzieningen;
  6. l. parkeervoorzieningen;
  7. m. nutsvoorzieningen;
  8. n. andere bouwwerken waaronder vlaggenmasten.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 9.2.3 onder b, onverminderd het bepaalde in 9.2.2 onder b, en toestaan dat de afstand van een recreatiewoning tot de bouwperceelgrens wordt verkleind tot 1,00 m;
  2. b. het bepaalde in 9.2.3 onder e en toestaan dat de dakhelling van een recreatiewoning wordt vergroot tot ten hoogste 60°;
  3. c. het bepaalde in 9.2.4 onder a, onverminderd het bepaalde in 9.2.1 onder c, en toestaan dat de afstand van een stacaravan tot de bouwperceelgrens wordt verkleind tot 1,00 m;
  4. d. het bepaalde in 9.2.5 onder d en toestaan dat de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk wordt vergroot tot ten hoogste 60°;
  5. e. het bepaalde in 9.2.7 onder d en toestaan dat de goothoogte voor ten hoogste 50% van de gootlengte wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
  2. b. het gebruik van de gebouwen (waaronder recreatiewoningen) en stacaravans, met uitzondering van de bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
  3. c. het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
  4. d. het gebruik van op zichzelf staande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  5. e. het gebruik van een bedrijfswoning voor bêd en brochje zodanig dat:
    1. 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    2. 2. het aantal kamers ten behoeve van bêd & brochje meer bedraagt dan 3;
    3. 3. de oppervlakte per bêd & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    4. 4. de bêd & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden werkactiviteit, zodanig dat:
    1. 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 75 m²;
    2. 2. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning, waarbij het totale aantal werkenden niet meer mag bedragen dan twee;
    3. 3. het gaat om activiteiten waarvan op grond van de Wet milieubeheer een vergunning- of meldingsplicht geldt;
    4. 4. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    5. 5. het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    6. 6. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    7. 7. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    8. 8. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    9. 9. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat.

Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatiewoningen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen;
  3. c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. een receptiekantoor;
    2. 2. detailhandel ten dienste van de bestemming;

met de daarbijbehorende:

  1. d. terreinen en water;
  2. e. aanleggelegenheden;
  3. f. straten en paden;
  4. g. (dag)recreatieve voorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. parkeervoorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen;
  8. k. andere bouwwerken waaronder vlaggenmasten.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. 10.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot ten behoeve van een schiphuis bij een recreatiewoning, mits:
    1. 1. ten hoogste één schiphuis per recreatiewoning zal worden gebouwd;
    2. 2. de oppervlakte van een schiphuis ten hoogste 25 m² zal bedragen.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken zodanig dat minder dan 60% van de recreatiewoningen bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan detailhandel ten dienste van de bestemming.

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van sport- en recreatieve doeleinden, zoals sport- en speelvelden en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  2. b. horecavoorzieningen, uitsluitend in de categorieën 1 tot en met 3 ten dienste van de bestemming;
  3. c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. kantines;
    2. 2. tribunes en kleedruimtes;
    3. 3. onderhoud en beheer;
    4. 4. kassahokjes;
    5. 5. dugouts;

met de daarbijbehorende:

  1. d. parkeervoorzieningen;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. verhardingen;
  4. g. paden;
  5. h. sloten en bermen;
  6. i. andere bouwwerken.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in 11.2.1 sub a in die zin dat de gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als zelfstandig horecabedrijf;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. paden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. sloten;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. h. andere bouwwerken.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor wegen bestaande uit meer dan 2 rijstroken, tenzij anders aangegeven.

Artikel 13 Verkeer - Parkeerterrein

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parkeerterrein;

met de daarbijbehorende:

  1. b. wegen en straten;
  2. c. paden;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. nutsvoorzieningen;
  5. f. andere bouwwerken.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. oevers, bermen en beplanting;
  3. c. aanleggelegenheid;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. extensief dagrecreatief medegebruik en visserij;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. g. andere bouwwerken, waaronder duikers en/of dammen en walbeschoeiingen.

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als permanente ligplaats voor schepen.

Artikel 15 Wonen - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor:
    1. 1. een aan huis verbonden werkactiviteit;
    2. 2. bêd & brochje;
    3. 3. een appartement voor recreatief nachtverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. paden en stegen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. h. tuinen, erven en terreinen;
  2. i. andere bouwwerken, waaronder erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 15.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte van het woonhuis, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, niet meer dan 150 m² bedraagt;
    2. 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder;
  2. b. het bepaalde in 15.2.1 sub d in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind;
  3. c. het bepaalde in 15.2.1 sub e in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd, mits:
    1. 1. dit niet leidt tot het realiseren van een extra bouwlaag;
  4. d. het bepaalde in 15.2.2 sub c in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens wordt verkleind;
  5. e. het bepaalde in 15.2.2 sub d in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel wordt vergroot;
  6. f. het bepaalde in 15.2.2 sub e in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot:
    1. 1. ten hoogste 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    2. 2. ten hoogste 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    3. 3. ten hoogste 200 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
  7. g. het bepaalde in 15.2.2 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    1. 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast bij hoofdgebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt; en
    2. 2. de bouwhoogte van het aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouw;
  8. h. het bepaalde in 15.2.2 sub i in die zin dat de goothoogte van een op zichzelf staand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de goothoogte van een op zichzelfstaand bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het bestaande aantal;
  2. b. het gebruik van op zichzelf staande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan huis verbonden werkactiviteit;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden werkactiviteit, zodanig dat:
    1. 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, tot een maximum van 75 m²;
    2. 2. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning, waarbij het totale aantal werkenden niet meer mag bedragen dan twee;
    3. 3. het gaat om activiteiten waarvan op grond van de Wet milieubeheer een vergunning- of meldingsplicht geldt;
    4. 4. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    5. 5. het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    6. 6. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    7. 7. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    8. 8. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    9. 9. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bêd & brochje, zodanig dat:
    1. 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    2. 2. het aantal kamers ten behoeve van bêd & brochje meer bedraagt dan 3;
    3. 3. de oppervlakte per bêd & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    4. 4. de bêd & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 15.4 onder a in die zin dat het aantal woningen toeneemt, mits:

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder;
  2. b. het aantal woningen in overeenstemming is met een woningbouwprogramma dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Artikel 16 Wonen - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor:
    1. 1. een aan huis verbonden werkactiviteit;
    2. 2. bêd & brochje;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. paden en stegen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. h. tuinen, erven en terreinen;
  2. i. andere bouwwerken, waaronder erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 16.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte van het woonhuis, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m² bedraagt;
    2. 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder;
  2. b. het bepaalde in 16.2.1 sub d in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind;
  3. c. het bepaalde in 16.2.2 sub c in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelsgrens wordt verkleind;
  4. d. het bepaalde in 16.2.2 sub d in die zin dat de afstand van een een bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel wordt vergroot;
  5. e. het bepaalde in 16.2.2 sub e in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot:
    1. 1. ten hoogste 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    2. 2. ten hoogste 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    3. 3. ten hoogste 200 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
  6. f. het bepaalde in 16.2.2 sub g in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    1. 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast bij hoofdgebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt; en
    2. 2. de bouwhoogte van het aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk ten minste 1,00 lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouw;
  7. g. het bepaalde in 16.2.2 sub h in die zin dat de goothoogte van een op zichzelf staand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de goothoogte van een opzichzelf staand bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het bestaande aantal;
  2. b. het gebruik van op zichzelf staande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan huis verbonden werkactiviteit;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden werkactiviteit, zodanig dat:
    1. 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, tot een maximum van 75 m²;
    2. 2. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning, waarbij het totale aantal werkenden niet meer mag bedragen dan twee;
    3. 3. het gaat om activiteiten waarvan op grond van de Wet milieubeheer een vergunning- of een meldingsplicht geldt;
    4. 4. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    5. 5. het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    6. 6. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    7. 7. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    8. 8. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    9. 9. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bêd & brochje, zodanig dat:
    1. 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    2. 2. het aantal kamers ten behoeve van bêd & brochje meer bedraagt dan 3;
    3. 3. de oppervlakte per bêd & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    4. 4. de bêd & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

16.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.4 onder a in die zin dat het aantal woningen toeneemt, mits:

