KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Wonen - 1
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel

Bestemmingsplan Oenemawei 1 te Terkaple

Bestemmingsplan - gemeente De Fryske Marren

Ontwerp op 09-06-2016 - in voorbereiding

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  1. het plan:
    het Bestemmingsplan Oenemawei 1 te Terkaple met identificatienummer NL.IMRO.1940.BPTER15OENEMAWEI-ON01 van de gemeente De Fryske Marren;

  1. bestemmingsplan:
    de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

  1. aanbouw:
    een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. (Functionele ondergeschiktheid is niet vereist);

  1. aanduiding:
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  1. aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  1. aan huis verbonden werkactiviteit:
    het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid op kleine schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Onder werkactiviteit als hier bedoeld worden in elk geval niet begrepen: garagebedrijven, detailhandel, horeca, showrooms en prostitutie;

  1. ander werk:
    een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

  1. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  1. bestaand:
    het vergunde gebruik en/of de vergunde bouwwerken op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

  1. bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak;

  1. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  1. bijgebouw:
    een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. (Functionele ondergeschiktheid is niet vereist);

  1. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

  1. bouwgrens:
    de grens van een bouwvlak;

  1. bouwperceel:
    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  1. bouwperceelgrens:
    de grens van een bouwperceel;

  1. bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

  1. bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

  1. cultuurgrond:
    grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

  1. dak:
    iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

  1. gebouw:
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  1. hoofdgebouw:
    gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

  1. hoofdverblijf:
    het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;

  1. jachthaven:
    een jachthaven is een haven waar pleziervaartuigen tegen betaling aan steiger of kade kunnen liggen en waarbij het niet is toegestaan dat overnachtingen plaatsvinden;

  1. kampeermiddel:
    een mobiel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  1. mobiele kampeermiddelen:
    een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen, niet zijnde een bouwwerk, met de bedoeling deze te plaatsen op een kampeerterrein, met uitzondering van de winterperiode;

  1. peil:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  1. voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd:

  • het NAP -0,52 m (het gemiddeld boezempeil);

  1. recreatiewoning:
    een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

  1. schiphuis:
    een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;

  1. seksinrichting:
    de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

  1. serre:
    een overwegend transparante uitbouw vervaardigd in een lichte constructie in één bouwlaag aan een hoofdgebouw, waarbij de serre verbonden is met het hoofdgebouw, en onderdeel van het hoofdgebouw uitmaakt;

  1. uitbouw:
    een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. (Functionele ondergeschiktheid is niet vereist);

  1. vaste kampeermiddelen:
    een stacaravan, chalet of ander recreatief verblijf, dat naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;

  1. voorgevel:
    de naar de weg gekeerde gevel(s) van een (hoofd)gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig zal worden aangemerkt;

  1. woning:
    een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.2 De breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;

2.1.3 De dakhelling van een bouwwerk:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.4 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. voor lengten in meters (m);

  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);

  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);

  4. voor verhoudingen in procenten (%);

  5. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. cultuurgrond;

  2. een ontsluitingsweg op de gronden ter plaatse van de aanduiding “ontsluiting”,

met daaraan ondergeschikt:

  1. sloten, bermen en beplanting;

  2. paden;

  3. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

3.2 Bouwregels

  1. Op de voor ‘Agrarisch - Cultuurgrond’ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

  1. Voor bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voortuinen en zijtuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;

  2. erkers;

met daaraan ondergeschikt:

  1. woonstraten en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een goede woonsituatie;

  2. de verkeersveiligheid; en

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a in die zin dat serres bij een woonhuis worden gebouwd, mits:

  1. ten hoogste één serre per woonhuis zal worden gebouwd;

  2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;

  3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;

  4. de bouwhoogte van een serre zal ten hoogste gelijk zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;

  1. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a in die zin dat aan- en uitbouwen en overkappingen bij een binnen de aangrenzende bestemming “Wonen - 1” gelegen woonhuis worden gebouwd, mits:

  1. de aan- of uitbouw of de overkapping ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende woonhuis wordt gebouwd;

  2. de afstand van een aan- of uitbouw of overkapping tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woonhuis dan wel het verlengde daarvan, ten minste gelijk zal zijn aan de breedte van die aan- of uitbouw of overkapping.