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder;
  2. b. het aantal woningen in overeenstemming is met een woningbouwprogramma dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Artikel 17 Wonen - 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen in voormalige boerderijpanden, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor:
    1. 1. een aan huis verbonden werkactiviteit;
    2. 2. bêd & brochje;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de voormalige boerderijpanden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. paden en stegen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. groenvoorzieningen;
  4. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. i. tuinen, erven en terreinen;
  2. j. andere bouwwerken, waaronder erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 17.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte van het woonhuis, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m² bedraagt;
    2. 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder;
  2. b. het bepaalde in lid 17.2.1 sub d in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind;
  3. c. het bepaalde in lid 17.2.2 sub c in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelsgrens wordt verkleind;
  4. d. het bepaalde in lid 17.2.2 sub d in die zin dat de afstand van een een bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel wordt vergroot;
  5. e. het bepaalde in lid 17.2.2 sub e in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt:
    1. 1. ten hoogste 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    2. 2. ten hoogste 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    3. 3. ten hoogste 200 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
  6. f. het bepaalde in lid 17.2.2 sub g in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    1. 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast bij hoofdgebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt; en
    2. 2. de bouwhoogte van het aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk ten minste 1,00 lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouw;
  7. g. het bepaalde in lid 17.2.2 sub h in die zin dat de goothoogte van een op zichzelf staand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de goothoogte van een opzichzelf staand bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het bestaande aantal;
  2. b. het gebruik van op zichzelf staande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan huis verbonden werkactiviteit;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden werkactiviteit, zodanig dat:
    1. 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, tot een maximum van 75 m²;
    2. 2. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning, waarbij het totale aantal werkenden niet meer mag bedragen dan twee;
    3. 3. het gaat om activiteiten waarvan op grond van de Wet milieubeheer een vergunning- of meldingsplicht geldt;
    4. 4. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    5. 5. het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    6. 6. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    7. 7. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    8. 8. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    9. 9. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
    10. 10. dit leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bêd en brochje, zodanig dat:
    1. 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    2. 2. het aantal kamers ten behoeve van bêd en brochje meer bedraagt dan 3;
    3. 3. de oppervlakte per bêd & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    4. 4. de bêd & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    5. 5. dit leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.4 onder a in die zin dat het aantal woningen toeneemt, mits:

  1. a. dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk;
  2. b. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder;
  3. c. het aantal woningen in overeenstemming is met een woningbouwprogramma dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Bestaande maatvoeringen

Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.


In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.

19.2 Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:

  • de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

19.3 Plaatselijke verhogingen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 20 m² bedraagt;
  2. b. de verhoging leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

20.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de natuurlijke c.q. ecologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden c.q. bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  4. d. de regels in die zin dat kleinschalige openbare voorzieningen zoals kleedgebouwtjes, sanitaire voorzieningen, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstwerken worden gebouwd, tot ten hoogste 50 m²;
  5. e. de regels in die zin dat gebouwen en/of andere bouwwerken ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
    2. 2. het gebouw dan wel ander bouwwerk uit ten hoogste een bouwlaag bestaat;
    3. 3. de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.

Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische en ecologische waarden en de waterhuishouding, het plan wijzigen in die zin dat:

  • bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur, mits deze activiteiten niet samenhangen met nieuwe planmatige stad- of dorspuitbreidingen waarover nog geen overeenstemming bestaat met Rijk, provincie en waterschap.

Artikel 23 Overige Regels

23.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Beleidsregels Parkeren 2017 (hierna: Beleidsregels parkeren) bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
  3. c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub a) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Beleidsregels parkeren (sub b) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Beleidsregels parkeren opgenomen regels en voorwaarden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Idskenhuizen 2017'.

januari 2018.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente De Fryske Marren is bezig met een actualisering van de geldende bestemmingsplannen. De Wet ruimtelijke ordening stelt de verplichting aan de gemeente om haar bestemmingsplannen eens in de tien jaar te actualiseren. Zo dient ook het geldende bestemmingsplan voor de kern Idskenhuizen geactualiseerd te worden. Het geldende plan is op 19 december 2007 door de raad van de (toenmalige) gemeente Skarsterlân vastgesteld.

Het uitgangspunt van een actualisatie is dat de actuele (planologische en/of vergunde) situatie wordt vastgelegd voor de komende 10 jaar, en dat, waar mogelijk, wordt aangesloten bij de geldende planologische regelingen. Bestaande rechten worden hierbij zoveel mogelijk weer overgenomen, indien en voor zover dit met inachtneming van andere (sectorale) wetgeving gestand kan blijven. Er zijn in de afgelopen tien jaar echter ook bestemmings-, wijzigings- en/of ontheffingsprocedures doorlopen. Deze wijzigingen zijn dan vigerend ten opzichte van het moederplan, en zullen dan ook overgenomen worden in deze actualisatie. Er is een inventarisatie uitgevoerd, zodat de meest actuele situatie in beeld is voor het leggen van de meest passende bestemmingen. Ook is rekening gehouden met recent beleid en regelgeving. Het inhoudelijke uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het behoud van de bestaande ruimtelijke structuur. De karakteristieken van Idskenhuizen blijven hiermee behouden.

1.2 Ligging Plangebied

Op de volgende afbeelding is aangegeven waar het plangebied zich bevindt. Idskenhuizen ligt ten westen van Sint Nicolaasga aan de oostoever van het Idskenhuistermeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPIDS17IDSKHUIZEN-VA01_0001.png"

Afbeelding: Ligging plangebied

De exacte begrenzing van het plangebied is afgestemd op de omliggende bestemmingsplannen waarbij het plangebied van deze actualisatie bestaat uit de kern Idskenhuizen (hieronder in wit aangegeven) inclusief twee bestemmingsplannen en 2 wijzigingsplannen welke binnen de plangrens van het thans geldende bestemmingsplan Idskenhuizen uit 2007 zijn gelegen. Onderstaande afbeelding is een uitsnede van de landelijke website ruimtelijkeplannen.nl. Hierop staan de digitaal beschikbare plannen verbeeld. Het bestemmingsplan voor de kern Idskenhuizen, het wijzigingsplan 'Idskenhuizen Bramerstraat 48 - 54' en het bestemmingsplan 'Idskenhuizen Recreatiepark' zijn hierop weergegeven. De overige twee plannen zijn digitaal niet beschikbaar en zijn derhalve niet op onderstaande afbeelding opgenomen. Deze plannen vallen echter wel binnen de plangrenzen van dit actualisatieplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPIDS17IDSKHUIZEN-VA01_0002.png"Afbeelding: Begrenzing plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Het nu vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan "Idskenhuizen", vastgesteld door de gemeente Skarsterlân op 19 december 2007. Verder zijn er verschillende locaties binnen het plangebied waarvoor intussen een onherroepelijk wijzigingsplan of postzegelplan is opgesteld. In de volgende paragrafen worden de verschillende locaties besproken, waarbij kernachtig wordt aangegeven op welke wijze het betreffende plan is meegenomen in de voorliggende herziening van het bestemmingsplan Idskenhuizen. Voor een deel is er alleen sprake van wijzigingen op de verbeelding. Er zijn ook wijzigingen die betrekking hebben op zowel de regels als de verbeelding.

1.3.1 Wijzigingsplan Idskenhuizen - Bramerstraat 48 - 54

Op 23 februari 2012 is het wijzigingsplan 'Idskenhuizen - Bramerstraat 48-54' door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Het wijzigingsplan maakt de realisatie van drie woonhuizen op deze voormalige bedrijfslocatie mogelijk.

1.3.2 Wijzigingsplan Idskenhuizen - De Greiden 11

Op 22 december 2010 is het wijzigingsplan 'Idskenhuizen - De Greiden 11' door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Het wijzigingsplan legt een eigendomsaanpassing van gronden behorende bij het betreffende perceel planologisch vast.

1.3.3 Bestemmingsplan Idskenhuizen - Uitbreiding 2004

Op 30 juni 2004 is het bestemmingsplan 'Idskenhuizen - Uitbreiding 2004' door de gemeenteraad vastgesteld. Het betreft een planmatige uitbreiding (woningbouw) van de kern Idskenhuizen.

1.3.4 Bestemmingsplan Idskenhuizen - Recreatiepark

Op 31 oktober 2012 is het bestemmingsplan 'Idskenhuizen - Recreatiepark' door de gemeenteraad vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 11 recreatiewoningen mogelijk.

1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Idskenhuizen 2017' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek. nr. NL.IMRO.1940.BPIDS17IDSKHUIZEN-VA01);
  • regels.

Het bestemmingsplan wordt vergezeld door een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden.

Op de verbeelding staan de bestemmingen van de gronden in het plangebied. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld die de uitgangspunten van het plan verzekeren. Het plan gaat vergezeld met een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de huidige situatie en de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de omgevingsaspecten volgt. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

Idskenhuizen is een dorp met ongeveer 450 inwoners en ligt ten westen van Sint Nicolaasga aan de oostoever van het Idskenhuistermeer, midden in het Friese merengebied. Idskenhuizen is een komdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op zandgronden die even hoger lagen dan de omgeving. Het dorp dankt zijn naam aan een zekere Idske, misschien een lid van de familie Galama. De grondlegger van het internationale koffie-, thee en (tot voor kort) tabaksbedrijf Douwe Egberts is in Idskenhuizen geboren. Kenmerkend voor Idskenhuizen zijn ook de weidse vergezichten en natuurlijk het watersportkarakter van het dorp. De ligging van het dorp nabij de Friese meren maakt het aantrekkelijk voor de watersporter. De voormalige Hervormde kerk van het dorp is omgebouwd tot een zeilschool. In het westen van het dorp bevindt zich het Recreatiepark Idskenhuizen, aan de Lytse Mar en het Mastersein.

Op onderstaande afbeelding is een luchtfoto van het dorp opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPIDS17IDSKHUIZEN-VA01_0003.png"

Afbeelding: Luchtfoto Idskenhuizen

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het plangebied. Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Het rijksbeleid is hiertoe niet van belang. Het plangebied raakt namelijk geen belangen die zijn vastgelegd in het Rijksbeleid zoals de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op het provinciaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied.

3.1 Provinciaal Beleid

In het Streekplan (vastgesteld op 13 december 2006) staan de relaties tussen steden en platteland centraal. Er is sprake van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland. Met concentratie wordt de benodigde massa, schaal en draagvlak verkregen voor het optimaal benutten van stedelijke potenties. De Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt regels aan bestemmingsplannen. Idskenhuizen valt onder de vlag van de overige kernen en is ook aangemerkt als een recreatiekern. Bij de overige kernen kunnen, naast opvang van de plaatselijke woonbehoefte, specifieke woonkwaliteiten ontwikkeld worden. Daarmee komt een compleet palet aan woonmilieus in het stedelijk bundelingsgebied beschikbaar. De nadruk ligt hier op de kwaliteit en niet op de kwantiteit van de woningbouw. In Idskenhuizen wordt geen ruimte geboden voor woningbouwontwikkeling. De mogelijkheid voor nieuwe woningbouw is in dit bestemmingsplan dan ook niet meegenomen. Voor de vestigingsmogelijkheden in een overige kern zijn er opties voor lichte bedrijven (tot milieucategorie 2 en in enkele gevallen milieucategorie 3) tot 2.500 m² en zeer kleine kantoren (tot 600 m²) passend bij de schaal van de kern. In het plangebied wordt de bestaande situatie vastgelegd en er worden geen mogelijkheden geboden voor (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen. De bestemmingsplanregeling is afgestemd op de Verordening Romte Fryslân 2014.

Verder zijn op basis van provinciaal beleid diverse thema's op het plangebied van toepassing. Hierbij worden uitsluitend regels gesteld ten aanzien van ontwikkelingen. Omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen, zijn deze thema's niet van belang. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het plangebied.

3.2 Gemeentelijk Beleid

Visie de Friese Meren

Per 1 januari 2013 zijn de gemeenten Gaasterlân-Sleat, Lemsterland en Skarsterlân geherindeeld tot de nieuwe gemeente De Fryske Marren. In de Visie De Friese Meren, vastgesteld op 4 februari 2014, beschrijft de gemeente hoe de nieuwe gemeente er uit ziet en wat haar ambities zijn. Ruimtelijk gezien is de gemeente De Fryske Marren een krachtige plattelandsgemeente. Het totale gebied kenmerkt zich door een krachtige variatie in landschap, met gaasten, weidegebieden, water, bossen en verschillende woonmilieus. De gemeente onderschrijft de kracht van water als beeldbepalend element. Illustratief hiervoor is de ligging aan het IJsselmeer met het unieke kliffenlandschap, de aanwezigheid van het merendeel van de Friese meren in de gemeente, Lemmer als oud vissersdorp, en een toeristische watersportsector van internationale allure. Daarnaast vraagt de van oudsher aanwezige samenhang tussen cultuur, taal, historie, Friese identiteit, bedrijvigheid en agrarische sector om een balans in behoud en ontwikkeling. In breder geografisch perspectief heeft De Fryske Marren een kansrijke ligging. Aan de poort van Fryslân gesitueerd is er zowel over de weg (A6 en A7) als het water (IJsselmeer, Prinses Margrietkanaal, Tsjûkemar) sprake van goede verbindingen met de regio, de rest van Nederland en Europa. De gemeente streeft er naar de kwaliteiten en de kansen die het gebied kent optimaal en in samenhang te benutten.

Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016 - 2026

In het Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016 - 2026 beschrijft de gemeente De Fryske Marren het beleid op het gebied van wonen voor de periode 2016-2026. Het Strategisch Afwegingskader Woningbouw vormt een actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Woningbouw 2013 - 2020 en is een aanvulling op de Woonvisie De Friese Meren 2014 - 2018. Dit beleid vormt de basis voor woningbouw in de gemeente en voor prestatieafspraken met de corporaties. Het beleidskader heeft voor de gemeente een tweeledig doel. Enerzijds het bieden van duidelijkheid naar inwoners, marktpartijen en partijen die onze natuurlijke samenwerkingspartners zijn zoals de corporaties. Anderzijds als intern sturingsinstrument, waar keuzes worden gemaakt waar wel én niet nieuwe initiatieven worden geïnitieerd of ondersteund.

Voor de periode van 2016 tot 2026 is het beeld in de meest recente provinciale prognose (concept november 2016) dat er negatieve bevolkingsgroei (- 737) verwacht wordt in de gemeente De Fryske Marren. Het aantal huishoudens zal daarentegen toenemen met 935 in de periode 2016 tot 2026. Tot 2026 wordt door de gemeente een ontwikkelingsperspectief van 917 woningen gehanteerd. In 2017 hebben de gemeente De Fryske Marren, Regio Zuidwest Friesland en provincie Fryslân nieuwe afspraken omtrent woningbouwprogrammering gemaakt. Momenteel zijn er voor Idskenhuizen in het uitvoeringsprogramma woningbouw 2016 - 2026 geen concrete plannen voor woningbouw (in uitvoering).

Woonvisie De Friese Meren 2014 - 2018

De Woonvisie De Friese Meren 2014 - 2018, wat de basis vormt voor het Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016 - 2026, heeft als hoofddoelstelling van het woonbeleid, dat alle inwoners van De Fryske Marren binnen hun mogelijkheden zoveel mogelijk hun eigen woonwensen moeten kunnen realiseren. Deze doelstelling is uitgewerkt via drie pijlers: 'Aandacht voor kwaliteit', 'Een levensloopvriendelijke gemeente' en 'Goed wonen voor alle doelgroepen'. Om de kernen vitaal en leefbaar te houden, is een goede kwaliteit van de leefomgeving en de bestaande woningvoorraad van groot belang. De nieuwbouwproductie in de gemeente in de komende jaren is beperkt in omvang en concentreert zich in de grotere kernen zoals Joure, Lemmer en Balk. In andere grotere dorpen van de gemeente (Oudehaske en Sint Nicolaasga) is woningbouw mogelijk voor de eigen behoefte en in beperkte mate voor opvang van buiten de eigen kern. In de overige kernen, waaronder de kern Idskenhuizen, wordt er zeer beperkt tot geen ruimte voor nieuwbouw geboden. Er wordt gestreefd naar een groei van de woningvoorraad met 1,0% per jaar. De rol van de gemeente is hierbij beperkt. Veel belangrijker is aanpassing van de bestaande woningvoorraad, bijvoorbeeld door deze energiezuiniger te maken of meer geschikt voor senioren. Het bestemmingsplan maakt deze kwalitatieve aanpassingen mogelijk. Ook nieuwe functies voor leegstaande gebouwen en vervanging van verouderde woningen dragen bij aan verbetering van de kwaliteit van de kernen. Ook hiervoor biedt het bestemmingsplan mogelijkheden door middel van de flexibiliteit in de regels. Daarnaast is er in verband met de vergrijzing extra aandacht voor senioren in het woningbeleid. Het is belangrijk dat senioren zich zoveel mogelijk kunnen blijven redden. Tenslotte zet de gemeente zich in voor het betaalbaar houden van woningen in de huur- en koopsector. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de doelstelling van de woonvisie.