Artikel 5 Wonen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor:

  1. een ondergeschikte aan huis verbonden werkactiviteit;

  2. ondergeschikte recreatie in de vorm van een recreatiewoning, een schiphuis en een jachthaven met maximaal 10 ligplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "recreatie";

met daaraan ondergeschikt:

  1. woonstraten;

  2. paden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. water;

met de daarbijbehorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een goede woonsituatie;

  2. de verkeersveiligheid; en

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in lid 5.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  1. het aantal woningen niet toeneemt;

  2. de oppervlakte van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen, ten hoogste 50 m² bedraagt;

  3. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt;

  4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische en ecologische waarden en de waterhuishouding;

  1. het bepaalde in lid 5.2.1 sub c en toestaan dat de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;

  2. het bepaalde in lid 5.2.1 sub f in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd, mits dit niet leidt tot het realiseren van een extra bouwlaag;

  3. het bepaalde in lid 5.2.1 sub g en sub h in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;

  4. het bepaalde in lid 5.2.1 sub i in die zin dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;

  5. het bepaalde in lid 5.2.2 sub b in die zin dat de afstand van een aan- of uitbouw of bijgebouw tot de bouwperceelgrens wordt verkleind;

  6. het bepaalde in lid 5.2.2 sub c en sub d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:

  1. 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming “Tuin”, zal bedragen;

  1. het bepaalde in lid 5.2.3 sub c en sub d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot:

  1. ten hoogste 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming “Tuin”, zal bedragen;

  2. ten hoogste 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming “Tuin”, zal bedragen;

  3. ten hoogste 200 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming “Tuin”, zal bedragen;
    mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in Bijlage 1, dan wel hobbymatige activiteiten;

  1. het bepaalde in lid 5.2.2 sub g in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw wordt verhoogd, mits:

  1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij hoofdgebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt; en

  2. de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;

  1. het bepaalde in lid 5.2.2 sub i en toestaan dat de bouwhoogte van een bijgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het bestaande aantal;

  2. het gebruik van bijgebouwen en/of een schiphuis voor bewoning, met uitzondering van een recreatiewoning waar recreatief (nacht)verblijf is toegestaan;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan huis verbonden werkactiviteit;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden werkactiviteit, zodanig dat:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:

  • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;

  • 50 m²;

  1. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;

  2. het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;

  3. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;

  4. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;

  5. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;

  6. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

  7. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;

  8. dit leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast;

  1. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijdbak;

  2. de permanente bewoning van recreatiewoningen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

6.2 Bouwregels

Het bevoegd gezag kan als voorwaarde aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de verplichting verbinden de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door de provinciaal archeoloog.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze dubbelbestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het ontgronden en het afgraven van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur, waaronder het graven van watergangen en waterlopen;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen en houtgewas;

zodanig dat het uitvoeren van de genoemde werken en werkzaamheden niet onder archeologische begeleiding van de provinciaal archeoloog plaatsvindt.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;

  2. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen

  3. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.

8.2 Uitzondering strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan waaronder het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, wordt niet verstaan:

  • het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:

  1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;

  2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";

  3. hoogspanningsleidingen;

  4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  2. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;

  3. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen en schotelantennes.

9.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;

  • de woonsituatie;

  • de verkeersveiligheid;

  • de milieusituatie;

  • de sociale veiligheid.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Ontgrondingen

De verwerkelijking van het plan houdt een ontgronding in, die valt binnen de uitzonderingen van vergunningplicht zoals genoemd in artikel 2, lid 1, onder f van de Ontgrondingenverordening Friesland.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  1. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  1. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  1. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  1. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

“Regels van het Bestemmingsplan Oenemawei 1 te Terkaple”.