Welstandsnota

De gemeente heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Welstandsnota (april 2015). Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, de stedenbouwkundige en de architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen. In de nota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. Het gaat hier om welstandscriteria die betrekking kunnen hebben op het uiterlijk en de plaatsing van bouwwerken. Als regel geldt dat de welstandscriteria in het welstandsbeleid zich bewegen binnen de bebouwingsmogelijkheden die door het bestemmingsplan worden gegeven. Er kan een bepaalde overlap tussen het bestemmingsplan en de welstandsnota voorkomen. Bij strijdigheid tussen de welstandscriteria en de bestemmingsplanvoorschriften/regels, geldt als regel dat de bestemmingsplanregels voorgaan. In de welstandsnota zijn (per gebiedstype) de kenmerkende aspecten van de bebouwing uit het gebied, als criteria omschreven. Hierbij is gekeken naar de plaatsing, de hoofdvorm, de aanzichten en de opmaak van de bebouwing. De welstandnota gaat met name in op de huidige situatie. Voor de bestaande woonmilieus is het kwaliteitsbeleid in grote lijnen gericht op het handhaven en daar waar mogelijk het verbeteren van de huidige, ruimtelijke structuur. Ten aanzien van de woonbebouwing en woonomgeving, is het beleid gericht op het verbeteren van de kwaliteit ervan.


Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan

Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) De Fryske Marren" is in juni 2016 vastgesteld, waarin het verkeers- en vervoersbeleid is vastgelegd. De Troelstraweg en de Stripedyk zijn gecategoriseerd als verblijfsgebieden, waar een maximumsnelheid van 30 km/uur binnen de bebouwde kom geldt en een maximumsnelheid van 60 km/uur buiten de bebouwde kom. In de 30 km/uur-gebieden dient doorgaand en sluipverkeer zo veel mogelijk ontmoedigd te worden en de dorpsstraten dienen weer ontmoetingsplaatsen te worden. Op deze manier ademen de straten een dorpse sfeer uit en wordt hard rijden ontmoedigd. Een goede toepassing om dit mogelijk te maken is het "shared space"-principe. Fietsers dienen gebruik te maken van de vrijliggende (brom)fietspaden die aanwezig zijn buiten de bebouwde kommen. Binnen de bebouwde kom maken fietsers gebruik van dezelfde wegenstructuur als het gemotoriseerde verkeer.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).

4.1 Bodem

Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer.

Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).

Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met het aspect bodem. Een onderzoek is daarbij in de meeste gevallen nodig. In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Nader onderzoek is daarom niet nodig.

Conclusie

In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect bodem levert geen belemmering op.

4.2 Water

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is om waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Het plangebied valt onder het beheer van Wetterskip Fryslân, dat zorg draagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, het water op peil houden in sloten, vaarten en kanalen om droogte en wateroverlast tegen te gaan, het zuiveren van afvalwater van huishoudens en bedrijven en het beheren en bewaken van dijken, kaden en oevers.

Er vinden geen ontwikkelingen plaats en er vindt hooguit een bescheiden verandering van gebruik van enkele gebouwen plaats. De watertoets is doorlopen. Met de gegevens die zijn opgegeven is door het Wetterskip Fryslân bepaald dat het plan geen invloed heeft op het watersysteem en de waterketen. In het plangebied liggen echter wel objecten en belangen van Wetterskip Fryslán waar in het kader van de ruimtelijke ordening rekening mee moet worden houden. Daarom is door het Wetterskip voor dit plan een wateradvies opgesteld. De normale watertoetsprocedure is van toepassing op het plan.

Het vastleggen van de bestaande situatie

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Er worden geen significante nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.


Om bij toekomstige ontwikkelingen is het volgende van belang. Op basis van de Keur van Wetterskip Fryslán is het onder meer verboden zonder watervergunning van het bestuur, neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 rn2 in stedelijk gebied en meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied onverharde grond bebouwd of verhard wordt. Zodra er ontwikkelingen in het plan zijn die een relatie met het watersysteem hebben, haakt het Wetterskip via de WABO-procedure aan bij de vergunningverlening. Het Wetterskip wordt daarmee in alle gevallen op de hoogte gehouden van eventuele essentiële wijzigingen in het plan.

Leidraad Watertoets

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee rekening moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen vanuit het aspect water. De Leidraad Watertoets is te raadplegen op onze website: www.wetterskipfryslan.nl/watertoets.


Meerlaagse veiligheid

Het klimaat verandert en wordt steeds grilliger. Langere perioden van droogte, afgewisseld met korte periodes met intensieve buien, zeespiegelstijging en zwaardere stormen. Naast de verdedigingswerken moet worden ingezet op aanpassingen in de ruimtelijke ordening en calamiteitenbeheersing. Er is in dit verband sprake van meerlaagse veiligheid, dit staat voor Veiligheid in drie lagen. In het kader van ruimtelijke ordening is vooral laag 2 van belang. Het gaat er dan om dat de ruimte op een duurzame manier wordt ingericht. Bijvoorbeeld door geen gevoelige functies te realiseren op plekken die kunnen overstromen en door hoog genoeg te bouwen.


Klimaatadaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Objecten en belangen van Wetterskip Fryslán

In het plangebied liggen diverse objecten en spelen diverse belangen van Wetterskip Fryslán. Dit gaat onder andere om keringen, leidingen en hoofdwatergangen. De objecten en belangen hoeven niet terug te komen op de Verbeelding en in de Regels. Maar de bestemmingen die de gronden krijgen waar deze objecten en belangen in liggen mogen de functie van de objecten en belangen niet uitsluiten. Zo moet bijvoorbeeld de bestemming van de gronden waar een hoofdwatergang ligt de functie Water mogelijk maken. Hieronder volgt een beschrijving van de objecten in het plangebied. Waar de regionale waterkering, hoofdwatergangen en schouwwatergangen liggen is terug te vinden op de internetpagina van Wetterskip Fryslán: www.wetterskipfryslan.nl/leggerkaart.


Regionale waterkering

De regionale waterkering beschermt het achterliggende gebied tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. De regionale waterkering heeft met een bepaalde hoogte een kerende werking. De kerende blijft in het bestemmingsplan gehandhaafd. Langs de regionale waterkering ligt een beschermingszone van 5 meter. Deze beschermingszone is nodig voor het beheer en onderhoud aan en bescherming van de waterkering. Het is niet toegestaan om werken uit te voeren aan de waterkering of in de beschermingszone. Voor werkzaamheden binnen de kernzone en de beschermingszone van de regionale waterkering is een watervergunning nodig.

Hoofdwatergangen en overig oppervlaktewater

De hoofdwatergangen hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoer functie. Voor het onderhoud van deze watergangen is aan beide zijden een beschermingszone van 5 meter vanaf de oever noodzakelijk. Deze zone dient obstakelvrij te blijven en er mag dan ook niet worden gebouwd in dit gebied. Ook het aanplanten van bijvoorbeeld bomen en het plaatsen van hekken, schuttingen en andere obstakels is niet toegestaan. Naast de hoofdwatergangen zijn er ook overige wateren. Het bestemmingsplan maakt al het bestaande oppervlaktewater in het plangebied planologisch mogelijk.

Conclusie

In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect water levert geen belemmering op.

4.3 Archeologie En Cultuurhistorie

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Archeologie

In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Erfgoedwet, welke in 2017 van kracht is geworden. De wet vervangt onder meer de Monumentenwet en de Wet tot behoud van cultuurbezit. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn:

  • archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard;
  • archeologie moet tijdig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming;
  • de veroorzaker betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voor zover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder.

Voor een globaal inzicht in mogelijke archeologische waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Deze bestaat uit een advieskaart voor de Steentijd - Bronstijd en uit een advieskaart voor de IJzertijd - Middeleeuwen.

Steentijd - Bronstijd

Hieronder is de kaart met mogelijke archeologische resten uit de Steentijd - Bronstijd en later weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPIDS17IDSKHUIZEN-VA01_0004.png"

Afbeelding: Uitsnede kaart Steentijd - Bronstijd (FAMKE)

Een deel van het plangebied bevindt zich in een met roze aangegeven gebied. In de met roze aangegeven gebieden op de uitsnede kaart Steentijd - Bronstijd kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode Steentijd - Bronstijd. Van deze gebieden wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5000 m² een quickscan te verrichten. Een quickscan is een extensief booronderzoek waarmee duidelijk gemaakt wordt of het steentijd bodemarchief intact is. Bij een intact bodemarchief kan dan over worden gegaan op een karterend onderzoek 2 (6 boringen per hectare). Tevens dient te worden nagegaan of er zich bekende vuursteenvindplaatsen en dobben in het gebied bevinden. Deze locaties moeten dan vervolgens door middel van een archeologisch onderzoek worden gewaardeerd (zie advies ‘waarderend onderzoek vuursteenvindplaatsen' en ‘waarderend onderzoek dobben'. Meer informatie over dit thema, alsmede informatie over de genoemde onderzoeken zelf, is te vinden op de website van de provincie Fryslân, op de pagina van de Archeologische Kaart / FAMKE). De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.

Een deel van het plangebied bevindt zich ook in een met donkerbruin aangegeven gebied. In de met donkerbruin aangegeven gebieden op de uitsnede kaart Steentijd - Bronstijd, kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode Steentijd - Bronstijd. In deze gebieden kunnen zich archeologische resten uit de steentijd vlak onder de oppervlakte bevinden, die zijn afgedekt door een dun veen- of kleidek. De conservering van eventueel aanwezige resten is nu nog goed, maar de archeologische resten zijn wel zeer kwetsbaar. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 500 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren, waarbij minimaal twaalf boringen per hectare worden gezet, met een minimum van twaalf boringen voor gebieden kleiner dan een hectare. De resultaten van een dergelijk karterend booronderzoek kunnen inzicht geven in de aanwezigheid van dekzandkopjes of -ruggen, waarop zich archeologische resten kunnen bevinden. Het booronderzoek dient zich vooral te richten op het microreliëf van het zand onder het veen- of kleidek. Mochten zich in de gebieden dekzandkoppen of -ruggen bevinden, dan beveelt de provincie aan een waarderend onderzoek te laten verrichten op de gevonden koppen. De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.

IJzertijd - Middeleeuwen

Hieronder is de kaart met mogelijke archeologische resten uit de periode IJzertijd - Middeleeuwen en later weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPIDS17IDSKHUIZEN-VA01_0005.png"

Afbeelding: Uitsnede kaart IJzertijd - Middeleeuwen (FAMKE)

In de met oranje/bruin aangegeven gebieden op de uitsnede kaart IJzertijd - Middeleeuwen kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode IJzertijd - Middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 5000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Mochten er, als gevolg van het karterend archeologisch onderzoek, een of meerdere vindplaatsen worden aangetroffen, dan zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van het type aangetroffen vindplaats, en de strategie van onderzoek dient te worden bepaald door het desbetreffende onderzoeksbureau. Indien de vindplaats een nieuw aangetroffen terp betreft, geldt het advies: ‘waarderend onderzoek op terpen'. De resultaten van het karterend onderzoek kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden. Het plangebied betreft de bebouwde kom van Idskenhuizen, daarom dient in de onderzoeksstrategie rekening te worden gehouden met recente verstoringen die zich kunnen hebben voorgedaan. In het plangebied is geen dubbelbestemming voor de archeologische waarden opgenomen, daar er geen nieuwe bouwmogelijkheden in het plan zijn opgenomen op ongeroerde gronden met een groot oppervlak. Op de gronden waar gebouwd kan worden staan reeds gebouwen en is de grond in het verleden bouwrijp gemaakt, waardoor eventuele resten niet of nauwelijks meer traceerbaar zijn.

In de met groen aangegeven gebieden op de uitsnede kaart IJzertijd - Middeleeuwen is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Dit advies wordt gegeven als op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden, of wanneer de archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de periode IJzertijd - Middeleeuwen op gefundeerde gronden zodanig laag is dat de kans op aantasting bij de meeste ingrepen zeer klein is.

Cultuurhistorie

Het is verplicht om in het bestemmingsplan aandacht te schenken aan de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Het kan nodig zijn om cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan te beschermen. Hieronder vallen bijvoorbeeld monumenten, karakteristieke panden, maar ook cultuurhistorisch waardevolle landschappen.

In het plangebied zijn enkele cultuurhistorische waarden aanwezig. Er zijn een aantal cultuurhistorisch waardevolle voormalige boerderijpanden, die iets over de geschiedenis van het dorp vertellen. Dit plan kent hiervoor een specifieke regeling, welke toeziet op het behoud van de waarden van deze boerderijpanden. Aan de boerderijpanden is deze specifieke bestemming toegekend.

In het plangebied is daarnaast een herinneringsmonument gesitueerd. Deze is op de verbeelding weergegeven.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk zijn. Het behoud en versterking van het bestaande karakter van het plangebied staat voorop. Het aspect archeologie en cultuurhistorie levert geen belemmering op.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming heeft per 1 januari 2017 de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. Taken en verantwoordelijkheden voor bescherming van natuur zijn zoveel mogelijk bij provincies neergelegd, overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal, tenzij'. De grootste veranderingen hebben bij de soortenbescherming plaatsgevonden. Zo is de beschermingsstatus van een groot aantal planten en van soorten als Kleine modderkruiper en Bittervoorn vervallen. Daarnaast heeft een aantal bijzondere niet eerder beschermde libellen, dagvlinders, planten en één vissoort (Kwabaal) nu juist een beschermde status. Provincies hebben meer bevoegdheid bij het benoemen van beschermde soorten. Bij gebiedsbescherming is de status van Beschermde Natuurmonumenten vervallen. De bescherming van Natura 2000-gebieden is niet veranderd.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen en ook niet nabij Natura 2000-gebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (Sneekermeergebied, Witte en Zwarte Brekken en Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving) liggen op een afstand van meer dan 8 kilometer. In de omgeving van het plangebied zijn wel gebieden behorende bij het Natuurnetwerk Nederland gelegen. Het beschermde gebied Idskenhuistermeer ligt op korte afstand van het plangebied.

Het aspect gebiedsbescherming geeft geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Het plan biedt geen mogelijkheden voor (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen, waardoor effecten op genoemde gebieden uit te sluiten zijn. Een nader ecologisch onderzoek is dan ook niet nodig.

Soortbescherming

Het eerste artikel in de Wet natuurbescherming heeft betrekking op de zorgplicht en het voorkomen of beperken van schade aan soorten en gebieden, voor zover deze niet middels overige verbodsbepalingen zijn gereguleerd. Het gaat daarbij in de praktijk vooral om minder streng beschermde soorten, waarbij het onnodig doden, verwonden of beschadigen dient te worden vermeden.
Overtreding van de zorgplicht is niet strafbaar gesteld; “de zorgplicht kan wel door toepassing van bestuursdwang worden gehandhaafd”. Deze formulering van de zorgplicht brengt met zich mee dat wanneer men een bepaalde handeling wilt verrichten die gevolgen voor natuurwaarden zou kunnen hebben, men zich daaraan voorafgaand op de hoogte stelt van de aanwezige natuurwaarden, de kwetsbaarheid ervan en de mogelijke gevolgen daarvoor van het voorgenomen handelen. De zorgplicht is te allen tijde van toepassing, ook al vindt er geen overtreding van een verbodsbepaling plaats.

Het aspect soortenbescherming geeft geen uitgangspunten en belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk. Bovendien bestaat het plangebied al lange tijd grotendeels uit bebouwd gebied.

In het plangebied zijn wel groen- en watergebieden aanwezig, waar mogelijk (beschermde) flora en fauna aanwezig is. Ook in deze gebieden worden geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wel is het van belang om bij nieuwe ontwikkelingen een verkennende soortentoets uit te voeren, wanneer de aanwezigheid van beschermde flora en fauna niet van te voren uit te sluiten is.

Conclusie

In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. De ecologische aspecten leveren geen belemmeringen op.

4.5 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. In deze wet is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt indien in dat bestemmingsplan mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen en/of andere geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt, waardoor akoestisch onderzoek achterwege kan blijven. Bestaande woningen kunnen echter wel opnieuw gebouwd worden en bestaande woningen kunnen worden uitgebreid. Mocht deze situatie zich voordoen dan kan het noodzakelijk zijn dat er akoestisch onderzoek uitgevoerd wordt, om zodoende inzicht te krijgen in de actuele geluidsbelasting en de maatregelen die in voorkomend geval noodzakelijk zijn om een goed leefklimaat te kunnen borgen.

Conclusie

In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect geluid levert geen belemmeringen op.

4.6 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  1. a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, of
  2. b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  3. c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  4. d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk zijn. Onderzoek naar luchtkwaliteit kan daardoor achterwege blijven.

Conclusie

In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op.

4.7 Bedrijven En Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven en inrichtingen kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komt te staan. Het doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen op een verantwoorde afstand van elkaar worden gesitueerd. Op deze wijze wordt gevaar en hinder voor de milieugevoelige functies voorkomen dan wel zoveel mogelijk beperkt en omgekeerd wordt voldoende zekerheid aan milieubelastende activiteiten geboden dat deze activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden uitgeoefend kunnen worden. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Deze VNG handreiking is opgesteld uitgaande van de standaardbedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De lijst is onderverdeeld in bedrijfsklassen en bedrijfstypen. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven en voorzieningen milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven en voorzieningen een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtafstanden tot een “rustige woonwijk” of een “gemengd gebied”. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt, dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.

Het plangebied is deels aan te merken als een 'gemengd gebied'. Naast de woonfunctie zijn ook verschillende andere functies mogelijk. De woonwijken van het dorp zijn aan te merken als "rustige woonwijk'.

Er zijn enkele bedrijven in het plangebied aanwezig. Zo zijn aan de Bramerstraat een werkplaats voor open houten boten in combinatie met een opslagplaats voor heteluchtballonnen en een timmer-/klussenbedrijf aanwezig. Aan de Troelstrawei bevindt zich een loonbedrijf. Het betreft een loonwerk- en kraanverhuurbedrijf opererend in de agrarische sector en grond-, weg- en waterbouw. Aan het Mastersein is bovendien een zeilschool gevestigd. Verderop aan het Mastersein ligt een camping en een terrein met recreatiewoningen met bijbehorende functies zoals een restaurant en een jachthaven. Van de camping en het terrein met recreatiewoningen gaat enige invloed uit naar de woningen in het plangebied. De richtafstand van recreatieterreinen tot woningen (richtafstand VNG) is 50 meter. Deze afstand wordt voor een aantal woningen niet gehaald. Het betreft echter een bestaande situatie.


De botenwerkplaats, het timmerbedrijf, het loonbedrijf en de zeilschool, liggen min of meer temidden van en/of nabij woonbebouwing. De botenwerkplaats, het timmerbedrijf en het loonbedrijf vallen in milieucategorie 2 en 3, en kunnen enige geluid- en/of verkeershinder naar de omgeving opleveren. Daarom dient ten aanzien van deze bedrijven een afstandsnorm tot de dichtstbijzijnde woningen te worden aangehouden. In het voorliggende plangebied zijn echter al woningen binnen deze afstandsnorm gelegen. Om die reden zijn deze drie bedrijven specifiek aangeduid; mochten de botenwerkplaats, het timmerbedrijf en/of het loonbedrijf vertrekken of worden beëindigd, dan wordt de aanduiding van de kaart verwijderd en is alleen weer lichte bedrijvigheid toegestaan of kan er alleen eenzelfde bedrijf terugkomen, zodat de bestaande situatie blijft gehandhaafd of milieutechnisch gezien verbeterd.


De zeilschool is een bijzondere bedrijfsvorm, die past binnen het recreatieve karakter van de kern Idskenhuizen. Dit bedrijf kan dus in de toekomst eveneens gehandhaafd blijven. Bij de botenwerkplaats is de opslag van gasflessen opgeheven waardoor deze activiteit in een lichtere bedrijfscategorie kan worden ondergebracht. Aansluitend op het plangebied is een transportbedrijf gevestigd. Ook hiervoor geldt dat deze functie van invloed kan zijn op de milieugevoelige functies in het plangebied. Maar ook hier geldt dat er sprake is van een bestaande situatie.

Nabij het dorp zijn twee agrarische bedrijven aanwezig waarvan de bouwvlakken op minder dan 100 m vanaf de bebouwde kom zijn gelegen. Hiervoor geldt het hetzelfde als eerder in deze paragraaf genoemd. Deze bedrijven kunnen van invloed zijn op de milieugevoelige functies in het plangebied, maar er is sprake van de bestaande situatie.

Bij nieuwe ontwikkelingen van het transportbedrijf en/of de agrarische bedrijven en/of de nabij gelegen milieugevoelige functies, dient bij de planvorming rekening gehouden te worden met de onderlinge afstand(en). Daarnaast moet ook rekening worden gehouden met de geurverordening die de gemeente heeft vastgesteld.

De bouwvlakken van de milieubelastende functies, naast de hiervoor genoemde functies ook enkele maatschappelijke functies, horeca en sportfaciliteiten, zijn afgestemd op de huidige (planologische) situatie en/of de huidige contouren van de bebouwing. Ook kunnen aan de functies bepaalde categorieën worden gehangen. Voor de categorieën geldt, hoe hoger de categorie hoe belastender de functie voor het milieu is. Binnen de horecabestemming zijn horecabedrijven tot categorie 6 mogelijk. Deze bestemming is van toepassing op het café annex bar hoek Bramerstraat-Lytse Buorren. Hier zijn verschillende vormen van horeca (categorie 1 t/m 6) mogelijk. Het behoud van de bestaande functie is een belangrijk uitgangspunt, maar de categorie-indeling biedt een zekere mate van uitwisselbaarheid van (horeca)functies op deze locatie waardoor de aard van het bedrijf kan veranderen. Uitbreidingen van bedrijvigheid en voorzieningen zijn alleen mogelijk na een gedegen ruimtelijke, functionele en milieuhygiënische afweging. Dit is van belang voor de omliggende milieugevoelige functies, zoals woningen. Bovendien kunnen de huidige bedrijven binnen de gegeven ruimtelijke en milieugrenzen blijven functioneren. De milieubelasting op de omgeving verergert niet.

Conclusie

In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect bedrijven en milieuzonering levert geen belemmeringen op.

4.8 Externe Veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plangebied is niet binnen de invloedssfeer gelegen van een risicovolle Bevi-inrichting.

Buisleidingen

In of nabij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

In en in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen routes met transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Kabels

In of bij het plangebied zijn geen kabels op bestemmingsplanniveau gelegen die een risico vormen voor de veiligheid.

Advies brandweer

Brandweer Fryslân ziet geen noodzaak om een repressief advies te geven in het kader van bestemmingsplannen en omgevingsvergunning. Dit omdat het hier gaat om een conserverend plan. Verder zijn er geen risicovolle activiteiten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) op het plangebied van invloed. De reactie van Brandweer Fryslân is opgenomen in Bijlage 1.

Het plan is tevens voorgelegd aan de FUMO (de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing). De FUMO heeft aangegeven dat uit de professionele Risicokaart blijkt dat in en in de directe nabijheid van het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen waarvan de risicocontouren of het invloedsgebied zijn gelegen over het plangebied. Daarnaast worden met de actualisatie van het bestemmingsplan geen nieuwe risicobronnen toegelaten. Het advies van de FUMO is opgenomen in Bijlage 2.

Conclusie

In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Algemeen

De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is.

In een concrete situatie kan het voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. In voorkomende gevallen is de mogelijkheid opgenomen om van bepaalde regels af te wijken. Deze bevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

De bij dit plan behorende planregels zijn conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels
  2. 2. Bestemmingsregels
  3. 3. Algemene regels
  4. 4. Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten. Hoofdstuk 2 bevat specifieke regels voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingsmogelijkheden. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond. In hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. Conform de SVBP zijn ze in dit hoofdstuk ondergebracht. Hoofdstuk 4 bevat het in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgeschreven overgangsrecht.

5.2 Nadere Toelichting Op De Bestemmingen

Voor zover nodig worden bestemmingen hieronder van een nadere toelichting voorzien. Het algemene uitgangspunt voor het plangebied is het behoud en de versterking van de aanwezige functies en de huidige ruimtelijke kwaliteit. De mogelijkheden in het plangebied zijn afgestemd op de huidige situatie. Hierbinnen is er ruimte voor kwaliteitsverbetering.

Bedrijf

Uitgangspunt

Deze bestemming is gegeven aan de reguliere bedrijven in het dorp die op twee verschillende locaties voorkomen. Het behoud van de bestaande bedrijven en een goede milieuzonering naar de omliggende woningen zijn de belangrijkste uitgangspunten voor de bestemming. In verband met de milieusituatie en de ruimtelijke inpasbaarheid gekoppeld aan de uitstraling van het bedrijf, zijn binnen deze bestemming alleen bedrijven uit categorie 1 en 2 toegestaan en zijn de bouwvlakken zo veel mogelijk 'strak' om de bestaande gebouwen gelegd.

Beide bedrijven hebben ofwel een hogere categorie ofwel een functie die afwijkt van de basisbestemming en zijn om die reden ter plaatse aangeduid, het gaat om respectievelijk het loonbedrijf en de jachtwerf. Daar waar sprake is van een bedrijfswoning. Deze is ter plaatse geregeld met een aanduiding.

Bestemmingsbeschrijving

De gebouwen en overkappingen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale bouw- en goothoogten volgens het bestaand planologisch recht zijn vastgelegd op de verbeelding. In de bedrijvenlijst (bijlage van de regels) is aangegeven welke bedrijven zijn toegestaan. Voor bedrijven die niet zijn opgenomen in deze lijst, of bedrijven uit een hogere categorie is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om ze (onder voorwaarden) toe te staan. Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak te bouwen en bedrijfswoningen gedeeltelijk buiten het aanduidingsvlak te bouwen. Verder zijn bij de bedrijfswoning ook bijbehorende bouwwerken toegestaan en is de uitoefening van een aan huis verbonden werkactiviteit en/of bêd en brochje onder voorwaarden mogelijk.

Groen

Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving

De groenbestemming is van toepassing op de verschillende locaties in het plangebied. Het behoud van de groenstroken en het open karakter hiervan staat voorop. Er zijn daarom geen gebouwen en overkappingen toegestaan. In de uitbreiding van 2004 is binnen het Groen een herinneringsmonument toegestaan. Deze is in dit bestemmingsplan ook opgenomen. Vervolgens zijn binnen de bestemming functies die de openbare ruimte en de leefbaarheid in de dorpen versterken mogelijk. Het betreft bijvoorbeeld speelvoorzieningen, (wandel)paden en sloten.

Horeca

Uitgangspunt

Deze bestemming is van toepassing op het café annex bar hoek Bramerstraat-Lytse Buorren. Hier zijn verschillende vormen van horeca (categorie 1 t/m 6) mogelijk. Het behoud van de bestaande functie is een belangrijk uitgangspunt, maar de categorie-indeling biedt een zekere mate van uitwisselbaarheid van (horeca)functies waardoor de aard van het bedrijf kan veranderen.

Bestemmingsbeschrijving

De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens het geldende plan zijn vastgelegd op de verbeelding. Voorts is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bij beëindigen van de horecafunctie de gronden te kunnen inzetten voor woondoeleinden.

Maatschappelijk

Uitgangspunt

De bestemming 'Maatschappelijk' komt op een tweetal plaatsen voor in het plangebied, namelijk aan de Bramerstraat/Tsjerkewei (kerk) en aan De Ikkers (dorpshuis). Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke uitwisselbaarheid van qua zwaarte vergelijkbare maatschappelijke functies. Daarbij gaat het om educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. De uitwisselbaarheid van de verschillende maatschappelijke functies binnen de maatschappelijke bestemming is een belangrijk uitgangspunt. Voor de bebouwing geldt als uitgangspunt dat de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Dit geldt ook voor de kerktoren.

Bestemmingsbeschrijving

In de bestemmingsomschrijving is overeenkomstig het bovengenoemde uitgangspunt vastgelegd voor welke maatschappelijke functies de gebouwen en gronden gebruikt mogen worden. Detailhandel en horeca anders dan ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen is niet toegestaan.

De gebouwen en overkappingen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens de bestaande afmetingen zijn vastgelegd op de verbeelding. In verband met de afwijkende bouwhoogte is voor de kerktoren een specifieke regeling genomen. Door middel van een afwijkingsmogelijkheid kan onder voorwaarden buiten het bouwvlak worden gebouwd.

Recreatie - Jachthaven

Uitgangspunt

Deze bestemming heeft betrekking op de jachthaven en de zeilschool met de bijbehorende voorzieningen. Deze functies hebben daartoe een specifieke bestemming gekregen. Deze bedrijven hebben een hogere milieucategorie dan de categorieën 1 en 2 die standaard binnen een dorp worden toegestaan. Ze passen qua karakter en historie echter bij het dorp Idskenhuizen vanwege de ligging in het recreatieve merengebied van Fryslân. Daar waar sprake is van een bedrijfswoning, is deze ook ter plaatse geregeld met een aanduiding.

Bestemmingsbeschrijving

In de bestemmingsomschrijving is overeenkomstig vastgelegd voor welke functies de gebouwen en gronden gebruikt mogen worden. Naast de jachthaven en de zeilschool zijn er ook gebruiksmogelijkheden voor een restaurant, zeilbotenverhuur en overnachtingsvoorzieningen.

Gebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens bestaand planologisch recht zijn vastgelegd op de verbeelding.

Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 en 2 (R-VR1 en R-VR2)

Uitgangspunt en bestemmingsomschrijving

Het 'oorspronkelijke' recreatieterrein nabij Idskenhuizen is onder twee bestemmingen (R-VR1 en R-VR2) gebracht. Dit is gedaan omdat de zomerhuizen op het meest westelijke deel van het recreatieterrein (R-VR1) zowel recreatief als permanent mogen worden bewoond. De bebouwingsbepalingen voor dit gedeelte, bieden nog enige ruimte voor uitbreiding van de zomerhuizen én voor de bouw van bijhorende bouwwerken bij de zomerhuizen.


Op het oostelijke deel (R-VR2) daarentegen, oorspronkelijk een terrein voor alleen stacaravans én een kampeerterrein, is permanente bewoning juist niet toegestaan. Als gevolg van de toenemende kwaliteitsvraag en ruimtebehoefte worden stacaravans steeds vaker vervangen door een recreatiewoning/bungalow. Om op deze ontwikkeling te kunnen inspringen, wordt net als in vorige plannen de mogelijkheid geboden om de nu nog aanwezige stacaravans onder bepaalde voorwaarden te vervangen door zomerhuizen. Hiervoor zijn bouwvoorschriften in de bestemming opgenomen. Deze recreatiewoningen mogen niet permanent worden bewoond.

Binnen de bestemming R-VR2 is ter plekke geregeld met een aanduiding, waar een bedrijfswoning is toegestaan.

Recreatie - Verblijfsrecreatie 3 (R-VR3)

Uitgangspunt en bestemmingsomschrijving

Deze bestemming heeft betrekking op de in het plangebied beoogde cq. aanwezige recreatiewoningen en het receptiegebouw. Er bevinden zich binnen dit bestemmingsplan twee locaties waar recreatiewoningen zijn toegestaan. Voor het recreatiepark Idskenhuizen is een planmatige inpassing van recreatiewoningen doorlopen voor wat ooit alleen als camping ingericht mocht worden. Hiertoe is een apart bestemmingsplan gemaakt en deze is in dit actualisatieplan overgenomen. Voor de recreatiewoningen is een vlak aangeduid waarin maximaal 11 recreatiewoningen gebouwd kunnen worden. De maximale oppervlakte van een recreatiewoning mag 100 m2 bedragen. Bij elke recreatiewoning mogen bijhorende bouwwerken worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m², tot ten hoogste 80% van de oppervlakte van de recreatiewoning.

Voor het receptiegebouw is een bouwvlak opgenomen waarbinnen het gebouw met inachtneming van de toegestane maximale bouw- en goothoogte gebouwd kan worden.

Permanente bewoning is niet toegestaan. In de bestemmingsplanregeling is opgenomen dat een bedrijfsmatige exploitatie van de recreatiewoningen voor 60% verplicht is. Mede hiermee wordt de beschikbaarheid van verhuurbare accommodaties gewaarborgd.

Sport

Uitgangspunt

Binnen deze bestemming is de uitoefening van uiteenlopende sporten en recreatieve activiteiten toegestaan. De kantines en de kleedruimten in een bouwvlak zijn vastgelegd volgens de bestaande planologische rechten, zodat deze gebouwen niet over het hele terrein kunnen worden opgericht. Realisatie van dergelijke gebouwen is buiten de bouwvlakken alleen mogelijk door het toepassen van een afwijkingsmogelijkheid. De inpassing in de omgeving is een belangrijke voorwaarde bij het toepassen hiervan. Voor gebouwen die minder impact hebben op de omgeving (gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, dug-outs en kassahokjes) is een meer algemene regeling van toepassing. Specifiek zijn er nog bouwregels gesteld voor lichtmasten en ballenvangers.

Bestemmingsbeschrijving

De kantines en kleedruimten zijn volgens de bestaande mogelijkheden vastgelegd op de verbeelding. Daarbuiten zijn ze zoals hiervoor gezegd alleen met een afwijkingsmogelijkheid te realiseren. In de gehele bestemming zijn maximaal 100 m2 aan gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en kassahokjes toegestaan. Dit kan - al naar gelang de behoefte - dus flexibel ingevuld worden in het bestemmingsvlak. Lichtmasten en ballenvangers zijn toegestaan tot respectievelijk 10 en 8 meter hoogte, tenzij de bestaande hoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande hoogte geldt.

Verkeer

Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving

De wegen en woonstraten in het plangebied zijn onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. Ook bermen, sloten, begeleidende groenstroken, parkeerplaatsen en dergelijke zijn in deze bestemming meegenomen.

Het behoud van de bestaande wegen- en stratenstructuur in het dorp en het opnemen van andere functies ter ondersteuning van de openbare ruimte in de bestemming zijn de belangrijkste uitgangspunten. In verband met de akoestische aspecten vanuit de Wet geluidhinder is het niet mogelijk het aantal rijstroken uit te breiden naar meer dan twee.

Water

Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving

De bestemming 'Water' is van toepassing op de bestaande waterpartijen.

Het behoud van het water is een belangrijk uitgangspunt, waarbij er ondergeschikt ook mogelijkheden bestaan voor extensief dagrecreatief medegebruik en groenvoorzieningen.

Wonen - 1, Wonen - 2 en Wonen - 3

Uitgangspunt

Het dorp Idskenhuizen zelf (het oostelijk deel van het plangebied) is grotendeels ingevuld met een woonbestemming. Het behoud en de versterking van de woonfunctie en aan de woonfunctie aanverwante functies is het belangrijkste uitgangspunt. Met het handboek bestemmingsplannen van de gemeente is gekozen voor een uniforme systematiek voor alle woonbestemmingen in de gemeente. Er wordt gewerkt met drie woonbestemmingen. De bestemming 'Wonen - 1' is gebruikt voor woonhuizen uit één laag met kap, de bestemming 'Wonen - 2' voor woonhuizen uit twee lagen met kap. De bestemming 'Wonen - 3' is gebruikt voor de voormalige boerderijpanden. Vrijstaande en twee-onder-een-kap woonhuizen zijn binnen deze bestemmingen standaard toegestaan. Rijenwoningen zijn alleen toegestaan als deze als zodanig zijn aangeduid, met daarbij het aantal aaneen te bouwen woonhuizen.

In de woonbestemmingen wordt gewerkt met de, in planologische zin, bestaande bouwvlakdiepte. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens is, onder andere in verband met brandveiligheidsaspecten, in de regels standaard vastgelegd op minimaal drie meter (met uitzondering van bestaande situaties, waarbij die afstand kleiner is dan 3 meter). Via een binnenplanse afwijking met bijbehorende toetsingscriteria kan deze afstand worden verkleind.

Binnen alle woonbestemmingen is een uniforme erfbebouwingsregeling gehanteerd waarbij rekening is gehouden met een maximale oppervlakte en een bebouwingspercentage aan bijbehorende bouwwerken (zoals aanbouwen, uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen). Hiermee wordt voorkomen dat de percelen te vol worden gebouwd. Dit is onder andere van belang voor de brandveiligheid. Afhankelijk van de oppervlakte van het bouwperceel gelden er afwijkingsmogelijkheden om de hoeveelheid erfbebouwing te vergroten. Hiervoor geldt het uitgangspunt dat voor grotere bouwpercelen meer mogelijkheden gelden. Verder zijn er mogelijkheden voor erkers opgenomen in de woonbestemmingen.

Indien in de bestaande situatie sprake is van meer oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, dan is dit vastgelegd met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken'.

Er zijn onder voorwaarden verschillende functies bij het wonen toegestaan, zoals aan huis verbonden werkactiviteiten en 'bêd en brochje'. Het uitgangspunt hiervoor is dat deze functies ondergeschikt aan de woonfunctie worden uitgeoefend.

Binnen de woonbestemming is in twee gevallen een afwijkende functie aanwezig die specifiek is geregeld in de bestemming. Uitgangspunt is dat deze functies ter plekke kunnen blijven functioneren volgens de huidige situatie.

Bestemmingsbeschrijving

In de bestemmingen is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen (woonhuizen) en bijbehorende bouwwerken. De hoofdgebouwen moeten in de bouwvlakken gebouwd worden. Er is een afwijkingsmogelijkheid in de bestemmingen opgenomen om het hoofdgebouw onder voorwaarden gedeeltelijk buiten het bouwvlak te bouwen. In de bestemming 'Wonen - 1' zijn wonhuizen met een goot- en bouwhoogte van maximaal 3,5 en 11 meter toegestaan (een laag met kap), in de bestemming 'Wonen - 2' is dit op 6,5 en 12 meter bepaald (twee lagen met kap). In Wonen - 3 zijn de voormalige boerderijpanden vastgelegd op de bestaande afmetingen.

Bij de woonbestemmingen is ten hoogste 70 m2 aan bijbehorende bouwwerken toegestaan tot een maximaal oppervlak van 50% per bouwperceel. De oppervlakte van het hoofdgebouw telt hier niet in mee. Afhankelijk van de grootte van het bouwperceel kan deze oppervlakte onder voorwaarden vergroot worden tot ten hoogste 200 m2.

In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat de gronden en bouwwerken niet gebruikt mogen worden voor detailhandel en bedrijvigheid, met uitzondering van aan huis verbonden werkactiviteiten en bêd en brochje. Bij deze functies is het van belang dat ze ondergeschikt zijn aan de woonfunctie, zodat de woonfunctie voor het overgrote deel behouden blijft. De regeling is hierop afgestemd.

Het bestaande aantal woningen is uit te breiden met een afwijkingsmogelijkheid, mits dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg bestaat voor belangenorganisaties en burgers de mogelijkheid te reageren op de gemeentelijke beleidsvoornemens, zoals die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Om eenieder de gelegenheid te geven zijn visie naar voren te brengen, wordt een inspraakprocedure gevolgd, zoals die is opgenomen in de gemeentelijke Inspraakverordening.


In dezelfde fase wordt het plan ook voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg van het Besluit ruimtelijke ordening. Over alle eventueel ingekomen reacties wordt een standpunt bepaald, waarvan de resultaten in het bestemmingsplan worden verwerkt en die mogelijk kunnen leiden tot aanpassing van dit bestemmingsplan.

Het voorontwerp van het bestemmingsplan "Idskenhuizen 2017" heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening van de gemeente De Fryske Marren met ingang van vrijdag 6 april 2018 tot en met 17 mei 2018 voor iedereen ter inzage gelegen bij de centrale balie van het gemeentehuis Herema State 1 te Joure, het servicepunt Balk (Dubbelstraat 1) en het servicepunt te Lemmer (Vissersburen 88). Daarnaast was het voorontwerpbestemmingsplan (digitaal) te raadplegen via de gemeentelijke website www.defryskemarren.nl en op www.ruimtelijkeplannen.nl.


Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke of mondelinge inspraakreactie kenbaar te maken. Van de terinzagelegging is vooraf (i.c. op 5 april 2018) een openbare kennisgeving gedaan -via de website www.officielebekendmakingen.nl- in het Gemeenteblad en de Staatscourant.


Gedurende de periode van terinzagelegging is tevens het overleg met de maatschappelijke instanties ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gevoerd. Het plan is hiertoe op 5 april 2018 per mail onder de aandacht van de diverse instanties gebracht met het verzoek om binnen zes weken te reageren.


Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn bij de gemeente De Fryske Marren drie overlegreacties en één zienswijze/(inspraak-)reactie binnengekomen. Tevens is het bestemmingsplan op enkele onderdelen ambtshalve aangepast. De reactienota overleg en inspraak is als Bijlage 4 toegevoegd.

Het ontwerpbestemmingsplan Idskenhuizen 2017 met de daarbij behorende stukken heeft in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening met ingang van vrijdag 21 september 2018 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een zienswijze over dit bestemmingsplan bij de raad in te dienen. Wel wordt een ambtshalve wijziging voorgesteld. Deze wijziging is opgenomen in Bijlage 3.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, opdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.


Dit bestemmingsplan (de toegestane functies en de bouwregels) is gebaseerd op de bestaande situatie en geldende regelingen voor het plangebied. Geheel nieuwe bouwplannen (volgens het Bro) worden niet mogelijk gemaakt. De grondexploitatieregeling is niet van toepassing en de vaststelling van een exploitatieplan is daarom niet nodig.

januari 2018.

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Advies Brandweer

Bijlage 1 Advies brandweer

Bijlage 2 Advies Ev Fumo

Bijlage 2 Advies EV FUMO

Bijlage 3 Nota Ambtshalve Wijziging

Bijlage 3 Nota ambtshalve wijziging

Bijlage 4 Reactienota Overleg En Inspraak

Bijlage 4 Reactienota Overleg en Inspraak